Streven. Jaargang 28
(1974-1975)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 567]
| |||||||||||||||||||
Sociale wetenschappen
| |||||||||||||||||||
Dr L. Boone, Massamedia en Inpersonale Communicatie (Een kritische balans van de rol van de zogenaamde ‘opinion leaders’ en van de hypothese van het tweefasig verloop van communicatieprocessen)
| |||||||||||||||||||
[pagina 568]
| |||||||||||||||||||
communicatie zich afspeelt (om maar niet te spreken van de historische context, die men bij de culturele zou kunnen voegen). Nergens vraagt men zich af ‘why?’, waarom dit allemaal gebeurt en welke er de al dan niet gewilde draagwijdte van is. Weer eens een werkje dat misschien veel met communicatiewetenschappen te maken heeft (het vak dat dan aan universiteiten gedoceerd wordt), maar niets met de wetenschap van de communicatie. Dat het uit onze middens afkomstig is, verandert uiteraard weinig aan de draagwijdte ervan. Ecic de Kuyper | |||||||||||||||||||
A.C.M. Jansen en M. de Smidt, Industrie en ruimte. De industriële ontwikkeling van Nederland in een veranderend sociaal-ruimtelijk bestel
| |||||||||||||||||||
G. van Enckevorst e.a., Geschiedenis van het vormingswerk in citaten
| |||||||||||||||||||
[pagina 569]
| |||||||||||||||||||
risch perspectief niet alleen belangrijk voor de vermelde doelgroep, maar ook voor de sociaalhistorici. F. Nieuwenhof | |||||||||||||||||||
Gedragswetenschappen
| |||||||||||||||||||
M. Traas, Opvoeden tot samen leven
| |||||||||||||||||||
Mary MacCracken, Kinderen in de kring
| |||||||||||||||||||
[pagina 570]
| |||||||||||||||||||
pie, iedere aanpak van gestoorden moet stoelen op de onvervalste, zichzelf schenkende relatie. G. Boeve | |||||||||||||||||||
Politiek
| |||||||||||||||||||
William Appleman Williams, Die Tragödie der amerikanischen Diplomatie
| |||||||||||||||||||
Daniel Frei (red.), Theorien der internationalen Beziehungen
| |||||||||||||||||||
D.G. Tomaschewski, Die internationalen Beziehungen der Gegenwart
| |||||||||||||||||||
Silviu Brucan, Die Auflösung der Macht. Eine Soziologie der Internationalen Beziehungen und der Internationalen Politik
| |||||||||||||||||||
[pagina 571]
| |||||||||||||||||||
Methoden’. Volgens de auteur maakt de symbiose van marxisme en cybernetica noodzakelijk dat ook onderzoekers op het gebied van de internationale betrekkingen zich distantiëren van het wijsgerig idealisme. L. Bartalits | |||||||||||||||||||
Joachim Schickel, China in der Welt. Ein aussenpolitisches Dossier
| |||||||||||||||||||
Snigrid Hunke, Das nach-kommunistische Manifest. Der dialektische Unitarismus als Alternative
| |||||||||||||||||||
Jürgen Arnold, Die nationalen Gebietseinheiten der Sowjetunion
|
1. | de ontwikkeling van het federalisme in de Sovjet-Unie:
|
||||
2. | De nationale gebiedsdelen:
|
||||
3. | De juridische identiteit van de Sovjet-Unie. |
In een aanhangsel geeft de auteur een overzicht van de multilaterale verdragen waaraan de Oekraïne en Witrusland hebben deelgenomen.
Zoals men ziet gaat het hier om een zeer gespecialiseerde literatuur, waarvan de wetenschappelijke degelijkheid gegarandeerd wordt door de uitgever, in casu het Bundesinstitut für ostwissenschaftliche und internationale Studien. Het boek is tevens belangrijk door de enorme literatuurlijst (waarvan een groot deel Russische bronnen). Vandaar dat het boek een belangrijk werk is voor studenten in het internationaal recht, zowel staats- als volkenrecht, en voor studenten in Russische problematiek.
A. van Peteghem
Geschiedenis
Universele Wereld Geschiedenis. - Hoge culturen van Centraal- en Oost-Azië. - Heideland-Orbis, Hasselt, 1974, 657 pp., BF. 1.445.
Barbara Vogel, Deutsche Russlandpolitik. Das Scheitern der deutschen Weltpolitik unter Bülow 1900-1906
Bertelsmann Universitätsverlag, Düsseldorf 1973, 335 pp., DM 42, -
Met het begrip ‘Weltpolitik’ worden over het algemeen de doelstellingen van de Duitse buitenlandse politiek sinds het aftreden van Bismarck als rijkskanselier gekarakteriseerd. In de periode van Bülows rijkskanselierschap werd deze imperialistische machtsuitbreidingspolitik van Duitsland door een toenadering tot Rusland gecontinueerd.
Door middel van een bondgenootschap met Rusland wilde rijkskanselier Bülow de positie van Duitsland als grote mogendheid in Europa veilig stellen. Teneinde de sinds Bismarcks aftreden ‘afgebroken draad naar Rusland’ te herstellen omvatte het concept van Bülow maatregelen op het gebied van buitenlandse handel, diplomatie en dynastieke belangen. Een van de grootste verdiensten van Bülow is geweest dat hij erin slaagde zich voor zijn alliantiepolitiek met Rusland de onvoorwaardelijke steun van politieke groeperingen in Duitsland zelf te verschaffen.
L. Bartalits
Andreas Hillgruber, Bismarcks Aussenpolitik
Verlag Rombach und Co., Freiburg 1972, 227 pp., DM. 20, -
In het kader van een realistisch ‘Politikverständnis’ onderzoekt de auteur Bismarcks buitenlandse politiek. Zijn vele publikaties over de geschiedenis van de buitenlandse politiek van de ‘preussisch-deutschen Grossmacht’ maken Hillgruber een van de meest competente auteurs om een beeld te geven van de Bismarckiaanse buitenlandse politiek. Zorgvuldig geanalyseerd en gedifferentieerd worden onder meer de vraag naar de verantwoordelijkheid voor de ‘Kriegsausbruch’ van 1870, het probleem van de ‘Rückversicherungsverträge’ met Rusland en de zgn. ‘Entlassungskrise’ van 1890 behandeld. ‘Niemals’ zo luidt een van de belangrijkste resultaten van Hillgrubers analyse, ‘lässt sich im Sinne eines theoretischen Rigorismus, der als Erkenntnismittel vielleicht nützlich sein kann, jedoch nicht das Erkentnisresultat vorwegbestimmen darf, davon sprechen, dass innenpolitische Gründe allein und im Sinne der Fixierung einer Prisma causa für die Artikulation der Aussenpolitik Bismarcks entscheidend gewesen seien’.
L. Bartalits
Günther Moltmann, Atlantische Blockpolitik im 19. Jahrhundert. Die Vereinigten Staaten und der deutsche Liberalismus während der Revolution 1848/49
Droste-Verlag, Düsseldorf 1973, 422 pp., DM. 58, -
De auteur illustreert in dit boek het partnerschap ‘über den Atlantik hinüber’ gedurende de jaren veertig en vijftig van de negentiende eeuw. Na de condities van de ‘deutsch-amerikanischen Begegnung’ in 1948 en 1849, waarbij handelspolitieke betrekkingen een belangrijke rol speelden, beschrijft de auteur de ‘Konturen der ideologischen Frontbildung’ gedurende de revolutie in Duitsland; een frontvorming die tegen de restauratieve statenwereld van het oude Europa was gericht. Het jonge Amerika verschijnt hier in de rol van een ervaren en dominerende democratische macht, Duitsland daarentegen zocht hulp en begrip voor zijn staatkundige problemen.
Deze betrekkingen waren echter van de landen afhankelijk, die de auteur voor wat betreft Duitsland maar ‘en passant’ beschrijft, terwijl de wisselende politieke constellaties in de Verenigde Staten grondig worden geanalyseerd. De democratische administratie van Polk werd begin 1849 door de Wigh-president Taylor vervangen wat een neutraliteitspolitiek van de Amerikaanse politiek ten aanzien van Duitsland en Europa tot gevolg had.
L. Bartalits
Theologie
Bouwman S.V.D., Dr. G. - De brief aan de Efeziërs. - Romen, Bussum, 1974, 159 pp., f 27,50, bij int. f 24,50. |
Grossouw, Dr. W. - De brief van Paulus aan de Galaten. - Romen, Bussum, 1974, 204 pp., f 33, -, bij int. f 29,50. |
Leclerc, Eloi - Symbolen van godservaring. - J.H. Gottmer, Haarlem, 1974, 192 pp., f 22,50. |
Lehmann, Karl - Gegenwart des Glaubens. - Matthias-Grünewald Verlag, Mainz, 1974, 310 pp., DM. 20,66. |
Schillebeeckx, Edward - Leven uit de geest. - Gooi & Sticht, Hilversum, 1974, 227 pp. |
Dr A. van Selms, Jeremia II
(De Prediking van het Oude Testament)
Callenbach, Nijkerk 1974, 231 pp.
De originele kijk van Prof. Van Selms op de afwijkende versies van het boek Jeremia in Hebreeuws en Grieks speelt hem in dit tweede deel duidelijk parten. Hij lijkt min of meer slachtoffer te zijn van zijn eigen hypothese, die hij in excurs 1 van deel I heeft uiteengezet. Steeds weer duiken er woorden op als ‘kladschrift’ (pp. 14, 29, 172 enz.), ‘in het netschrift’ (pp. 9, 60, 64, 78 enz.). In dit tweede deel werkt hij bovendien erg vaak met termen als ‘verschrijving’, ‘invoeging’, ‘Baruch dacht... en veranderde’. De tekst van Jer. 25:1-45:5 wordt daarom voortdurend gecorrigeerd en geëmendeerd. Bijzonder vervelend daarbij is dat de noten niet - zoals in deel I - op elke pagina worden afgedrukt, maar achterin zijn verzameld. Waarschijnlijk wel een kostenbesparende factor voor de uitgever, maar irritant voor de gebruiker, die nu in deel I en II met verschillende systemen te maken krijgt.
Met spanning zien we uit naar deel III, waarin auteur de profetieën tegen de volken en het boek der Klaagliederen zal bespreken.
Panc Beentjes
Arno Schilson en Walter Kasper, Christologie im Präsens. Kritische Sichtung neuer Entwürfe
(Theologisches Seminar) Herder, Freiburg-Basel-Wien, 1974, 164 pp., DM. 18,-
Dit boek was zonder meer nodig. Bij de vele pogingen een christologie te ontwerpen die rekening hield met de veranderingen in het hedendaagse denken, ontbrak een overzicht van de voornaamste ontwerpen. A. Schilson vult nu dit tekort aan. Hij begint met twee algemeen oriënterende hoofdstukjes: ‘Veelvoud en eenheid in de christologie’ en - zeer suggestief! - ‘Gemeenschappelijke perspectieven in de hedendaagse christologie’ (o.a. oriëntering op het Nieuwe Testament, historisch denken). Vervolgens vat hij de christologische ontwerpen van elf grote theologen samen om deze kritisch te waarderen. Nogmaals, een poging die niet genoeg gewaardeerd kan worden, omdat een dergelijk overzicht tot nog toe ontbrak. In zijn voorwoord belooft schr. ook niet-theologen van dienst te zijn door zo eenvoudig mogelijk een en ander samen te vatten, zodat geen belangrijke scholing nodig is om een inzicht te krijgen in wat er momenteel op het gebied van de christologie gaande is. Is hij daarin geslaagd? Nu, in de eerste twee hoofdstukjes laat hij zien, dat hij bijzonder knap en helder kan samenvatten. Maar als hij aan zijn theologen begint, wordt het toch niet zo gemakkelijk te volgen. Dat ligt dan niet aan schr., maar eenvoudig aan de theologen die hij samenvat. Ikzelf was tenminste blij, dat is de meeste behandelde ontwerpen al eerder bestudeerd had. W. Kasper besluit het boek met een boeiende studie over de eisen waaraan een hedendaagse christologie moet voldoen. Hij refereert terecht ook naar het ontwerp van Dietrich Wiederkehr, dat Schilson m.i. ten onrechte buiten bespreking heeft gelaten. Een zeer belangrijk boek dus, maar dat toch echt wel enige scholing op theologisch gebied veronderstelt.
S. Trooster
Godsdienst
Enomiya Lasalle, Hugo M. - Zen en Christendom. - B. Gottmer, Nijmegen, 1974, 79 pp., f 6,90. |
Poortvliet, Rien en Hans Bouma - Hij was een van ons. - Van Holkema & Warendorf, Amsterdam/Semper Agendo, Apeldoorn, 1974, ill. f 95, -. |
Zegveld, André - De wolk van niet-weten. - B. Gottmer, Nijmegen, 1974, 159 pp., f 17,50. |
George B. Burch, Liefde, Vrijheid, Waarheid
De Toorts, Haarlem 1974, 112 pp., f 16, -
De hoofdstelling van dit boek is, dat men niet tegelijk tot verschillende religies kan behoren; men zal moeten kiezen voor liefde (christendom), vrijheid (boeddisme) of waarheid (hindoeïsme). Het heeft dan ook geen zin dat religies elkaar bestrijden of hun verschillen opheffen. Het gaat om hun gemeenschappelijke strijd tegen het a-religieuze. Op mij kwam dit boek af als het intrappen van reeds openstaande deuren.
Panc Beentjes
Dr Th.C. Vriezen en Dr A.S. van der Woude, De literatuur van Oud-Israël
Servire, Wassenaar 1973, 446 pp.
Wie het praktische naslagwerkje van Vriezen kende, zal verheugd zijn te vernemen dat er nu een ‘geheel herziene en uitgebreide vierde druk’ is verschenen. Het behandelt de geschriften van de Bijbel vanuit het standpunt van de literatuur, tegen de achtergrond van andere wetenschappen zoals archeologie, geschiedenis van het Nabije Oosten, enz.
De auteur heeft met name de hoofdstukken 9 en 10 (over de tekstgeschiedenis en de methoden van onderzoek in de praktijk) totaal omgewerkt en voor de buitenstaander tot aantrekkelijke leesstof gemaakt.
Aparte vermelding verdient het hoofdstuk, dat door Dr v.d. Woude werd geschreven over de apocriefen, de pseudepigrafen en de Dode-Zeerollen; men zou kunnen zeggen dat hiermee de periode tussen het Oude en het Nieuwe Testament voor de leek wat beter overbrugd is. De 55 pagina's noten zijn een boekje op zich; het toont overduidelijk dat de huidige exegeet nauwelijks nog in staat is het gehele oud-testamentische terrein te overzien. Kortom, met Vriezen als gids kan men beter genieten van de tekst van het Oude Testament.
Panc Beentjes
Manfred Bieler, Mein kleines Evangelium
Herder, Freiburg-Basel-Wien 1974, 60 pp. DM. 15,80
In West-Duitsland kan men op dit moment spreken van een hausse in kinderboeken. De kataloog van de Frankfurter Buchmesse (1974) bewees dat overduidelijk door ongeveer 30% van de ruimte voor kinderlectuur te reserveren. Daarnaast is ook de aandacht en de vraag naar het religieuze boek enorm, getuige dezelfde kataloog.
Manfred Bieler heeft episoden uit het leven van Jezus in dichtvorm voor kinderen geschreven. De tekeningen in kleur van Joachim Schuster zullen zeer tot de verbeelding spreken; of de rijmpjes dat ook doen, valt moeilijk te zeggen. Het is weer een van de pogingen de kinderen vertrouwd te maken met het Nieuwe Testament; wie het ‘rapport over kinderbijbels’ van het N.B.G. heeft gelezen - bij deze warm aanbevolen - zal weten dat het maken van een Bijbel voor kinderen met zeer veel componenten rekening moet houden.
Panc Beentjes
Wilhelm Willms, Der geerdete Himmel
Butzon & Bercker, Kevelaer, 1974, 192 pp., beeldcollages, DM. 22
In een citygemeente in Krefeld, waar vooral veel jonge mensen de diensten bijwonen, heeft pastor Willms teksten uitgeprobeerd die hij nu aan een groter publiek voorlegt. Boete, bezinning, lijden, dood en opstanding, het zijn even zovele thema's die m.i. knap gecomponeerd zijn. Het enige gevaar zou kunnen zijn dat het allemaal té verbaal wordt. Voor advent en passietijd biedt het boek goede aanknopingspunten, wanneer men door het soms avantgardistische uiterlijk weet heen te breken. Wie het wil gebruiken, zal meer moeten doen dan alleen vertalen.
Panc Beentjes
Film
Madsen, Axel - William Wyler. - Allen, London, 1974, 456 pp., £ 3,75. |
Mitry, Jean - Le cinéma expérimental. - Edit. Seghers, Paris, 1974, 309 pp. |
Siegfried Kracauer, Theorie des Films
Suhrkamp Verlag, Frankfurt 1974, 454 pp.
Siegfried Kracauer, Kino
Suhrkamp Verlag, Frankfurt, 303 pp., DM. 6, -
De geschriften over film van S. die nu heruitgegeven worden, wekken bij mij een - moeilijk te definiëren - wrevel op. Misschien komt het wel omdat Kracauer programmatisch erg nauw bij onze huidige interessesfeer ligt, terwijl hij in zijn geschriften maar weinig van dit programma waarmaakt. Hoe mooi klinkt in 1932 bv. niet: ‘Der Filmkritiker von Rang ist nur als Gesellschaftkritiker denkbar’ (Kino, p. 11)! En hoe juist is deze constatering uit hetzelfde jaar: ‘Der Film ist innerhalb kapitalistischen Wirtschaft eine Ware wie andere Waren auch’ (ibid.). Jammer genoeg worden deze formuleringen bijna nergens waargemaakt, en ondergraaft zelfs een werk als Theorie des Films deze principiële stellingnamen. Deze theoretische studie beperkt zich uitsluitend tot de film als een verlengstuk van de fotografie, als, zoals het in de oorspronkelijke Engelse versie luidt: ‘the redemption of the physical reality’. Om die redenen ziet de auteur zich bv. verplicht de kleurenfilm als niet ter zake doende weg te cijferen. Dit standpunt zou best te begrijpen zijn, wanneer dit theoretisch werk in, laat ons zeggen de jaren dertig, geschreven zou zijn. Maar de eerste verschijningsdatum (in de V.S.) is 1960! Een grotere anachronistische gaping tussen een theorieontwerp en een historische realiteit kan men zich moeilijk inbeelden. Maar zelfs al zou men deze essentiële beperking even terzijde leggen, moet het opvallen hoe weinig strakheid Kracauers' theoretiseren heeft. Terwijl dat juist een erg belangrijk element zou kunnen zijn van zijn betoog, laat hij bv. de actualiteitsfilm terzijde. En wanneer hij het over de experimentele film heeft (in vele gevallen een uitdaging aan wat S. de fysieke realiteit noemt), wordt hij plots neutraal geschiedschrijvend!
Misschien komt dat omdat uiteraard heel wat van deze theoretische bedenking in feite uit de jaren dertig dateren: vele ontwerpen ervoor vindt men terug in Kino, een verzameling meestal korte filmbesprekingen en opstellen, gepubliceerd tussen WO I en II. Maar ook hier valt op hoe weinig Kracauer zijn sociaal-kritische en ideologiekritiek werkelijk weet te doen functioneren op het medium. Zoals bij vele andere filmrecensenten uit die periode beperken zijn geschriften zich tot oppervlakkige, impressionistische, moralizerende randnotities.
Eric De Kuyper
Jean Renoir, Ma Vie et mes Films
Flammarion, Paris 1974, 262 pp., geïll., FF. 32, -
De liefhebber van Renoirs films (ik behoor er toe) zullen gewoon met plezier de kort geschetste herinneringen lezen van de Franse cineast. Anekdootjes, portretten van zijn vrienden, verhaaltjes rondom het maken van zijn films, notities over de Franse en Amerikaanse levensstijl, worden zonder grote lijn aan elkaar gerijgd. Maar in alles wat Renoir vertelt schuilt een overstelpende warme medemenselijkheid. Zijn vaak contradictoire uitspraken of voorkeuren vinden zonder moeite plaats in deze mozaïek die zich weinig bekommert om een samenhang die niets te maken zou hebben met sensueel contact met de dingen en de mensen. Door het boek begrijpt de lezer ook beter Renoirs echte voorkeur voor het artisanale (bijzonder treffend geïllustreerd in al zijn films) en zijn afkeer voor het industriële. Dat zich deze bekommernis juist probeerde te realiseren in een zo dubbelzinnig medium als de film (extreme mengeling van technologie en artisanaat), is de opgave die Renoir zich altijd heeft gesteld. Men begrijpt des te beter deze bekommernis wanneer men ze projecteert op het Frankrijk van de vorige eeuw, en wanneer men voor ogen houdt dat Renoirs vader Auguste Renoir is (waar hij in enkele hoofdstukken mooie dingen over schrijft). Zoals de films van Renoir zo diep verschillen van alle films van zijn tijdgenoten, verschilt dit boek herinneringen van gelijkaardige filmmakersgeschriften door haar onnadrukkelijke en ‘vanzelfsprekende’ direktheid.
Eric de Kuyper
Miscellanea
Berckers Katholischer Taschenkalender 1975. - Butzon & Bercker, Kevelaer, 1974, 240 pp., Leder DM. 9,20, Plastik DM. 5, -. |
Braun, Johanna und Günther Braun - Bitterfisch. - Verlag Neues Leben, Berlin, 1974, 216 pp., E.V.P. 5,80. |
Jenkins, Alan - The Twenties. - Heinemann, London, 1974, 256 pp., £ 5, -. |
Kaltenbrunner, Gerd-Klaus, Hrsg. - Radikale Touristen. - Herderbücherei Initiative 4, 1975, 191 pp., DM. 8,90, ab DM. 6,90. |
Molen, S.J. van der - Langs Frieslands Oude Boerderijen. - Bosch & Keuning, Baarn, 1974, 167 pp., vele foto's, f 10, -. |
Narkiss, Dr. Bezalel e.a. - De spiegel van de Joodse beschaving. - Bruna, Utrecht/Antwerpen, 1974, 252 pp. ill. |
Orthmann, Edwin - Das Zeitfahrrad. - Verlag Neues Leben, Berlin, 1974, 509 pp., E.V.P. 9. |
Provinciale Cultuurdienst, Cultureel Jaarboek Antwerpen 1974. - Antwerpen 1974, 821 pp., BF. 540. |
Reimann, Brigitte - Franziska Linkerhand. - Verlag Neues Leben, Berlin, 1974, 583 pp., E.V.P. 9,80. |
Schepens, Luc - In Pace. Soldatenkerkhoven in Vlaanderen. - Lannoo, Tielt, 1974, 129 pp., BF. 225. |
Secretariaat van de Academie, Jaarboek van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. - Gent 1974, 138 pp. |
Shuchowizki, Leonid - Ich zieh dem Kranich mach. - Verlag Neues Leben, Berlin, 1974, 317 pp., E.V.P. 6,50. |
Tilborg, J.H.A. van e.a. - Alternatief kerkelijk huwelijksrecht. - Amboboeken, Bilthoven 1974, 60 pp., f 7,50. |
W.L.K. van Oosten, Spellingvereenvoudiging
2e jrg., no. 2, 18 pp., gratis
De Niewsjager (The Newsseeker)
orgaan van de Vrientsgapbant, 14e jrg., no. 1, 28 pp., gratis
Of men nu voor- of tegenstander van een spellingvereenvoudiging is, over één ding zal men het wel eens zijn: W. van Oosten is een doorzetter. Ondanks het bericht dat minister van Kemenade besloten heeft om de spellingkwestie voorlopig in de ijskast te zetten, gaat de heer Van Oosten enthousiast door met zijn ijveren voor een vereenvoudigde spelling.
In de nieuwe aflevering van ‘Spellingvereenvoudiging’ wordt o.a. ruime aandacht geschonken aan de spelling van de aardrijkskundige namen in de nieuwe Kleine Bos-atlas. In dit kader zijn er een groot aantal kranteberichten, voorzien van kommentaar, opgenomen. Interessante kost voor belangstellenden.
Tevens ontvingen we een exemplaar van de Niewsjager, orgaan van de ‘Tie of friendship’. Al lezend krijg je meteen sympathie voor het idee van deze vereniging, die reeds vanaf 1960 bestaat. De vereniging zet zich in voor het sluiten van vriendschapsbanden, het verkrijgen van ruilrelaties, het uitwisselen van allerlei gegevens etc. onder het motto: ‘Vrede door vrientsgap’. Van alle genoemde mogelijkheden wordt gezien het grote aantal adressen gretig gebruik gemaakt.
Van Oosten zou Van Oosten niet zijn, als niet alles in de overgangsspelling stond. Beide afleveringen en eventuele inlichtingen te verkrijgen bij W. van Oosten, Postbus 2, Badhoevedorp.
C. Free
Joos Florquin, Ten Huize van ...10
Davidfonds, Leuven 1972, 334 pp., BF. 165
Wie de vorige delen van deze reeks bezit, zal ook wel dit tiende niet willen missen. De lezer maakt in deze bundel kennis met de twee voornaamste vertegenwoordigers van het magisch realisme in onze letterkunde. Boeiende lectuur voor wie op zoek is naar de samenstelling van deze magische formule. Verder bieden de grijze heren en dames van onze Vlaamse cultuur genoeg levenswijsheid om de lezer niet te vervelen. Het keurig afgelijnde interview met Dr A.A. Terruwe zal ook de Nederlandse lezer wel direct aanspreken. De levensechtheid en het natuurlijke talent van de actrice Magda Janssens overtuigen zelfs de sceptische lezer of kijker van de waarde van deze reeks.
Hugo Roeffaers