| |
| |
| |
Boekbespreking
Sociale wetenschappen
Arbeid - een aflopende zaak?
Katernen 2000, Amersfoort, 3/1975, 23 blz., f 3,- |
|
Colson, F. (e.a.), Computer en privacy
Acco, Leuven 1975, 103 pp., BF 165 |
Franzmann, Bodo, Arbeitsfeld Buch
(ab) Aspekte Verlag, 1972, 132 pp. |
Franzmann, Bodo & W. Zitzelsberger, Arbeitsfeld Presse und Oeffentlichkeit
(ab) Aspekte Verlag, 1974, 175 pp.
Geef ons de ruimte terug
Katernen 2000, Amersfoort 1975, 23 blz., f 3,- |
Hartwig, Helmut & K. Riha, Politische Aesthetik und Oeffentlichkeit
Anabas Verlag, 1974, 228 pp., DM 26,80 |
Heldring, J.L., Het verschil met anderen G.A. van Oorschot, Amsterdam, z.j., 215 blz., f 22,50 |
Katholiek wetenschappelijk theologisch onderwijs in Nederland 1964-1974
De Horstink, Amersfoort 1975, 132 blz., f 15,90 |
Kernvraag 53, Arbeid, arbeidsethos, inkomensverdeling
Geestelijke Verzorging Krijgsmacht, Den Haag, juli 1975, 37 blz., gratis |
Mann, Michael, Klassebewustzijn en revolutionair perspectief
Boom, Meppel 1975, 84 blz., f 10,50 |
Nederlandse grenzen van de groei
Aula, Spectrum, Utrecht/Antwerpen 1975, 174 blz. |
Nielsen, Uwe & J. Koch, Arbeitsfeld Funk und Fernsehen
(ab) Aspekte Verlag, 1973, 165 pp., DM 9,80 |
Raimbault, Ginette, Artsen, kinderen, ouders
Ambo, Bilthoven 1975, 248 blz., f 22,50 |
Rand, Ayn, Kapitalisme. Het onbegrepen ideaal
Novapres, Laren 1962, 400 blz., f 24,90 |
Roscam Abbing, P.J., red., Conflict en harmonie
Boom, Meppel 1975, 152 blz., f 18,50 |
Yu, Cheung-Lieh, Der Doppelcharacter des Sozialismus
Klaus Wagenbach, Berlin 1975, 92 pp., DM 5,50 |
Zimmerman, Marie, RIC 1, Documentation, Computer and Christian Communities
Cerdic-Publications, Strassbourg 1974, 416 pp. |
| |
L. Rademaker en E. Petersma, Hoofdfiguren uit de sociologie I en II
(Aula) Spectrum, Utrecht/Antwerpen 1974, 276 en 291 blz, per deel f 9,50
Het bundelen van 28 artikelen, die verschenen zijn in het weekblad Intermediair, levert vanzelfsprekend een in aanpak en beklemtoning gevarieerd beeld, als er 22 schrijvers bij betrokken zijn. Dit is niet zozeer toevallig als wel inherent aan de sociologie-beoefening. Vandaar ook komen steeds opnieuw methodologische problemen naar voren, even goed bij de als sociologen besproken filosofen. Naast biografische en bibliografische gegevens over zo'n 26 ‘hoofdfiguren’, vormt bijna elk artikel wel een ingang om een indruk te krijgen van de in de sociologie zo belangrijke methodendiscussie. Door de brede selectie van besproken kopstukken, wordt terecht niet de indruk van één sociologie maar van sociologieën gewekt op een boeiender wijze dan de conventionele presentatie middels scholen of groepen van sociologen doen kan.
De 22 schrijvers zijn van zeer verschillende komaf. Daardoor raken de verhoudin- | |
| |
gen tussen de essays onderling wel eens wat zoek. Een probleem, dat niet opgelost wordt door de als voegmiddel bedoelde inleiding en afsluiting noch gesignaleerd wordt door het oubollige voorwoordje. Persoonlijke voorkeur: Beerling over Simmel, Den Hollander over Veblen, Gevers over Etzioni, Van Nieuwstadt over Habermas. Ieder zal natuurlijk wel zijn eigen selectie van kopstukken kunnen maken en daarom wel deze of gene missen: waarom niet Lipset? Waarom niet Dahrendorf? Enz. Als ik Veblen en Weber tegenkom, zou ik daar graag J.R. Commons aan toe willen voegen; of denk ik dan te veel aan hen als institutionele economisten i.p.v. als sociologen? Niettemin loont het, deze beide boeken aan te schaffen, omdat ze een waardevolle kennismaking met de sociologie kunnen vormen voor de niet-socioloog.
Eduard Kimman
| |
Gedragswetenschappen
Hendriks, Zef en Rob Verstegen, Gedragsproblemen in de klas
Dekker & v.d. Vegt, Nijmegen/Van Gorcum, Assen 1975, 93 blz., f 14,90 |
Oakley, Ann, Op gelijke voet. Vermeende verschillen tussen man en vrouw
Nelissen, Bloemendaal 1975, 180 blz., f 19,90 |
Oppitz, Michael, Notwendige Beziehungen. Abriss der strukturalen Anthropologie
Suhrkamp Verlag, Frankfurt 1975, 430 pp., DM 14,- |
Peeters, H.F.M., Kind en jeugdige in het begin van de moderne tijd ca. 1500 - ca. 1650
Boom, Meppel 1975, 359 blz, f 24,50 |
Remmerswaal, Jan, Inleiding tot de groepsdynamika (Proces-materiaal)
Nelissen, Bloemendaal 1975, 201 blz., f 24,90 |
Robert, Charles, L'homme manipulé
Cerdic Publications, Strassbourg 1974, 243 pp. |
Tournier, Paul, Geborgenheit. Sehnsucht des Menschen
Herderbücherei, Freiburg 1975, 238 pp., DM 4,90 |
| |
Mildred Stevens, Diep zwakzinnig kindzijn; over de onderwijsbehoeften van diepzwakzinnige kinderen. Uit het Engels (1971).
Boom, Meppel 1974, 130 blz., f 13,50
Een zeer enthousiaste en vindingrijke B.O. onderwijzers vertelt voorbeelden van kinderen en technieken.
Het is kennelijk voor haar collega's geschreven, maar ook bijvoorbeeld sociale werkers, ouders en artsen kunnen er van leren.
Het is geen theoretisch verhaal, geen fenomenologie van het zo-zijn, geen protest tegen te lage subsidie en geen politiek van de schuld geven, maar praktisch en helder. Een aardig boekje.
J.H. van Meurs
| |
Herwig Blankertz, Didactiek, theorieën en modellen
Aula, Spectrum Utrecht/Antwerpen 1973, 198 blz, f 6,50, BF 106
Bezinnig op aard, doelstellingen en op methodieken van onderwijs werd gestimuleerd vanuit het verplichte ombuigen van het Duitse onderwijs, en de Verenigde Staten droegen bij vanuit machtspolitieke overwegingen, gebaseerd op vreedzame concurrentie met het Sovjetrussische politieke systeem.
De desintegratieverschijnselen in de gehele Westerse wereld na 1965, ook wel democratiseringsverschijnselen genoemd, die de voorboden bleken van de huidige crisis in het kapitalistische stelsel, fungeerden als sociaal-economische basis van waaruit de veranderingsimpulsen krachtig ondersteund werden. De huidige ontwikkelingen binnen het onderwijs wijzen op een onderstreping van een door Herwig Blankertz gesignaleerd conflict tussen twee stromingen of richtingen.
Binnen de ene stroming wordt gezocht naar de ‘juiste’ onderwijsfilosofie, waarbij de vraag naar de waarden en doeleinden van het onderwijs centraal staat; de andere, de ‘technische’ stroming, keert zich van de ideologische discussies af en zoekt naar het ontwikkelen van optimale technieken binnen het onderwijs.
Algemene didactiek en onderwijskunde hebben in deze discussie tot taak te verhelderen en de te nemen beslissingen
| |
| |
binnen het onderwijs te verantwoorden. Blankertz probeert in de genoemde discussie een middenpositie in te nemen, waarbij hij de onderwijstechnologische ontwikkelingen probeert te koppelen aan een doorzichtig maken van onderwijsdoelstellingen en ideologische stellingnamen.
De Nederlandse vertaling van het boek van Blankertz brengt zijn vrijwel volledige overzicht van de didactische en leertheoretische stromingen bij een breder publiek.
F. Nieuwenhof
| |
Politiek
Agnoli, Johannes, Ueberlegungen zum bürgerlichen Staat
Klaus Wagenbach, Berlin 1975, 139 pp., DM 6,50 |
Bossle, Lothar, Allende und der europäische Sozialismus
Seewald Verlag, Stuttgart 1975, 146 pp., DM 14,80 |
Crijnen, A.J., De Baader-Meinhof groep Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1975, 125 blz., f 12,50 |
Delfgaauw, Prof. Dr. B., Vietnam. Zijn verdragen vodjes papier?
Wereldvenster, Baarn, 1975, 128 blz., f 8,90 |
Graubard, Prof. Stephen Richards, Kissinger, de onmisbare
Forum boekerij, Ad M.C. Stok, Zuid-Holl. Uitg. Mij, Den Haag, 1975, 394 blz. |
Horlacher, Wolfgang, Mit Strauss in China
Seewald Verlag, Stuttgart, 1975, 173 pp., 48 Abb., 1 Karte, DM 20,- |
Kaltenbrunner, Gerd-Klaus, Hrsg., Der überforderte schwache Staat
Herderbücherei Initiative 7, Herder, Freiburg 1975, 190 pp., DM 8,90, abonn. DM 6,90 |
Michelman, Cherry, The Black Sash of South Africa
Published for the Institute of Race Relations, by Oxford University Press, London 1975, 208 pp., £6,50 |
Pachman, Ludek, Nu kan ik spreken. Van Benes tot Dubcek
Wereldvenster, Baarn/Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1975, 397 blz., f 27,50 |
Plichten en perspectieven. Aanzet voor een profielschets van het CDA
Centrum voor Staatkundige Vorming, Dr. Abraham Kuyperstichting, Jhr. mr. A.F. de Savornin Lohmanstichting, Den Haag, 1975, 35 blz., f 3,90. |
Rodney, Walter, Afrika. Die Geschichte einer Unterentwicklung
Klaus Wagenbach, Berlin 1975, 236 pp., DM 12,50 |
Strauss, Franz Josef, Deutschland. Deine Zukunft
Seewald Verlag, Stuttgart, 1975, 116 pp., DM 9,80 |
Weinstock, Nathan, Das Ende Israels?
Klaus Wagenbach, Berlin, 1975, 272 pp., DM 13,50. |
| |
Dietrich Müller-Römer: Die neue Verfassung der DDR.
Wissenschaft und Politik, Köln 1974, 112 pp., DM. 10,-
Onderhavig werk geeft in essentie de inhoud weer van de nieuwe grondwet van de DDR, die op 7 oktober 1974 van kracht werd in Oost-Duitsland. Natuurlijk heeft de auteur deze grondwet ingedeeld in een aantal rubrieken, die op zichzelf genomen reeds een aanduiding zijn voor de maatschappelijke ordening van een socialistische staat. Achtereenvolgens worden dus behandeld:
de grondslagen van de socialistische, de maatschappelijke en de staatsorde; de burgers en de gemeenschapsorganismen (zoals bedrijven, gemeenten, steden en vakbewegingen en socialistische produktiecoöperatieven) in het kader van de socialistische maatschappij; de staatsorganen en het staatsbestuur; de socialistische rechtsorde en rechtspleging, tenslotte enkele slotbeschouwingen, bv. over de veranderingen van de grondwet.
De uitgever heeft echter gemeend dit werk te moeten vervolledigen met een korte studie over de inhoud van de grondwet, de filosofische en ideologische grondslagen die aan de basis ervan liggen, en over de evolutie van het staatsrecht in de DDR. Als dusdanig kan het werkje dan ook het best omschreven worden als een kort overzicht van de staatsleer en de staatsinrichting van de DDR.
Hier kan nog worden vermeld dat de auteur bij dezelfde uitgeverij een werk uitgaf onder de titel: DDR-Gesetze,
| |
| |
waarin de belangrijkste wetboeken van de DDR werden overgenomen.
Zowel het besproken werk als het hierboven aangehaalde werk zijn zeer belangrijk en horen thuis in de bibliotheek van elke rechtsgeleerde, van elke student in het vergelijkend staatsrecht, en van ieder die geïnteresseerd is in de maatschappelijke inrichtingen van de landen van het oostblok.
A. Van Peteghem
| |
Gerhard Konzelmann, Die Reichen aus dem Morgenland. Wirtschaftsmacht Arabien
Desch, München, 1975, 198 pp., DM. 24,-
In de economische en politieke geschiedenis staan we voor wat we in het Duits een ‘Einmaligkeit’ zouden kunnen noemen, d.i. een uitzonderlijke en zich eenmaal voordoende toestand. De Arabische petroleumlanden trekken zo'n kapitalen naar zich toe, dat ze zelf niet meer precies weten hoe rijk ze zijn en wat ze met dat geld moeten doen. De petrodollars hebben de economische verhoudingen in de wereld dan ook grondig gewijzigd.
Het is niet onze bedoeling hier een opsomming te geven van de talloze boeken en artikels die reeds aan dit petroleum-vraagstuk werden gewijd. In deze lange reeks vormt onderhavig boek evenwel een verdienstelijke aanvulling.
Volgende thema's worden er in behandeld: de enorme accumulatie van kapitalen in de petroleumstaten; de tussenkomst van de oliestaten in het westen en in bepaalde ontwikkelingslanden; de interne toestand van de Arabische landen; de onderlinge verhoudingen tussen de Arabische landen, die zeer verdeeld reageren op bepaalde maatschappelijke vragen. Dit laatste is m.i. wel het belangrijkste deel van het werk, omdat het zowel de zwakke punten van het systeem als de maatschappelijke opties van de verschillende staten weergeeft.
Het deel over de accumulatie en de uiteindelijke bestemming van de kapitalen is het meest spektakulaire.
Het boek is vlot geschreven en men leest het in één adem uit. Als dusdanig is het een goed voorbeeld van uitstekende journalistiek. Alleen moet vanuit wetenschappelijk standpunt de vraag worden gesteld naar de bronnen waarop dit boek steunt. Niettegenstaande deze reserve is het een boeiend werk, dat heel wat problemen aan het licht brengt en ons tevens bruusk voor de nieuwe eisen van de maatschappelijke verhoudingen plaatst.
A. van Peteghem
| |
Geschiedenis
Chouraqui, André, Die Hebräer. Geschichte und Kultur zur Zeit der Könige und Propheten
Reclam, Stuttgart, 1975, 278 pp., DM 24,80. |
Mee, Charles, Potsdam, de verloren vrede Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1974, 288 blz., f 17,50. |
Ploetz, Dr. Karl, Kalendarium der Wereldgeschiedenis
(Prisma) Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1975, 207 blz., f 5,-. |
Poe'i, Ik was keizer van China
In den Toren, Baarn, 1975, 398 blz., f 32,50. |
Schmidt, Alex P., Churchills privater Krieg
Atlantis Verlag, Zürich, 1974, 389 pp., DM 44, -, SF. 48. |
Sternberger, Dolf, Gerechtigkeit für das neunzehnte Jahrhundert (st. 244)
Suhrkamp Verlag, Frankfurt, 1975, 190 pp., DM 6,-. |
Taylor, A.J.P., The Second World War. An Illustrated History
Hamish Hamilton, London 1975, 240 pp., ill., £5.95. |
| |
Yigal Yadin, Hazor
Weidenfeld and Nicolson, Londen/Jerusalem 1975, 280 pp., £5.25
Yigal Yadin, professor in de archeologie aan de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem, auteur van de inmiddels gerenommeerde werken ‘Masada’ en ‘Bar Kochba’, heeft in de zomers van de jaren 1955-1958 met 220 medewerkers enerverende opgravingen verricht in Hazor, gelegen ten noord-westen van het meer van Genesareth. Hazor was een van de grootste citadels van het oude Israël, mogelijkerwijs zelfs van het gebied van de vruchtbare halve maan, dat zich uit- | |
| |
strekt van Mesopotamië tot Egypte. Uit deze beide culturen zijn verschillende vondsten gedaan die banden met Hazor aannemelijk maken.
In het Oude Testament wordt Hazor verscheidene malen genoemd en enkele berichten hiervan heeft Yadin tot uitgangspunt voor zijn opgravingen gekozen (o.a. Joz. 11:10-13; 1 Kon. 9:15; 2 Kon. 15:29). De expeditie is enorm geslaagd te noemen; men vond aanwijzingen van de welvarende periode onder koning Jerobeam II (789-748 v.C.), sporen van een grote verwoesting door de Assyrische koning Tiglat Pileser III in 732. Op het eind van de archeologische missie vond men een groot waterreservoir dat gebouwd moet zijn tijdens de regering van koning Achab (874-853 v.C.), dat net zoals de tunnel van Siloa onder koning Hizkia (715-686) in Jeruzalem en de bekkens in Megiddo uiterst geraffineerde opslagplaatsen voor water waren tijdens een beleg.
Analoog aan vondsten in Megiddo en Gezer trof men bewijzen aan voor de bouwactiviteit van koning Salomo. Naar de mening van Yadin is het van het grootste belang sporen van Salomo te ontdekken om aldus uiteindelijk te komen tot het grote ideaal: de reconstructie van de tempel van Salomo in Jeruzalem. Verder terug in de tijd ontdekte men aanwijzingen voor de verovering door Jozua van de stad en uit de 13e eeuw een - voor die tijd - groot tempelcomplex, dat waarschijnlijk was toegewijd aan de storm- of weergod Hadad. Volgens Yadin heeft de tempel van Hadad model gestaan voor de tempel van Salomo, die ongeveer drie eeuwen later werd gebouwd.
Bij het lezen van dit bijzonder fraai uitgevoerde fotoboek moest ik steeds meer denken aan de roman ‘The Source’ van de Amerikaan James Michener. En inderdaad treft men op p. 233 een beschrijving aan van de ontmoeting tussen Yadin en Michener. Een vergelijking tussen beide boeken doet in het oog springen hoe Yadin toch niet duidelijk chronologisch te werk is gegaan; hij maakt de lezer in de war met zijn boeiende verteltrant. Aan de andere kant is de vreugde over de vondsten in Hazor begrijpelijk; het betekent dat het volk van Israël zeer concreet gestoten is op verschillende basisfeiten uit zijn historie. Intrigerend is tenslotte de opmerking van Yadin dat voor het blootleggen van heel Hazor nog ca. 500 jaar nodig is wanneer men met dezelfde mankracht en in hetzelfde tempo zou doorgaan.
Panc Beentjes
| |
Wijsbegeerte
Dr. A.E. Loen, De Geschiedenis, haar plaats, zin en kenbaarheid
Van Gorcum, Assen 1973, 217 blz. f 41,-
Wie meent uit de titel van dit boek te mogen concluderen, dat de S. spreekt over de geschiedeniswetenschap, zal pas op de laatste blz. gelijk krijgen. De auteur behandelt nl. eerst uitvoerig de ‘plaatsbepaling’, een situeren van de vraag wat geschiedenis is, met haar bijbelse veronderstelling, dan over geschiedenis als ‘gebeuren’, om op blz. 184 een hoofdstuk te beginnen ‘Geschiedeniswetenschap’. Maar dat gaat eigenlijk over de idee wat de wetenschap der geschiedenis moet zijn en op blz. 215 zegt de S. enthousiast: het komt uit. M.a.w. de filosofische theologie of theologische filosofie van Loen gaat zeer deductief te werk en het betoog is eigenlijk pas te volgen, als men zijn andere boek ‘De Vaste Grond’ heeft gelezen en begrepen. Dit is ook bijna het enige boek dat de S. citeert, al toont hij op de hoogte te zijn van de problematiek uit andere literatuur die hij echter niet het citeren waard acht. Zijn houding is dat de lezer naar hem moet luisteren. Nu is Loen inderdaad een belangrijk denker, maar zijn speciale houding omtrent de prioriteit van Gods Woord en zijn moeilijke betoogtrant maken een dialoog bijna onmogelijk en men kan slechts hopen, dat vaklieden zich toch de moeite zullen geven het boek te bestuderen. Het is de extra inspanning waard.
J.H. Nota
| |
| |
| |
R.F. Beerling, Wittgenstein geeft te denken
Boom, Meppel, 1974, 176 blz.
Royal Institute of Philosophy Lectures Volume 7 1972/'3, Understanding WittgensteinMacMillan, London, 1974, 285 pp., £4.95, paperback £2.50
Wittgenstein is uit de mode. Ondanks dat blijft er een stroom boeken over hem verschijnen. Men staat alleen anders tegenover de denker. Vroeger probeerde men te achterhalen wat er precies bedoeld was en had men ruzie over de interpretatie, maar in ieder geval moest er een zinvolle interpretatie uit komen. Nu kan men openlijk zeggen dat de meester nonsens heeft gezegd of dat een betoog verward en onsamenhangend is.
Beerling geeft zesentwintig commentaren die goed en duidelijk geschreven zijn. Ook voor lezers die het werk van Wittgenstein niet kennen, is dit een bruikbaar werk. De schrijver acht vrijwel niets bekend. Ieder commentaar geeft duidelijk aan op welke tekst ze betrekking heeft. De tweede bundel vraagt deskundigheid. De hoofdvraag er in is of de Tractatus en de Untersuchungen wel zo met elkaar in tegenspraak zijn als altijd is aangenomen. Tot een duidelijke conclusie komen de schrijvers, die elkaar trouwens onderling bestrijden, niet. Wil men dit werk lezen dan heeft men wel de originele werken van Wittgenstein daarbij nodig, waarbij men dan nogal eens op moeilijkheden zal stuiten naar aanleiding van de Engelse vertaling daarvan.
C.J. Boschheurne
| |
Joachim Perels und Jürgen Peters, Ernst Bloch zum 90 Geburtsjahr - Es musz nicht immer Marmor sein
Klaus Wagenbach, Berlin 1975, 96 pp, DM 6,50
Een knap boekje waarin verschillende auteurs zeer kort de hoofdpunten van Blochs werk samenvatten. Met name het tweede opstel, waaraan de titel van de bundel is ontleend, van de hand van Jürgen Peters, geeft een zeer knappe samenvatting van de esthetica van Bloch. De bedoeling van het werkje is te laten zien dat Bloch wel degelijk een goed Marxist is. Dat lukt in zo verre men laat zien dat deze denker inderdaad de leer van Marx consequent heeft doorgedacht. Of het boekje nu werkelijk aanleiding zal zijn tot actie betwijfel ik. Dat ook al om de eeuwige fout van de ‘Deutsche Linke’: hun schrikwekkend taalgebruik. Geen zin mag korter dan minstens acht regels zijn en zinnen van een bladzijde lang zijn geen uitzondering. De Duitse taal schijnt buitendien niet goed genoeg om deze gedachten uit te drukken, zodat het wemelt van vreemde woorden. Het doet wat negentiende-eeuws aan.
C.J. Boschheurne
| |
Theologie
Boeke, Enno, Rondom het paradijsverhaal
Servire, Wassenaar 1974, 168 blz., f 12,90 |
Koch, Günter u. Joseph Pretscher, Rechter Glaube Rechtes Handeln (Theologie im Fernsehen)
Herder, Freiburg/Basel/Wien 1975, 94 pp., DM 10,80 |
Lehmann, Karl, Auferweckt am dritten Tage nach der Schrift (Quaestiones Disputatae)
Herder, Freiburg/Basel/Wien 1969, 376 pp., DM 35,- |
Merwe, D.C.S. van der, Elke Sondag nagtmaal?
Pro Rege, Potchefstroom 1975, 61 blz. |
Probst, Manfred u. Klemens Richter, Hrsg., Heilssorge für die Kranken
Herder, Freiburg 1975, 158 pp., DM 19,50 |
Seters, John van, Abraham in History and Tradition
Yale Univ. Press, London 1975, 335 pp., £8.25 |
Urs von Balthasar u. Joseph Ratzinger, 2 Plädoyers
Kösel Verlag, München 19712, 76 pp., DM 7,80 |
| |
Jos Lescrauwaet e.a., Leven uit de geest. Theologische peilingen aangeboden aan Edward Schillebeeckx.
Gooi en Sticht, Hilversum 1974, 227 blz.
Dit is een bundel opstellen over de heilige Geest, die aan Schillebeeckx werd aangeboden bij gelegenheid van zijn zestigste verjaardag.
Lescrauwaet omschrijft de plaats van Schillebeeckx in het geheel van de theologie, maar ook welke zijn theologische vindplaatsen zijn. Hij typeert zijn wijze van denken en laat zien, hoe hij kritisch dialogeert in het hart van de levende kerkgemeenschap, ten dienste waarvan
| |
| |
hij zijn theologie wil beoefenen. Dat is trouwens ook de plaats waar de geest zich ervaren laat. En theologie kan niet zonder het luisteren naar wat de geest te zeggen heeft.
De lijst van schrijvers bevat verder bekende namen uit de theologen-wereld van het moment. Zij behandelen niet allen hetzelfde thema van de geest, maar nemen centrale thema's uit de theologie onder de loupe vanuit het gezichtspunt van de heilige Geest. Dat blijkt zeer goed mogelijk.
Christologie (Van Bavel), ecclesiologie (Kasper), sacramenten (Küng en Siman), eschatologie (Berkhof) en antropologie (Lonergan) kunnen nieuwe impulsen krijgen als de Geest meer daarin wordt betrokken dan tot nu toe het geval was, en niet alleen in de exegese (Congar). In theorie is de behoefte aan een verdere uitwerking van de pneumatologische dimensie in de theologie wel steeds duidelijker geworden, maar misschien zal dit pas daadwerkelijk gebeuren als de aandacht voor de Geest in het léven van de kerk nog meer op de voorgrond komt: orthopraxie ook als vindplaats van de Geest (Chenu). Dat dit aan het gebeuren is, lijkt onmiskenbaar. Het doopsel met de heilige Geest (Schoonenberg), ervaring van de Geest en existentiële beslissing (Rahner) en de Geest als kracht tot heil en geestelijke gezondheid (Vergote) zijn thema's die steeds vaker terug komen. In deze bundel blijkt dat de Geest alles raakt en dat het de theologie verder kan helpen, als zij dat ook meer aan het woord laat komen (Jossua). Als de Geest het hart is van de dialoog, kan de levende waarheid ontdekt worden (Gilkey). Een grotere plaats van de Geest in de theologie zou deze wel eens tot een meer levende theologie kunnen maken, meer vanuit de levende ervaring van God die Geest is. Van de andere kant zou de theologie dan ook beter haar noodzakelijke kritische functie t.a.v. geestesbewegingen in de kerk kunnen uitoefenen, met meer recht van spreken.
De opstellen zijn kort en op een enkele uitzondering na ook helder. Ze wijzen eerder de vele mogelijkheden voor een theologie van de Geest aan dan dat deze ook al worden uitgewerkt.
Hans van Leeuwen
| |
In het spoor van Arminius
Uitgeverij Heuff, Nieuwkoop, 1975, 231 blz., f 21,50
Ter gelegenheid van de 65e verjaardag van Prof. dr. G.J. Hoenderdaal, hoogleraar van het Seminarium der Remonstranten te Leiden, hebben een aantal van zijn vrienden hem een feestbundel aangeboden met artikelen die alle cirkelen om de geschiedenis en de theologie van de Remonstrantse Broederschap. Als geheel is de bundel uiterst lezenswaardig terwijl enkele bijdragen in het bijzonder de moeite van het lezen waard zijn; o.a. het artikel van J.G. Gaarlandt over P.A. de Génestet, de bijdrage van E.B.A. Poortman over Karel Hendrik Roessingh. Een werk dat men zeker eens moet opslaan.
Panc Beentjes
| |
Godsdienst
Die Feier der Krankensakramente
Herder, Freiburg/Benziger, Einsiedeln 1975, 93 pp., DM 4,50 |
Evangelisch leven: illusie of uitdaging?
Diepgangcentrum, Hazerswoude 1975, f 6,50 |
Gods Woord bindt ons allen
Diepgangcentrum, Hazerswoude/K.B.S., Boxtel 1975, 64 blz., f 5,75 |
Hemert, Guus van, Lieve Hemel
Ambo, Bilthoven 1975, 175 blz., f 17,50 |
Lehmann, Karl, Jesus Christus ist auferstanden. Meditationen
Herder, Freiburg, Basel/Wien 1975, 94 pp., DM 9,80 |
Lubkoll, Hans-Georg u. Eugen Wiesnet, Wie liest man die Bibel?
Kösel Verlag, München 1974, 408 pp., DM 18,- |
Rijnsdorp, Dr. C., Gefascineerd door het laatste bijbelboek (Oekumene)
Bosch & Keuning, Baarn 1975, 109 blz., f 8,90 |
Stinissen, Guido (e.a.), De vlam in het hout. De mystiek van Sint-Jan van het Kruis
Carmelitana, Gent 1975, 271 pp., BF 215 |
Trungpa, Chögyam, Geestelijk materialisme
J.H. Gottmer, Haarlem 1975, 204 blz., f 14,90, BF 247 |
Zin in het leven
Diepgangcentrum, Hazerswoude 1975 f 7,- |
| |
| |
| |
Zielfelder Unterrichtswerk für den katholischen Religionsunterricht in der Sekundarstufe, 5./6. Schuljahr
Kösel-Verlag, München, 1975, 224 pp. ill., DM. 12,80
In de herfst van 1973 legden de Duitse bisschoppen een nieuw leerplan voor het katholieke godsdienstonderwijs ter tafel, waarvan thans het eerste leerboek verschenen is. Er is een enorme hoeveelheid tekst, fotomateriaal en informatie bijeengebracht door een uiterst deskundig team van katecheten, theologen en onderwijsdeskundigen. ‘Problemskizzen’ is de titel van het eerste deel van het boek, een fotocollage van ruim 60 pagina's over zaken die jongeren veelal weinig zullen zeggen; het tweede deel, ‘Stichworte’ is mijns inziens uitstekend, een soort woordenboek waarmee men de leerlingen zelf aan het werk kan zetten om bepaalde zaken te bestuderen en vragen te beantwoorden. Het derde deel ‘Materialteil’, bestaande uit 113 korte opstellen, liederen en uitstekende reprodukties, moet volgens de samenstellers een verdere verdieping zijn van het eerste deel van het boek. Samenvattend kan gesteld worden dat het eerste deel heel druk aandoet, terwijl de beide andere secties de moeite van het verwerken zeer zeker waard zijn.
Panc Beentjes
| |
Karl Rahner, Was sollen wir jetzt tun? Vier Meditationen
Verlag Herder, Freiburg i. Br., 1974, 60 pp., DM. 7,20
Vier Adventspreken (C-cyclus), waarin de gerijpte theoloog en zielzorger de evangelieteksten midden in leven en wereld van deze tijd plaatst. Goed leesbare overwegingen voor de Adventstijd.
S. Trooster
| |
Heinrich Schlier, Der Herr ist nahe. Adventsbetrachtungen
Verlag Herder, Freiburg-Basel-Wien, 19752, 112 pp., DM. 9,80
Drie overwegingen over resp. de vraag, de vreugde en de leer van de Advent. De beroemde exegeet sluit nauw aan bij de teksten uit het N.T. die hij behandelt. Daarom mist men een beetje de actualisering van deze teksten. Niettemin goede lectuur tot bezinning tijdens de Adventstijd.
S. Trooster
| |
Walter Dirks, Weihnachts-Konsequenzen
Chr. Kaiser Verlag, München, 1974, 75 pp., DM. 6,80
De bekende kritisch katholieke publicist bundelt hier enige beschouwingen bij het kerstfeest, die hij in verschillende jaren in periodieken en voor de radio gepubliceerd heeft. Men kan ervan op aan dat hij het kerstfeest kritisch weet te actualiseren. Omdat de auteur toch mild en genuanceerd blijft in zijn kritiek, zijn deze beschouwingen de moeite van het lezen en overwegen beslist waard. Men zal er heel wat verfrissende gedachten in kunnen vinden.
S. Trooster
| |
Literatuur
Boon, Louis Paul, Memoires van de Heer Daegeman
Arbeiderspers/Em. Querido, Amsterdam, 1975, 149 blz., f 14,50. |
Bruyn, Günter de, Tristan und Isolde
Verlag Neues Leben, Berlin, 1975, 135 pp., ill., M 12,- |
Geerk, Frank, Notwehr. 77 Gedichte
Kiepenheuer & Witsch, Köln, 1975, 104 pp., DM 10,-. |
Hantsch, Ingrid, Semiotik des Erzählens (MUS 5) Wilhelm Fink, München, 1975, 407 pp. |
Hasek, Jaroslav, De lotgevallen van de brave soldaat Svejk. Aan het front
Pegasus, Amsterdam, 1975, 317 blz. |
Kuin, J.W.M., Eliot's Aswoensdag - 1975, 267 blz. |
Lauterbach, H.O., Die schöne Marion
Verlag Neues Leben, Berlin, 1975, 440 pp., M 8,50 |
Lépidis, Clément, Der Seemann von Lesbos
Verlag Neues Leben, Berlin, 1975, 174 pp., M 5,50 |
Link, Jürgen, Die Struktuur des literarischen Symbols
(Kritische Information 24) Wilhelm Fink, München, 1975, 136 pp. |
| |
| |
Loest, Erich, Etappe Rom. Zehn Geschichten
(Podium) Verlag Neues Leben, Berlin, 1975, 303 pp., M 6,50 |
Marquez, Gabriel García, Laubsturm
Kiepenheuer & Witsch, Köln, 1975, 190 pp., DM 19,80. |
Pasternack, Gerhard, Theoriebildung in der Literaturwissenschaft
(UTB 426) Wilhelm Fink, München 1975, 303 pp., DM 24,- |
Poesiealbum 91, Jaroslav Smeljakow
Verlag Neues Leben, Berlin, 1975, 32 pp., 90 Pf. |
Poesiealbum 92, Wyston Hugh Auden
Verlag Neues Leben, Berlin, 1975, 32 pp., 90 Pf. |
Poesiealbum 93, Hans Marchwitza
Verlag Neues Leben, Berlin, 1975, 32 pp., 90 Pf. |
Poesiealbum 94, Bulat Ohudshawa
Verlag Neues Leben, Berlin, 1975, 32 pp., 90 Pf. |
Reventlow, Else, Franziska Gräfin zu Reventlow. Briefe 1890-1917
Langen-Müller, München, 1975, 589 pp., DM 36,-. |
Santen, J.P. van, L'essence du mal dans l'oeuvre de Bernanos
Universitaire Pers, Leiden, 1975, 234 blz., f 43,70. |
Turk, Horst, Dialektischer Dialog
Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen, 1975, 267 pp., DM 48,-. |
Warning, Rainer, Rezeptionsästhetik
(UTB 303) Wilhelm Fink, München, 1975, 504 pp., DM 19,80. |
Wolkers, Jan, Türkische Früchte
Kiepenheuer & Witsch, Köln 1975, 279 pp., DM 28,-. |
| |
Richard Alewyn, Probleme und Gestalten. Essays
Insel, Frankfurt 1974, 403 pp, DM 36,-
Wat in zijn grondiger studies geen geschikte plaats heeft gevonden, wordt door de bejaarde germanist (o 1902) bedachtzaam en met ingehouden geestdrift gebundeld. Deze literatuurhistoricus van ouden huize benadert het verschijnsel literatuur (meer dan alleen de Duitse) met een intuïtief-sociologisch inzicht; letterkunde is uiteraard een fenomeen sui generis maar tegelijk heeft ze de kracht om de behoeften, de gedachten en de angsten van de mens in zijn tijd uit te drukken. De combinatie van esthetische expressie en vakkundige structuuranalyse is bij deze auteur in staat de wetmatigheid van de geestelijke evolutie van de mens te attesteren. Dat gebeurt via sterke essays (met tonnen eruditie die met erg spaarzame voetnoten de achtergrond uitmaken) die zelf met voorbeeldig-literaire kunstigheid zijn uitgeschreven; dat gebeurt echter eveneens met accurate vakkennis waarin de dosering van objectinzicht en cultuurinterpretatie telkens een stap betekent naar het (h)erkennen van een proces. De interesse gaat daarbij opvallend uit naar grensfiguren, in de zin dat zijn literaire thema's op de snijlijn van periodes te vinden zijn. De herkomst en de nawerking treft hij dan gekristalliseerd aan bij één auteur of bij één verschijnsel, bv. Goldoni, de opera, de ruimte in de lyriek, Grillparzer, de angstsyndromen, de detectiveroman. Het is nergens luchtige lectuur, het is nergens zwaar op de hand; het gaat overal om constanten binnen de labiliteit en het eindigt steeds met verwijzingen naar de toekomst vanuit inzicht in het verleden. Een testament bij het leven.
C. Tindemans
| |
Theater
Mennemeier, Franz Norbert, Modernes deutsches Drama 2
(UTB 425) Wilhelm Fink, München, 1975, 410 pp., DM 19,80. |
Paris, Jean, Univers Parallèles. 1-Théâtre Seuil, Paris, 1975, 189 pp. |
| |
Siegfried Melchinger, Das Theater der Tragödie. Aischylos, Sophokles, Euripides auf der Bühne ihrer Zeit
C.H. Beck, München, 1974, 326 pp, 34 f., DM. 75,-
Jan Kott, The Eating of the Gods. An Interpretation of Greek Tragedy
Eyre Methuen, London, 1974, 334 pp., £3,75
Als voorstadium tot een nieuwe interpretatie van de 3 grote Grieken (om hun speelbaarheid voor de hedendaagse scène te testen met actuele criteria) brengt Mel- | |
| |
chinger een indrukwekkend goede studie over een thematiek die al decennia lang archeologen en filologen in hevige discussie heeft gehouden. Zijn oorspronkelijk standpunt is dat van de theaterman (methodisch niet strikt theaterwetenschappelijk te achten) die zijn kennis van en vertrouwdheid met de empirische scène als stevige maatstaf hanteert en daarmee tot verrassende resultaten komt. Eerst brengt hij een portret van de materiële en artistieke voorwaarden van het Dionysos-theater (Athene) waarbij hij voortdurend oog heeft voor de constanten in een ontwikkeling en de labiliteit in de conventie; hij plaatst alle autoriteiten, van Wilamowitz tot Webster, op een rijtje, weegt hun verdiensten en vergissingen gewetensvol af, achterhaalt de grond van hun opvattingen en bekrompenheden en formuleert telkens zijn eigen versies die systematisch alle vitale onderdelen van de scenische voorwaarden omvatten. Naast vele incidentele correcties, is vooral zijn stelling van de oost-west-as, de diagonaliteit bij de enscering van de eerste stukken van belang omdat hij daarna een verantwoording weet te brengen van het feit dat de klassieke code die de 3 auteurs kenmerkt, een verlegging van deze speldynamiek inhoudt naar de centrale as. Daaruit komen dan alle ons bekende scenische tradities voort. In een tweede deel wordt een omstandige interpretatie (documenten bij de hand) gegeven van alle deelaspecten die in de eerste globale synopsis werden verzameld en die het hele pakket van de scenische problemen van de 5e eeuw uitmaken, van koor, pagos, zee- en zon-functie, skene, paraskeinia, skenografie tot kopha (figuranten), machines en masker, afsluitend met een indrukwekkende behandeling van het ritme van dit muziektheater (waarin de mimesis met de constanten van akoe en opsis fundamenteel worden
doorgepraat in een omvattende theorievorming). Zo blijft het resultaat niet zomaar een gelegenheidssynthese, maar is het een erg geslaagde poging om de ingeroeste begrippen nieuw en onbevangen stout weer daar te plaatsen waar ze ook thuishoren: in het theater.
J. Kott daarentegen brengt kosmisch-mythisch-theologische dimensies roddelend en voor zich uit filosoferend in kortademige epigrammen terug tot politieke beslissingen en conjuncturele grillen (bv Prometheus als revolutiefiguur die het compromis afwijst). Hij gooit alles in één grote pot bij elkaar; het klassieke hellenisme is identiek aan de essenties van christendom, socialisme en existentialisme. Opgewonden associeert Kott maar door, haalt hij wat vormelijk en inhoudelijk uit elkaar ligt bij elkaar, waagt hij filosofie-pretenderende volzinnen die als stuifmeel het boek bevlekken. Deze verzameling interpretaties wordt één groot wishful thinking dat veel zegt over de behoefte van Kott in zijn ambitieus panfilosofisme de eeuwen en culturen met een modieuze strik bij elkaar te binden maar dat hem telkens ook in de woordcascades verhindert de intrinsieke en fundamentele eigenheid van zowel de tragedie als de specifieke opstelling van de grote drie, collectief en afzonderlijk, uit te tekenen en te interpreteren. Kott weet het allemaal al van tevoren en dan grist hij de citaten (uit de complete wereldliteratuur trouwens) wel bijeen die deze formule-redenering weet te staven. Zijn eruditie, belezenheid, kennis en (des)interpretatievermogen staan boven alle twijfel; trouw aan originele betekenis en respect voor de context (materieel en ideëel) ontbreken. Verwarrende expeditie in een anthropologie-zonder-eigen-centrum, een collectiedrang van vage en fragmentaire oordelen markeren deze poespas als een wanhopig gevecht met beschaving en geschiedenis; daar heeft ieder interpretator wel zijn eigen problemen mee maar zelden worden ze op zulke doorzichtige wijze uitgeschakeld om een ijle actualistische gelijkhebberij via erudiet gedaas te doen poseren als geldig voor een generatie.
C. Tindemans
| |
Film
Bredow, Wilfried von & Rolf Zurek, Film und Gesellschaft in Deutschland
(Reader) Hoffmann und Campe, Hamburg, 1975, 391 pp., DM 36,- |
Hinkel, Hermann, Zur Funktion des Bildes im deutschen Faschismus
Anabas Verlag, 1975, 144 pp., DM 16,80. |
Leiser, Erwin, Nazi Cinema
Secker & Warburg, London, 1975, 179 pp., £3,75. |
| |
| |
| |
Jean Mitry, Le Cinéma Experimental. Histoire et Perspectives
Segers, Cinéma 2000, Paris 1974, 309 pp., geïll.
Deze studie van de Franse fimhistoricus Mitry, gewijd aan de ‘experimentele film’, valt eerder ontgoochelend uit. Het blijkt zeer vlug dat wat hij uit de film avant-garde van de jaren twintig en dertig naar voren haalt, moeilijk, zo niet onmogelijk vastgeknoopt kan worden aan de Amerikaanse underground-beweging uit de jaren dertig. Met andere woorden, Mitry weet vanuit zijn historische feitenbenadering geen esthetiek van een ‘specifieke beweging’ te puren en waar hij dat toch doet raakt hij niet verder dan het ophangen van een esthetische theorie waaraan iedere maatschappelijke fundering ontbreekt. Incoherenties en vooral een totaal verwrongen perspectief voor wat de recentste evolutie betreft (die erg oppervlakkig en aan de hand van secundaire informatie bestudeerd wordt) zijn hier het gevolg van. Het komt ons voor dat de geschiedenis van de experimentele film enkel geschreven kan worden vanuit een bepaalde geschiedkundige context, als de extreme en radicale (of subversief bedoelde) variatie op het totaal-beeld van een bepaalde periode, en niet als een gesloten geheel, dat in de geschiedenis van de film evolueert en zich onafhankelijk en parallel naast de ‘andere’ geschiedenis van de film ontwikkeld zou hebben.
Eric De Kuyper
| |
Miscellanea
Abdalla, Kalanga, Die Götter und der Dschungel
(Podium) Verlag Neues Leben, Berlin 1975, 269 pp., M 6,30 |
Drew, David (Hrsg.) Ueber Kort Weill
(St. 237) Suhrkamp Verlag, Frankfurt, 1975, 220 pp., DM 6,-. |
Grimme, Ernst Günther, Belgien. Spiegelbild Europas
(DuMont Kunst-Reiseführer) DuMont, Köln, 1975, 223 pp., DM 22,80. |
Kolnuzew, Fjodor, Plädoyer für die Liebe Verlag Neues Leben, Berlin, 1975, 300 pp., DM 7,50. |
Macintyre, Alasdair, Geschiedenis van de ethiek. 25 eeuwen moraalfilosofie in kort bestek
Boom, Meppel, 1974, 286 blz. |
Smythe, R.H., Vision in the animal world MacMillan, London, 1975, 165 pp., £6,95. |
Walter, Joachim, Ich bin nun mal kein Yogi
(Podium) Verlag Neues Leben, Berlin, 1975, 165 pp., M 5,50 |
| |
Fieke en Ton Oostveen, Kroniek '74
Gooi en Sticht, Hilversum 1975, 169 blz, f 25,-
Zowel degene die geïnteresseerd is in het ‘wel en wee van katholiek Nederland in 1974’ (de ondertitel) als degene die een objectief beeld wil krijgen van deze roerige kerkprovincie, mag dit boek niet ongelezen laten. In twaalf thema's worden de feiten van 1974 geordend en van analyses voorzien door de uitstekend schrijvende en goed geïnformeerde journalist Ton Oostveen. Het boek is voorzien van een drietal registers (data, zaken, personen) en bevat voorts alle bisschoppelijke brieven en beleidsbesluiten uit 1974. Het is werkelijk te hopen dat dit initiatief zich in de komende jaren zal herhalen.
Panc Beentjes
|
|