| |
| |
| |
Boekbespreking
Kunst
Pruys, Simon Mari, De paradijsbouwers Spectrum paperback, Utrecht/Antwerpen 1974, 128 blz. |
Timmers, Prof. dr. J.J.M., Christelijke symboliek en Iconografie |
Fibula-Van Dishoeck, Bussum 19742, 337 blz., ill., f 49,50 |
| |
Anastasios Giannaras, Hrsg., Ästhetik heute. Sieben Vorträge
Francke, Bern-München 1974, 144 pp., DM. 12,80
Ist Ästhetik heute noch möglich?, de ondertitel van de cybernetische benadering van de esthetica (naast een kunsttheoretisch, een filosofisch, een kunsthistorisch, een muziekesthetisch, een materialistisch en een informatie-esthetisch standpunt, samen een interdisciplinaire verkenning), is de bestaansvraag van dit symposium (Freiburg i. Br., 1972-73). De hoofdtendensen kunnen bekend geacht: de vermolmde resten van de traditionele esthetica blootleggen of herbeginnen op een nieuwe basis. Deze nieuwe fundering krijgt hier, dwars doorheen de disciplines, reeds een drievoudige uitbouworiëntering: marxistisch, fenomenologisch en informatietheoretisch, in elk geval tegen elke metafysering van Schoonheid en Kunst gericht. Deze drie opstellingen verdragen mekaar moeilijk, omdat synthetisch-Hegeliaans door-denken enerzijds en pragmatistisch-empirisch deduceren anderzijds vrij contradictorisch uitvallen. Als synopsis van de gangbare ideeën die op een niet-humeurige vernieuwing van cultuurconcepten afgaan, is deze bundel erg stimulerend.
C. Tindemans
| |
Peter Heyworth, Gespräche mit Klemperer
S. Fischer, Frankfurt 1974, 278 pp., geïll., DM. 34, -
In korte, vaak lapidaire bewoording geeft de vorig jaar overleden dirigent antwoord op de pertinente en goed-gedocumenteerde vragen van P. Heyworth. De zakelijke bescheidenheid van de musicus is er de oorzaak van dat verschillende facetten uit zijn carrière naar onze mening te veel op de achtergrond blijven. Zo zou men (nog) veel meer willen vernemen over die bloeiende en revolutionaire onderneming die de korte geschiedenis van de Kroll-Oper betekend heeft in het Duitsland van voor 1933. Maar wat Klemperer vertelt over de mensen die hij gekend heeft (o.a. Mahler, Schönberg, Strauss), over zichzelf en over de muziek is altijd het lezen waard. Een uitvoerige lijst met de discografie van Klemperer besluit de gesprekken die een korte tijd voor Klemperer's overlijden gevoerd werden, gedeeltelijk in het Engels, gedeeltelijk in het Duits. Zodat deze Duitse uitgave als één van de twee oorspronkelijke versies kan doorgaan.
Eric De Kuyper
| |
Fr. Boitani, M. Cataldi, M. Pasquinucci, M. Torelli, Die Städte der Etrusker, mit einem Vorwort von Bernard Andreae
Uebersetzung von Bernard Andreae Herder, Freiburg i. Br. 1974, 310 pp.
312 kleurenfoto's, waarvan ten minste een vijftigtal op paginaformaat, illustreren dit werk over het historische Etrurië. 59 kaarten verduidelijken in plattegronden en doorsneden de tekst. Vooraf gaat een uitvoerige inleiding over geschiedenis en cul- | |
| |
tuur van de Etrusken. De auteurs zijn deskundigen die eigen werk bieden. Met 33 plaatsbeschrijvingen van Fiesole tot bij het Bolsenameer en 17 plaatsbeschrijvingen van Cerveteri tot Orvieto is het werk een uitvoerige en praktische gids voor het Etruskische kernland van Florence tot Rome. Ook de grote musea voor Etruskische kunst en cultuur van beide laatstgenoemde steden worden besproken. Men mist slechts een synopsis van de geschiedenis van Grieken, Romeinen en Etrusken. Overigens staat de naam van Bernard Andreae, die het de moeite waard vond dit werk uit het Italiaans te vertalen en van een voorwoord te voorzien, borg voor de kwaliteit. Het uitvoerig bibliografisch register is volledig tot en met 1973.
L. Lorié
| |
Miscellanea
Pedagogisch Bureau van het Nationaal Secretariaat van het Katholiek Onderwijs, Wereldgericht leren leven |
Licap, Brussel 1974, 107 pp., BF. 90 |
Putte, Guy Vande, Eugeen-Jozef Rigaux Familia et Patria, Handzame 1974, 95 pp., BF. 120 |
| |
Jaarboek van het Katholiek Documentatie Centrum
3 - 1973, Nijmegen, 236 pp.
Zoals alle jaarboeken van allerlei instellingen geeft deze band een uiteenlopende aanbieding van leesstof. Rogier en Kusters worden herdacht; er is een verslag van de werkzaamheden van het documentatiecentrum; dan volgen enige artikelen die met zetsel en al zijn overgenomen van het Archief voor de Geschiedenis van de katholieke kerk in Nederland, de zestiende jaargang (1974) - waarvan één artikel alweer een bewerking is van een bijdrage in de Oosthoeks Encyclopedie; oorspronkelijk is dan een lezenswaardig artikel van C. de Groot over ‘Nederlandse kerkontwikkeling in buitenlandse persspiegel’; een aantal gevarieerde mededelingen over archieven e.d. sluiten de bundel af.
De jaarboeken van het documentatiecentrum gaan horen bij het apparaat van degenen die Nederlandse (kerk-)geschiedenis bestuderen. De waarde van een dergelijk apparaat kan pas op een wat langere termijn aangegeven worden, wanneer er bovendien handzame registers zullen verschijnen (naar ik aanneem).
Marcel Chappin
| |
George Marktstein, Spionage en contraspionage rond de Invasie
Roman
Vert.: Iet H. Grader, Hollandia, Baarn 1974, 215 pp., f 17,90
In Groot-Brittannië speelt het verhaal zich af en concentreert zich op de problemen die ontstaan zijn rondom geheime agenten en inlichtingenofficieren die door welke reden dan ook (misstappen, incidenten, karakterzwakheden) voor de Britten eigenlijk niet meer in te zetten waren in het werk van spionage en contraspionage. Hoe gefingeerd de geschiedenis ook is, de premisse is juist: ook Britse geheime agenten kunnen niet allen engelen zijn geweest. Echte ontspanningslectuur omdat het zo spannend is.
Marcel Chappin
| |
Jonathan Raban, Soft City
Hamish Hamilton, London 1974, 230 pp., £3, -
Een verzameling van originele essays, meestal erg subjectief gekleurd, die de grootstad (Londen) schilderen als verantwoorde, zo niet ideale leefplaats, voor de hedendaagse mens. Het individu op zoek, ook naar zichzelf, vindt in de grootstad zijn gedroomde partner: klankbord, antagonist, leefgezel. De gemengde benaderingstrant zal zowel de urbanist interesseren als de liefhebber van Londen-alsleefstad. Bovendien weer eens een mooi staaltje van dit typisch angelsaksische geschrijf dat de ernst benadert via de onernst.
Eric De Kuyper
| |
Alan Jenkins, The Twenties
Heinemann, London 1974, 256 pp., £5
Dit is een plaatjesboek met voor elk wat wils. De begeleidende tekst brengt op een speelse wijze de illustraties tot leven,
| |
| |
maar dan moet de lezer zich wel inleven in de nostalgie van de auteur die de jaren twintig als kind beleefde en het nu nog eens wil overdoen. Men hoeft het niet eens te zijn met de samensteller dat de jaren Twintig nu zo uitzonderlijk waren. Momentopnamen vervalsen altijd wel enigszins door gebrek aan perspectief. Precies dit perspectief, de halve eeuw namelijk die er over heenging, geeft deze historische periode haar eigen kleur en identiteit. Al Capone, James Joyce, Marlene Dietrich, Coco Ghanel, Scott Fitzgerald, Charles Lindbergh e.a. blijven fascineren niet op de laatste plaats omdat hun dubbelgangers nog onder ons leven. Anglofielen zullen door dit boek zeker gesterkt worden in hun overtuiging dat er van de Angelsaksische wereld een aparte charme uitgaat. Zij vooral zullen de keurige presentatie en de meer dan gewone aandacht voor wat wij nogal denigrerend subcultuur noemen, weten te appreciëren.
Hugo Roeffaers
| |
Sociale Wetenschappen
Bohets, Jan, België en de multinationals |
Davidsfonds, Leuven 1975, 80 pp., BF. 75 |
Daudt, H. e.a., Selectiviteit in de massacommunicatie |
Van Loghum Slaterus, Deventer 1971, 258 blz., f 9,50 |
Derr, T.S., Ecologie en bevrijding (Anatomie van de toekomst) Wereldvenster, Baarn 1975, 186 blz., f 17,50 |
Have, Prof. dr. T.T. ten, Vorming in vrije tijd |
Tjeenk Willink, Groningen 1975, 291 blz., f 32,50 |
Houte, I.J. van, Educatie en omroep |
Tjeenk Willink, Groningen 1975, 120 blz., f 17,50 |
Ion, Jacques e.a., L'appareil d'action culturelle |
(Citoyens no. 5) Editions Universitaires, Paris 1974, 304 pp., FF. 39,95 |
Lievens, J. e.a., De grote stad: een geplande chaos? |
(Horizon nr. 29) Davidsfonds, Leuven 1975, 100 pp., BF. 75 |
Lindner, Jan Joost, Rijk, provincies en gemeenten op de helling |
Katernen 2000, Amersfoort 1975, 23 blz. |
Meerssche, P. van de, Is de derde Wereldoorlog begonnen? |
Davidsfonds, Leuven 1975, 182 pp., BF. 175/210 |
Plant, Martin A., Drugtakers in an English Town |
Tavistock, London 1975, 319 pp., £2,95 |
Rink, J.E., Teambegeleiding |
(Proces-materiaal) Nelissen, Bloemendaal 1975, 107 blz., f 14,90 |
Rodrigues, Jacinto A., Urbanisme et révolution |
(Citoyens no. 3) Editions Universitaires, Paris 1973, 148 pp., FF. 18,50 |
Zima, Pierre V., L'école de Francfort |
(Citoyens no. 7) Editions Universitaires, Paris 1974, 200 pp., FF. 29,95 |
| |
Leo Jansen, e.a., Barsten in de groei, produktie en konsumptie tegen de achtergrond van welzijn, derde wereld, milieu en macht
Het Wereldvenster, Baarn 1974, 83 pp., f 5,90
Het ondergeschikt maken van de produktie aan de maatschappelijke waarden is zo ongeveer het kernpunt van alle socialistische programma's. Het is daarom belangrijker te vragen aan welke waarden deze produktie ondergeschikt gemaakt moet worden en of deze waarden representatief geacht kunnen worden voor alle maatschappelijke groeperingen. Daarnaast blijft het de vraag of de samenleving benaderd wordt volgens een conflictmodel. De werkgroep kiest voor een centraal waardencomplex, dat bestaat uit een evenwicht tussen behoeften, grondstoffenvoorraad, wijze van produktie en de sociale kosten van deze produktie. Bij beschouwing van dit dynamisch op te vatten waardencomplex springen onmiddellijk twee vragen naar voren; ten eerste wie bepaalt het evenwicht tussen de genoemde elementen en volgens welke maatstaven gebeurt dit en ten tweede, volgens welk systeem geschiedt de afweging van belangen en worden de beslissingen genomen? De samenstellers wijzen er op, dat waarden en doelstellingen voortkomen uit een reeks beslissingen genomen door alle burgers binnen de samenleving. Doelstellingen en beslissingen die van belang zijn voor een deel van de samenleving mogen nooit in strijd zijn met doelstellingen en beslissingen die voor de gehele samenleving gelden. Het vaststellen van doelstellingen en het nemen van be- | |
| |
slissingen dient steeds op een zo laag mogelijk niveau te geschieden. Belangrijke vragen blijven echter: hoe ontstaan die centrale waarden en hoe permanent moeten deze worden opgevat? De radicalen hebben bovendien een zeer positief mensbeeld: de burger is sociaal en hij is in staat tot het nemen van rationele beslissingen, gegeven een reeks alternatieven.
Maar worden niet in iedere samenleving de belangen van de burgers bepaald door de plaats die zij innemen in het produktieproces en kent niet ieder produktieproces ongelijke plaatsen? Blijkt niet evenzeer dat de mens in mindere mate sociaal is dan in deze optimistische visie, en moet rationaliteit van denken en doen niet op z'n minst pluriform worden?
F. Nieuwenhof
| |
Gedragswetenschappen
Berger, Willem, Helpen bij leven en welzijn |
Dekker & v.d. Vegt, Nijmegen 1975, 214 blz., f 22,50 |
Kluge, Eike-Henner W., The Practice of Death |
Yale Univ. Press, London 1975, 250 pp., £5 |
Mair, Lucy, Het huwelijk |
Boom, Meppel 1971, 212 blz., BF 322 |
| |
Helmut Skowzonek, Leerpsychologie
(Aula) Spectrum, Utrecht/Antwerpen '74, 256 pp., f 8,50
In dit boek wordt de ontwikkeling van de leerpsychologie beschreven. Op heldere wijze worden de begrippen en uitgangspunten van de belangrijkste stromingen behandeld.
Het meest interessante gedeelte van het boek is wel het deel waarin de praktijk van het leren wordt belicht. Zo zal het hoofdstuk ‘Motivatie en leren’, waarin o.a. de intrinsieke motivatie en de prestatiemotivatie aan bod komen, zeer doelmatig kunnen zijn voor de schoolpraktijk.
Functionele illustraties en grafieken werken zeer verhelderend. De enige aanmerking die men wellicht kan maken is dat het af en toe (o.a. het hoofdstuk ‘Taal en leren’) wat te beknopt is, aan de andere kant komt dit de overzichtelijkheid van deze moeilijke materie waarschijnlijk ten goede. In ieder geval goede achtergrondinformatie voor degenen die de discussies over ‘het onderwijs van morgen’ met belangstelling volgen.
C. Free
| |
D.J. Wicherink, Tussen waan en waarheid. De parapsychologie in nieuwe denkpatronen
De Fontein, De Bilt 1974, 154 pp., f 14,90
De titel zou kunnen doen vermoeden dat de schrijver aarzelt met de erkenning van ‘de parapsychologie’ als waarheid. Dit is echter niet het geval. Paragnosis, maar ook psychokinese respectievelijk parergie worden voor waar gehouden. Jürgensen, een Zweed, wist stemeffecten op de geluidsband vast te leggen en Ted Serios beinvloedde psychografisch de gevoelige plaat onder controle van o.a. de psychiater Eisenbud. Interessant is, dat er geslaagde telepathische proeven in Rusland zijn gedaan, die tegen de materialistische ideologie ingaan.
Ter verklaring wijst de schrijver het spiritisme niet geheel af: Een ‘Poltergeist’ zou een bij de dood afgestoten brok psychisme kunnen betekenen. De voorkeur van de schrijver gaat echter uit naar de (metafysische) hypothese van het onbewuste veld, dat geen ruimte of tijd kent, maar wel kan doorbreken in het bewustzijn. Hij steunt daarbij op het neutralistische personalisme van William Stern. Verder vindt hij aanknopingspunten bij C.G. Jung.
Het is jammer, dat de schrijver in het begin van zijn opsomming van de reeks beschreven verschijnselen niet al kritischer probeert met een minimum-hypothese uit te komen, b.v. t.a.v. telepathie en proscopie, zoals b.v. Heyn en Mulckhouse deden (1950: Vorderingen en problemen van de parapsychologie). Hij was dan met zijn conclusies waarschijnlijk ook voorzichtiger geweest en het hele boek had aan geloofwaardigheid gewonnen.
J.H. van Meurs
| |
| |
| |
R. Schneider-Andrée, ABC der Bildungsreform
Klett Verlag, Stuttgart 1974, 139 pp., DM. 8, -
Van ‘Abitur’ tot ‘Zweiter Bildungsweg’ onder meer dan zestig trefwoorden een klein overzicht van wat op onderwijs- en vormingsgebied in de Duitse Bondsrepubliek aan de hand is. Er zijn daarbij typisch Duitse problemen, maar het gaat zozeer over buren van onszelf dat we ervan zouden kunnen leren. Of we ons inderdaad de les laten lezen door wat elders gebeurt, is natuurlijk nog de vraag. Het trefwoord ‘nivellering’ ontbreekt.
Marcel Chappin
| |
Politiek en geschiedenis
Dittmar, Peter, Wörterbuch der chinesischen Revolution |
Herderbücherei, Freiburg i. Br. 1975, 224 pp., DM. 6,90 |
Heckart, Beverly, From Bassermann to Bebel |
Yale Univ. Press, London 1975, 317 pp., £8,75 |
Religion in School History Textbooks in Europe |
Council of Europe, Strasbourg 1974, 197 pp. |
| |
P. Boskma en F.B. van der Meer, Simulaties van internationale betrekkingen (vormingswerk theorie en praktijk nr. 14).
H.D. Tjeenk Willink, Groningen 1974, 177 pp., f 18,50
Deze handleiding werd geschreven voor verschillende doelgroepen binnen het onderwijs en het vormingswerk. De schrijvers willen binnen het raam van politieke vorming via simulatie-spelen de motivatie van de deelnemers voor de politieke gang van zaken binnen grotere samenlevingsverbanden en de betekenis daarvan voor de eigen leefwereld stimuleren. Daarnaast willen zij het de deelnemers via beoefening van het simulatiespel mogelijk maken om tot politiek gedrag te komen. Met politiek gedrag bedoelt de schrijver de vaardigheden nodig voor deelname aan het politieke besluitvormingsproces. Om dit te bereiken biedt het boek een viertal min of meer gecompliceerde modellen van relaties tussen drie en vier landen en relaties binnen de VN tussen staten. De modellen worden geïntroduceerd en begeleid via een uitgebreide onderwijskundige ondersteuning. Het is misschien wel wenselijk bij een volgende druk het boek aan te vullen met een hoofdstuk over de ervaringen die met het model in de praktijk op universiteiten en vormingscentra werd opgedaan.
F. Nieuwenhof
| |
Joachim C. Fest, Hitler een biografie II
In den Toren, Baarn 1974, 527 blz, f 24,50
Veel wijzer over de persoon van Hitler worden we ook door deze omvangrijke biografie niet. Hij wordt voorgesteld als een man die altijd een rol speelde. ‘Zijn gebrek aan serieus gevoel, het huichelachtige, melodramatische en laaghartige dat hem eigen was, vindt daarin zijn oorsprong, evenals zijn minachting voor de werkelijkheid, die overigens, zolang zij gepaard ging met een eigenaardig scherp gevoel voor realiteit en een sterke concentratie ook zijn kracht was.’ Zijn optreden wordt verder beschreven als ‘dilettantisme dat hij door mateloosheid probeerde te kamoufleren’. Waarbij hij dan ‘vanuit enkele mythologische premissen met stellige nuchterheid opereerde’. Maar waarom hij rollen speelde, wordt eigenlijk niet echt duidelijk. Wel zien we opmerkingen waaruit blijkt dat het onjuist is om het nazi-dom te zien als een uiterste consequentie van het kapitalisme. Uitdrukkelijk heeft hij gezegd zich door het particulier eigendom tot terughoudendheid gedwongen te hebben gevoeld (blz 410). Er staan veel noten bij het werk, maar merkwaardigerwijs ontbreken die bij een paar belangrijke plaatsen. Zo bij de opmerking van een hooggeplaatst Engelsman die weigerde om de bossen in het Schwarzwald te bombarderen en in brand te steken, omdat die particulier eigendom waren en daaraan toevoegde: ‘Dan zult u eerdaags nog eisen dat wij het Roergebied bombarderen’. Ook de bewering dat Mussolini de Nederlanders en Belgen op de hoogte stelde van de datum van de Duitse overval wordt niet gedocumenteerd.
Het boek geeft veel feiten, maar maakt niet veel duidelijker dan het al was. Zelfs wordt niet helemaal duidelijk waarom Hitler de oorlog begon. Hij wordt voorgesteld als een man die eigenlijk alleen voor geweld voelde, zich na 1923 gedwongen voelde diplomatiek te doen, maar
| |
| |
daarop vrij plotseling na de bezetting van Praag weer naar geweld greep. De suggestie dat het Duitse volk slechts lauwtjes, wat de oorlogsperiode betreft, achter Hitler stond, wordt weersproken door de stelling dat na de capitulatie in Duitsland een ban gebroken werd. Daardoor komt niet voldoende tot uiting dat er een wisselwerking moet hebben bestaan tussen zijn eigen instelling en het fanatisme van zijn omgeving dat zich in stand kon houden door de geest die er onder het Duitse volk heerste.
C.J. Boschheurne
| |
Godsdienst
In het spanningsveld van theologiestudenten |
(Kerkopbouw vandaag en morgen) De Horstink en Kaski, Amersfoort 1975, 104 blz., f 9,90 |
In het spoor van Arminius |
Uitg. Heuff, Nieuwkoop 1975, 231 blz., f 21,50 |
Zielfelder ru 5/6 |
Kösel Verlag, München 1975, 224 pp., ill., DM. 12,80 |
| |
M.A. Beek, Het boek Ester en het Poeriemfeest
(Van Exegese tot verkondiging, deel 17) Katholieke Bijbelstichting, Boxtel 1974, 86 blz, f 8,90
Toen prof. Beek in 1969 een tijdlang met ziekte te kampen kreeg, maakte hij een vertaling van het bijbelboek Ester. Na vele omzwervingen is de vertaling, aangevuld met twee opstellen en enkele aanvullingen uit de Griekse tekst, uitgekomen in de serie: Van exegese tot verkondiging. Zonder overdrijving kan het boekje omschreven worden als een aanwinst. Behalve de concordante vertaling heeft prof. Beek ook de centrale vragen die het lezen van het boek Ester oproept, indringend en op de hem eigen wijze besproken: waarom is er geen sprake van God in het boek, uit welke tijd stamt het geschriftje, waarom heeft het zo'n indruk gemaakt dat het in de lijst van canonieke geschriften is opgenomen? Jammer alleen, dat het goede boekje tussen blz 54 en 60 opeens zoveel zetfouten bevat, terwijl de synopsis van blz. 54 heel duidelijk op blz. 56 thuishoort. Ik hoop dat een volgende druk nodig zal zijn!
Panc Beentjes
| |
Franz Zehrer, De boodschap der gelijkenissen. I. Over God
(Van exegese tot verkondiging, 18), Katholieke Bijbelstichting, Boxtel 1974, 103 blz., f 11,25
Omdat in de huidige perikopenreeks de gelijkenissen van Jezus veel vaker dan vroeger ter sprake komen, heeft Franz Zehrer drie boekjes geschreven onder de titel ‘De boodschap der gelijkenissen’. Het eerste deel handelt over God en de positie van de mens ten opzichte van God; het tweede boekje zal gaan over het Rijk Gods en de mens in het Godsrijk; het derde deeltje bevat Jezus' gelijkenissen over de eindtijd en het oordeel. Enige gelijkenissen die minder goed in de zojuist geschetste systematiek passen worden in het aanhangsel van het derde deel besproken (p. 7).
Het gehalte van het eerste deel ‘Over God’ is sterk wisselend. Sommige gelijkenissen beginnen echt te leven - bijv. die van Matth. 20:1-16 en die van de verloren zoon - andere worden gewoon stuk geschreven. Hoe de serie in het geheel zich laat waarderen, is aan de hand van dit eerste werkje nog nauwelijks te voorspellen.
Panc Beentjes
| |
Bo Setterlind, Zie de mens
Katholieke Bijbelstichting, Boxtel 1974, 100 blz, f 6,90
Een boekje dat in de komende lijdenstijd wellicht door velen gebruikt zal gaan worden, hetzij voor persoonlijke meditatie, hetzij in groepsverband. Het bevat gebeden en meditaties - in de vorm van gedichten - over de veertien kruiswegstaties. In tegenstelling tot de originele meditatiegedachten komen de gebeden wat ouderwets over.
Panc Beentjes
| |
J.N.M. Wijngaards, Bijbel voorlezen in de liturgie
Katholieke Bijbelstichting, Boxtel 1974, 101 blz, f 12,90
Om al diegenen te helpen die de Heilige Schrift aan anderen voorlezen schreef de
| |
| |
Nederlandse auteur - die op het seminarie te Hyderabad doceert en secretaris is van de Katholieke Bijbelstichting in India - een boekje over de eisen en vooronderstellingen van het goed Bijbel voorlezen in de liturgie. De vijf eerste hoofdstukken vormen één grote inleiding op het hoofdstukje 6: Het werk van de lector in de praktijk (68-85). Wijngaards heeft een bijzondere opstelling t.a.v. het bijbel voorlezen. Eerst zou de lector de kernboodschap van het bijbelgedeelte formuleren, vervolgens zou hij bij onduidelijkheden in de bijbeltekst zelf die moeten verduidelijken of soms van commentaar voorzien binnen de lezing zelf. Het komt mij voor dat een en ander vanuit het standpunt van de exegeet moeilijk te verteren zal zijn.
Panc Beentjes
| |
Ik-zal-er-zijn-voor-U, deel 7: Wij horen bij elkaar
Katholieke Bijbelstichting, Boxtel 1974, 80 blz
Soms verrassende bijbelteksten over eenheid, aangevuld met gebeden en liederen. Men kan in deze serie langzamerhand wel gaan spreken van een geijkte formule, die waarschijnlijk voor liturgisch gebruik het meest geëigend is. Dat in dit deeltje slechts één van de 33 bijbelteksten verknipt is, zal de lezer alleen maar kunnen verheugen.
Panc Beentjes
| |
Romano Guardini, Religiöse Erfahrung und Glaube
(Topos-Taschenbücher, Band 28), Patmos Verlag, Düsseldorf, 1974, 127 pp., DM. 6,80
Een zestal artikelen en verhandelingen, elders reeds verschenen, wordt hier verzameld rond het centrale thema van religieuze ervaring en geloof. De enige jaren geleden overleden christelijke cultuurfilosoof Guardini plaatst deze beide begrippen in hun werkelijkheid en verwerkelijking in elkaar verlengde, met een duidelijk onderscheid, ja zelfs scheiding op basis van de Openbaring. Het thema is actueel en relevant genoeg om op verschillende terreinen uitgewerkt te worden: zoals m.b.t. de figuur van de heiland in mythe, openbaring en politiek, de religieuze taal, het oneindig-absolute en het religieuschristelijke, en de christelijke kennis. Guradini is al lang in brede kringen geen onbekende, hoogstens een bekende die langzaam uit het gezicht verdwijnt. Ten onrechte. Zijn stijl is briljant met een treffende en eenvoudige woordkeus. Zijn opzet is steeds een christelijk antwoord aan te wijzen binnen de cultuur op de vragen die deze stelt. Zijn oriëntatie komt tot zijn recht in bv. de titel van het artikel: Slechts wie God kent, kent de mens'. Guardini is een betrouwbare gids in een problematiek die ieder raakt die het christelijke wil onderscheiden van datgene wat het niet is.
G. Wilkens
| |
Richard Schaeffler, Die Religionskritik sucht ihren Partner
Herder, Freiburg 1974, 109 pp., DM. 14,80
Als professor voor filosofisch-theologische grensvragen aan de universiteit van Bochum probeert de auteur in dit boek te beschrijven hoe een kritiek op iets nooit tot doel mag hebben het object van kritiek te vernietigen, maar er een partnership mee aan te gaan. Hij heeft dit vanuit zijn eigen vakgebied uitgewerkt aan het model: godsdienstkritiek (filosofie) in haar verhouding tot de godsdienst (theologie). De oude apologetiek probeerde altijd de filosofische vragen als nietterzake of als afbreuk aan het goddelijk karakter van de godsdienst te betitelen. De drie programmapunten die door de filosofie ter hand moeten worden genomen, omschrijft hij als: Logik der Erfahrung, Ethik der Hoffnung en Ontologie der Repräsentation. Het boek is zo ingedikt dat het lezen ervan wel veel geduld en herlezing vergt. Wie geïnteresseerd is in de verhouding filosofie-theologie door de eeuwen heen vindt genoeg materiaal; jammer dat het boek noch voetnoten, noch een bibliografie bezit, terwijl ook een register ernstig wordt gemist.
Panc Beentjes
| |
Fetscher, I. und Milan Machovec (Hrsg.), Marxisten und die Sache Jesu
Chr. Kaiser Verlag, München/Matthias
| |
| |
Grünewald Verlag, Mainz 1974, 115 pp., DM. 15, -
Een keur van marxistische denkers heeft in korte essays rekenschap afgelegd van de verhouding marxisme-christendom. Men komt tot zeer eerlijke uitspraken, een fijn kenmerk van deze bundel, die zeker niet tot de gemakkelijkste leesstof gerekend kan worden. Men voelt de auteurs worstelen met de vraag waarom zij marxist zijn en geen christen, terwijl beide overtuigingen zovele punten van overeenkomst bezitten. Het meest boeiend en oprecht zijn de woorden van Leszek Kolakowski en Milan Machovec, de auteur van Jezus voor atheïsten (Streven, mei 1974, blz 825-826). Niet elke auteur leest even prettig, maar het niveau van het boek is bijzonder goed.
Panc Beentjes
| |
Theologie
Albrecht, Carl, Das mystische Wort |
Matthias Grünewald Verlag, Mainz 1974, 278 pp., Ln. DM. 39 |
Feiner, J. en L. Vischer, Nieuwe woorden over God, wereld en kerk |
Gooi & Sticht, Hilversum 1975, 544 blz., f 49, - |
| |
Dr. A. van Selms, Jeremia, deel III en Klaagliederen
Callenbach, Nijkerk 1974, 175 blz, f 37,50 bij int. f 34, -
Met dit derde deel heeft de auteur zijn commentaar op de profeet Jeremia afgerond en tevens het interessante Bijbelboek ‘Klaagliederen’ van notities voorzien. Het werk volgt dezelfde lijn als de twee voorgaande delen; het wordt besloten (blz 82-100) met een beschouwing over Jeremia als profeet, als dichter en prozaïst, als dicteerder, over Baruch als redacteur, de prediking van het boek als geheel en tenslotte met: latere lotgevallen van het boek. Twee punten vallen daarbij op. Allereerst is de auteur zichtbaar in zijn sas met het aantal conjecturen dat hij in de Hebreeuwse tekst nodig acht. Hoewel ‘het aantal daarvan groter geworden is dan wij wel gewenst zouden hebben’, prijst hij zich gelukkig dat het er minder zijn geworden dan in de Hebreeuwse tekstuitgave van Rudolph Kittel of het geruchtmakende werk van P. Volz, Studien zum Text des Jeremia (1920). Daarbij moet opgemerkt worden dat er in een aantal gevallen geen enkele tekstgetuige door Van Selms conjectuur aanwezig is; ook heeft hij menigmaal het bestaan van Hebreeuwse woorden of woordbetekenissen aangenomen die men niet in de woordenboeken vindt. Hij hoopt dat er inscripties gevonden zullen worden die zijn mening zullen bevestigen.
Het tweede opvallende punt is het vraagstuk van het aantal letters per regel, dat Van Selms aanneemt, ruim 30 letters per regel. Het uitvoerige register op de drie delen opent dan ook met de trefwoorden ‘aantal letters per regel’ en ‘aantal regels per kolom’.
Zoals eerder opgemerkt is de commentaar van Van Selms een origineel werk, dat o.a. wegens de hypothese van ‘netschrift’ en ‘kladschrift’ steeds het veiligst met andere commentaren gebruikt moet worden. Zeer bevreemdend bij de Klaagliederen is het ontbreken van een uitleg omtrent het zogenaamde qinah-metrum (3 + 2), een begrip dat ook nergens in het register voorkomt, terwijl het door de publikaties van Karl Budde niet gemist had mogen worden.
Panc Beentjes
| |
Karl Kertelge, Hrsg., Rückfrage nach Jesus. Zur Methodik und Bedeutung der Frage nach dem historischen Jesus
(Quaestiones disputatae Bd. 63) Herder, Freiburg/Basel/Wien 1974, 224 pp., DM. 22,80
Sinds de grote Rudolf Bultmann de stelling verdedigd heeft dat alleen geloof en verkondiging van de eerste dagen christendom normatief zouden zijn voor christelijk geloven, omdat het Nieuwe Testament juist daarvan de neerslag is; en sinds enige van zijn meest briljante leerlingen hun meester gecorrigeerd hebben door erop te wijzen dat deze vroeg-christelijke verkondiging dan toch maar Jezus zelf, zijn optreden en verkondiging tot inhoud had en bovendien de pretentie Jezus' eigen prediking door te geven -, sindsdien is er de belangstelling voor de ‘historische Jezus’ als uitgangspunt voor geloven en geloofsbezinning. Laat het zijn dat met name de evangeliën geen reconstructie
| |
| |
van Jezus' leven toelaten, omdat daarin zijn woord en optreden reeds in een uitgesproken geloofsbezinning op Zijn mysterie zijn opgenomen en geïntegreerd en bovendien als geloofsverkondiging aangeboden: ze willen wel degelijk getuigenis zijn voor Jezus' eigen persoon en leer, en laten daarom een ‘terugvragen’ naar zijn persoon, optreden en verkondiging toe. En dit laatste lijkt zelfs uiterst belangrijk om de continuïteit van de vroeg-christelijke verkondiging met die van Jezus van Nazaret zelf, en daarmee haar authenticiteit aan te tonen. De vraag is alleen nog, langs welke wegen men van de latere Nieuw-Testamentische geschriften tot de ‘historische Jezus’ terug kan gaan, volgens welke methode men de oorspronkelijke gegevens inzake zijn persoon, optreden en leer uit het geloofsgetuigenis der apostolische verkondiging kan losmaken. Juist over dit laatste probleem handelt dit boek, waarin een aantal vooraanstaande Duitse katholieke bijbelwetenschappers resultaten van hun onderzoek publiceren. Kort en goed: de meesten prefereren de z.g. vorm- en traditiehistorische methode; alleen Fr. Mussner verwacht ook resultaat van de gegevens uit de moderne taalen literatuurwetenschap, in het bijzonder de linguïstiek. De hier gepubliceerde studies gaan terug op een werkcongres van deze bijbelwetenschappers in Wenen ('73). De literatuur waarnaar verwezen wordt, is ook bijna uitsluitend vakliteratuur. Men houde mij daarom ten goede, wanneer ik dit op zich genomen uiterst belangrijke en rijke boek alleen aan vakmensen en insiders kan aanbevelen.
S. Trooster
| |
Literatuur
Auswahl 1974, Neue Lyrik, Neue Namen Neues Leben, Berlin 1974, 175 pp., E.V.P. 3,90 |
Bomans, Godfried, Facetten. Nieuwe Buitelingen I |
Elsevier, Amsterdam-Brussel 1975, 159 blz., BF. 165 |
Brunk, Sigrid, Das Nest |
Kiepenheuer & Witsch, Köln 1975, 214 pp., DM. 24 |
Egbers, Johannes, Cry For Fools |
Exposition Press, New York 1975, 109 pp., $5,50 |
Gaus, H., Pers, Kerk en geschreven fictie. Gent 1836-1860 |
De Tempel, Brugge 1975, 235 pp., BF. 800 |
Holk, prof. dr. L.J. van en K.H.R. de Josselin de Jong, Herman Hesse |
Uitg. Heuff, Nieuwkoop 1974, 127 blz., f 9,50 |
Kahlau, Heinz, Der Vers, Der Reim, Die Zeile |
Neues Leben, Berlin 1974 |
Matthaei, Renate Hrsg., Die subversive Madonna. Ein Schlüssel zum werk Heinrich Bölls. |
Kiepenheuer & Witsch, Köln 1975, 158 pp., DM. 14 |
Scharman, Vera, Aftermath (Poems) |
Exposition Press, New York 1975, 46 pp., $4, - |
Verlinde, Hedwig, Onder de trap |
Yang, Gent 1975, 59 pp. |
Welkenhuysen, A., Het lied van boer eenos |
Acco, Leuven 1975, 66 + 36 pp., BF. 145 |
Yang, Tijdschrift voor literatuur en communicatie - 100 Dichters Yang 58 |
Yang, Moorsele 1975, 96 pp., BF. 60 |
| |
Jef Geeraerts, Reizen met Jef Geeraerts
Manteau, Brussel-Den Haag, 1974, 206 blz., BF 205
Jef Geeraerts is de overtuiging toegedaan dat de enige vorm van fictie die voorlopig nog zin heeft, die is waarin het eigen Ik in werkelijk beleefde situaties geplaatst wordt met de bedoeling het Ik te volgen in zijn bewustzijnsgroei. Die werkelijk beleefde situaties zijn dan z'n Kongolese avonturen in de Gangreen-boeken en zijn reizen naar Cuba, Rusland, Skandinavië en de Himalaya in dit reportageboek. Het stuk over Cuba is eerder verschenen in Snoecks Almanak, de overige werden gemaakt voor het Vlaamse weekblad Knack Magazine. Geeraerts vindt het blijkbaar erg belangrijk door afdrukken van visa, telegrammen en kwitanties te bewijzen dat hij overal inderdaad werkelijk geweest is en dat zijn beschrijvingen op de realiteit en niet op fantasie berusten. Het is overduidelijk dat de reportages in laatste instantie niet over Cuba, Rusland, enz. gaan, maar over Jef Geeraerts in Cuba, Rusland enz. In zijn verslag van zijn tocht door de Himalaya wil de auteur zichzelf (?) en de
| |
| |
lezers bewijzen dat hij nog niet aan de fysieke aftakeling toe is. Vandaar zijn bijzondere aandacht voor en accurate beschrijving van zijn lijfelijke ervaringen tijdens de klimpartijen naar de voet van de Mount Everest toe. De omgeving is louter decor geworden. Reizen van Jef Geeraerts was misschien een betere titel geweest. De auteur is immers een slechte gids aangezien hij niet verwijst, tenzij naar zichzelf, maar dat doet hij dan ook in de superieure taal en stijl hem eigen.
J. Gerits
| |
Theater
Fetting, Hugo (Hrsg.), Max Reinhardt Schriften |
Henschelverlag, Berlin 1974, 527 pp. |
Hoover, Marjorie L., Meyerhold. The Art of Conscious Theater |
The University of Massachusetts Press, Massachusetts 1974, 356 pp., $22,50 |
Kahl, Kurt, Die Wiener und ihr Burgtheater |
(Wiener Themen) Jugend und Volk, Wien 1974, 148 pp., ÖS. 130, - |
Rüden, Peter von (Hrsg.), Das Fernsehspiel |
(Kritische Information 22) Fink Verlag, München 1975, 204 pp., DM. 16,80 |
Todd, D.K.C., I Am Not Prince Hamlet University of London Press, London 1974, 199 pp., £2,95 |
Urbach, Reinhard, Die Wiener Komödie und ihr Publikum |
(Wiener Themen) Jugend und Volk, Wien 1973, 145 pp., ÖS. 130, - |
| |
Ulrich Profitlich, Friedrich Dürrenmatt. Komödienbegriff und Komödienstruktur. Eine Einführung
W. Kohlhammer, Stuttgart 1973, 151 pp., DM. 18,80
Deze in omvang beperkte maar in draagwijdte belangrijke studie ziet af van elke nuancerende interpretatie van de geïsoleerde drama's en geeft, insisterend op de concreet-programmatische basis van Dürrenmatts oeuvre, een synthetiserende beschrijving van de thematische structuren en de constructies van de personages. Uitgaand van een chronologische tweedeling van dit oeuvre (vóór en na zowat 1955) behandelt S. achtereenvolgens de beruchte contrasten en paradoxen, de komedie als idee van een wereldopvatting, de ‘gekken’ als enige vitale personages, de ‘schijnbare’ en de ‘werkelijke’ helden, de komische en de niet-komische figuren, en het slot van zijn komediestructuur. Dürrenmatts talloze uitspraken (poëtologische, systematische, vaak niet zonder (anti-)-ideologische implicaties) vallen vaak contradictorisch uit; S. vindt dit niet enkel te verklaren door de tijdsafstand of de evolutie. Hij is van oordeel dat de bekende dwarsliggerij meer met polemische (en dus moralistische) bedoelingen te maken heeft, die vaak meer experimenteel dan (leer)stellig doorwerken, en meer creatieve invallen blijven dan resultaten van een methodische dramadoctrine. Daarom kan S. terecht alle nadruk leggen op de wezenlijke constanten (hoe meerstemmig ook) en heeft hij eindelijk (terwijl er toch al een enorme Dürrenmatt-commentaar gepubliceerd werd) een stimulerend begin gemaakt met de rechtvaardige analyse van een lang niet gemakkelijk auteur die zo graag als hansworst te kijk staat om zijn betraande ogen te kunnen afwenden.
C. Tindemans
|
|