Streven. Jaargang 31
(1977-1978)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |
Eurocommunisme wint aan kracht
| |
[pagina 143]
| |
muniqué met geen woord meer gewag wordt gemaakt van de internationale van het proletariaat. Het lijkt wel alsof de communisten zich de woorden van de Internationale eensklaps niet meer herinnerden. Er werd alleen nog gesproken van internationale solidariteit, niet meer van de ‘arbeidersklasse’, maar van de ‘volken’. Een ander voorbeeld: er wordt in dit document niet wederom gesteld dat de vrijheden, verworven door de Russische revolutie, door alle communistische partijen hoger dienen te worden aangeslagen dan de vrijheden die de ‘kapitalistische’ wereld van het Westen te bieden heeft. Ook worden niet langer de doctrinaire wetmatigheden van het Leninisme aangevoerd als enige en onveranderlijke richtlijnen voor de doelstellingen en de tactiek der communistische partijen buiten Rusland. De conferentie erkende officieel dat de omstandigheden in bepaalde landen tot een afwijkend beleid kunnen voeren. Het Eurocommunisme werd niet met zoveel woorden genoemd, maar dat het winstpunten had gescoord, leed geen twijfel. Moskou trachtte er nog wel een vrolijk gezicht bij te zetten door te verklaren dat ook Lenin de mogelijkheid had erkend een communistische tactiek te volgen, aangepast aan de omstandigheden van andere landen. Omstreeks diezelfde tijd, een klein jaar dus na de conferentie van Oost-Berlijn, sloeg eensklaps de strijd om het Eruocommunisme als een laaiende vlam uit. De leider van de Spaanse communistische partij, Santiago Carillo, publiceerde een boek onder de titel: ‘Eurocomunismo’ y Estado en wierp daarmee de knuppel in het hoenderhok. Santiago Carillo was al langer persona ingrata in Moskou. Als communist in Spanje had hij weliswaar een respectabele staat van dienst, maar Moskou koesterde in het algemeen niet veel sympathie voor de Spanjaarden omdat zij, zoals Stalin het uitdrukte, zo'n trots volk waren. Op Carillo en zijn befaamde partijgenote, Dolores Ibárruri, bijgenaamd ‘la Passionaria’, was het Kremlin bovendien niet erg gesteld omdat zij beiden op 23 augustus 1968, één dag nadat zij van de Russische inval in Tsjechoslowakije hadden vernomen, openlijk via hun aldaar gevestigde radio-omroep - Radio Onafhankelijk Spanje - deze inval veroordeelden en kort nadien de basis van hun radiopropaganda naar Roemenië verlegden. Andere verbannen Spaanse communisten vielen Carillo bij. Een van hen, Manuel Azcárate, de theoreticus van de Spaanse partij, merkte nog drie jaar na de Tsjechische coup van Rusland bitter op: ‘Wie de vraag of het socialisme in Tsjechoslowakije in gevaar verkeerde met ja beantwoordt, spot niet alleen met de waarheid maar beledigt ook het socialisme’. Het Kremlin kon dergelijke aanvallen, nog versterkt door Carillo's weigering om Peking te verketteren, uiteraard niet onbeantwoord laten. In 1970 begon het onder de uitgeweken Spaanse communisten een anti-Carillo-vleugel te organiseren onder leiding van een zekere Enrique Lister, een generaal uit de burgeroorlog en in 1974 daalde de eerste banvloek op het hoofd van Carillo | |
[pagina 144]
| |
neer. Een der meest gezaghebbende tijdschriften verklaarde min of meer officieel, dat Carillo zich had geschaard aan de zijde van de verklaarde vijanden van het Sovjet-systeem. De hoop echter, dat deze banbliksem de boom van de Spaanse partij in tweeën zou doen splijten en dat Carillo daarmee in Spanje afgedaan zou hebben, ging niet in vervulling. De Spaanse communisten bleven achter hun leider staan en stonden nog eensgezind achter hem toen na de dood van Franco de vrijheid in hun vaderland daagde. Het Kremlin trok zijn banvloek weer in en erkende Carillo als leider van de Spaanse partij. Als zodanig nam hij ook deel aan de conferentie in Oost-Berlijn. En nu ineens verschijnt een boek van Carillo, waarin hij ongegeneerd de grens overschrijdt tussen met solidariteit verenigbare kritiek enerzijds en openlijke ketterij anderzijds. Met alle scherpte verwerpt Carillo in dit boek de aanspraken van Moskou op de hegemonie in het wereldcommunisme. Ook als hoeder van de communistische dogmata vindt Moskou in zijn ogen geen genade. Maar niet alleen ontzegt hij Moskou het recht om de communistische partijen in andere landen te betuttelen en om ex cathedra uitspraken te doen over de leer van het socialisme, hij slingert de Sovjet-Unie ook naar het hoofd dat zij er allerminst in was geslaagd om een socialistische samenleving op te bouwen. Het Sovjet-systeem is volgens Carillo niets anders dan een soort staatskapitalisme, dat niets meer te maken heeft met de idealen van Marx en Lenin. En de Sovjet-Unie moet hem niet aankomen met het argument dat het Eurocommunisme in de kaart zou spelen van het Amerikaanse imperialisme; integendeel: het Eurocommunisme zou Amerika wel eens in grotere verlegenheid kunnen brengen dan Rusland omdat het op verschillende plaatsen tegelijk penetreerde in het Europese verdedigingssysteem, waar Amerika groot belang bij heeft en waarin het duchtig participeert. Ook de angst van sommige Sovjet-theoretici, dat het Eurocommunisme het militair evenwicht zou verstoren, werpt hij van zich af. Het militair evenwicht in de wereld, aldus Carillo, berust op de beschikking over en de paraatheid van atoomwapens en dat is een zaak tussen Amerika en de Sovjet-Unie; daar kan het Eurocommunisme niets aan veranderen. Naar aanleiding van dit boek heeft het Kremlin nu ten tweeden male een soort banvloek over Carillo uitgesproken. Ditmaal in het weekblad Novoja Vremja (Nieuwe tijden), dat in zeven verschillende talen over heel West-Europa wordt verspreid. Dit weekblad wijdde aan Carrillos boek een ‘bespreking’ van 5000 woorden - een hele, compact gedrukte krantenpagina - en viel de Spaanse leider daarin heftig aan. Er hebben zich, aldus de Novoja Vremja, in de laatste tientallen jaren vele sociale veranderingen ten goede voltrekken en dat is allemaal het gevolg van het succes van de grote communistische partij in Rusland en van de wijze waarop zij leiding heeft gegeven aan het wereldcommunisme. Aan dit alles pleegt | |
[pagina 145]
| |
Carillo verraad: aan de sociale vooruitgang, aan de communistische partij in Rusland en aan het wereldcommunisme. En waarvoor? Voor een ‘Eurocommunisme’, waarvan niemand precies kan zeggen wat het inhoudt. Houdt het alleen maar in dat communistische partijen in industrieel ontwikkelde landen langs een andere weg tot hun doel moeten komen dan de communistische partij in 1917 in het zwaar onderontwikkelde, nog voor 95% agrarische Rusland - best, maar dan is het niet Europees; dan is het toepasselijk ook op buiten Europa gelegen industrielanden zoals Amerika en Japan. Is het wel Europees, dan moeten de landen van het Oostblok er ook bij en dan zullen deze zich toch eerst óók eens in die geest moeten uitlaten. Steunt het op een aparte ideologie, een variant van het Leninisme, dan moet het vierkant verworpen worden, want er is maar één ideologie die als het echte communisme mag worden beschouwd: die van Lenin. Carillo heeft bovendien in een interview met een Hamburgs blad verklaard, dat de Sovjet-Unie een der hoofdschuldigen is aan de spanning in de wereld doordat het buitenlands beleid dat zij voert niets anders is dan machtspolitiek. Opbieden tegen Amerika! Daarmee heeft hij de Sovjet-Unie schandelijk belasterd en het Russische volk dodelijk beledigd. De leiders van de Sovjet-Unie reageerden gretig op Carillos aanval. Nogal merkwaardig omdat andere communistische partijen - de Italiaanse met name - al veel eerder ketterijen hadden verkondigd. De ketterij bijvoorbeeld dat er te marchanderen valt over de ‘dictatuur van het proletariaat’. De Europese communistische partijen zouden die dictatuur uit hun verlanglijstje willen schrappen. Maar volgens de leer van het Marxisme-Leninisme is een dergelijke schrapping zinloos. In de zuivere leer van het communisme immers speelt de dictatuur van het proletariaat de rol van een natuurverschijnsel. Die dictatuur komt vanzelf - of de communisten haar nu nastreven of niet. Daar valt niet van af te zien of mee te merchanderen. Maar de Italiaanse en de Franse communistische partijen waren machtig in hun land en daarom was Moskou terughoudend. In het geval van Carillo echter lag de zaak anders. Zijn partij was maar nèt tot het parlementair-democratische spel in Spanje toegelaten en de peilingen wezen niet uit, dat zij dáár ook als een bijzonder sterke groep uit tevoorschijn zou komen. Veel schade kon een aanval op Carillo de Spaanse communistische partij dus niet toebrengen. Zo'n aanval kon echter wel twee vliegen in één klap slaan. De Spaanse communisten konden zich door die aanval gedrongen voelen zich van die lastige Carillo af te wenden en deze kritiek kon tevens door de andere communistische partijen worden opgevat als een waarschuwing niet langer aan te dringen op ‘Eurocommunisme’. In die opzet slaagde Moskou niet. De hoop dat de Spaanse communisten Carillo de rug zouden toekeren vervloog onmiddellijk nadat Novoja Vremja de aanval tegen hem had ingezet. La Passionaria immers, de bij haar terugkeer naar Madrid door de Spaan- | |
[pagina 146]
| |
se communisten letterlijk op de handen gedragen heldin uit de burgeroorlog, koos terstond zijn zijde en er vertoonde zich geen scheurtje in de partij. De Italianen, die de term ‘Eurocommunisme’ uitvonden, en de Fransen kozen weliswaar niet openlijk partij voor Carillo, maar vielen hem beslist ook niet af. De Italianen kondigden zelfs aan, dat zij Carillos boek in Italiaanse vertaling zouden publiceren. Zelfs in sommige Oosteuropese landen dreigde een gevaarlijke ontstemming; men vreesde daar dat de aanval van Moskou op Carillo voor eens en voor al de pas zou afsnijden aan ieder beleid dat ook maar enigermate was aangepast aan de omstandigheden van tijd en plaats. Ongetwijfeld is - ook binnenskamers - het laatste woord over het Eurocommunisme nog niet gezegd. |
|