| |
| |
| |
Boekbespreking
Sociale wetenschappen
Pringuet, Madeleine, Le Zoo de Zoé ou l'internat piégé
(Collection ‘Orientations/E3’) Casterman, Paris/Tournai 1975, 160 pp., FF 250,- |
Stemerding, drs. A.H.S., Groepstraining, leermethoden voor sociale vaardigheid
Samsom, Alphen aan den Rijn 1975, 138 blz. |
| |
W.M. van Woerden, T.M. Chang, L.J.M. van Geuns-Wiegman, Onderwijs in de maak
(Aula) Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1973
De publikatie ‘Onderwijs in de maak’ geeft een nuttige onderwijskundige achtergrondinformatie voor docenten in het wetenschappelijk onderwijs. Achtereenvolgens komen het samenstellen van onderwijspakketten, onderwijsvormen, methoden, leerstrategieën en een overzicht van studiemodellen aan de orde. Het is een nuttige, leerzame bijdrage, waarbij de onderwijskunde zich zowaar niet verliest in onbruikbaar getheoretiseer.
P. Nieuwenhof
| |
Th.M. Mills, Soziologie der Gruppe
Juventa Verlag, München, 19713, 216 pp, Lu, DM. 16, -, br. DM. 12,-
Vertaald uit het Engels (The Sociology of small Groups, Prentice Hall, U.S.A.). Nummer 10 uit de reeks Grundfragen der Soziologie
Geeft veel literatuurverwijzingen, vooral Amerikaanse en Duitse. Het is een goed overzicht geworden, waarbij de positie van de sociologische onderzoeker centraal is gesteld. Met name in het dilemma: deel hebben aan de groep en aan wetenschappelijkheid inboeten of afstand houden en uitgestoten worden uit de groep, dus niets relevant kunnen rapporteren over groepsprocessen. Na de opsomming van een aantal modellen geeft de schrijver zijn voorkeur aan voor het cybernetische groeimodel. Observatie en experiment worden duidelijk tegenover elkaar gesteld.
Het is een goed leesbaar boekje geworden, ook voor de ontwikkelde leek. Daarbij is de sociologie centraal gebleven, de psychologie komt minder aan bod en de politieke en organisatorische gezichtspunten vrijwel niet. Maar daarvoor is het dan ook één boek uit een reeks.
J.H. van Meurs
| |
Gedragswetenschappen
Brown, George Isaac e.a., Leven in de klas
Boom, Meppel 1975, 209 blz., f 24,50 |
Die map 56, Mensenwerk of gekkenwerk? Documentatie over mensen en meningen binnen de psychiatrie
De Horstink, Amersfoort 1975, 172 blz., f 15,90 |
Houghton, Vincent en Ken Richardson, Verder leren
Het Wereldvenster, Baarn 1975, 187 blz., f 19,75 |
Mollo, Suzanne, Les muets parlent aux sourds. Les discours de l'enfant sur l'école (Collection ‘Orientations/E3’) Casterman, Paris/Tournai 1975, 164 pp., FF 250,- |
Projektgruppe Jugendbüro und Hauptschülerarbeit, Die Lebenswelt von Hauptschülern
|
| |
| |
Juventa Verlag, München 1975, 310 pp., DM 22,- |
Rittelmeyer, Christian u. Gerd Wartenberg, Verständigung und Interaktion
Juventa Verlag, München 1975, 160 pp., DM 12,- |
Stelter, Alfred, Genezen door PSI
De Fontein, De Bilt 1975, 293 blz., f 29,- |
| |
Ginette Raimbault, Artsen kinderen, ouders
Ambo, Bilthoven, 1975, 248 blz., f 22,50
11 kinderartsen bezinnen zich gedurende 5 jaar onder leiding van de schrijfster, een psychoanalytica, op psychologische kanten van hun werk. Ze hadden wekelijks een gevallenbespreking. Veelal bleek hun persoonlijke levensgeschiedenis hun houding en beslissingen achteraf duidelijk beïnvloed te hebben. Dit boek is, zoals professor Tiddens op de cover al zegt, ook van belang voor andere hulpverleners. De presentatie is niet zo overzichtelijk als die van Balint (die met zijn vrouw ook in deze groep meedeed). Hier en daar komt Lacans overmatige literaire stijl wat te veel door. Freudiaans jargon ontbreekt. De presentatoren zijn openhartig, de groep is hecht. Een goed verstaander zal ook de persoon van de schrijfster als feministisch leidster kunnen ontmoeten.
Persoonlijk vond ik ‘noodkreet tot de overheid’ uit hoofdstuk III het beste en het belangrijkste.
De vertaling is goed.
J.H. van Meurs
| |
Franz Grempel, Reifungskrisen des Kindes in Traumanalyse und Märchenwelt
Otto Müller Verlag, Salzburg, 1975, 263 pp, OS 245
Dit boek is het 17de uit de reeks psychoanalytische, fenomenologisch- psychologische boeken. In de reeks komen voor Tellenbach, Minkowski, Buytendijk en Von Gebsattel. Het is meer Jungiaans georiënteerd en het doet een beetje aan Aichhorns ‘Verwahrloste Jugend’ denken. Ook hier met name integratie van pedagogiek en psychotherapie.
De schrijver heeft een leeranalyse gehad. Hij kent het materiaal van Bachofen, Fromm en Frazer wat betreft sprookjes en mythen. Hij merkt op dat sommige droomelementen uit geleerde sprookjes schijnen te stammen en niet uit eigen oerbeleving of archetypen. Als motto zouden we naar Von Gebsattel wel kunnen zeggen: ‘Stirb und Werde’. Hij verwaarloost Freud niet; maar erkent naast deze ook de mythodiek van Schulze. Hij legt nadruk op situatieve-tegenover elementenanalyse. Veel voorbeelden worden gegeven. Het meest originele is het droomsociogram van een klas, dat in hoofdstuk 3 uitvoerig wordt toegelicht aan de hand van vele dromen van kinderen. Weerstanden van de omgeving worden wel vermeld bij het invoeren van sprookjes, maar niet bij het verzamelen van de dromen van de kinderen.
De techniek van de schrijver wordt echter niet exact beschreven. Het is zeer begrijpelijk dat de schrijver met zijn techniek psycho-hygiënisch heeft kunnen werken. Een meer professionele beschrijving zou misschien nog wel eens gewenst zijn voor belangstellenden.
J.H. van Meurs
| |
Filosofie
Lenk, Hans, Pragmatische Philosophie
(Kritische Wissenschaft) Hoffmann und Campe, Hamburg 1975, 321 pp.,
DM 39,80 |
Traub, Rainer & Harald Wieser (Hrsg.), Gespräche mit Ernst Bloch
(Edition Suhrkamp 798) Suhrkamp, Frankfurt 1975, 326 pp. |
| |
Wijsbegeerte
Antoine Mooij, Taal en verlangen. Lacans theorie van de psychoanalyse
Boom, Meppel 1975, 263 blz, f 29,50
Dit is de dissertatie van de medicus-filosoof (-psychotherapeut).
We ervaren vooral de linguïstisch geïnteresseerde filosoof, die Lacan zeer bewondert. Lancan zelf is leeranalyticus gegeweest, maar bij één van de schisma's van de Franse psychoanalytische beweging van deze functie ontheven. Hoewel hij volgens Mooij de (beste) apostel van Freud is, voert hij een aantal begrippen in, die Freud zelf tenminste overbodig ge- | |
| |
acht zou hebben. Freud gebruikt het woord ‘system UBW’: het onbewuste heeft een systeem of is een structuur, net als een taal (zegt Lacan). Het subject continueert zich door zijn overgang van de imaginaire in symbolische orde (taal, cultuur). De kritiek van Lacan (en Mooij) op de ik-psychologie van Hartmann c.s. en op de energetische (meta)theorie van Freud wordt ook gedeeld door P.C. Kuiper: de psychoanalyse is een Verstehende Psychologie (Dilthey). Mooij merkt op, dat affect bij Lacan van secundaire betekenis is, maar hij verwijst - m.i. zeer ten onrechte - ook hier naar Freud zelf (blz. 190). De Freudse katharsis en diens oude theorie van de ingeklemde affecten negeert Mooij. Anderzijds worden bij Lacan-Mooij Oedipus- en castratiecomplex gehandhaafd in de bij Freud zo belangrijke positie. Als we lezen ‘de wet, het beginsel van wettelijkheid is constitutief voor de symbolische orde’, komen we via Kant bij Lacan terug (blz. 209). Dat doet sarcastisch, ahistorisch aan.
M.i. is het gevaar van het structuralistisch denken in het algemeen - waar Mooij mooie voorbeelden van geeft, ook van de Saussure, Lévi-Strauss e.a. - dat dit transcendentale realisme te veel invloed krijgt op de maatschappijleer (vergelijk Parsons) en verstarrend en repressief gaat werken.
Voor de psychoanalyse is er een koud raisonerend narcistisch intellectualisme van te vrezen, waarbij non-verbale communicatie genegeerd wordt, evenals nieuwe technieken en inzichten.
Als introductie tot Lacan m.i. zeer bruikbaar.
J.H. van Meurs
| |
Joseph Seifert, Leib und Seele. Ein Beitrag zur philosophischen Anthropologie
Anton Pustet, Salzburg/Muenchen, 1973, LXXVI + 380 pp., DM. 38, -, ÖS. 268
Na een uitvoerige inleiding waarin de S. zijn standpunt als wijsgeer goed onderscheidt van andere benaderingen der werkelijkheid, wordt het eigenlijke thema aangepakt, nl. de verhouding van ziel en lichaam in de mens. Reeds als jongen van 12 jaar hield deze vraag hem bezig, vooral n.a.v. ontkenningen van bestaan of voortbestaan van de ziel. In dit zeer soliede boek geeft Seifert zijn persoonlijke oplossing: de mens is een samenstelling van twee substanties. Hij wil uiteraard de eenheid niet ontkennen, maar verwerpt oplossingen van bv. Thomas van Aquino of Max Scheler, die het ‘mysterie’ van de mens meer genuanceerd benaderen. Seifert is een fervent aanhanger van de bekende en belangrijke fenomenoloog Dietrich von Hildebrand, maar zijn bewondering maakt hem blind voor beperkingen in diens filosofie. Met de latere von H. begrijpt Seifert heel weinig van de opvattingen van Teilhard de Chardin. Ook spreekt hij bij herhaling van de aristotelisch-thomistische filosofie. Hij is blijkbaar niet bekend met de historische onderzoekingen van de laatste 40 jaar, die deze interpretatie van Thomas' denken eenzijdig hebben bevonden. Soortgelijke misverstanden vindt men omtrent Scheler en Marcel. Toch mogen deze hinderlijke tekorten bij Seifert geen reden zijn voor filosofen, theologen, psychologen enz. dit boek serieus te bestuderen. Het gaat ver uit boven de oppervlakkigheden die men in zgn. vakkringen als ‘antropologisch dogma’ aanvaardt.
J.H. Nota
| |
Fons Elders ed., Reflexive Water The Basic Concerns of Mankind
Meulenhoff-Bruna, Amsterdam 1974, 307 blz., geb. f 28,20, paperback f 16,50
In dit werk vinden we de volledige teksten van de debatten tussen een aantal van de voornaamste filosofen van nu, door de NOS voor de tv gebracht in 1971. De uitgezonden teksten en hun publikaties waren verkort. Ayer en Naess; Popper en Eccles; Chomsky en Foucault en ten slotte Kolakowski en Lefèbre. Elders, die de debatten voorbereidde en leidde, stelt in zijn inleiding dat hij bij het organiseren onder andere gedacht heeft aan het feit dat sommige filosofen elkaar niet als zodanig kunnen kennen. Nu stelt hij er een aantal tegenover elkaar, waarbij in sommige gevallen fundamentele tegenstellingen bestaan, die onoverbrugbaar zijn. Zeker zijn die te vinden indien men de acht standpunten met elkaar vergelijkt. Het bijzondere is nu feitelijk dat Elders hen liet debatteren; hen face to face liet zitten.
| |
| |
Bij het lezen moet men zich overigens wel in enkele gevallen afvragen of de heren dat zelf wel steeds beseften en of ze niet een soort, zij het korte, monologen hielden, nadat ze geluid van de anderen gehoord hadden. In elk geval is het idee goed om wat de middeleeuwse disputatio in oorsprong zeker geweest is, in de filosofie te laten herleven. Belangwekkend is ook de beschouwing van Elders over het subjectief juiste en objectief juiste van schoolmeningen. Daarbij kan ik het natuurlijk niet met hem eens zijn indien hij ergens in zijn slotwoord zegt dat het een eenvoudige waarheid is dat de waarheid de waarheid is.
Zijn slotwoord is niet alleen een persoonlijke verantwoording van zijn eigen denken, maar ook een sfeerverwoording rondom de acht denkers. Bij de tv-uitzendingen had hij die sfeer in een soort van biografieën aan de uitzendingen vooraf laten gaan. Hier na afloop, zoals ook een eigen biografie, en korte levensbeschrijvingen met literatuuropgaven.
Merkwaardig is ook de wijze waarop Elders beschrijft hoe de verschillende filosofen zijn eigen denken beïnvloed hebben. Men krijgt de indruk dat hij eigenlijk wil zeggen dat hij van allemaal wat meegenomen heeft, maar daarbij uiterst voorzichtig is om de beschuldiging van eclecticisme te ontgaan. Maar waarom zou men zich daarvoor schamen, wat is er tegen om het beste van andere denksystemen tot een eenheid te brengen, met name indien het zou lukken daarvan een consistente eenheid te maken? In feite is dat niet iets om zich voor te schamen, maar integendeel het bewijs dat men een uiterst zware taak op zich heeft genomen.
C.J. Boschheurne
| |
Geschiedenis
May, Ferdinand, Das Attentat von Sarajevo
Verlag Neues Leben, Berlin 1975, 303 pp., M 7,60 |
| |
Carl Göllner: Die Siebenbürgische Militärgrenze; ein Beitrag zur Sozial- und Wirtschaftsgeschichte 1762-1851
R. Oldenbourg Verlag, München 1974, 64 pp, (prijs niet bekend)
In dit boek worden de oprichting van de Zevenburgse militaire grensversterkingen onder Keizerin Maria Theresia, de economische en sociale verhoudingen in de grensgebieden gedurende de tweede helft van de 18e eeuw en tenslotte de economische en maatschappelijke ontwikkeling in de Zevenburgse militaire grensgebieden gedurende de eerste helft van de 19e eeuw behandeld. In het bijzonder onderzoekt de auteur de factoren die de ontwikkeling van het Roemeense nationale bewustzijn in Zevenburgen bevorderden gedurende de periode 1762-1851.
L.L.S. Bartalits
| |
Karl Ploetz, Kalendarium der wereldgeschiedenis
(Prisma) Spectrum, Utrecht/Antwerpen 19754, 207 blz., f 5,-
Ploetz is al bijna een soortnaam voor historische naslagwerken geworden: hij heeft uitvoerige en beknopte overzichten van de wereldgeschiedenis op zijn naam staan, voorts repertoria van staatshoofden, regeringen en verdragen. Zijn beknopte overzicht werd al eens door Het Spectrum vertaald en uitgegeven (Prisma: Kalender der wereldgeschiedenis, 1961). Nu krijgen we een tot februari 1975 bijgewerkte uitgave. Door een kleinere letter te gebruiken heeft men voor meer stof minder bladzijden nodig gehad.
Het geheel is erg europeo-centrisch en zeer beknopt. Voor het verifiëren van een jaartal is het handig. Er bestaan op dit gebied betere en aantrekkelijkere boekjes.
Marcel Chappin
| |
Werner Weber/Werner Jahr, Synopse zur Deutschlandpolitik 1941 bis 1973
Verlag Otto Swartz und Co., Göttingen, 1070 pp. DM 98,-
Het aantal acties en reacties in Oost en West, die in de afgelopen dertig jaar tot verdeling van het Duitse rijk en tot oprichting van twee staten op zijn territorium hebben geleid, is ook voor diegenen die zich met de problematiek van Duitsland intensief bezighouden, niet meer overzichtelijk. Daarom is de publikatie van dit boek een belangrijke bijdrage voor diegenen die zich een overzicht willen verschaffen van de gebeurtenis- | |
| |
sen en het verloop van de diplomatieke en politieke strijd tussen Oost en West om Duitsland.
L.L.S. Bartalits
| |
Helmut Andics, Das Österreichische Jahrhundert. Die Donaumonarchie 1804-1918
Verlag Fritz Molden, München 1974, pp. 400, DM. 86
Dit boek is voornamelijk aan de 19e eeuw gewijd. Deze eeuw wordt door de auteur het ‘Österreichische Jahrhundert’ genoemd. De Habsburgers, bijgestaan door de Weense ministeriële bureaucratie, hadden uit de oorlogen van Napoleon en uit de daarmee gepaard gaande politieke en sociale ontwrichting de nodige consequenties getrokken. De laatste keizer van het Heilige Roomse Rijk creëerde in 1804 het keizerrijk Oostenrijk en een decennium later, in 1815, bepaalde Metternich als ‘Kutscher Europas’ mede tijdens het Congres van Wenen de politieke ontwikkeling in Europa tot 1848. De revoluties van 1848 vernietigden de politieke stabiliteit in Centraal-Europa. Vervolgens had Oostenrijk zijn Italiaanse provincies verloren en uit Duitsland werd keizer Frans Jozef in 1866 door de Pruisen verdreven. Na 1866 begon voor Oostenrijk, althans op buitenlands politiek gebied, een periode van vrede die tot 1914 duurde. In dit tijdperk van opkomend nationalisme in Centraal-Europa was echter de ‘Vielvölkerstaat’ Oostenrijk een anachromisme. Het rijk dat intern vanwege de nationale tegenstellingen kentekenen van desintegratie vertoonde, werd door de vaderfiguur Frans Josef I met moeite bij elkaar gehouden. De keizer die als ‘erster Beamter seines Landes’ bijna zeventig jaar in de Weense Hofburg resideerde, voerde een humane ‘übernationale’ politiek. Met zijn dood in 1916 werd een tijdperk van relatieve politieke stabiliteit in Centraal-Europa beëindigd.
L.L.S. Bartalits
| |
Theologie
Baaren, Prof. Dr. Th.P. van, Het offer
Erven Bijleveld, Utrecht 1975, 160 blz., f 15,90 |
Klijn, Dr. A.F.J., De Brief aan de Hebreeën
Callenbach, Nijkerk 1975, 149 blz., f 29,50 bij int. f 26,50 |
Korff, Wilhelm, Theologische Ethik. Eine Einführung
Herder Verlag, Freiburg 1975, 127 pp. |
Lohfink, Gerhard, Lezen achter de woorden - Literaire vormen in de bijbel Kath. Bijbelstichting, Boxtel, f 23,90 |
Schegget, G.H. ter, Het lied van de Mensenzoon - Studie over de Christuspsalm in Filippenzen 2:6-11.
Wereldvenster, Baarn 1975, 186 blz., f 17,50 |
| |
Bernhard Grom, Josef Schmidt, Auf der Suche nach dem Sin des Lebens
Herder-Verlag, Freiburg, 1975, 175 pp., DM. 5,90.
De auteurs, de een godsdienstpsycholoog, de ander filosoof, en beiden als jezuïeten verbonden aan de Philosophische Hochschule van hun orde te München, stellen vanuit hun gezamenlijke en brede achtergrond de vraag naar de zin van het leven, trachten deze in het moderne leven steeds meer vedrongen vraag binnen het huidige maatschappelijke, intellectuele en wetenschappelijke klimaat te situeren en een antwoord, geïnspireerd op een ervaarbare christelijke levenspraxis te formuleren. De aanpak is niet zo levensbeschouwelijk dat de vraag naar de samenhang met het alledaagse leven zinloos wordt, terwijl de empirische aanpak niet zo gebonden is aan feiten dat de vraag naar de zin van het leven alle zin verliest. Daarbij zijn de beschouwingen zeker toegankelijk voor degenen die zich buiten het strikt wetenschappelijke terrein van filosofie en psychologie willen oriënteren.
Het moderne levensgevoel met zijn dodende greep van anonimiteit appelleert niet aan de persoonlijke verantwoordelijkheid en zingeving. De psychologie, die zeker de vraag naar de Zin wil toetsen en mogelijk beantwoorden, laat hierbij levensgrote aporieën zien. Een filosofische oriëntatie op het begrip Zin bereidt het antwoord vanuit de christelijke Openbaring voor. Deze christelijke zin van het leven kan, naast een levensbeschouwing, slechts in de inzet van het
| |
| |
eigen leven beantwoord worden.
Enige concrete pogingen om levenservaring in christelijke zin uit te lokken worden tenslotte aan het eind gegeven. Deze pocketuitgave is een waardevolle oriëntatie, een goede gids in de materie alsmede een uitstekend uitgangspunt voor een verder zinnig gesprek en onderzoek over de Zin.
G. Wilkens
| |
John Van Seters, Abraham in History and Tradition
Yale University Press, London, 1975, 335 pp, £8.25
Opzet van deze uitvoerige studie is ten eerste: argumenten van buiten de Bijbel onderzoeken om de tijd van de aartsvaderverhalen te dateren. Daartoe dient het eerste deel (pp. 7-122). Na een kritische evaluatie van dit tijdperk, de namen van de personen in de Abrahamcyclus, de sociale gebruiken en de archeologische gegevens luidt de conclusie dat pogingen een aartsvaderlijk tijdperk te situeren in het 2e millennium v. Chr. waarin de verhalen van Genesis zich zouden hebben afgespeeld, tot mislukken gedoemd zijn. Volgens de auteur zijn de meeste gegevens in de verhalen omtrent Abraham ontstaan in de tijd tussen 750 en 550 v. Chr. Anders gezegd: het beroemde probleem van de ‘historische Jezus’ en de ‘kerugmatische Christus’ toegepast op de figuur van Abraham.
Het tweede deel (pp. 125-308) is gewijd aan de traditie, de overlevering van de verhalen omtrent Abraham, waarbij Van Seters grote aandacht geeft aan de herhalingen en doublures binnen die overlevering, omdat zijns inziens daaruit juist conclusies getrokken kunnen worden aangaande de wordingsgeschiedenis van de cyclus. Alle doublures worden door hem onderzocht en na deze lange en veelal moeizame analyse komt hij tot de slotsom dat de theorie dat er een lange mondelinge traditie achter de huidige tekst gelegen moet hebben, ongefundeerd is. Volgens hem zijn in een vrij snel tempo de diverse onderscheiden lagen (J, P en E) tot stand gekomen. Het zijn echter geen gescheiden bronnen die later zijn samengevoegd, maar aanvullingen op elkaar. Waarom hij dan in de Appendix toch 5 ‘various stages of growth of the Abraham Tradition of Genesis’ opvoert, die erg veel verwantschap vertonen met de klassieke bronnenscheiding, is een raadsel waarmee de lezer blijft zitten.
Panc Beentjes
| |
Godsdienst
Auping S.J., John, Zeven meditaties
Eigen beheer, Nijmegen 1975, 35 blz., f 3,- |
Bulckens, Ik zoek een Pinksterland. Parochiale voorbereiding op vormsel en plechtige communie (met handleiding)
(Parochiale Catechese) Patmos, Antwerpen/Amsterdam 1975, 180 pp., BF. 80 + 195 |
Hemleben, J., Rudolf Steiner - Antwoord op de toekomst
Lemniscaat, Rotterdam 1975, 154 blz., f 14,50 |
Luyk, Henk van, Pleidooi voor de ziel - Negentien schetsen voor vandaag
Het Wereldvenster, Baarn 1975, 135 blz., f 16,50 |
Outryve, O.P.E. Van, Geen profeten meer? - Eerste deel: De oudtestamentische profeten tot Hosea
(Van exegese tot verkondiging 26)
Katholieke Bijbelstichting, Boxtel, f 11,90 |
Pokrandt, Anneliese, Elementar Bibel 3 Geschichten von Köningen in Israel
Ernst Kaufmann, Lahn/Kösel/München 1975, 88 pp., geb. DM 10,80, kart. DM 6,80 |
Schlier, Heinrich, De mensenzoon - Het passieverhaal volgens Marcus
(Van exegese tot verkondiging 25), Kath. Bijbelstichting, Boxtel, f 9,90 |
Smet, Walter, Ik maak mij een nieuw volk. Getuigenissen over charismatisch gemeenschapsleven
Lannoo, Tielt 1975, 285 pp., BF 258 |
Vrbecky, Johannes, 45 Arbeitsblätter zum Neuen Testament
Verlag Herder, Wien 1975, 152 pp., DM 19,80, OeS 119,- |
Vrbecky, Johannes, Lösungsheft zu 45 Arbeitsblätter zum Neuen Testament
Verlag Herder, Wien 1975, 60 pp., DM 6, - OeS 39,- |
| |
| |
| |
Gerard Dekker, De mens en zijn godsdienst
Ambo, Bilthoven, 1975, 184 blz, f 19,50
Een eerlijk en reëel boek met ‘beschouwingen over de functies van godsdienst en kerk voor mens en samenleving’ (ondertitel). Een geschrift dat enerzijds een brok godsdienstsociologie is om inzicht te verschaffen in de verwarrende situatie waarin godsdienst en kerk meestal verkeren en anderzijds een levensecht beeld schetst dat sommige kerkleden wellicht zal choqueren. Zonder ook maar enigszins representatief te willen zijn volgt een kleine keuze van schrijvers ideeën: ‘de voornaamste functie van de godsdienst is dat hij de samenleving bevestigt, sanctioneert, in stand helpt houden’ (p. 27). Wanneer hij het heeft over de privatisering van de godsdienst citeert hij woorden van Jürgen Moltmann: ‘De christenheid heeft de wereld niets meer te zeggen dan alleen wat de wereld zelf horen wil’ (p. 35). De kerken hebben zijns inziens hun monopoliepositie in de samenleving verloren en zouden meer oog moeten krijgen voor de ‘marktsituatie’: zij moeten hun ‘waar’ verkopen aan ‘cliëntèle’ die nu niet langer gedwongen is om te kopen (zij kan dit namelijk ook elders of in het geheel niet doen). Heel duidelijk kiest de auteur voor een kerk die pluriformiteit vorm durft te geven; teveel nog ziet men alleen maar negatieve kanten aan interne conflicten. Juist een dialoog kan op die pluriformiteit correcties aanbrengen.
Er valt een groot verschil te constateren tussen dit boek en bijvoorbeeld het bekende boek van de gebroeders Goddijn over godsdienstsociologie. Dekker is mijns inziens concreter en durft ook zelf een standpunt in te nemen (cfr. blz. 106-116: ‘heeft de mens godsdienst nodig’ en ‘heeft de mens de kerk nodig’. Een boek kortom dat naar mijn mening te denken geeft over zeer fundamentele problemen.
Panc Beentjes
| |
G.G. Nijssen, De vrouw in de christelijke geloofsgemeenschap
Katholieke Bijbelstichting, Boxtel 1975, 96 blz., f 10,50
Een boek waaraan ik - niet wegens het jaar van de vrouw - met veel verwachting en interesse begonnen ben, maar dat ik met tegenzin heb uitgekregen. Allereerst is deze omgewerkte doctoraalscriptie een aaneenrijging van nieuw-testamentische citaten; vervolgens beantwoordt het mijns inziens niet aan de titel. Pas vanaf pag. 65 gaat de autrice het over de positie van de vrouw in de eerste christengemeenschappen hebben. Daarvoor is er over van alles en nog wat iets gezegd: over de heilsboodschap van Jezus Christus in de verkondiging van de eerste geloofsgemeenschap (pp. 13-26), de boodschap van het evangelie en de vorming van de eerste geloofsgemeenschappen (pp. 27-36). Daar aangekomen denkt men: nu gaat het echt beginnen, maar dan duurt het nog tientallen pagina's voor het eigenlijke thema aan de orde komt en zelfs dan is het boekje niet uitnodigend.
Panc Beentjes
| |
J.F. Lescrauwaet, e.a., Balans van de Nederlandse Kerk
Ambo, Bilthoven, 1975, 281 pp, f 22,50
Temidden van verscheidene soortgelijke boeken die dit jaar zijn verschenen verdient deze bundel, samengesteld door theologen van het Thijmgenootschap, meer aandacht. Zij hebben geprobeerd het afgelopen tijdperk 1960-1975 van de Nederlandse Kerkprovincie te evalueren, een zeker niet eenvoudige taak, temeer daar zij als theoloog er zelf deel van uitmaken. Toch zijn zij er mijns inziens uitstekend in geslaagd een zo objectief mogelijk beeld te schetsen van de diverse aspecten: christologie, Landelijk Pastoraal Concilie, moraaltheologie, kerkrecht, liturgievernieuwing, theologie en ambtsbediening, catechese, geloofsbeleving en de bisschoppelijke gezagsuitoefening. Wie het boek ter hand wil nemen, moet weten dat het geen eenvoudige lectuur is, maar wel een zaak die grote aandacht verdient. Het lijkt mij de inspanning van het bestuderen zeer zeker waard.
Panc Beentjes
| |
Guus van Hemert, Lieve Hemel
Ambo, Bilthoven, 1975, 175 blz., f 17,50
Wie dit boek ter hand neemt, moet zich van twee zaken terdege bewust zijn: het is niet geschreven om het katholieke ver- | |
| |
leden belachelijk te maken, maar evenmin om er vol heimwee naar terug te kijken. Wat de bedoeling van deze bundel dan wel is, komt in de ondertitel goed naar voren: ‘Denken over het komende bij beelden die verdwijnen’. Waarmee gezegd wil zijn dat bepaalde oude beelden, zoals hemel, hel, vagevuur, God, in hun oude vorm aan het verdwijnen zijn, maar dat nog wel degelijk - zij het vaag, als in een wazige spiegel - over het komende wordt nagedacht. Het fijne bij dit alles is dat er geen polemiek wordt gevoerd tegen het verleden, maar een opening naar het gelovig-mens-zijn-in-de-toekomst wordt aangereikt.
Panc Beentjes
| |
Miscellanea
Bekaert, G., B. Van Reeth en E. Van Broekhoven, Omtrent wonen
(SESO) Kluwer, Deurne 1976, 473 pp. |
Bono, Edward de, e.a., Eureka, Uitvindingen door de eeuwen heen van wiel tot computer
Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen 1975, 247 blz., f 69,50 |
Coats, Alice M., Bloemenschat
Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen 1975, 192 blz., f 49,50 |
Grothusen, Klaus-Detlev (Hrsg.), Südost-europa-Handbuch. Band I: Jugoslawien
Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen 1975, 566 pp., DM 140,- |
Vroede, M. de, Le mouvement Flamand en Belgique/The Flemish Movement in Belgium
Kultuurraad voor Vlaanderen & Instituut voor Voorlichting, Antwerpen 1975, 100 pp. |
Jakobs, Karl-Heinz, Heimatländische Kolportagen
Verlag Neues Leben, Berlin 1975, 289 pp., M. 7,50 |
Kishon, Ephraim, Waar blijft de olie, Mozes?
Fontein paperback, De Bilt 1975, 162 blz., f 17,50 |
Newby, Eric, Atlas van de grote ontdekkingsreizen
Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen 1975, 288 blz., ill., f 99,50; per 1-2-'76 f 120,- |
Provoost, Arnold (red.), De wooncultuur van de Grieken en de Romeinen
(Syrinx Documentatie 5) Acco, Leuven 1975, 87 pp., BF 130 |
Strassner, Erich, Nachrichten
(Kritische Information 31) W. Fink Verlag, München 1975, 275 pp., DM 19,80 |
| |
Edwin Mullins, The Pilgrimage to Santiago
Seeker & Warburg, Londen, 1974, 224 pp. £3,75.
Weinig legenden zijn zo fantastisch en hebben tegelijkertijd zo'n invloed gehad op het culturele leven van Europa als die welke gesponnen is rond de figuur van de apostel Jacobus, die in Spanje gepredikt zou hebben, aan wie de Maagd in Zaragoza verscheen op een pilaar (vandaar de kathedraal van Nuestra Senora del Pilar), die eenmaal terug in Klein Azië door de Romeinen onthoofd werd en wiens lijk per boot in de korte tijd van een week in Padrón (Galicië, N.W. Spanje) aangekomen zou zijn. Een ster wees een kluizenaar de weg naar het graf van Jacobus, er werd een kerk overheen gebouwd en een klooster naast en daaromheen groeide de stad Compostela, z.g. van Campus Stellae. Aan het Begin van de Reconquista, de herovering van het grondgebied op de Moren die in 711 binnengevallen waren, verscheen Santiago (Sant Yago) gezeten op een wit paard aan koning Ramiro I in de slag bij Clavijo en sindsdien werd hij het symbool van de strijd tegen de Moren: ‘Santiago Matamoros’. En dit zijn slechts hoofdlijnen: de versieringen eraan zijn nog ongehoorder. Hoe het ook zij, vanaf de 9e eeuw tot in de 19e eeuw was het heiligdom van Santiago - de kathedraal die in 1073 begonnen werd en in 1211 werd ingewijd - het eindpunt van pelgrimstochten vanuit heel Europa, die in de 11e en 12e eeuw hun hoogtepunt bereikten, en die voor de cultuurgeschiedenis van Europa en van Spanje daarbinnen van moeilijk te overschatten betekenis zijn geweest.
Dit boek houdt zich bezig met het ontstaan en de ontwikkeling van de legende, maar voornamelijk met de vier pelgrimsroutes die vanuit Frankrijk door de Pyreneeën naar Santiago liepen en met de kunstwerken die langs deze wegen gegroeid zijn, terwijl een heel hoofdstuk is gewijd aan de pelgrims die vanuit En- | |
| |
geland naar Spanje kwamen.
Edwin Mullins heeft deze tochten deels per auto, voor een groot deel te voet gemaakt en geeft daar een zeer onderhoudend verslag van, dat als BBC televisieprogramma terecht een groot succes was en ook in Nederland twee maal vertoond is. Het is duidelijk dat hij veel meer geïnteresseerd is in het landschap, het dorpsleven, de mensen, de stadjes en steden en de kunst in Frankrijk dan in Spanje. Waar hij Franse kunstwerken beschrijft is hij bepaald boeiend maar zodra hij de Pyreneeen is overgestoken, is op een uitzondering na (de ramen van de kathedraal van Léon, inderdaad juwelen, en het plein van Santiago waaromheen de kathedraal, het bisschoppelijk paleis etc. staan), zijn enthousiasme gedoofd en zijn tekst mat en werkt hij dezelfde onderwerpen die hij ook in Frankrijk behandelde wat snel en plichtmatig af. Voorkeur voor Frankrijk blijkt ook uit het feit dat hij het, over Spanje sprekend, voortdurend over ‘Navarrais’ heeft waar hij ‘navarros’ zou moeten en kunnen gebruiken wil hij per se het plaatselijke woord gebruiken. Een groot aantal Spaanse namen is, zowel in tekst als in register, verkeerd geschreven (Amigos di Santiago, Pedro Elias, Gelmirez, fronton, San Cernin, camino francès, El Crucifigo, San Nicolas, San Miguel Archangel, El Trinidad o.a.) en i.v.m. het klooster van Roncesvalles spreekt hij over de kapel ‘of St.-Esprit’. Komt dit door het ‘some Spanish’ (p. 175) dat hij zegt te kennen en een misschien daarmee gepaard gaand gebrek aan voorkennis omtrent Spanje?
Ondanks het duidelijke gebrek aan evenwicht want de Franse en wat de Spaanse helft van het onderwerp betreft, is het boek zeer de moeite waard. Als gids voor Santiago-gangers of voor hen die alleen de Franse routes willen volgen is het belangrijk, niet alleen door de documentatie waarop de schrijver zijn werk laat rusten, maar ook door zijn eigen opmerkingen over wat hij ziet.
J. Lechner
| |
M.H. Gans, De oude Amsterdamse Jodenhoek NU
Ten Have, Baarn, 1975, 132 pp., ill., f 17,50
Als vervolg op zijn fotoboek ‘De Amsterdamse Jodenhoek in foto's, 1900-1949’ heeft de auteur van het beroemde Memorboek een fotobureau gevraagd op bepaalde - door hem nader aangeduide plaatsen - de (vroegere) karakteristieke Joodse wijken vast te leggen. ‘Behoudens enkele uitzonderingen zijn het slechts stenen bouwsels die uit die tijd over zijn. Geen leven. Het Joodse leven zelf is gelukkig onverwoestbaar gebleken. Het is in vele landen, zelfs in Nederland, maar zeker in Israël’ (p. 6). Opvallend bij vele foto's uit deze tijd is de invloed die de bouw van de metro op deze Amsterdamse Jodenhoek heeft. Het eerder verschenen boekje (over 1900-1940) is meer documentair van aard, maar misschien is dit boekje het over 5 à 10 jaar eveneens, wanneer de metro-activiteiten gereed zijn en de gemeente Amsterdam iets met de grote gaten binnen de oude Jodenhoek moet gaan doen.
Panc Beentjes
| |
Deutschland, Daten und Fakten zum Nachschlagen. Mit einer Einleitung von Karl Römer
Bertelsmann Lexikon-Verlag, Gütersloh, 1975, pp. 324, DM. 27,50.
In dit door het Lexikon Instituut van Bertelsmann uitgegeven naslagwerk over Duitsland wordt alle informatie verschaft die nodig is om gebeurtenissen en samenhang op economisch, politiek en cultureel gebied zowel in de Bondsrepubliek alsook in de DDR redelijk objectief te kunnen beoordelen.
L.L.S. Bartalits
| |
Marie Zimmermann, Documentation, Computer and Christian Communities
Cerdic-publications, Strasbourg-Cedex, 1974, 418 pp
Marie Zimmermann publiceerde deze dissertatie in 1973 in het Frans. De Engelse vertaling is van Th. Bukowski. Zij beschrijft de ontwikkeling van de met behulp van de computer opgezette bibliografie van literatuur over de christelijke godsdienst van 1968 tot en met 1972, uitgevoerd door het CERDIC, een researchteam dat ressorteert onder het Cen- | |
| |
tre National de la Recherche Scientifique in Straatsburg, Frankrijk.
De uiteenzetting van de haast onoverkomelijke complicaties bij het opzetten van een doorlopende bibliografie is vooral voor deskundigen in deze tak van wetenschap interessant. Voor anderen fungeert de dissertatie vooral als een reclamefolder. Als iemand - een onderzoeker of een pastor - over een bepaald onderwerp betreffende de christelijke godsdienst een nogal exhaustieve lijst van publikaties sinds 1968 wil hebben - zowel boeken als tijdschriftartikelen -, dan kan hij in Straatsburg terecht, casu quo een schriftelijke order plaatsen bij: CERDIC, Palais universitaire. Place de l'Université 9, 67084 Strasbourg-Cedex. De bibliografie indexeert onder andere artikelen uit meer dan 800 tijdschriften uit de hele wereld, echter nauwelijks uit Azië en Latijns-Amerika.
In 1972 werden 10.773 artikelen en boeken geïndexeerd, waarvan 604 Nederlandse, onder 5.168 trefwoorden. Stel, u wilt iets weten over de relatie kerk en staat in Polen. U kunt dan op bestelling, in het Frans of het Engels, een overzicht van publikaties sinds 1968 krijgen. Handig voor het geval de (universiteits)bibliotheek in eigen stad niet toereikend is.
J. Auping
| |
Bertelsmann Handlexicon
Bertelsmann Lexikon-Verlag, Gütersloh, 1975, pp. 1280, Subskiptionspreis DM. 34.
Deze door het Lexikon-Instituut van Bertelsmann uitgegeven encyclopedie omvat 80.000 trefwoorden en ongeveer 700 tekeningen. Met dit gemakkelijk te hanteren naslagwerk wordt een nieuw type encyclopedie gecreëerd die aan de toenemende behoefte aan informatie in onze tijd beantwoordt.
L.L.S. Bartalits
|
|