Streven. Jaargang 29
(1975-1976)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||
Israëli's verdeeld over Palestijnse kwestie?Ga naar voetnoot*
| |||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||
tot de laatste dan tot de eerste strekking. Laat ik nu even nagaan hoe de Palestijnse problematiek in het Israël van nu benaderd wordt. | |||||||||||||||||||
Met terroristen praten we nietDe welbekende slogan van de Meïr-Dajan-regering (meer Dajan dan Meïr trouwens), werd ook door de opvolgers gehandhaafd. Met mensen die vrouwen en kinderen vermoorden praten we niet, zegt Rabin. Nu, zowel de huidige Israëlische minister Allon als de overal door de rechtse partijen geprezen Begin, waren vroeger lid van beruchte (akkoord Joodse) terreurgroepen. Is men nu reeds het bloedbad van Dir-Jassin vergeten? De Irgoen (die toen reeds opereerde onder de Haganah, waaruit later het officiële Israëlische leger ontstond) vermoordde daar alle Palestijnse inwoners die niet gevlucht waren, ook vrouwen en kinderen. Ik beweer hier niet dat de Joden de enigen waren die verantwoordelijkheid droegen voor zulke bloedbaden, maar het tegendeel beweren lijkt mij ook de waarheid geweld aandoen. In een (uiteraard eenzijdig) boek Who are the terrorists? geven de Palestijnen een overzicht van de gewelddaden door Israël jegens hen bedreven. Elke Palestijnse terreuractie heeft, zoals we regelmatig via de nieuwsmedia vernemen, bloedige Israëlische ripostes in de vluchtelingenkampen tot gevolg. Ik spreek hier geen waarde-oordeel uit, maar verwoord enkel de mening van een deel van de jonge Israëli's - zij die door het eng-nationalistisch onderwijs net niet genoeg geconditioneerd werden -, nl. dat het niet onderhandelen met terreurgroepen geen valabel argument is om het vredesproces tegen te houden. Het argument van de V.S. niet met de P.L.O. te onderhandelen omwille van diens weigering Israël als onafhankelijke Joodse staat te erkennen, is al evenmin realistisch. Zoals een P.L.O.-vertegenwoordiger het uitdrukte, is deze weigering de enige troefkaart die zijn organisatie in handen heeft. Waarom zou Israël nog met de Palestijnen negociëren, als deze laatsten reeds van tevoren geven wat pas na onderhandelingen bekomen kan worden, nl. het bestaansrecht van de Joodse staat? Op de vraag of Israël met de P.L.O. wil onderhandelen, indien deze Israëls bestaansrecht erkent, geeft Rabin geen antwoord. ‘Hypothetische vragen beantwoord ik niet’, zei hij woordelijk. En wat indien deze hypothese realiteit zou blijken te zijn? Een realiteit die er, naar ik vast geloof, al is. Werd in Genève de Israëlische vertegenwoordiger niet door een P.L.O.-afgevaardigde benaderd? Toch wel paradoxaal wanneer men leest in het artikel van Amnon Rubinstein ‘meer dan honderd landen erkenden de P.L.O.... men geeft deze moordenaarsorganisatie dezelfde positie als diegene die de “Jewish Agency” hield voor de stichting van de staat Israël’.Ga naar voetnoot1 En tenslotte: onder- | |||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||
handelt Groot-Brittannië niet met de I.R.A., Zuid-Afrika met de S.W.A.P.O., Rhodesia met de A.N.C., Portugal met de bevrijdingsbewegingen in de voormalige Afrikaanse koloniën? | |||||||||||||||||||
De Palestijnen zijn zelf gevluchtDus Israël heeft geen verantwoordelijkheid meer tegenover hen, zegt de oude garde. Neen, repliceren de jongeren, een gedeelte van de Palestijnen is wel degelijk door de Israëlische legers verdreven. Neen, zeggen de Arabische landen, allemaal werden ze door de ‘Zionisten’ naar buiten gewerkt, wij zelf hebben ze opgeroepen te blijven. Geen probleem in het Midden-Oosten is zo beladen met haat, angst, verbittering en vertwijfeling als dat van de Palestijnse vluchtelingen. De meest zinvolle verklaring m.b.t. de redenen van hun vlucht vinden we niet in de Arabische literatuur, ook en zeker niet in de Israëlische officiële bronnen, maar in de publikatie van een Israëli, voor wie ik grote bewondering koester. De vluchtelingenexodus, zegt Uri Avnery, moet je in drie fasen onderverdelen. In elke fase verlieten mensen hun huis en werden zij vluchtelingen om totaal andere redenen.Ga naar voetnoot2 In de eerste fase hadden de zionistische leiders niet het plan de Arabieren op de vlucht te jagen, het kwam er toen op aan de leefbaarheid van de twee gemeenschappen in Palestina te bewijzen. De wederzijdse aanvallen en bloedbaden brachten vele Palestijnen er toe hun huizen tijdelijk (althans zo meenden ze) te verlaten. In de tweede fase, nog steeds volgens Avnery, waren de zionistische leiders verdeeld; enerzijds waren er die de Arabieren vroegen te blijven, anderzijds schijnen ze ‘zowel door hun eigen leiders als door het Hebreeuwse leger te zijn aangemoedigd om hun dorpen te ontruimen’.Ga naar voetnoot3 De derde fase, zegt Avnery, begon met de invasie van de geregelde troepen van Egypte, Jordanië, Syrië, Irak en Libanon. In deze fase riepen de Arabische leiders de bewoners van Palestina op te blijven waar ze waren, maar voor Ben-Goerion was toen ‘het verdrijven van Arabische burgers het doel geworden’.Ga naar voetnoot4 Deze analyse heeft het grote voordeel objectief te zijn. Geschreven door een Israëli, die zelf deelnam aan de bewuste operaties, legt ze de verantwoordelijkheid voor het vluchtelingenvraagstuk op de schouders van beide partijen en doet ze de Israëlische bewering geen aansprakelijkheid hiervoor te hebben uiterst triviaal klinken. Dat de Arabische landen nooit iets voor de vluchtelingen hebben ondernomen of dat Israël ooit wel eens een voorstelletje in die zin heeft gedaan, doet in feite weinig ter zake. De kampen zijn er, het terrorisme dat erin geboren werd ook. | |||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||
‘Er is een bevolkingsuitwisseling gebeurd bij de stichting van Israël in 1948’Een door de Israëlische leiders graag gehanteerd argument beweert dat in het Midden-Oosten een stuk land ter beschikking stond genaamd Israël; nu was het ‘nodig’ dat alle Palestijnen dit gebied verlieten. In ruil daarvoor mochten de Joodse vluchtelingen uit de Arabische landen naar Israël komen. Deze laatsten werden dan toch door de Arabische landen verdreven, zodat er netjes een uitwisseling gebeurde: 500.000 Arabische Joden naar Israël tegenover 600.000 Palestijnse Arabieren naar de Arabische landen. Een op het eerste gezicht technisch goed geplande en uitgevoerde dubbele volksverhuizing, zoals die ook in Europa na de Tweede Wereldoorlog plaatsvond. De opinie dat daarmee alles gezegd en definitief (goed) geregeld is, vinden we nog steeds in de Israëlische pers: ‘Ik geloof dat de Arabische wereld zich ervan bewust wordt dat de Joden niet uit het land van Israël kunnen worden verdreven en dat men doorgaat te ontkennen dat er een bevolkingsuitwisseling plaatsvond tussen Israël en de Arabische landen’, zegt Yuval Ne'eman in een interview met Dov Goldstein.Ga naar voetnoot5 De eerste constatering is zeer juist, maar de tweede is betwistbaar. Alsof de Palestijnen toen vrij en onder normale omstandigheden hun land verlaten hebben, alsof zij in de Arabische landen een nieuw tehuis hebben gekregen! En op de bezorgdheid van Israëlische jongeren betreffende dit fenomeen heeft professor Ne'eman ook een vinnige repliek: ‘De tafels zijn omgekeerd; datgene wat het Joodse hart zou moeten inspireren laat het koud en onbewogen. De wereld heeft veel redenen om zich tegenover ons schuldig te voelen. Bovendien hebben wij schuldgevoelens t.o.v. de wereld, als gevolg van de Palestijnse kwestie’.Ga naar voetnoot6 Maar, zo vertrouwde een jonge Israëliër me toe, door andere onrechtvaardigheden aan te klagen, verhelp je de jouwe niet. Om de Israëlische veroveringen te verantwoorden, verwijzen de ouderen graag naar de bezetting van de Baltische staten door de Sovjet-Unie. Maar moet een logge dictatoriale verdrukkende grootmacht dan als voorbeeld dienen voor het democratisch vitale Israël? | |||||||||||||||||||
‘Jordanië is Palestina’Dit is de nieuwe slagzin in de Israëlische pers. Waarom zouden we ons druk maken om de nationale aspiraties van de Palestijnen, er is een Arabisch-Palestijns land naast Israël, en indien de Palestijnen daar geen genoegen mee nemen, dan is enkel hun blinde haat jegens Israël en hun expansionisme daarvoor verantwoordelijk. Laat ik beter Eliezer Livneh aan het woord: ‘In | |||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||
al hun verklaringen zeggen de Arabieren dat Palestijnen en Jordaniërs één natie vormen, maar tegelijk willen ze een staat die de twee miljoen Palestijnen zou omvatten... zij willen enkel Israëls bestaan onmogelijk maken. Organisaties die zich Palestijns noemen beschouwen Jordanië als hun staat en Hoessein illegaal, anderzijds verklaren ze zich als een natie zonder staat. Is zoiets mogelijk?’Ga naar voetnoot7 Of zoals Moshe Maoz in Ha'aretz het uitdrukt: ‘De Jordaans-Palestijnse federatie heeft goede vooruitzichten om het Palestijns probleem op te lossen. Zulk een staat zou de grote meerderheid van de Palestijnen omvatten en de nationaal-politieke aspiraties van dit volk zouden op deze manier een uitweg kunnen vinden, te samen met de bewoners van Jordanië, met wie het culturele, historische en economische banden bezit. De oprichting van een Jordaans-Palestijnse entiteit op de westelijke en oostelijke oevers van de Jordaan kan de kern van het Palestijns probleem verplaatsen van het westelijk deel van het land van Israël naar het oostelijk’.Ga naar voetnoot8 Om dit laatste te begrijpen moet men er oog voor hebben dat in de zionistische ideologie het ‘land van Israël’ betrekking heeft op Palestina zoals het in de oudheid bestond. Het omvatte toen het gehele territorium tussen de Middellandse Zee en Irak, m.a.w. het huidige Israël en Jordanië. Wij hebben ‘altijd’ gesteld, zeggen de Israëli's, dat er in dat gebied ruimte is voor twee staten: een onafhankelijke Joodse met de naam ‘Israël’ en een Palestijnse met de naam Palestina of Jordanië, of hoe men die ook wil noemen. Nu, is dit op zichzelf een realistische oplossing? Ik denk van niet en wel om de volgende redenen: - de Palestijnse vluchtelingen hadden hun woonplaats niet in Jordanië, maar wel in Israël; - het koninkrijk Transjordanië werd in 1922 opgericht, dus lang vooraleer er überhaupt van een onafhankelijke Joodse staat sprake was; - dat momenteel de Jordaanse bevolking voor 60% Palestijns is, betekent op zichzelf niet dat dit koninkrijk nu ook maar eens voor de andere Palestijnse vluchtelingen moet opdraaien. Ik dacht dat men hier wel oorzaak en gevolg licht verwart. Alleen doordat de Palestijnen vluchtten is Jordanië een half-Palestijnse staat geworden en niet omdat het altijd zo geweest is. Er bestaat heus een even groot verschil tussen een bedoeïnen-Jordaniër en een Palestijn, als tussen deze laatste en een Syriër (of Israëli). En wanneer koning Hoessein heeft gepoogd deze vluchtelingen te integreren in zijn arm koninkrijkje, dan pleit dat enkel voor hem, maar dan betekent dat niet dat hij bovendien nog de poorten moet opengooien voor alle Palestijnen uit Libanon en de andere landen. Dat dit laatste onmogelijk is weet Israël even goed als welk land ook. De Palestijnen mogen dan Jordaanse paspoorten hebben, ze herinneren zich, | |||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||
alsof het gisteren was, de dodelijke slag die Hoessein hen in 1970 heeft toegebracht. Israël ziet trouwens steeds graag aan het verdelingsplan 1947 voorbij. Als Jordanië dan toch zo Palestijns was als de Israëli's beweren, waarom moesten de V.N. dan een plan voorleggen waarin de oprichting van een Palestijnse staat, in het gebied tussen de Middellandse zee en Jordanië, naast een Joodse dus, werd voorgesteld? Het doet wel ironisch aan vast te stellen dat dit project toen zonder veel discussie door Palestijnse leiders (en andere) werd verworpen en dat Israël het aanvaardde, zij het zonder veel enthousiasme. Thans is het de topic van alle Arabische leiders en wordt het door Israël verworpen. Maar keren we even terug naar Jordanië. De Israëlische leiders zijn binnen het zg. federaal plan wel tot enige concessies bereid. Hagi Eshed zegt dat zulke oplossing gebaseerd is op: - de erkenning door Jordanië van het Palestijnse volk en hun recht tot volle beschikking over hun land (in deze visie dus Jordanië); - de erkenning door de Palestijnen van de rechten van Israël, hun bereidheid met Israël te onderhandelen over grenzen en andere oplosbare problemen - veiligheidsregelingen, economische unie, huisvesting en het Palestijns vluchtelingenprobleem.Ga naar voetnoot9 Mij doet het in ieder geval nogal utopisch aan. Waarom zouden de Palestijnen vrede met Israël sluiten, indien Jordanië zich verbindt hen op te nemen? Waarom zou de Hasjemietische staat het risico lopen om bij zijn 2.470.000 bewoners maar liefst 700.000 potentiële vijanden te voegen, waarvan bovendien de meerderheid, nl. 2.180.000 van de 3.170.000 inwoners, zou bestaan uit Palestijnen?Ga naar voetnoot10 Zal Israël hiervoor dan de noodzakelijke financiële middelen bezorgen? En wat te denken van het feit dat de Arabische leiders het recht tot alleenvertegenwoordiging van de Palestijnen niet aan Hoessein, wel aan de P.L.O. gegeven hebben? | |||||||||||||||||||
Het Palestijns nationalisme: een (lastig) feitHagi Eshed pleit in een ander artikel voor een nieuwe, zij het licht genuanceerde tactiek: ‘De laatste terugtrekking moet geschieden langs de Jordaanse grens’, zegt hij, ‘en onder deze voorwaarden moet Israël onderhandelen met de ene Arabische staat ten oosten van de Jordaan - de Palestijnse, Jordaanse of Jordaans-Palestijnse, wat ook zijn naam of wie ook zijn leider is.Ga naar voetnoot11 Blijkbaar wordt hier gezinspeeld op een of andere staatsgreep door de Pa- | |||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||
lestijnen tegen het regime van Hoessein. Ik zie echter dan weer niet in waarom Hoessein, via een opname van alle Palestijnen, het ooit zo ver zou laten komen, en waarom dan die nieuwe leider plotseling bereid zou zijn met Israël te onderhandelen, zelfs al heeft hij het vertrouwen van de overige Arabische staatshoofden gekregen. Hier getuigt Eshed dan toch nog van meer realiteitszin dan toen hij, eveneens in Davar,Ga naar voetnoot12 voorstelde de vluchtelingenkampen te sluiten, de Jordaanse of enig andere Arabische nationaliteit te verlenen aan de Palestijnen, en de vluchtelingen te huisvesten in Jordanië of in het land waar ze momenteel verblijven. Maar, zo voegt hij er aan toe: ‘De vluchtelingen in Libanon moeten naar Jordanië verhuizen, want ze kunnen het delicate evenwicht tussen Arabieren en Christenen daar verstoren’ (sic!). En toch merk ik iets opbouwends in zijn voorstel, uiteraard op bescheiden wijze naar voren gebracht: ‘Israël zou misschien zelfs kunnen aanvaarden dat de Palestijnen, gevlucht tijdens de zesdaagse oorlog, naar Judea of Samaria kunnen terugkomen. Israël zou er zelfs in kunnen toestemmen een beperkte familiehereniging op touw te zetten tussen vluchtelingen en Israëlische Arabieren, wanneer een volledige vredesovereenkomst is bereikt en het vluchtelingenprobleem volledig is opgelost’.Ga naar voetnoot13 Ook in de onderhandelingsmethode brengt hij een element aan, dat we tot nu toe in de andere voorstellen niet vonden: ‘Israël kan de oplossing van het vluchtelingenprobleem met een Jordaanse delegatie bespreken, die ook afgevaardigden van vluchtelingenkampen in de Arabische landen zou omvatten; zij zouden over vrede met Israël praten, deze vrede zou een regeling voor de huisvesting van Palestijnen bevatten...’Ga naar voetnoot14 M.a.w. deze auteur komt tot de bevinding dat er wel met Palestijnen moet worden onderhandeld, maar ignoreert volledig de politieke consequenties van de zogenaamde bevrijdingsbewegingen. Het vluchtelingenvraagstuk was voor 1967 een humanitair probleem, thans zijn de politieke implicaties ervan niet los te maken van de Midden-Oostenproblematiek. Ieder die ooit met Palestijnen, waar ook ter wereld, gesproken heeft, zal wel onder de indruk zijn gekomen van hun zeer sterk verlangen naar (het veelal nooit geziene) Palestina, dat ze trouwens in hun wensen en dromen totaal anders voorstellen dan het in werkelijkheid is of geweest moet zijn. Ik wil er hier op wijzen dat mijn weerlegging van de exclusieve Jordaanse verantwoordelijkheid voor het lot van de Palestijnen geenszins betekent dat een uiteindelijk vredesverdrag over deze kwestie mogelijk is zonder Hoessein er in te betrekken. Er is echter een groot verschil tussen een afschuiven van alle zorg voor de vluchtelingen en een concrete samenwerking met een andere natie. Het Palestijnse nationalisme ignoreren is echter zeer kortzichtig, wat ook Rubinstein toegeeft: ‘Het | |||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||
is niet nodig voor ons om ons te mengen in de consolidatie van politieke opvattingen m.b.t. Judea en Samaria door er politieke activiteiten te verbieden... wij moeten de hele wereld meedelen dat het Arabische volk op de beide oevers van de Jordaan het recht heeft zijn eigen regime te bepalen, voor zover Israëls veiligheid niet in het gedrang komt’.Ga naar voetnoot15 Heel waarschijnlijk bedoelt de auteur dat dit regime dan wel Hasjemietisch zal zijn, een P.L.O.- regering zou Israëls veiligheid wel ‘in het gedrang’ kunnen brengen. Professor Joseph Dan drukt het nog als volgt uit: ‘Het enige element in Jordanië dat niet Palestijns is, is de Hasjemietische troon. Alle andere inwoners - Joden en Arabieren - zijn Palestijnen. Sommige Palestijnen werden door de Britse koloniale heersers in 1922 aan een vreemd regime onderworpen. Anderen werden sedert 1967 geregeerd door een Israëlisch militair bestuur. De Joden waren ook Palestijnen en aan de Arabieren in Israël gaven ze de Israëlische nationaliteit. Maar allen samen vormen ze Palestijnen. De oostelijke oever, zoals de westelijke, wordt bewoond door Palestijnen’.Ga naar voetnoot16 Een prachtige analyse, die ik toch graag zou aanvullen. De Palestijnse Joden bouwden in het grote Palestina een staat op, nl. Israël, uitdrukking van hun nationale aspiraties. De Jordaniërs, ofschoon ze net als de Israëli's ook Palestijn zijn, wilden, precies zoals de Hebreeërs, een eigen staat nl. Transjordanië. De derde groep, nog zonder nationaliteit maar wel behept door eenzelfde verlangen naar eigenheid en collectief individualisme, zou ook graag zijn nationale aspiraties vervuld zien. ‘Een ander feit is het sterke Palestijnse nationalisme. Ware het niet door de Arabische macht, dan zou dit nationalisme nooit zo sterk geworden zijn als het nu is, maar geen macht zou het hebben kunnen creëren als het niet al bestaan had. Het vindt uitdrukking in 101 wegen: in geschriften en in gesprekken, in daden en wensen, in open uitdrukking en in verborgen gevoelens... Het doet er niet toe of dit nationalisme even sterk is als het Joodse... of het Israël bedreigt... het is een realiteit’.Ga naar voetnoot17 | |||||||||||||||||||
Met wie en waarover onderhandelen?Uit het voorgaande volgt uiteraard dat hier Israëli's en Arabieren lijnrecht tegenover elkaar staan. Officieel wil Israël, voor wat de westelijke Jordaanoever betreft, enkel met Hoessein onderhandelen, en is het gekant tegen de vestiging van een Palestijnse staat in Judea en Samaria. Willen de Jordaniërs in hun delegatie Palestijnen van Cisjordanië opnemen dan is dat hun zaak, maar Israël staat er dan uiteraard wel op dat die leden geen ‘terroristen’ zijn. Men betreurt dat de jongeren zich laten meeslepen door zg. ‘linkse ideolo- | |||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||
gieën’ en open staan voor ‘de nieuwe mode: Palestinisme’: ‘Het interne debat in Israël over erkenning van de Palestijnse entiteit ziet het probleem van de erkenning van Israëls rechten en belangen over het hoofd. Het doet de publieke opinie in Israël en in het buitenland de essentie van het vraagstuk vergeten: de weigering van de Palestijnen de rechten en belangen van Israël te erkennen’.Ga naar voetnoot18 Verder meent Eshed dat de discussie omtrent de onderhandelingsvraag zelf de echte problemen verdoezelt. En welke zijn die dan? ‘Israëls veiligheidsgrens in het oosten, de toekomst van de huisvesting (van de Palestijnen of van Israëlische kolonisten?), Israëls militaire tegenwoordigheid in Judea, Samaria en Gaza,... de economische betrekkingen tussen Israël en de gebieden die niet onder zijn bestuur zullen staan als gevolg van een politieke regeling tussen Jordanië of een Palestijnse staat die deze laatste zal vervangen’.Ga naar voetnoot19 Dat de verklaring van Israëls intenties en positie t.o.v. de onderhandelingen belangrijk is wil ik wel geloven, maar in hoeverre dit het probleem van de Palestijnse vertegenwoordiging zelf ondergeschikt maakt valt nog te bezien. Ik meen zelfs dat de vraag met wie men wil onderhandelen m.b.t. Cisjordanië een van de belangrijkste is waarmee een Israëlische leider werd geconfronteerd. Want indien men erkent dat de Palestijnen een eigen nationale entiteit mogen vormen, dan moet men bereid zijn daarvan de consequenties op zich te nemen en dus open te staan voor onderhandelingen met hun leiders. We weten dat de Israëlische regering tot nu toe elke dialoog hierover weigerde, en hierin wordt ze bijgestaan door een groot deel van de geschreven pers, die de idee van de Palestijnse staat quasi-unaniem verwerpt. Nogmaals geven we het woord aan Eshed: ‘Een derde Palestijnse staat is onbekwaam het vluchtelingenprobleem op te lossen, het zou een staat zijn, beperkt, arm, zonder economische hulpbronnen. Het vluchtelingenprobleem onopgelost zijnde, zou het een middel zijn om Israël aan te vallen; deze staat zou vreemde hulp nodig hebben - Russische, Iraakse, Lybische... en van alle andere spanningselementen. Hij zou artificieel zijn, zowel geografisch als etnisch, want de meerderheid der Palestijnen zou buiten zijn grenzen leven, in Jordanië, de andere buurlanden, en zelfs in Israël. Wij kunnen het gevaar niet overzien dat de Israëlische Arabieren, die sedert 1948 binnen de staat leven, ook een deel zouden willen worden van de Palestijnse staat’.Ga naar voetnoot20 Zulke verklaringen beroeren uiteraard de Palestijnen. Zij zelf geven er zich eenvoudig geen rekenschap van dat het verleden de Israëliërs derwijze heeft aangegrepen dat het voor hen zeer moeilijk is een Arabisch gebaar van goodwill te appreciëren. Niettemin verschijnen in de Israëlische pers de eerste | |||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||
vooralsnog schuchtere stemmen tot coöperatie met de Israëlische Palestijnen. Matti Golan: ‘Er kan niet vermeden worden met de Palestijnen te onderhandelen - hetzij als deel van de Jordaanse delegatie hetzij als onafhankelijke factor - en daarom is het nodig te beslissen dat die factor bestaat. Natuurlijk is deze beslissing pijnlijk, omdat de Palestijnse factor geïdentificeerd wordt met de terreurorganisaties’.Ga naar voetnoot21 En de auteur besluit: ‘met het oog op deze mogelijkheid (nl. onderhandelingen opgedrongen van buitenaf) zouden we een meer wenselijke Palestijnse delegatie moeten vinden en daartoe het initiatief nemen’. Aan welke delegatie de auteur wellicht denkt wordt duidelijk wanneer we Ya'ari's artikel ter hand nemen: ‘De notabelen van Cisjordanië willen geen annexatie door Jordanië, ook niet binnen de federatieve context gesuggereerd door Hoessein. Ze willen een nieuwe alliantie met de oostelijke oever, maar vanuit een machtspositie. En die macht zou hun een regime van internationaal vertrouwen geven, zodat ze hun gezag op de bevolking kunnen vestigen, onafhankelijke instellingen kunnen oprichten en op deze basis negociëren met Hoessein. Zij willen een Palestijnse staat, deel van een federatie met Jordanië, maar geen staat waarin Arafat de plak zwaait en hen van hun status berooft... ze willen geen tweederangsdistrict worden van Jordanië. Ze hebben veel geld onder Israëls bezetting verdiend en ze wensen niet de grens te sluiten... Arafat sluiten we als partner uit, niet omdat we niet willen onderhandelen met hem, maar omdat hij geen substantiële factor vertegenwoordigt. Zijn 9.000 gewapende terroristen veranderen de situatie niet,... de echte Palestijnse kracht vinden we hier’.Ga naar voetnoot22 Eshed en Golan vertegenwoordigen twee tegengestelde opvattingen, laten we ze kritisch onderzoeken. In Esheds visie kan Palestina het vluchtelingenprobleem niet oplossen. Maar hij sluit ook Jordaanse Palestijnen in. Heeft het echter veel zin een woonplaats te verlaten die op enkele tientallen kilometers verwijderd is van de nieuwe? Bovendien blijft er te bezien of Koeweitse, Syrische, Saoedi-Arabische, Egyptische en Lybische Palestijnen allen in massa de westelijke oever zouden binnentrekken. Mocht dit het geval zijn dan zouden er maximaal 700.000 mensen inwijken. De enigen waarvan de immigratie praktisch zeker is, is die van de Libanese vluchtelingen (ongeveer 150.000 man). In Judea, Samaria en Gaza wonen momenteel 1.050.000 Palestijnen (de 450.000 Arabieren die in het oorspronkelijke Israël en Oost-Jeruzalem leven dus niet inbegrepen). Welnu, op de westelijke oever en in Gaza kunnen 1.750.000 mensen worden gehuisvest.Ga naar voetnoot23 Uiteraard kan men | |||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||
wel begrip opbrengen voor de angst van de Israëli's. De aangroei van de Arabische bevolking ligt hoger dan die van Israël, zodat een expansie naar het westen niet uitgesloten is. Dat is echter onwaarschijnlijk, meent Avnery, want ‘eens een Palestijnse staat wordt gesticht heeft die ambassadeurs, ministers, officieren nodig. Ieder van hen zal het blazoen van de staat hoog willen houden, dat zagen we in andere landen: de terrorist van gisteren is de conservatief van morgen en de reactionair van overmorgen. Is er een meer eerbiedwaardig ambtenaar dan Begin?’Ga naar voetnoot24 Het andere argument van Eshed, nl. dat de staat geen economische hulpbronnen zou hebben, kan worden weerlegd. Niet alleen leverde de westoever een belangrijk gedeelte van de deviezeninkomsten voor Jordanië (vóór 1967 uiteraard) wegens zijn uitzonderlijke vruchtbaarheid, maar bovendien zijn er momenteel kleine industrieën gevestigd, die echter het tewerkstellingsprobleem binnen Judea en Samaria niet volledig konden oplossen: een belangrijk gedeelte van deze Palestijnen heeft ondertussen in Israël werk gevonden, veelal als bouwvakker.Ga naar voetnoot25 ‘Waarom zou deze staat Russisch worden?’, zegt Avnery, ‘de Sovjet-Unie steunt de oprichting van Palestina zoals ze vroeger de oprichting van Israël steunde en... Israël werd toch niet pro-Russisch!’Ga naar voetnoot26 Hij meent dat de nieuwe staat veeleer pro-Egyptisch zou zijn, en vrede met Egypte betekent ook vrede met Palestina. Hij steunt verder het voorstel van Ya'ari een Palestijnse delegatie te vormen onder vooraanstaande Israëlische Palestijnen, maar meent dat men in 1975 onmogelijk nog de P.L.O. kan uitsluiten. Het is precies die deelname die Moshe Maoz vreest: ‘Vanuit Israëls standpunt beschouwd kan de oprichting van een Palestijnse staat een kleine hoop tot oplossing van het Arabisch-Israëlisch conflict betekenen, maar zal tevens een enorme bedreiging zijn voor de veiligheid en misschien wel het bestaan zelf van de Joodse staat’.Ga naar voetnoot27 Die angst brengt sommigen nog verder: Yoram Aridor meent dat een Jordaans-Palestijnse staat voor Israëls veiligheid even gevaarlijk is als een eigen Palestijnse entiteit en daaruit concludeert hij dat alle bezette gebieden geannexeerd moeten worden: ‘Daarom moeten diegenen die zich verzetten tegen Arafats terugkeer als heerser over Judea en Samaria zich eens goed bezinnen. Dan komen ze tot de conclusie dat wie tegen een onafhankelijke Palestijnse staat in Judea en Samaria is, zich ook moet kanten tegen teruggave van die territoria aan Hoessein’.Ga naar voetnoot28 Dit is ook de mening naar voren | |||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||
gebracht door professor Ne'eman. Hij steunt het voorstel van de Israëlische minister van defensie Peres, nl. de dubbele soevereiniteit. ‘Ik geef er niet om dat het Palestijnse probleem onopgelost blijft. Ofwel moeten “ze” zich assimileren in de Arabische wereld, of anders leven “ze” tussen de Joden maar onder Israëlisch regime. Onder dit regime zullen ze voorspoedig zijn en hun eigen cultuur kunnen ontwikkelen’.Ga naar voetnoot29 Volgens Peres zelf moeten er drie bestuursniveaus komen: gemeentelijk, regionaal en nationaal. Op elk van deze niveaus zal de deelneming der Palestijnen verschillen, al bij al dus een soort federatie onder Israëlisch bestuur; onnodig te zeggen dat dit plan door alle Palestijnse notabelen van de westelijke oever verworpen wordt. Moshe Maoz drukt de vrees uit dat de Israëlische voorkeur voor een Amerikaanse regeling in het Midden-Oosten wel eens gevaarlijk zou kunnen zijn: ‘Er is een radicale verandering in de Amerikaanse politiek,... de steun van de V.S. aan het project van een Palestina-staat zou hun positie in de Arabische wereld verbeteren, zonder in feite aan de veiligheid van Israël en Jordanië te raken. De V.S. zouden zelfs coëxistentie tussen ieder van hen en Palestina kunnen voorstellen. De Jordaanse reactie zou mild zijn... vele leiders willen een definitieve breuk met Cisjordanië, een vernieuwde annexatie zou antagonisme en rebellie veroorzaken, die het Jordaanse regime zich niet kan veroorloven. In Israël werden stemmen gehoord ten voordele van de Palestijnse staat of ten minste toe te geven wanneer zulk een oplossing wordt opgedrongen door de V.S. of de U.N.O.’Ga naar voetnoot30 | |||||||||||||||||||
Wat menen de Israëlische Palestijnen?Deze mensen maken in feite reeds acht jaar een zware gewetenscrisis door. Politiek in slaap gesust door de Israëli's, economisch veel welvarender dan gelijk welke Arabier, gegeven dezelfde positie en kennis, ervaren ze de Israëlische bezetting als een continue herinnering aan het Arabische falen en de Palestijnse verdeeldheid. De loyaliteit t.o.v. de bezetter gaat samen met een houding van ‘het kan nu eenmaal niet anders’. Zeer sterk bewust van hun rechten kwamen hun nationale gevoelens tot uiting, de dag na Arafats toespraak in de V.N.; spontane betogingen grepen plaats in de bezette gebieden, die niettemin snel door de Israëlische militaire machine onderdrukt werden. Wat hen echter het meest grieft drukte Hemdi Canaan als volgt uit in een interview opgetekend door A. Shapira en K. Zayed: ‘Op de tweede bijeenkomst die ik met Dajan na de zesdaagse oorlog had zei hij: “We interesseren ons niet voor Nablus en Tulkharm, we willen Tel Aviv beschermen”. Sedertdien heeft Israël deze stelling herzien, zoals bewezen | |||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||
werd door de oprichting van Joodse nederzettingen op de Golanvlakte, de West Bank en in Gaza’.Ga naar voetnoot31 Zijn verdere voorstellen komen hierop neer:
‘Zij die binnen de grenzen van Israël zullen terugkeren, moeten onder Israelisch gezag leven. Ik zie niet in waarom het voor Israël zo moeilijk is het feit van de terugkeer der vluchtelingen te aanvaarden. Israël moet weten dat ze niet vrijwillig gingen. Zullen zij ze nu met de wapens tegenhouden?’Ga naar voetnoot32 Ik meen dat de visie van Canaan wel degelijk uitdrukt wat onder de Palestijnen in het bezette gebied leeft. Een terugkeer naar Jordanië wensen ze niet, want ze hebben ondervonden dat de militaire bezetting van Israël veel draaglijker was dan de folteringen in de kerkers van Amman uitgevoerd door Hoesseins trouwe en goed getrainde Bedoeïnen-officieren. Dat sommigen veel liever zonder de P.L.O. met Israël willen onderhandelen is wel waar, maar of ze dat uiteindelijk ook zullen doen is m.i. volledig uitgesloten. Een complete desolidarisatie met hun volk kan wel bestaan in de verbeelding van sommige Israëlische politici maar is in de huidige context totaal onjuist. Trouwens de Palestijnen levend buiten Israël moeten bij een eventueel vredesoverleg ook worden vertegenwoordigd en wie anders dan de P.L.O. kan in hun naam spreken? Toch even een kleine opmerking nog m.b.t. de Palestijnse staat. De Israëlische Palestijnen zien Palestina als een onafhankelijk land dat later een federatie met Jordanië kan vormen. Merkwaardig is het toch wel dat zij in dit interview geen federatie met Israël wensen. Ofschoon de banden tussen de westelijke oever en Israël op economisch gebied zeer hecht zijn, schijnen | |||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||
deze mensen dan tenslotte toch Hoessein te verkiezen. Als we daarmee het objectief van de P.L.O. vergelijken, nl. een democratisch Palestina waar Joden en Arabieren gelijke rechten hebben, dan blijkt dat voorstel dichter bij een Israëlische dan bij een Jordaanse federatie te staan. In Arafats visie zou die federatie weliswaar slechts een overgangsstadium zijn, maar doet het niet vreemd aan dat de Israëli's wel geneigd zijn te onderhandelen met diegenen die de West Bank van hun land willen afscheiden en niet met de P.L.O., die een blijvend staatkundig verband tussen het Joodse en het Palestijnse deel wil? In Arafats plan zouden daarenboven de Israëlische nederzettingen in Judea en Samaria mogen blijven waar ze zijn, wat in het voorstel van de notabelen niet het geval was. En tenslotte nog dit: zou het probleem Oost-Jeruzalem in de context van een Palestijns-Jordaanse federatie niet nog moeilijker op te lossen zijn dan het nu al is? | |||||||||||||||||||
De internationale (Arabische) contextOok deze Palestijnse problematiek is natuurlijk geen losstaand fenomeen. Beschouwen we nu de houding van de andere Arabische partijen m.b.t. het conflict met de Palestijnen. Op de vraag of Egypte een afzonderlijke vrede met Israël kan afsluiten antwoordt professor Ne'eman: ‘Egypte is de leidinggevende staat. Ze is niet afhankelijk van de Palestijnen of onze regeling met hen. Egypte denkt nooit aan partners wanneer haar vitaal belang in het gedrang komt’.Ga naar voetnoot33 Alleszins schijnt deze professor Ne'eman wel op de hoogte te zijn van Arabische politiek; op 19 juli 1974 voorspelt hij het akkoord dat meer dan een jaar later afgesloten zal worden: ‘Ik geloof dat er een redelijke kans bestaat dat Sadat geneigd is tot een afzonderlijke overeenkomst met ons, zonder enige afhankelijkheid van het Palestijns probleem’. Ik zelf denk momenteel dat Sadat inderdaad bereid is tot het tekenen van nieuwe akkoorden met Israël zonder rekening te houden met de Palestijnen. Hij meent nl. dat Egypte op economisch en sociaal gebied reeds genoeg geleden heeft omwille van deze verloren zaak. Sadat, grootste staatsman van het Midden-Oosten, wil immers de Egyptische gsechiedenis ingaan als de man die vrede brengt ‘en wat kan hem dan het lot van de Palestijnen schelen’; gedurende mijn jongste verblijf in Egypte stelde ik bovendien vast dat de verloren Sinaï ook de doorsnee-Egyptenaar nauwer aan het hart ligt dan de Palestijnse kwestie. Egypte zal dus wel bereid zijn het op een akkoordje te gooien met zijn buur, maar dit akkoord kan geen echte vrede inhouden. In ruil voor de ontruiming van de hele Sinaï-woestijn (met inbegrip dus van Sjarm-el-Sjeik) en voor de Israëlische belofte later met de Palestijnen te onderhandelen is Egypte klaar om, zo vernam ik uit betrouwbare bron, een niet-aanvalsverdrag te tekenen. De nuance ligt hem | |||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||
dus hierin dat echte vrede met diplomatieke en commerciële betrekkingen zoals Israël die wil, slechts na een volledig akkoord met alle betrokken partijen, dus ook met de Palestijnen, tot stand kan komen. En Syrië? Zegt Ne'eman: ‘De Syriërs koesteren geen sympathie voor de Palestijnen, en geen attractieve regeling voor Syrië zal omwille van de Palestijnen verworpen worden. De Syriërs bekommeren zich niet om de Palestijnen’.Ga naar voetnoot34 Ook dit blijkt juist te zijn. Maar de Syriërs hebben het in dit geval gemakkelijker dan de Egyptenaren om hun kaarten verborgen te houden. Immers, de onderhandelingsruimte met Israël is zeer klein, zodat ook de kans om tot een vergelijk te komen uiterst miniem is. Dus de vermeende Syrisch-Palestijnse solidariteit is dank zij Israël en de Joodse reticentie in het leven geroepen, zowel t.o.v. de Golan als de P.L.O. Wat Jordanië betreft antwoordt professor Ne'eman: ‘Hoessein toonde reeds in september 1970 zijn gevoelens t.o.v. de Palestijnen. Indien Israël de Palestijnen slechts een klein gedeelte had aangedaan van wat Hoessein hen berokkende, zou het land van ieder platform in de wereld veroordeeld geworden zijn’.Ga naar voetnoot35 ‘Daardoor, geloof ik’, besluit Ne'eman, ‘kan elke Arabische staat een politieke regeling bereiken met Israël, indien hij dat wenst, ook al blijft het Palestijns probleem onopgelost’.Ga naar voetnoot36 Indien dit inderdaad de thans heersende houding is kan men zich afvragen waarom het niet sneller tot een akkoord tussen Israël en zijn buurlanden kon komen. Om dit te begrijpen moet men vooreerst inzien dat, zoals premier Rabin overigens al verschillende malen zelf verklaard heeft, Israël er in de verste verte niet aan denkt, zelfs niet in ruil voor een volledige vrede, alle bezette Arabische gebieden terug te geven. Het is precies deze houding die de solidariteit van de Arabische landen met de Palestijnse zaak verbindt; vandaar ook hun tot vervelends toe herhaalde eis: enkel vrede met Israël als alle gebieden bezet tijdens de zesdaagse oorlog, ontruimd worden en de nationale rechten van de Palestijnen erkend worden. Vandaar ook de Arabische noodzakelijkheid van de Jom Kippoer-oorlog: ging Israëls grootste politieke partij niet met een programma naar de verkiezingen dat regelrechte annexatie van alle gebieden voorstelde? Laten we nu pogen Israëls positie terzake te bepalen; wie anders dan Yitzak Rabin himself kan ons beter hierover inlichten? ‘Israël heeft de Amerikanen er aan herinnerd dat het boven iedere twijfel verheven is dat het weigert zich uit alle gebieden terug te trekken. Iedere poging tot globale regeling tussen Israël en de Arabieren zal automatisch leiden tot een bevriezing en tot een consolidatie in de Arabische wereld en | |||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||
identificatie van de Sovjet-Unie met de Arabische belangen. De enig accepteerbare conclusie is dat het enige pad om oorlog te vermijden... het pad is van tussentijdse overeenkomsten. Dit zal tijd geven om problemen te bestuderen als Jeruzalem, vredesgrenzen enz., waar de kloof tussen Israël en de Arabieren breed en onoverbrugbaar is... de Arabieren weten dat Israël niet bereid is zich terug te trekken op de grenzen van voor de zesdaagse oorlog. Ze kennen de grenzen en gebieden die Israël nooit zal verlaten’.Ga naar voetnoot37 Ik vestig de aandacht op het woord ‘gebieden’. Aan het argument van veilige grenzen kan trouwens enkel door naïeve politici worden vastgehouden; in een tijd van Pershing-raketten, F-16 straaljagers en Cobra helicopters is geen enkele grens nog veilig. Veilige grenzen hangen af van de buren en vooral van goede relaties met die buren. In het Midden-Oosten lijken die relaties, althans van Arabische zijde uit gezien, toch nauw verbonden met de verloren gebieden. De bovenvermelde territoria waaraan Israël zich absoluut vasthecht, zijn volgens Rabin op een kaart gesitueerd, en enkel wanneer een Arabisch land klaar is voor vrede wordt die bewuste kaart ook publiek. Uitgaande van contacten met Israëli's kan men die gebieden gemakkelijk zelf vinden. Onderstaande conclusies gelden voor een volledig vredesverdrag: - Egypte krijgt 75% van de Sinaï terug (het gebied tussen El-Arisj en Sjarm-el-Sjeik, inbegrepen Gaza, blijft Israëlisch). - Syrië krijgt ongeveer 5 km op de Golanhoogvlakten (van daar de veranderende houding t.o.v. een Syrisch-Israëlische overeenkomst: ‘Als je me vraagt of ik een kaart heb voor tussentijdse overeenkomsten met een of meer Arabische landen, is mijn antwoord: ja! Ik heb zulke gedetailleerde kaarten...’ zei Rabin in 1974.Ga naar voetnoot38 Nu echter blijkt dat Syrië verklaart in te gaan op zulk een akkoord zegt dezelfde Rabin in 1975: ‘Wat Syrië en Jordanië betreft stel ik een volledige vredesovereenkomst voor, in een tussentijds akkoord hebben we niets te bieden...’Ga naar voetnoot39 Dit is uiteraard identiek met de definitieve annexatie van praktisch de gehele Golanhoogten. Gezien de talrijke Joodse nederzettingen hierop gebouwd kan het ook praktisch niet anders. - Jordanië krijgt een deel van de westelijke oever terug; een rechte lijn wordt getrokken tussen Nabloes en Hebron, alles ten westen hiervan wordt geannexeerd; het oostelijke gedeelte komt definitief terug bij Jordanië. De 40 nederzettingen blijven op deze wijze Israëlisch, de Jordaanse Palestijnen mogen blijven waar ze zijn en krijgen politieke rechten in federatief verband (over de andere Palestijnen wordt vooralsnog met geen woord gerept). - Over Jeruzalem kan omzeggens niet worden onderhandeld. Het plan | |||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||
van Caradon dat ‘door de Joden zal worden toegejuicht’Ga naar voetnoot40 kan men beamen, een realistische kans tot slagen maakt het geenszins. ‘Oost-Jeruzalem blijft Israëlisch’ zeggen de Israëli's en hiermee is jong en oud, religieus of niet-religieus, het volmondig eens. Liever stierven zij dan dat een ander gezag dan (of naast) het Joodse over Oost-Jeruzalem zou worden gevestigd! Bij een minder dan 100%-vrede zijn de concessies aanzienlijk kleiner. Peres: ‘Echte duiven zijn er in Israël niet. Echte duiven zouden mensen zijn die voorstellen dat we tegelijk Jeruzalem en de Golan opgeven, en een Palestijnse staat oprichten. Echte haviken zijn er ook niet: zelfs degenen die de Golanhoogten als deel zien van de bijbelse passage waarin het land van melk en honig wordt beschreven, zijn bereid tot opgave van delen van de Sinaï... Het is waar dat zwakke mensen van deze lijn kunnen afwijken, maar dan brengen zij de staat in gevaar’.Ga naar voetnoot41 Nochtans zijn alle visies in de Israëlische pers niet zo hard en onverdraagzaam als die van Peres doet vermoeden. Aan het woord is nogmaals professor Rubinstein: ‘De oprichting van een stad op de Golanhoogten dient onze veiligheid niet en zal de Israëlische politieke belangen schaden... Als we moeten vechten, dan is het niet omwille van ons recht een stad in bezet gebied te bouwen, maar omwille van ons recht op bestaan... Wij denken nog in termen van het oude Palestina terwijl onze streek het nucleair tijdperk binnentreedt... we moeten gebieden afstaan zelfs al betekent het de opgave van historische affiniteit en morele rechten...’ En Rubinstein besluit dat ‘hoewel een terugkeer tot de grenzen van 1967 onmogelijk is’, men niet door een onbesuisde annexatiepolitiek de politieke isolatie en de vermindering van sympathie tegenover de Joodse staat mag riskeren.Ga naar voetnoot42 | |||||||||||||||||||
Op zoek naar een vrede ‘vrucht van gerechtigheid’Dit brengt ons dan stilaan naar het einde van onze zoektocht naar vrede in het Midden-Oosten, of in ‘het Gebied’ zoals de Israëli's het uitdrukken. Moeten we optimistisch zijn? Neen. Het recht van de Palestijnen om ook een eigen land te hebben werd nog steeds niet door Israël erkend, laat staan dat een begin gemaakt werd om het te realiseren. De Palestijnen zelf zijn in beginsel bereid Israël te erkennen als onafhankelijke Joodse staat zoals die in het verdelingsplan van 1947 werd voorgestaan, maar dit is uiteraard geen realistische basis voor een zinnig gesprek met de tegenpartij. Arafat ver- | |||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||
klaart voor de V.N. dat enkel een democratisch Palestina voor hem aanvaardbaar is, de volgende dag erkent hij in een interview dat dit slechts een droom was en dat hij wel bereid is tot een vredesverdrag met de Joodse staat, als een kleine Palestijnse staat wordt opgericht. Geen enkele Arabische of Palestijnse leider durft openlijk te verklaren naar vrede te streven met de tegenstander, misschien met uitzondering van Sadat. Wegens de dreigende Israëlische annexatiepolitiek zijn al de Arabische leiders momenteel bereid ten koste van de Palestijnen in touw te gaan met Israël. Gelukkig voor de P.L.O. echter verschillen de meningen zo erg dat een volledig akkoord onmogelijk is. Wat de Arabieren ‘bezet’ heten is voor de Hebreeërs reeds lang ‘Israël’ geworden en elke kleine teruggave wordt dan beschouwd als grote concessie waar tegenover een stuk vrede geleverd moet worden (cf. de duur gekochte vrede van 75 miljard BF inzake de Sinaï). Is dit helemaal onlogisch? Neen, in deze wereld blijft immers het recht van de sterkste gelden. Dank zij de wapens heeft Israël toch reeds vier keer de oorlog gewonnen. Dank zij de bewapening overleven ook Zuid-Afrika en Rhodesia, om er maar twee te noemen, te midden van een vijandige omgeving. De mythe van de arme verdrukte Israëli's omgeven door een gebied van monsters, doet in dit verband enigszins anachronistisch aan en is vooral bedoeld om sympathie of meelij bij de Amerikanen (of Nederlanders) op te wekken. De leiders momenteel aan de macht in de Arabische landen zouden bereid zijn met Israël een niet-aanvalsverdrag te tekenen in ruil voor algehele teruggave van de bezette gebieden, maar de lezer merkt zelf hoe ver de standpunten van Israël en zijn buren van elkaar verwijderd zijn. Voor echte vrede immers wil de Hebreeuwse staat slechts een beperkt deel van de gebieden afstaan, dat nog kleiner is in ruil voor een niet-aanvalsakkoord. Slachtoffers van de kortzichtige politiek van hun voorgangers, moeten de Arabieren kiezen voor hun principes of voor de economische vooruitgang van hun onontwikkelde landen. Sadat opteert voor het laatste; zo kan hij tenminste de volgende oorlog zeker voor drie jaar uitstellen. Door de gebrekkige vredespogingen verliezen gematigde leiders als Sadat, Assad en Arafat hun geloofwaardigheid bij hun respectieve achterbannen (enkel Hoessein lijkt hiervoor immuun te zijn), tot op het moment dat zij vervangen worden door meer revolutionaire elementen die dan door zinloze of kinderlijke acties (vb. het wippen van Israël uit de U.N.O., het opblazen van een hotel) de tegenpartij nog meer vastberadenheid bezorgen in hun vasthouden aan eerder ingenomen stellingen.Ga naar voetnoot43 Deze laatste redeneert officieel als volgt: als het 27 jaar vraagt vooraleer de Arabieren bereid zijn ons bestaan te erkennen (en volgens Israël doen ze dat nog niet) dan zullen wij | |||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||
nog wel eens zo lang wachten tot ze bereid zijn (nogmaals) vrede te sluiten, maar dan op onze condities. In Israël lijkt heden ten dage onwrikbaarheid het hoofdmotief. Rabin en Peres dirigeren het Israëlische orkest en geen instrument mag uit de toon vallen. Meer gematigde politici, die bijv. proefballonnetjes oplaten in de richting van Arafat, worden met klem het zwijgen opgelegd. De jongeren die vinden dat Israël weinig doet voor de vrede, worden gewezen op de jongste agressieve toespraak van een Arabische leider. ‘Vermits we al op de hoogte zijn van de betekenis van de afwezigheid van verrassings- en initiatiefnemende elementen in de oorlog en vermits we in de volgende eeuw niet door de Arabieren verrast willen worden, is het mogelijk dat we voor dit dilemma geplaatst worden: wat houdt een casus belli in en hoe wordt ze behandeld: door het element van verrassing en initiatief in handen te nemen’.Ga naar voetnoot44 Dergelijke zinnen zijn in de Israëlische pers gemeengoed. Er bestaat in Israël een alles overheersend akelig gevoel dat de oorlog zo iets is als een conjunctuurverschijnsel dat op vaste tijdstippen steeds weer opduikt. ‘Wij moeten pogen hen een klap te geven die hun lust tot oorlog zal bederven. We hebben bewezen dat we sterk zijn - en we zijn sterk’. ‘We zullen opstaan en hen neerslaan, we deden dat in het verleden ook al. Vooral omdat ons vertrekpunt in de volgende oorlog niet zo inferieur zal zijn als in de laatste. We zullen geen fouten maken en we zullen niet meer honderd tanks zonder doel verliezen’. ‘We moeten nog vechten voor Israëls overwinning. We zijn nog niet halfweg; we hebben sterke zenuwen nodig, een lange adem en geloof in de gerechtigheid van onze zaak en in de zionistische staat’.Ga naar voetnoot45 Ik beweer niet dat iedereen in Israël op deze wijze spreekt, en dat deze slogans ook echt inhouden wat ze misschien op het eerste gezicht betekenen. Dat ze vrij gepubliceerd worden is democratisch, maar dat ze de bedrieglijke opvatting van de ‘onvoldoende economische en politieke ontwikkeling van de Arabische landen’ bestendigen is bedroevend. De V.S., enige macht die Israël aan de onderhandelingstafel tot meer concessies kan dwingen, zitten in 1976 zelf in volle verkiezingen gewikkeld en zullen zich dan niet zo veel met hun lastige klanten bezig houden. Uiteraard hoopt Israël op een democratische overwinning waarbij dan Jackson (of wie dan ook de democratische presidentskandidaat zal zijn) dezelfde politiek van zijn (democratische) voorgangers zou voeren. Gezien de relatief nog steeds grote energieafhankelijkheid van het Midden-Oosten, zal dit laatste wel een streep door de Israëlische rekening betekenen. Aangezien de V.S. wel Israël maar niet zijn veroveringen willen verdedigen, moet het vroeg of laat tot een crisis van formaat komen tussen beide landen. En toch bespeuren wij een hoopgevend lichtje in de woestijnduisternis. Meer | |||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||
en meer beginnen jonge Palestijnen en Israëli's in Israël met elkaar te praten. Dank zij de onmiddellijke nabijheid van Judea en Samaria zijn er tussen sommigen van hen (vooralsnog schuchtere) economische en culturele contacten. Het Israëlisch-Arabisch conflict is een symbool van ons tijdsgewricht waarin alles zeer snel voorbijgaat en waarin het beleid nauwelijks kan volgen. De huidige inertie, verklaard door een wederzijdse haat die de geest vertroebelt, kan misschien nog eens in een bevrijdende visie worden omgezet. Dat dit nu nog onmogelijk is vind ik oprecht jammer, want indien Israël en Palestina zich ooit konden verzoenen, dan werd hun federatie wellicht een der welvarendste ter wereld. Gods symbool voor de eeuwige vrede? Een andere optimistische conclusie: dit verslag is voor het merendeel gebaseerd op Israëlische kranteartikels. Dit laatste bewijst alleszins dat nu, veel meer dan vroeger, de Palestijnse problematiek in Israël onderkend wordt en dat men ze niet doodzwijgt zoals de Meïr-Dajan-aanhang deed. Voor Israël bestond (en bestaat) de kern van het conflict in het recht op bestaan van de Hebreeuwse staat. Voor de Arabieren is het de Palestijnse kwestie. Nu het bestaansrecht van Israël door de Arabische buurlanden erkend wordt, nu Israël meer open begint te staan voor de Israëlische Palestijnen, is de kern van het conflict m.i. zoniet veranderd dan wel verplaatst. De strijd in het Midden-Oosten is anno 1975 een territoriale kwestie geworden. Wat de Palestijnen betreft geloof ik, maar op dit punt kan ik mij vergissen, dat de Israëlische leiders ergens in het diepst van hun hart toch wel erkennen dat vroeg of laat met hen gesproken zal moeten worden, en dat de oprichting van een eigen Palestijnse staat overwogen dient te worden, wil men in het Midden-Oosten toch eens vrede hebben. Maar nogmaals, de territoriale ambities maken elke poging in deze zin nu onmogelijk. Eens, als het Joodse inwijkelingenpercentage sterk zal gaan dalen, moet Israël inzien dat er plaats genoeg is voor de Palestijnen. Met dit Israël zullen de Arabische buren op hun beurt wel bereid zijn een echte vrede te sluiten, maar dit proces, dat amper begonnen is, heeft vooral tijd nodig, de tijd van een mensenleven. |
|