Streven. Jaargang 29
(1975-1976)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 575]
| |
Indochina na de oorlogenGa naar voetnoot*
| |
[pagina 576]
| |
aangekondigd bezoek van de Noordvietnamese partijleider Le Doean kon overeenstemming worden bereikt tussen de aanwezige plaatsvervangende premier Khieu Samphan en twee toegevoegde plaatsvervangers, de pro-Vietnamese communisten Jeng Sary en Son Sen. Daarop werd een delegatie naar Peking gezonden en toen kreeg prins Sihanoek bevredigende verzekeringen voor zijn terugkeer als leider-zondermacht van alle met elkaar krakelende fracties die de nieuwe regering vormden. Khieu Samphans oproep tot vriendschap met Thailand en zijn verzekering van vreedzame coëxistentie met de andere buurlanden stelde Cambodja voor als een land dat noch communistisch noch ondergeschikt aan Hanoi was, maar wel revolutionair en nationalistisch. Zo'n vastbesloten nationalisme was nimmer in Laos zichtbaar en de oorlog liet ook dit land verdeeld achter. In tegenstelling tot de communistische revoluties in Cambodja en in Zuid-Vietnam, was die in Laos op vreedzame wijze tot stand gebracht. In het kielzog van de ineenstorting van de pro-Amerikaanse regimes in Zuid-Vietnam en in Cambodja maakte de Pathet Lao eenvoudig gebruik van het coalitiebewind waarvan zij deel uitmaakte, door ongewenste rechtse elementen af te zetten, mensen die, ziende dat hun politieke dagen geteld waren, maar al te bereid waren om af te treden. Vervolgens nam de Pathet Lao in Vientiane de macht over en de coalitieregering van Souvanna Phouma werd door een kabinet van volksdemocraten vervangen. Maar de vraag bleef: hoe was het nieuwe regime georiënteerd? Laos stond schijnbaar niet zo vijandig tegenover Thailand als Noord-Vietnam dat deed. Een ander strootje in de wind was dat twee gerespecteerde en tot samenwerking bereid zijnde Pathet Lao-leiders voor een ‘geneeskundige behandeling’ in Peking waren, terwijl de twee notoir communistische en pro-Vietnamese leiders in hun hoofdkwartier, in het door de Pathet Lao beheerste gebied, waren achtergebleven. Er bleken in Laos overigens meer Russische dan Chinese adviseurs te zijn. De conclusie: Laos is niet speciaal communistisch, maar zeker wel onderhevig aan Noordvietnamese invloed. Natuurlijk zullen zulke evaluaties op den duur herzien moeten worden. Er zijn nog onopgeloste kwesties in Cambodja en Laos, om niet te spreken van overgebleven verzetshaarden in Zuid-Vietnam tegen Hanoi. De afgelopen maanden hebben wel duidelijk aan het licht gebracht hoezeer de Volksrepubliek China en Noord-Vietnam uiteengaan. De Chinezen moedigen de onafhankelijkheid van de afzonderlijke Indochinese staten aan, de Noordvietnamezen daarentegen zijn niet bereid die onafhankelijkheid toe te laten. In Cambodja en mogelijk ook in Laos zijn pro-Chinese elementen die, als zij kunnen, Peking zullen vragen Hanoi op afstand te houden. Een andere complicerende factor is, dat de Noordvietnamezen met vreugde de geboden kans aangrijpen om de Chinees-Russische rivaliteit in stand te houden. Hanoi was erin geslaagd het evenwicht tussen beiden tijdens de | |
[pagina 577]
| |
oorlog tegen de Amerikanen te bewaren, thans wil het gebruik maken van de rivaliteit. Wat kunnen de Kremlinleiders nog meer wensen dan een pro-Russische communistische zone tegen de Volksrepubliek China aan? Hoe gemakkelijk is het voor Hanoi, zijn geschillen met China te onderstrepen door in de pers meer aandacht te wijden aan de Russische dan aan de Chinese hulp, of door het aan de kaak stellen van de Amerikaanse imperialisten en loftuitingen voor mevrouw Ghandi, wanneer China de Amerikanen spaart en de Indiase premier aanvalt. Vermoedelijk is het terrein van de verborgen Chinees-Vietnamese rivaliteit beperkt. Buiten Indochina wellicht Thailand, waar beide partijen een hand hebben gehad in de guerrillabeweging. Maar China onderhoudt nu goede betrekkingen met Bangkok, terwijl Hanoi op grove wijze non-cooperatief is gebleven. Hoe dit zij, de Chinese betrekkingen met Vietnam zijn al zeer oud en het verschil in omvang en macht tussen beide naties is zo groot dat alleen daarom al het terrein van meningsverschillen beperkt blijft. Het ontstaan van mogelijk één verenigd communistisch Vietnam zal China niet méér verontrusten dan de opkomst van een verenigd communistisch China Stalin deed in 1949. | |
Russische werving voor de collectieve veiligheidsideeNa de politieke gelijkschakeling van Cambodja, Zuid-Vietnam en Laos viel in de commentaren van de Russische pers een zekere verplaatsing van prioriteiten te bemerken, waarbij de klemtoon wat minder op Europa en iets meer op Azië viel. Na de gelukkige afsluiting van de Conferentie over Europese Samenwerking en Veiligheid in Helsinki achtten de Kremlinleiders blijkbaar de tijd gekomen, ook krachtiger aan te sturen op zo'n monsterproject in Azië. Het ‘collectieve Aziatische veiligheidssysteem’ wordt warm aanbevolen; de idee dateert al van de latere jaren zestig, maar de contouren zijn altijd vaag gebleven, zodat de aangesproken Aziatische regeringen er nauwelijks serieus op waren ingegaan. Alleen Peking ging er krachtig tegen in, omdat Moskou door zo'n systeem zijn hegemonie slechts zou bevestigen. Volgens Russische denkbeelden moet het Aziatische project de pendant van de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking worden. De ‘betekenis van het door 35 landen in Helsinki ondertekende verdrag bestaat hierin, dat het die beginselen verkondigt die ook in Azië gebruikt kunnen worden’, aldus een uitvoerig artikel in Izwestija. Men kan zich moeilijk voorstellen dat de Aziaten hierop zonder bedenkingen zullen ingaan. Vooral het in Helsinki bezegelde beginsel van de territoriale status quo zal - en dat niet alleen in China - op bezwaren stuiten. Japan wil de Koerillen terug hebben, India en Pakistan hebben onderling | |
[pagina 578]
| |
grensproblemen, ja zelfs de pro-Russische regimes in Noord-Vietnam en Noord-Korea zullen niet gaarne afzien van hun expansiestreven. En ten slotte: welke zin heeft het voorgesteld verdrag, wanneer China geen partij is? Natuurlijk beseffen ook de Russen dat de uitgangspositie in Azië veel ingewikkelder is dan in Europa. Waarom dan die aandrang? Gelooft men in het Kremlin dat de groep Mao binnenkort afgelost zal worden? Of gaat het er alleen maar om de Chinezen in het defensief te dringen? Hoewel het Russische plan nergens geestdriftig is ontvangen - zelfs niet in India - staan de Chinezen en de Maoïsten met hun totale afwijzing alleen. Dat nu biedt de Russische propaganda de kans, de grote tegenspeler als agressieve vijand van de vrede voor te stellen en zichzelf als onzelfzuchtige strijder voor de veiligheid van de Aziatische volken. In augustus 1975 richtte het blad van het centraal comité van de CPSU, Kommoenist, een ernstige waarschuwing aan die communistische partijen die zich tegen het Maoïsme weigerden uit te spreken. TASS citeerde uit Kommoenist onder andere: ‘Bepaalde communistische partijen van Zuidoost-Azië hebben zich geïsoleerd van de communistische wereldbeweging, omdat zij onder Maoïstische invloed zijn geraakt. Recentelijk nog hebben die partijen zich geïdentificeerd met de ideeën van Peking, met name de stelling over de volksoorlog in hun landen. De laatste tijd evenwel ziet men als gevolg van de overwinningen in Indochina en speciaal in Vietnam in de communistische partijen een interne richtingsstrijd ontstaan.’ De waarschuwing van de Kommoenist was een betrekkelijk nieuw verschijnsel. Voorheen nam Moskou er genoegen mee dat bepaalde communistische partijen zich niet uitspraken over het Russisch-Chinese geschil. Dit was met name aan de partijen in Noord-Korea en Noord-Vietnam toegestaan: beide partijen hadden zich afzijdig gehouden van de wereldconferentie van communistische partijen die in 1969 in Moskou werd gehouden, maar zij bleven in beginsel ‘broederlijke relaties’ met de CPSU onderhouden. Maar intussen (in april 1975) was Kim II Soeng hartelijk in Peking ontvangen, en dus kon de Russische waarschuwing voor Pjongjang bedoeld zijn. Hanoi was (en is) voorzichtiger. De Noordvietnamezen huldigden (en huldigen) standpunten die met de Russische overeenkwamen ter zake van India, Bangladesh, Portugal en ook de invasie van 1968 in Tsjechoslowakije. Niettemin bezocht de Noordvietnamese vicepremier en politbureaulid Le Thanh Nghi in juli 1975 Peking voordat hij naar Moskou ging. Getuigde dat niet van een zeker ‘neutralisme’ tussen Peking en Moskou? Wat de Zuidoostaziatische communistische partijen betreft, die óf in de oppositie waren (en zijn) óf zelfs ondergronds moeten arbeiden, was de waarschuwing van het Kremlin maar van beperkte draagwijdte, omdat de grote meerderheid zich al in het kamp van Peking had gemeld. Terwijl Kommoenist zich over ‘interne machtsstrijd’ in de partijen uitliet, mag men ver- | |
[pagina 579]
| |
onderstellen dat de Russen het niet opgeven het verloren terrein te herwinnen, op allerlei manieren. | |
Le Doean in PekingDuizend jaar lang werden de Vietnamezen door China geregeerd, de daarop volgende duizend jaren hebben zij naijverig hun onafhankelijkheid bewaakt. Met enig recht mogen de Vietnamezen stellen dat zij van alle volken ter wereld de langste ervaring hebben met wat de geografische factor in de politiek betekent voor een klein land dat ongemakkelijk tegen een groot buurland aanligt. Dit historische besef was zeker aanwezig tijdens de besprekingen in Peking, die een delegatie uit Hanoi onder leiding van Le Doean tijdens de laatste week van september 1975 voerde. Aan beide zijden moest men inzien dat de verschillen tussen beide landen door de Vietnamese oorlog eerder toegespitst dan afgezwakt zijn sinds de instorting van het oude regime in Saigon en het opkomen van in feite één verenigd communistisch Vietnam aan China's zuidflank. Ernstige geschillen zijn er, zoals betreffende de olie in het continentaal plateau. Dit soort geschillen valt buiten elk communistisch kader. Maar voor het merendeel komen de conflicten voort uit beider verschillende relaties met de Sovjet-Unie. Dat was natuurlijk ook het geval tijdens de Vietnamese oorlog. De toeneming van de Amerikaanse betrokkenheid bij die oorlog viel vrijwel samen met de verergering van het Chinees-Russische conflict. Vietnam moest zich daarbuiten houden, voorzover het niet de een tegen de ander kon uitspelen. Nu de oorlog voorbij is kan China, naar mag worden aangenomen, die tactiek niet meer waarderen. Toch is dit juist het spel dat de Vietnamezen spelen. China ziet zich daardoor in zijn politieke belangen gedwarsboomd. In Peking ontving men regeringsdelegaties uit de Filippijnen en Thailand en hen werd verzekerd dat zij uiteindelijk niet zo'n haast behoeven te maken met het sluiten van Amerikaanse bases in hun land. De Chinese leiders vrezen namelijk dat zo'n sluiting de weg zou openen voor meer invloed van de Sovjet-Unie in Zuidoost-Azië. Hoeveel groter moet China's vrees echter niet zijn, als zijn communistische buurman niet alleen blijft ageren tegen de Amerikanen en hun bases, maar ook nog getuigenis aflegt van zijn plezierige relaties met Moskou. Gaat dat uitlopen op een Russische aanwezigheid in havens en op vliegbases van Vietnam? Wanneer Peking bereid is druk op Japan uit te oefenen, met een paragraaf in een vredes- en vriendschapsverdrag accoord te gaan waarin de hegemonie van de Sovjet-Unie in Azië wordt verworpen, hoeveel méér druk zal China dan bereid zijn uit te oefenen op Vietnam? Veel speelruimte heeft China niet. Zeker, de moderne wapens die de Sovjet-Unie tijdens het hoogtepunt van de Vietnamese oorlog kon leveren, geeft haar niet meer een voordeel dat uitgebuit kan worden. Maar kan China, nu | |
[pagina 580]
| |
er geen oorlog meer is, zijn economische hulp stopzetten? En gezien de samenstelling van de Noordvietnamese delegatie ging het daarom, zoals zo vaak in het verleden. Natuurlijk is China het best in staat Vietnam te helpen bij de wederopbouw. China zal wel enige druk uitoefenen, maar te veel daarvan zou een negatief effect hebben. China's uiterst vijandige gezindheid jegens de Sovjet-Unie stelde de niet-communistische landen in Zuidoost-Azië gemakkelijker in staat een neutralistische positie ten aanzien van Peking en Moskou in te nemen. Het is voor de Vietnamezen niet moeilijk voor te wenden dat zij uit omzichtigheid een soortgelijk beleid voeren, of dit China nu mishaagt of niet. | |
Le Doean in MoskouLe Doean veranderde tijdens zijn bezoek eind oktober 1975 aan Moskou de evenwichtspolitiek tussen China en de Sovjet-Unie zozeer in pro-Russische zin, dat het Indochina van Hanoi tot een uitvalsbasis tegen China dreigt te gaan worden. Uit wat van Brezjnews en Le Doeans slotcommuniqué tot nog toe is doorgedrongen, kan men concluderen tot een ‘sovjetisering’ van Noord-Vietnam. In september 1975 was Le Doean in Peking koel ontvangen en voer Teng Hsiao-ping uit tegen de Sovjet-Unie. Dat Le Doean zonder slotcommuniqué uit Peking vertrok, was nog nimmer voorgekomen. Hanoi had slechts de belofte van wat kortlopende kredieten op zak gekregen. Het bericht uit Hongkong, als zou Noord-Vietnam de in het voorjaar van 1975 bezette, vermoedelijk olierijke gedeelten van de Spratly-archipel ten behoeve van China gaan ontruimen, blijkt geheel onjuist te zijn. Integendeel: Le Doean hield er in Peking aan vast dat zowel de Paracel- als de Spratly-archipel Vietnamees is. Nadrukkelijk verklaarde Hanoi de status quo, d.w.z. bezit van een deel van de Spratly-groep, onder alle omstandigheden te zullen verdedigen. Op deze verharding van de Noordvietnamees-Chinese relaties zijn overigens nog geen provocatieve handelingen gevolgd. Hanoi nam sinds het voorjaar van 1975 in alle grote vraagstukken waarbij Peking en Moskou het gloeiend oneens waren, het standpunt van Moskou tegenover Peking in. Begin november 1975 juichte Hanoi zelfs het door China verafschuwde resultaat van de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking (Helsinki) toe en zei het de Russen steun toe bij hun streven de détente ‘onomkeerbaar’ te maken. En dat slechts een paar dagen na Tsjiao Koean-hoea's preek over pseudo-ontspanning aan Amerikaans adres dat Fords voorgenomen China-bezoek ongunstig was gaan overschaduwen. Als indirecte anti-Chinese bekroning treft men in het Le Doean-Brezjnew-communiqué een nauwelijks meer gecamoufleerde formulering als het be- | |
[pagina 581]
| |
grip ‘internationale veiligheid’ - iets wat de Chinezen uitleggen als Noord-vietnamese steun aan het plan van de Sovjet-Unie voor een Aziatisch collectief veiligheidssysteem. Moskou erkent Hanoi als hegemoniale macht in Indochina. De Russen en de Vietnamese communisten maakten in hun communiqué niet alleen geen onderscheid meer tussen Noord- en Zuid-Vietnam, maar spraken ook van ‘dringende hulp en steun aan Laos’ en van de ‘ontwikkeling van vriendschappelijke relaties en allesomvattende samenwerking met Cambodja’. Gezien de nog immer verstoorde relaties tussen de Rode Khmer en Moskou was dat een regelrechte uitdaging aan China, dat in Cambodja zonder veel succes (getuige Sihanouks uitlatingen en zijn tweede ballingschap) de anti-Vietnamese hefboom poogt te bedienen. Maar ook daar werkt Hanoi in een Moskou welgevallige richting. Met een Chinees vliegtuig naar Bangkok gevlogen leidde de Cambodjaanse vice-premier, Jeng Sary, aldaar nog een zeer beperkte ‘normalisering’ met Thailand in. Dat werd nog als een pro-Chinese zet beschouwd, terwijl Hanoi met zijn satelliet Saigon en Laos zich agressief tegenover Thailand uitliet. Maar vice-premier Jeng Sary stelde in feite de Thais gerust met de gratuïte verzekering dat Cambodja niet van plan was tot een Indochinese federatie toe te treden, met name om economische redenen. De enige bruikbare verzorgingsroute naar het momenteel zo behoeftige Cambodja loopt thans immers door Thailand. Waarom nu die verrassend duidelijke pro-Russische wending van Le Doean? Door de grote Russische wapenhulp tijdens het Noordvietnamese slotoffensief veroverde Moskou een bevoorrechte positie onder Hanoi's communisten. Dat leidde in september 1975 tot een nauwelijks meer verhuld conflict tussen Le Doean en Peking, waar de Chinezen al eerder de ‘overweging’ hadden gespuid dat aan de zuidrand van het Rijk van het Midden de ‘nationale bevrijding’ wellicht nogmaals moest worden ‘doorgeëxerceerd’. De Kremlinleiders hebben dat maximaal uitgebuit. Niet alleen kan Noord-Vietnam de industriële hulp van de Sovjet-Unie goed gebruiken, ook geeft het de voorkeur aan de ideologie van de verre, niet-Aziatische ‘broedernatie’ boven de historisch al te bekende drukkende relatie met de directe grote buurman. De vijfjarenplannen van Hanoi en de Sovjet-Unie worden nu aan elkaar gekoppeld. Het door de Russen gefinancierde ‘grand design’ van Hanoi krijgt steeds scherpere Indochinese contouren. Bijna een jaar na de overwinning van de Noordvietnamezen en de Vietcong wordt in feite Saigon nog steeds door een generaal bestuurd en in het gebouw van Buitenlandse Zaken is het Noord-vietnamese politbureaulid Pham Hoeang doende de totalitaire hereniging van Noord- en Zuid-Vietnam te versnellen: zo werd onder meer aan Frankrijk en andere landen duidelijk te verstaan gegeven hun ambassadeurs in Hanoi ook in Saigon te accrediteren, dus geen aparte diplomaat te benoemen. | |
[pagina 582]
| |
Terwijl aldus geheel Vietnam politiek wordt gelijkgeschakeld, gaf eind oktober 1975 een staatssecretaris van de geheel van Hanoi afhankelijke Laotiaanse volksdemocratische regering het signaal voor een campagne voor gebiedsaanspraken op Noordoost-Thailand. De in vroeger tijden in los verband met het oude Laos staande zestien Noordoostthailandse provincies van de Isan - waar miljoenen Laotianen méér wonen dan in Laos zelf - moeten te zijner tijd weer met Laos herenigd worden. De in die regio al jaren bestaande guerrilla kreeg sinds medio 1975 meer steun van de Vietnamezen. | |
Amerikaanse houdingDe Amerikanen kunnen, ondanks het feit dat zij hun handen van Zuidoost-Azië hebben afgetrokken, geen toeschouwers op veilige afstand zijn bij de ontwikkelingen in Indochina. In dit verband zei minister Kissinger na de val van Saigon wrang tegen een Chinese diplomaat: ‘Wij zijn verslagen en u zult de gevolgen moeten afwikkelen’. Een half jaar later was de Amerikaanse regering reeds op een nauwelijks te bemerken manier bezig een soepeler houding aan te nemen ten opzichte van de communistische regimes in Zuidoost-Azië. Een particuliere liefdadige organisatie had in november 1975 vergunning gekregen om op kleine schaal hulpgoederen te zenden naar de door de oorlog verwoeste dorpen in Noord- en Zuid-Vietnam. Minister Kissinger liet door middel van een groep Congresleden, die in Parijs zou gaan confereren met vertegenwoordigers van Noord-Vietnam, weten dat de Verenigde Staten bereid waren over normalisatie van de betrekkingen met Hanoi te spreken. Er is echter nog veel recht te zetten. Het Amerikaanse veto tegen toetreding van Noord- en Zuid-Vietnam als aparte leden van de Verenigde Naties maakte elke politieke dialoog onmogelijk. Regeringsfunctionarissen brachten echter naar voren, dat het Amerikaanse standpunt vooral een gevolg was van de weigering van de communistische landen om Noord-Korea en Zuid-Korea gelijktijdig lid van de Verenigde Naties te maken. Tegen het lidmaatschap van een verenigd Vietnam zouden de Verenigde Staten deze principiële bezwaren niet hebben. Er bestaat een handelsembargo tegen beide Vietnams en Cambodja, en president Ford liet medio november 1975 de leiders van het Congres weten niet te voelen voor opheffing van dit embargo. Nu is de omvang van de handel tussen de Verenigde Staten en Indochina niet groot; toch streven het bedrijfsleven en de handelaren naar hervatting van de handelsbetrekkingen omdat een langdurige boycot, zoals ten opzichte van Cuba en de Volksrepubliek China, de politieke verhoudingen zou verslechteren. De communistische regimes van Vietnam, Laos en Cambodja moeten manoeuvreren tussen de invloed van China en die van de Sovjet-Unie. Ondanks | |
[pagina 583]
| |
de jarenlange oorlog zouden deze nieuwe regimes juist met de Verenigde Staten betrekkingen kunnen aanknopen zonder spanningen te kweken. Volgens een hoofdartikel van The New York Times: hoe eerder de Verenigde Staten hun teleurstelling over de nederlaag in Vietnam terzijde zetten, des te beter zullen de vooruitzichten worden voor een constructieve bijdrage aan de politieke en economische ontwikkeling van Zuidoost-Azië. | |
Op weg naar één VietnamDe aankondiging van de spoedige hereniging van Vietnam consacreert waarlijk het einde van de Indochinese oorlog, begonnen in 1945, tijdelijk onderbroken in 1954 en definitief stopgezet met de accoorden van Parijs van januari 1973, resp. na de communistische verovering van Saigon in april 1975. Nu een en dezelfde regering zowel Noord als Zuid beheerst en men naar één planeconomie streeft, lijkt de hereniging de facto al te bestaan. Volgens Hanoi zijn de overeenkomsten tussen Noord- en Zuid-Vietnam veel groter en fundamenteler, en de verschillen zijn maar van voorbijgaande aard. Hereniging en socialisme staan in wisselwerking met elkaar, en de gelijkschakeling op alle gebieden wordt nu noodzakelijk geacht voor de opbouw van het socialisme. De Vietcong-stemmen over een autonome ontwikkeling in het zuiden worden niet meer gehoord. Maar ook een volgende juridische hereniging van de beide zones zal het gehele land nog geen homogeen sociaal lichaam geven. De leiders in Hanoi en in Saigon zijn zich bewust van lokale problemen en de kloof tussen de twee mentaliteiten - uitgediept door de oorlog - valt niet bij decreet te dempen. De transformatie van de oude sociale betrekkingen loopt gevaar uit te lopen op een eenvoudige inbezitneming van de machtsposities door een minderheid aan kader, dat leninisme met socialisme en democratisch centralisme met democratie vermengt. |
|