Streven. Jaargang 29
(1975-1976)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 530]
| |
De keerzijde van Nairobi-75
| |
I De voorzijde van de medailleOp allerlei wijzen is deze Assemblee beschreven als de meest representatieve christelijke bijeenkomst in de historie, geografisch, cultureel en confessioneel; geestelijken en leken (40%) uit meer dan 90 landen waren er bijeen; mannen en vrouwen (40%), ouderen en jeugd (10%) namen deel aan de besprekingen. Om met secretaris Potter te spreken: ‘The most significant celebration in the history of the ecumenical movement’. Er waren ruim 750 gedelegeerden uit 286 kerken, 150 ‘fraternal delegates’, 90 waarnemers (16 R.K.), 120 adviseurs (10 R.K.); bijna 200 stewards uit vele landen werkten ondergronds en 250 stafleden hielden de touwtjes in handen. Een zwerm van ruim 600 journalisten observeerde en versloeg. Wat zou dit alles worden, hier in deze Afrikaanse omgeving? Bij het zien van de grote toren van het Kenyatta Conference Centre, waar zich de Assemblee vooral afspeelde, kon ik de gedachte aan de toren van Babel niet onderdrukken. Zou het 'n internationale en interkerkelijke spraakverwarring worden? Of zou iets van een Pinksterwonder plaats grijpen, | |
[pagina 531]
| |
gesymboliseerd door het lage kraalvormige vergadergebouw naast die toren, als een bovenzaal, ‘waar men eensgezind in gebed verenigd was’? | |
De startDe eerste helft van de Assemblee-bijeenkomsten verliep zeer vreedzaam. Moest de 80% nieuwelingen nog inlopen? Daagden de toespraken over het hoofdthema en die van de secties te weinig uit tot reactie? Men ervoer wel een levendig deelnemen aan het gesprokene, dat doorgaans op een goed peil stond. Wel ook een beetje ‘celebration’ met diverse audio-visuele middelen. Er werd ook veel gebeden en gemediteerd. Geen nieuws voor de kranten. Hierin kwam enige verandering toen de sectie-besprekingen begonnen. Van de kleinere werkgroepen ging men over op grotere, waar het persoonlijk contact geringer was. Men kreeg bij de behandeling ervan in de hoofdvergaderingen (plenary sessions) wel enig idee van wat er in de secties en subsecties leefde. Sectie I over ‘het belijden van Jezus Christus in deze tijd’ werd snel goedgekeurd zonder veel discussie. Was men toch nog niet alert genoeg? Het hele rapport belijdt nergens uitdrukkelijk de Heer Jezus als Zoon van God, ofschoon toch in de basisformule van de Wereldraad staat dat ‘het een fellowship is van kerken die de Heer Jezus belijden als God en Verlosser’. Zo'n zwak fundament beloofde weinig goeds voor de degelijkheid van de verdere opbouw. Het werd niet opgemerkt. Maar gelukkig liepen de secties parallel en beïnvloedden elkaar, zeker in het begin, nauwelijks. De rapporten van de verdere secties over eenheid (2), waarover straks meer, gemeenschap en dialoog met andere godsdiensten (3), vorming (4) en vooral mensenrechten en de grote sociaal-economische problemen van de wereld (6) riepen steeds duidelijker reacties op. Daartussendoor speelden actuele statements over het Midden-Oosten, Angola, Zuid-Amerika en Zuid-Afrika. Geen van alle echter hadden ze de felheid die men soms in Uppsala kon waarnemen. Men zei, dat de Arabische christenen zich zeer beheerst hebben, al lieten ze soms toch wel hun stem klinken. De Derde Wereld bracht nauwelijks een eigen geluid voort. Misschien begrijpelijk, omdat ze ingeklemd zat tussen de materiële problemen, nasleep van de bevrijdingen, en de westerse culturele gevolgen van de missionering, die hen nog te weinig tot een eigen authentiek christendom had gebracht. Ze wisten nog niet genoeg raad met zichzelf en konden toch slecht bij de duivel te biecht gaan. Het moratorium (tijdelijk stopzetten van westerse kerkelijke hulp) past goed in deze visie. | |
SpanningsveldenDuidelijker tekenden zich Oost en West tegen elkaar af. Vooral in de nu wel overbekende behandeling van de rechten van de mens, m.n. van de | |
[pagina 532]
| |
godsdienstvrijheid in Rusland, op 8 en 9 december, voelde men de wereld van de vrije meningsuiting aanvankelijk zonder begrip staan tegenover die van de zwijgende meerderheid in de landen achter het bekende gordijn. We vertelden in het februari-nummer iets over die verrassing van Nairobi. Ja, het was een verrassing te ervaren dat er begrip kwam voor wat er zich daarginds afspeelde, zonder dat het nu eens met evenveel woorden gezegd hoefde te worden. Dit was oecumene van de daad. - In sectie III over gemeenschap en dialoog met niet-christelijke godsdiensten werd grote voorzichtigheid betracht in ‘deze toch al zo voorzichtige assemblee’. Geen syncretisme a.u.b.! - Ingrijpender was bij de bespreking over de meer sociaal georiënteerde secties 5 en 6 de voortdurende vermaning en correctie vanuit de orthodoxe en meer spiritualistische groepen. De orthodoxen wezen voortdurend op de theologische grondslagen en op het verband van alles met de Drieëne God. Van evangelische zijde werd de nadruk gelegd op de zondigheid van de mens. Twee aspecten die in een seculariserend denkende wereld wel te vaak vergeten worden. Naast mij klaagde iemand, dat haar dit telkens terugkomen op de ‘triune God’ wel een beetje de keel uithing. Behalve de spiritualistische instelling van de orthodoxen mag deze aandacht voor het geestelijk aspect ook wel verklaard worden uit hun strijd voor het behoud van het geloof der vaderen (‘traditie’ is een van hun slagwoorden, die in alle documenten is binnengedrongen) in een atheïstisch-materialistische wereld van het marxisme. Hun kracht vonden ze in hun binnenkerkelijke liturgievieringen en in het christelijk gezinsleven. Bij jullie lopen de kerken leeg, verweten ze ons. Ja, je kunt ook te veel de wereld in trekken.Ga naar voetnoot1 Zo werd het door velen gewenste evenwicht tussen het kerkelijk-spirituele en het meer sociaal gerichte dienstwerk aan de wereld in de Assemblee weer hersteld. Een van de grote winstpunten. Als dit gaat doorwerken in Staf en ledenkerken mag een verdieping van heel het kerkelijk leven en daarmee van het werkelijk christelijk engagement voor de wereld verwacht worden. | |
Staf en ledenkerkenHerhaaldelijk bleek gedurende de Assemblee, vooral tegen het eind, toen de rapporten begonnen te rollen en de afgevaardigden zich meer thuis voelden, een zekere spanning tussen de gedelegeerden in de zaal en de Staf, vertegenwoordigd door de Secretaris-Generaal aan de bestuurstafel. Natuurlijk moest de staf de Assemblee voorbereiden, en dat heeft ze uitstekend gedaan, maar de moeilijkheden beginnen wanneer deze zelf de touwtjes in | |
[pagina 533]
| |
handen wil nemen, zoals haar goed recht is. Maar dan moet ze daar ook toe in staat zijn en zich daarop hebben geprepareerd. Dat was wel niet voldoende het geval. Misschien als proef had de staf in de secties meer materiaal dan modellen gegeven. Wat de Assemblee er in meerdere gevallen van maakte, was geen scherp omlijnd program, maar meer een globale richting-aanduiding, of in sommige gevallen een reeks onsamenhangende details. Het waren niet de sterkste stukken van Nairobi, enige daargelaten. Beter waren die welke de staf zelf ter hand genomen en voorbereid had, vooral die in de comités. Ook de wijziging van de Constitutie was pasklaar gemaakt met goede correcties. Maar de structuur zelf van de Wereldraad brengt deze spanningen mee. Hierdoor zoekt ze ook steeds naar haar eigen identiteit. In de nieuwe Constitutie is de oude definitie van de Assembly ‘the principal authority in the Council’ terecht vervangen door ‘The legislative body governing the W.C.’. De Wereldraad kent immers geen echt gezag. Over wie trouwens? Elke kerk is er autonoom. Het is interessant in de stukken en toespraken het heen en weer te horen van de termen ‘Wereldraad van Kerken’, ‘de Kerk’, ja zelfs ‘de Oecumenische beweging’, die nogal eens door elkaar gebruikt worden, maar toch weer zo dat ‘Wereldraad’ vaak synoniem is met de staf van Genève.Ga naar voetnoot2 | |
De ware identiteit van de Wereldraad herontdekt?Niet de statements en sociaal-economische of zelfs politieke verklaringen van de Wereldraad, evenmin als de rapporten, commissies en activiteiten in dienst van de mensheid in nood zijn typerend voor deze oecumenische organisatie. Elke kerk apart zou dit alles kunnen doen en hoe groter dan de reikwijdte van die kerk is, des te efficiënter de acties. Dit blijft dan altijd een gradueel verschil, ook al zouden er meerdere kerken aan meewerken. De werkelijke identiteit ligt in zijn streven naar de christelijke eenheid van de verdeelde Kerk van de ene Heer. Al het andere is daartoe gerelateerd. Het moet een zichtbare eenheid zijn, zoals de nieuwe Constitutie zegt, opdat de wereld kan geloven. Mij dunkt nu dat meer dan in Uppsala, meer dan in New Delhi zelfs, het besef van deze identiteit, maar ook het beleven ervan kenmerkend zal blijken voor Nairobi-75. Deze Assemblee heeft zich herontdekt als Kerk-in-wording. Wanneer deze gedachte en dit | |
[pagina 534]
| |
besef gaat doordringen in de leden-kerken en naar het grondvlak, zal het oude image van de W.R. als een politiek instituut, dat in zijn uiterlijke activiteiten een alibi zoekt voor zijn identiteit als Kerk van Christus, gaan verdwijnen en zal hij de ledenkerken geestelijk gaan inspireren tot de dienst aan de wereld. Daaraan heeft met name het seculariserende Westen grote behoefte. Dat de boodschap aan het einde een uitnodiging tot gebed is, kan veelzeggend zijn voor de nieuwe Wereldraad. | |
Sectie IIDe gistende brouwketel van deze herontdekking was, dunkt me, de tweede sectie. Zelf heb ik daar de worstelingen meegemaakt om tot klaarheid te komen. Als op 9 december de nieuwe formulering van de ‘Functions and purposes’ van de Constitutie zonder veel discussie kan worden aangenomen, heeft de gerede aanname van deze gewaagde formulering van het doel haar voorgeschiedenis in de worstelingen binnen deze sectie. De nieuwe formulering luidt (III): ‘The W.C.C. is constituted for the following functions and purposes: i) to call the churches to the goal of visible unity in one faith and in one eucharistie fellowship expressed in worship and in common life in Christ, and to advance towards that unity in order that the world may believe’. Deze tekst was klaar vóór de Assemblee. Maar door het werk van sectie II werd hij tot de realiteit van het ogenblik teruggebracht en voorzien van hoop voor de toekomst. In eerste ontwerp werd het stuk op verzoek zelf van de sectieleiding al terugverwezen naar de sectie. Een vreemde, maar veelzeggende procedure. Aan het eind werd dit stuk het beste van allen, naar mij lijkt, het meest belangrijke van deze Assemblee. Voor de follow up in de komende 7 jaar zal men de andere stukken in het licht van dit stuk moeten bekijken en uitvoeren. Het begin was chaotisch, ja wanhopig. | |
Eucharistic fellowshipVoor de orthodoxe kerken bleek er pas sprake van eucharistie fellowship helemaal aan het einde van de oecumenische beweging. Voorwaarde daarvoor immers is voor hen niet alleen eenheid in geloof, maar ook in kerkorde. ‘Eucharistie’ betekent voor hen de bekroning van het één-zijn, niet een weg tot één-wording zoals Vaticanum II suggereert. Deze houding werd ‘star’ genoemd. Ze hangt zeker samen met een heel andere waardering van dit sacrament als in zeer vele zusterkerken. Zouden deze daarvan iets kunnen leren? ‘Moeten we dan allemaal eerst orthodox worden?’ verzuchtte een wanhopige buurman. - De term fellowship is anglo-amerikaans. Woorden als ‘kameraadschap’, ‘genootschap’ geven hem beter weer dan de oer-kerkelijke woorden koinonia en communio. Hier vinden we weer | |
[pagina 535]
| |
een stukje cultuur in de geloofsformulering. Ze betekent dit dan ook niet. Want de Wereldraad is geen gemeenschap in de zin van wereldkerk of superkerk. Ze is inderdaad een genootschap en organisatie van kerken. Het ideaal zou dus eigenlijk moeten zijn: de eucharistische eenheid van de Kerk van Christus. Dat ligt opgesloten in ‘the unity’. Maar dan zou, als dit bereikt was, de Wereldraad zichzelf moeten opheffen! Ze kan geen ene Kerk vervangen. Het doel is dus van zeer tijdelijke aard. Maar de conferentie van Salamanca lanceerde als ideaal een schijnbaar meer bereikbaar ideaal: ‘Conciliar fellowship’. Maar toen werd de term ‘concilie’ het voorwerp van discussie’Ga naar voetnoot3. Begrijpelijkerwijs stuitte deze term op grote moeilijkheden, vooral weer bij de orthodoxen. Hun conciliariteits-beschrijving in de tekst van het sectierapport (5) ligt wel heel anders dan de huidige werkelijkheid en dan het doel van een organisatie als de W.R. Realistischer was wat John Deshner in zijn toespraak ‘Unity as conciliar fellowship’ zich afvroeg en dat het rapport ook heeft overgenomen (16): leven we niet in een ‘pre-conciliar fellowship’? Zo kwam onder de zeer bekwame leiding van bishop K. Woollcombe en onze landgenoot dr. C. van Andel uit een chaos van termen, kreten en vragen de kosmos te voorschijn van het huidige document. Er heerste veel belangstelling bij de ruim 200 aanwezigen in deze sectie. De zeer verdeelde Afrikaanse kerken riepen om hulp. Men probeerde van alles om de starre orthodoxen te vermurwen... de oecumene mag geen goedkope aangelegenheid zijn! Heel jammer dat de jongeren weinig belangstelling toonden. In hun manifest na de bespreking in Arusha klonken alleen vragen en eisen om de sociaal-economische en politieke noden van de wereld te lenigen. Geen woord over eenheid. Hoe kan nu een kerk die zelf geen ‘sustainable global society’ is, deze geloofwaardig verkondigen en efficiënt brengen? Zonder de innerlijke eenheid blijft het werken naar buiten de indruk wekken van een alibi. Tot slot van deel I nog dit. Er was in de discussies opnieuw aandacht gevraagd voor een element van de aloudeomschrijving in New Delhi van de eenheid ‘in each place and in all places’, namelijk ‘and in all ages’. Hiermee had het door de orthodoxen geliefde idee van de traditie nieuw leven gekregen. Sectie II nam het over in paragraaf 2. Toen ik een orthodoxe bisschop vroeg wat hij daaronder verstond, zei hij: ‘Hetzelfde als Vaticanum II!’ Ook in andere documenten drong het door. Het opent een heel nieuwe dimensie in het oecumenisch denken! Tot mijn verbazing ontbreekt ‘in all | |
[pagina 536]
| |
ages’ echter (voorzover ik kon nagaan) in de vernieuwde constitutie. Laat ik aan het eind van dit deel de realistische beschrijving citeren, waarin het document de huidige oecumenische beweging tegelijkertijd beschrijft en stimuleert: Na de zeer idealistische omschrijving van conciliaire eenheid vervolgt het: ‘Our present interconfessional assemblees are not councils in this full sense, because they are not yet united by a common understanding of the apostolic faith, by a common ministry and a common eucharist. They nevertheless express the desire of the participating churches to herald and move towards full conciliar fellowship and are themselves a true foretaste of this fellowship’ (6). | |
II De keerzijde: RomeEen teleurstellend tekort in dit voortreffelijk document was voor mij het ontbreken van zelfs maar de minste verwijzing naar die kerk waar de eenheid, ook conciliaire, op een unieke wijze aanwezig was en is: de Roomskatholieke. Met deze opmerking zijn we beland aan de kern van ons onderwerp: de keerzijde van Nairobi, die in heel deze Assemblee praktisch in het donker bleef. De ervaring hiervan vervolledigt de voorgaande en heeft die ook nodig.Ga naar voetnoot4 Als men verder nog in zou gaan op de aard van die kerk, juist in verband met de nagestreefde eenheid, zou men moeten erkennen dat de echte oecumenische beweging nog aan haar begin staat. Eerst dan iets over de uiterlijke vorm van aanwezigheid, resp. afwezigheid van Rome, daarna enige woorden over wat de achtergronden zouden kunnen zijn. De schuldvraag laten we hierbuiten. De 16 waarnemers mochten wel spreken, maar niet stemmen. Het eerste deden ze. Ik kreeg de indruk dat het nauwelijks gehoord is. - Onder de officiële sprekers bevond zich alleen Mgr S. Carter S.J., de aartsbisschop van Jamaica. Hij leverde commentaar op de speech van zijn collega Mortimer Arias over ‘That the world may believe’. - Belangstelling van Rooms-katholieken was er ruimschoots m.n. bij de pers.Ga naar voetnoot5 | |
[pagina 537]
| |
Officiële vermeldingenDe boodschap van Paus Paulus VI, gericht aan Ph. Potter en niet, zoals die van de andere leden-patriarchen, aan de deelnemende kerken, werd voorgelezen na die van de Oecumenische Patriarch, (patriarch van Nieuw Rome, zoals zijn tweede titel luidt). Zij was zeer kort en niet bijzonder hartelijk. Het enige wat opviel was voor mij de uitdrukking ‘wherever possible’ als beperking of uitbreiding van zijn wil om mee te werken aan de oecumenische beweging.Ga naar voetnoot6 Natuurlijk werd in de diverse verslagen de verhouding met de Rooms Katholieke kerk vermeld. De voorzitter had deze in zijn rapport vervlochten, de secretaris wijdde er een tamelijk neutrale passage aan. Een apart rapport (P.D. 44) bespreekt kort en eerlijk de verhouding tussen R.K.K. en W.R. Het signaleert vooruitgang, maar noemt ook obstakels. Hierop komen we aanstonds terug. Het rapport van de Joint Committee werd officieel aanvaard en haar mandaat voor drie jaar verlengd. Er werd ook een aparte persconferentie gegeven door de secretaris van het secretariaat voor de eenheid, Mgr C. Moeller, Pater Long S.J., lid daarvan, en door de voorzitter van Faith and Order van de Wereldraad, dr. Lukas Vischer. De sfeer was waardig en de uitspraken wat diplomatiek voorzichtig. Alleen Lukas sprak zeer openhartig over de moeilijkheden. Op een vraag van een journalist over eventuele concessies van Rome antwoordde echter ook Mgr Moeller heel duidelijk, dat Rome niet dacht in de stijl van concessies en de oecumenische beweging geen kwestie alleen was van het afvijlen van de scherpe kanten. Het ging er niet eens om theologie, maar om het geloof zelf. - In de slotzitting op 10 december sprak Pater Duprey, eveneens observer namens het Secretariaat van de eenheid, en wees op de bereikte samenwerking, maar liet tegelijkertijd horen dat de R.K.K., omdat ze de volheid van de waarheid in de oecumenische beweging nastreefde, niet zo bereid was tot voortijdige stappen en compromissen.Ga naar voetnoot7 | |
[pagina 538]
| |
OnbehagenNaast deze ‘witte plekken’ in de Assemblee heb ik bij velen een halfbewust onbehagen gevoeld wanneer het ging om het meest eigene van de Rooms-katholieke Kerk als zodanig: het Petrus-ambt. Mij dunkt dat dit emotioneel bepaald was en van daaruit verstandelijk geformuleerd wordt. Ook bleek men niet op de hoogte van de theologische ontwikkelingen op dit gebied bij de R.K.-theologen. Heel aardig sprak een vooraanstaande orthodox over ‘historische inertie’. Een koptische theoloog verklaarde nooit het primaat van de paus te zullen aanvaarden (terwijl zijn kerk momenteel besprekingen voert met Rome). In het afwijzen van de onfeilbaarheid bevond ik mijn gesprekspartners bijna unaniem. Een veteraan in de oecumenische beweging gaf me wel toe dat, zoals Roger Schutz het eens had uitgedrukt, ‘une Eglise visible a besoin d'un chef visible’ in theorie wel waar was, maar oh wee de praktijk! In het document over de verhouding tussen Rome en W.R. wordt als obstakel voor de samenwerking aangehaald: ‘the belief that the one Church of Jesus Christ subsists in it’ (R.C.C.); het sluit een dialoog weliswaar niet uit, maar bemoeilijkt door de nadruk op eigen identiteit en eigen initiatieven deze wel zeer. Inderdaad wordt hier de kern geraakt. Anderzijds zou dit gedrag de andere kerken ook tot nadenken kunnen stemmen bij hun zoeken naar eigen identiteit. Een ander bezwaar, dat ik ook in persoonlijke gesprekken vernam, wordt er goed geformuleerd: ‘The international juridical recognition given to the Holy See’ bemoeilijkt ook de samenwerking op internationaal terrein. Dat de Kerk van Rome dit al eeuwen doet, wordt dan wel eens vergeten. Of wordt dit obstakel als een excuus gezien? In feite kan het Vaticaan met zijn vele kanalen vaak veel efficiënter iets bereiken zonder protesten dan de Wereldraad met deze. En bovendien: wie is aanspreekbaar als de secretaris-generaal spreekt? Als de paus echter wat zegt, is het ‘de Katholieke Kerk’! Hier zitten we al in een diepere laag van de kwestie. | |
Structuur van Wereldraad en WereldkerkIn voornoemde persconferentie wees L. Vischer n.l. op het onjuiste gebruik van de tegenstelling Rome-Genève als twee gelijkwaardige machten of twee vormen van Kerk-zijn. Terecht. Daarom ook liggen de redenen waarom Rome geen lid wordt van de Wereldraad, niet alleen op het praktische vlak, maar zoals Norman Goodall in zijn inleiding op het Uppsala rapport al zei: ‘it clearly raises ecclesiological and practical issues the consequences of which for both bodies could scarcely yet be envisaged’. Hij verwijst dan naar de speech van P. Tucci hierover, dat het afwijzen van een | |
[pagina 539]
| |
gesprek over het lidmaatschap een berusten zou betekenen in een verminkte oecumene. Inderdaad zonder Rome geen integrale oecumene. (p. XVI). De moeilijkheid zit n.l. in het feit dat de huidige structuur van de Wereldraad op een reformatorisch kerktype gebouwd is: dat van de zelfstandige lokale kerken zonder organisch onderling verband. Wel komen nieuwe aspecten naar voren door de World Confessional Families, zoals de Lutherse Wereldbond (cfr P.D. 56), maar deze hebben nog steeds geen vertegenwoordigingsmogelijkheid in de Wereldraad. De structuur van de Orthodoxie geeft weer in een ander opzicht moeilijkheden.Ga naar voetnoot8 Ook de Anglikaanse kerken hebben een zeker verband; maar de vele grotere en kleinere reformatorische kerken en kerkelijke groepen staan onderling zeer los van elkaar, al groeit nu het aantal unions. Zo kan men wel een zekere ontwikkeling waarnemen naar datgene wat in de Petrus-kerk tot haar apostolische structuur zelf wordt gerekend: het ministerium unitatis, het ambt ter bevordering van de eenheid. In dit punt zal de Kerk van Rome dan ook nooit concessies kunnen doen. Een andere kwestie is, hoe in de finale Oecumene dit ambt van de eenheid zal moeten functioneren. ‘Moeten we dan allemaal rooms worden?’ zal men ook hier kunnen vragen. Zeker heeft Rome door de erkenning van de afgescheiden groepen christenen als ‘kerken’ een enorme stap gezet in de richting van de eenheid. De oude blokkade is hiermee in principe opgeheven. Waar blijven de stappen van de anderen? In het document van sectie II vinden we de geïnspireerde zin: ‘Organic union of separate denominations means a kind of death which threatens the denominatial identity of its members, but it is dying in order to receive a fuller life. That is literally the “crux of the matter”.’
De wegen die door Nairobi-75 aangewezen worden om tot de organische, zichtbare eenheid te komen, zijn de moeite van het bestuderen en toepassen waard. Ze liggen beslist niet alleen op theologisch gebied. Juister: door als mens en christen met elkaar te leren leven, in elkaars geloof en strijd te delen zal men tot de diepere geloofservaring van elkaars kerkzijn kunnen komen. Dan zal men de cruciale punten in het licht van bijbel en traditie onder ogen durven zien. Dan zullen prioriteiten kunnen worden aanvaard die tevoren onmogelijk leken, dan zal de ingewortelde emotionele weerstand kunnen smelten onder de zon van de liefde en leiden tot het erkennen van wat de Heer wil. Een nu ‘star’ genoemde houding zal dan begrepen | |
[pagina 540]
| |
en gewaardeerd worden. De ‘pretenties’ van een kerk kunnen dan als dienstbaarheid aan de waarheid worden ervaren. Deze weg zal met kleinigheden worden opgebouwd, kleine stenen van meeleven.Ga naar voetnoot9 Zo kunnen we besluiten dat de twee gebouwen van Nairobi beide symbolisch zijn voor dit oecumenisch adventsgebeuren van 1975: het begon bij Babel en ging op weg naar Jeruzalem. |
|