Streven. Jaargang 29
(1975-1976)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 483]
| |
Redactioneel
| |
[pagina 484]
| |
zichtige realisme staat van hen die in de onderlinge en gelijkwaardige afschrikking het enige middel tot veiligheid, en zelfs tot duurzame vrede zien. Wie alleen de wapens en de wapenhandel aanklaagt, houdt van een ingewikkeld netwerk van oorzaken en gevolgen slechts één materiële voorwaarde of oorzaak over; wie omwille van het mogelijk en feitelijk misbruik van de moraal, uitsluitend op de huidige, pragmatische toer wenst voort te gaan, sluit elk perspectief af op een menselijker en rechtvaardiger wereld dan de bestaande, waarin als maar hogere bedragen (aan geld én vernuft) worden besteed aan een steeds gevaarlijker vernietigingspotentieel, met verwaarlozing van zoveel andere en dringender prioriteiten. Erg bemoedigend of hoopgevend zijn deze consideraties en is deze impasse niet. Zelfs de op het eerste gezicht realistischer voorstellen van een wederzijdse, geleidelijke en gecontroleerde vermindering van de bewapening - in een klimaat van wantrouwen en zonder erkend internationaal gezag bijzonder moeilijk haalbaar - lijken nog al te veel op een symptoombehandeling, die de eigenlijke, economische en sociale wortels van de conflictueuze wereldsituatie nauwelijks beroert. Een betere parlementaire controle (op nationaal vlak) op de handel en wandel van de wapenfabrikanten en -handelaars is uiteraard een nog bescheidener voorstel om er in de onmiddellijke toekomst ten minste iets aan te doen. In België diende de heer Glinne, van de Belgische Socialistische Partij, op 7 mei 1975 een wetsvoorstel in deze zin in. Het was mede-ondertekend door mevrouw J. Pétry (eveneens van de BSP), Tijl Declerq (van de Christelijke Volkspartij), J. Vandemeulebroucke (van de Vlaamse Volks-Unie), L. Outers (van het franstalige Brusselse Front des Francophones) en L. Van Geyt (van de Communistische Partij). In de liberale PVV (Partij voor Vrijheid en Vooruitgang) werd blijkbaar geen ondertekenaar gevonden. Dit wetsvoorstel wil enerzijds de regering een wettelijk instrument in handen geven om snel op te treden tegen een uitvoer of een transitverkeer van strategisch materiaal, die niet strookt met de erkende buitenlandse politiek, en anderzijds ook het parlemens een grotere controlebevoegdheid bezorgen. Begeleidende wetsvoorstellen behelzen de oprichting van een Controlebureau, dat de ambtenaren in staat stelt elke fraude op dit punt tot aan de bron op te sporen, en de afschaffing van kredietverleningen voor dit soort buitenlandse handel.Ga naar voetnoot* Deze en dergelijke beperkte voorstellen viseren uiteraard alleen de beteugeling van inbreuken op de feitelijke en erkende buitenlandse politiek, die daardoor alleen nog niet een ‘moreler’ politiek is of wordt. Of een grotere democratisering van het buitenlands beleid inderdaad ook de moralisering ervan met zich meebrengt, zal o.i. in grote mate afhangen | |
[pagina 485]
| |
van de morele overtuiging en overtuigingskracht van een publieke opinie, die alle consequenties van haar morele opties aanvaardt, met name ook wat de eigen welvaart en zelfs de tewerkstelling in het wapenbedrijf betreft. De heer Glinne maakte reeds melding van de tegenkanting van de Luikse vakbonden, die de werkgelegenheid in de FN-fabrieken verdedigen: een begrijpelijke reactie van mensen die weigeren alleen op te draaien voor de ‘morele verontwaardiging’ van de gemeenschap. De prijs voor een eventuele reconversie van het wapenbedrijf moet volgens hen - wil ze geloofwaardig zijn - door de hele nationale gemeenschap worden betaald. Het wordt beslist nog een lange weg naar de wel vaak betuigde maar weinig gerealiseerde internationale (arbeiders)solidariteit voor de vrede en de rechtvaardigheid. Een van onze redactieleden zal in een volgend nummer op het hier gestelde probleem nog verder ingaan. De redactie |
|