Streven. Jaargang 28
(1974-1975)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 460]
| |
ForumDe memoires van koning Herodes of: de desintegratie van de tiranAbel Herzberg, een terecht zeer gerespecteerde en te respecteren figuur, eenentachtig jaar oud, heeft onlangs de P.C. Hooft-prijs gekregen voor een bijna geheel joods oeuvre. Het is zijn zesde literaire onderscheiding. Behalve als literator is Abel Herzberg in joodse kringen bekend als zionistisch ideoloog en in joodse en niet-joodse kringen als de niet te betwijfelen joodse jood met een niet te betwijfelen vurige toewijding aan de joodse zaak, die desondanks of juist daardoor in een aantal opzienbarende kwesties een standpunt heeft ingenomen dat opzienbarend afwijkt van dat van de joodse gemeente in het algemeen. Toen in 1956 de Verenigde Staten weigerden om aan Egypte de fondsen beschikbaar te stellen nodig voor het bouwen van de Assoeandam, heeft Abel Herzberg in het ‘Algemeen Handelsblad’ gesteld, dat het joodse volk er goed aan zou doen deze bouw voor Egypte mogelijk te maken. En nooit zal ik vergeten hoe Abel Herzberg op de t.v. verklaarde - dat was ten tijde van de grote commotie rond de eventuele vrijlating van de Drie van Breda - ‘Geef ze alledrie een rotschop onder hun kont en vort met het stel, naar Duitsland’. Of woorden van gelijke strekking. In een interview in het ‘Nieuw-Israëlitisch Weekblad’ van 11 oktober j.l. zegt hij het nog eens zo: ‘Er zitten drie sjlemielen, drie stukken rapalje vast. Moeten we onze kift op die drie uitlaten. De grootste boeven lopen los. Het is toch mesjoggaas. Zo een man als Kotälla, kampbeul van Amersfoort, die heeft met het nationaal-socialisme niets te maken. Hij is een gewone criminele moordenaar. Het is waanzin om je gal uit te spuwen op die drie halfverlamde sjlemielen. Je verlaagt jezelf’. Van deze onverbeterlijke individualist in trouwe en levenslange dienst van zijn volk heb ik een aantal boeken gelezen: Amor Fati en Tweestromenland, verhalen en beschouwingen over Bergen-Belsen; Eichmann in Jeruzalem, herinneringen aan het Eichmannproces van 1961; en Brieven aan mijn kleinzoon, de geschiedenis van Herzbergs eigen emigrantenfamilie. In al deze boeken is een man aan het woord die met hart en ziel betrokken is bij de mens en de gebeurtenissen die hij beschrijft. Die zelf van de honger is flauwgevallen in Bergen-Belsen, die hoogst persoonlijk Eichmann heeft aanschouwd in zijn kogelvrije glazen kooi in de gerechtszaal te Jeruzalem, de grote zaal van het Beet-Am, het Volkshuis, die daar als correspondent van het R.K. dagblad De Volkskrant zijn doodsvijand in het gezicht zag voor de tweede maal (de eerste keer was in Bergen-Belsen), die in zijn Brieven aan mijn kleinzoon aan deze achtjarige, geboren Israëliër, iets wilde laten voelen van zijn eigen achtergrond, van het nest waaruit dit vogeltje tenslotte ook zelf gekropen was. Stukken van hemzelf heeft Abel Herzberg in deze boeken uitgeschreven, daarbij tegelijkertijd die paar centimeter afstand bewarend die nodig is om scherp te observeren wat je ogen zien in deze wereld van waanzin, maar niet zonder liefde. De Memoires van koning HerodesGa naar voetnoot1 zijn van een ander gehalte. In deze historische roman doet Abel Herzberg een poging de herinneringen te reconstrueren, zoals de oude en doodzieke tiran die heeft gedicteerd aan zijn trouwe secretaris Nicolaüs van Damascus. Herodes de Eerste, de Grote, de man van de waarschijnlijk onhistorische kindermoord van Bethlehem, een man groot van militaire en diplomatieke talenten, groot in het bouwen van grote gebouwen, groot van achterdocht en groot in het moorden. Er bestaat in onze wereld geen eenzamer mens dan de tiran. Zijn slachtoffers, de vervolgden, de vernederden, de onderdrukten, die hebben elkaar om gezamenlijk verzet te plegen, te klagen of om hun agressie op af | |
[pagina 461]
| |
te reageren. De tiran heeft niemand. Hij is omringd door spionnen en verklikkers, vermomd als vrienden en de pijnbank is zijn enige kameraad. En aangezien ook een tiran een mens blijft, zelfs de meest verstokte tiran en aangezien geen mens alleen kan zijn op enige lange duur, barst ook de tiran op het eind van de pijn. Hij gaat eraan kapot. Hij moet voortdurend harder slaan om staande te blijven: alle Herodessen, Stalins en Hitlers eindigen in een volkomen persoonlijke desintegratie. Let wel: ik heb het hier over tirannen uit eigen aandrift, niet over de afgeleide machthebbertjes, zij die hun aandeel in het regime van de hogere heerser hebben toebedeeld gekregen. De Eichmannetjes weten mogelijk hun moreel nog te redden door hun aandeel in de aangerichte ellende terug te gooien op de grote tiran, de enige, de echte, de ware. Het is Abel Herzberg niet gelukt deze hartverscheurende geschiedenis van deze in het hart gescheurde massamoordenaar en de moordenaar van zijn vrouw en kinderen, zo weer te geven dat het de lezer het hart verscheurt. De verhaaltrant is te beschouwend, het is te veel een relaas, een verslag, gelardeerd - dat moet gezegd - met aantallen puntige gezegdes, die Abel Herzbergs eigen ideeën bevatten over tirannen en hun eigenbatelijke ‘Real’ politiek. Maar alleen dat wat aan des dichters eigen ziel ontspringt, alleen dat weet hij zo te beschrijven, dat het zijn lezer is alsof hij er zelf iets van ervaren heeft. De ziel van Abel Herzberg staat bij de daklozen, de zwervers, de ontrechten, de mensen, die ondanks alle verontmenselijking iets menselijks hebben trachten te behouden. Wat een tiran is, een beul, een moordenaar-uit-roeping, dat weet hij niet. M. v. Tijn | |
Bijbels MuseumHet Nederlands Bijbelgenootschap, gevestigd aan de Amsterdamse Herengracht, zal over enkele maanden verhuizen naar een nieuw onderdak in Haarlem. De twee oude panden aan de Herengracht (366-368) zullen een goede bestemming krijgen als expositieruimte voor het Bijbels Museum, tot voor kort veel te klein behuisd tussen Stadhouderskade en Hemonylaan. Eindelijk zal dan de ongeveer 100 jaar oude collectie van de Utrechtse predikant L. Schouten - met o.a. een tabernakeltent van 7 bij 3 meter en een maquette van de tempelberg te Jeruzalem - in een aantrekkelijke omgeving bezichtigd kunnen worden. Omdat het Nederlands Bijbelgenootschap echter de verantwoordelijkheid voor het Bijbels Museum niet alleen wil dragen, stichtte zij samen met haar katholieke zusterorganisatie, de Katholieke Bijbelstichting, op 8 april 1974 een nieuwe organisatie ‘De Stichting Bijbelwerkplaats’ onder voorzitterschap van prof. dr. M.A. Beek. Directeur van de stichting is ds. Tj. Bijlsma. Men heeft een viertal tentoonstellingsruimten gepland, een leeszaal en een documentatiecentrum met een nogal uniek karakter. Men is namelijk begonnen met het verzamelen van uitgaven voor katechese en godsdienstonderwijs, allemaal beschreven in een katalogus, in het bijzonder waar het gaat om uitgaven die zich met de Bijbel bezighouden. Er zijn zelfs stemmen opgegaan om het Amsterdamse Bijbels Museum tot Europees centrum te maken voor dit soort activiteiten. Panc Beentjes | |
[pagina 462]
| |
Nieuwe rol van Saoedi-Arabië in het Midden OostenGa naar voetnoot*Het koninkrijk Saoedi-Arabië is door de oktoberoorlog van 1973 in het Midden-Oosten tot een wereldpolitieke macht uitgegroeid. Het besluit van koning Feisal om de omvang en de distributie van de olieproduktie afhankelijk te stellen van zowel de politieke gezindheid als de bereidheid tot samenwerking van de olieimporterende landen, heeft de machtspositie van Saoedi-Arabië, een gebied dat nog enkele jaren geleden bekendheid genoot als een achterlijk land met een paternalistisch bewind en een sterke islamitische inslag, duidelijk aan het daglicht gebracht. In de Arabische wereld heeft het oliewapen van Saoedi-Arabië, dat machtiger bleek dan de conventionele militaire wapenen, dit land niet alleen een vooraanstaande plaats bezorgd, maar ook aanleiding gegeven tot niet onaanzienlijke veranderingen. Wat het ontstaan van een coherente Saoedi-Arabische buitenlandse politiek betreft, deze dateert van na 1962, toen men werd geconfronteerd met een snel opkomend Arabisch socialisme, zoals dat in het Nasserisme tot uitdrukking werd gebracht en door de Jemenitische revolutie met de wapens werd bevochten. Tegenover deze ontwikkeling stelde koning Feisal een politiek beleid dat geheel en al op de Islam is gebaseerd en propageerde hij de panislamitische gedachte, die alle Islamstaten, van Afrika tot en met Indonesië, tot nauwe samenwerking moest brengen. Als eerste stap hiertoe werd in mei 1962 in Mekka de ‘Liga van de Islamitische wereld’ opgericht met het doel als forum te dienen voor een geïnstitutionaliseerde discussie over Islamzaken en de bestrijding van de tegen de Islam gerichte elementen. Deze ‘Liga van de Islamitische wereld’ echter bereikte op politiek gebied niet veel, terwijl het door president Nasser op 21 mei 1962 geproclameerde ‘Nationale Handvest’ (waarin o.a. tot aaneensluiting van de Arabische landen op basis van het Arabisch socialisme werd opgeroepen) en het uitbreken van de Jemenitische burgeroorlog de tegenstellingen tussen de Arabische landen verdiepte. Van meer concrete betekenis was het voorstel van koning Feisal, gelanceerd tijdens zijn bezoek aan Teheran in december 1965, tot het houden van een Islamconferentie. Hoewel ook dit voorstel geen genade kon vinden in de ogen van president Nasser, versterkten de voor de Arabieren ongelukkige afloop van de junioorlog in 1967 en de gedwongen terugtrekking van de Egyptische troepen uit de Jemenitische burgeroorlog de positie van koning Feisal aanmerkelijk. Door de enorme beroering die de brand in de Agsa Moskee te Jeruzalem in Arabische kringen heeft teweeggebracht, lukte het om voor het eerst in september 1969 een Islam-topconferentie in Rabat te houden. De principes die aan deze en volgende topconferenties (de laatste werd in februari 1974 te Lahore gehouden) ten grondslag liggen, zijn de volgende: 1 - het Zionisme is de oorzaak van de ellende in de wereld, daar het niet alleen de staat Israël heeft geschapen met alle gevolgen van dien, maar ook anti-religieuze stromingen zoals vrijmetselarij en het socialisme heeft voorbereid; 2 - de tegenstellingen binnen de Islamitische wereld vinden hun oorzaak in het nationalisme enerzijds en de doorgevoerde scheiding van wereldlijke en religieuze macht anderzijds; 3 - de diepste vernedering die de Islam heeft moeten ondergaan, is het verlies van de heilige steden Jeruzalem en Hebron, zodat opgeroepen wordt tot de heilige oorlog om deze plaatsen voor de Islam terug te winnen; 4 - alleen een volledige terugkeer naar de instellingen van de Islam kan de crisis binnen de Islamitische wereld overwinnen. Dat deze topconferenties niet zonder enig succes zijn geweest, kan men uit verschil- | |
[pagina 463]
| |
lende indicaties afleiden. Zo wordt in officiële verklaringen een sterke nadruk gelegd op Islamitische waarden en worden religieuze rechtsregels ook in het particuliere leven meer in acht genomen. Verder zijn er opmerkelijke ontwikkelingen, met name de toenemende invloed van het Arabisch in het onderwijs, de verbeterde positie van de traditionele bourgeoisie-klasse, het gestegen aanzien van de religieuze leiders, de waardering van klein-grondbezit, enz., terwijl de economische politiek van de zogenaamde progressieve Arabische landen als Algerije, Egypte, Soedan en Syrië meer de belangen van de particuliere sector begint te bevorderen dan die der inefficiënte staatsbedrijven. Een exceptioneel voorbeeld van een rigoureus Islamiseringsproces vormt Lybië en hoewel er tussen dit land en Saoedi-Arabië scherpe meningsverschillen bestaan, moeten deze als uitingen van persoonlijke rivaliteit tussen Feisal en Khadaffi worden aangemerkt. De politieke betekenis van een Islam-reveil dient voornamelijk te worden gezocht in een niet onaanzienlijke afzwakking van de heersende tegenstellingen tussen progressief en traditioneel ingestelde Islam-landen. Dit proces van Islamisering verschaft een kader, waarbinnen Saoedi-Arabië tot een machtspositie kan komen en waardoor het een leidersrol kan vervullen in de Arabische politiek. Door de inzet van olie als politiek wapen in het Midden-Oostenconflict werd tevens de mogelijkheid van nieuwe samenwerkingsvormen geschapen. Zo kan de totstandbrenging van economische samenwerking tussen de arme en rijke Arabische landen een solide basis vormen voor integratie op politiek gebied, terwijl de Arabische financiële steun aan belligerente broederlanden deze staten minder afhankelijk maakte van de hulp van vreemde mogendheden. Zowel Islam-reveil als het oliewapen heeft de Arabieren tegenover de buitenwereld een eigen identiteit en machtspolitiek verschaft die niet kunnen worden misverstaan. Vooral Israël zal zich aan de gewijzigde machtsverhoudingen dienen aan te passen, wil men althans tot een werkelijke vrede geraken met de Arabische buurlanden. Hierbij heeft men het voordeel dat landen als Saoedi-Arabië, Egypte, Algerije, Jordanië en Libanon geen eliminering van de staat Israël wensen, zoals door Lybië, Irak en de Palestijnse verzetsorganisaties min of meer wordt voorgestaan. Maar door de versterkte positie van Saoedi-Arabië in het Arabisch concert wordt thans krachtig de nadruk gelegd op de teruggave van Jeruzalem als heilige stad voor de Islam. Ook met betrekking tot het aan de Palestijnse bevrijdingsorganisaties verschafte mandaat om als zelfstandige onderhandelaars bij de vredesbesprekingen op te treden heeft Saoedi-Arabië een belangrijke rol vervuld. Saoedi-Arabië verwacht blijkbaar dat hierdoor de meer gematigde elementen binnen deze bevrijdingsorganisaties de overhand zullen verkrijgen. Resumerend komt men tenslotte tot de conclusie dat het duidelijk moet worden geacht dat er momenteel krachten in het werk zijn gesteld om niet alleen een eigen Arabische identiteit, maar ook een zelfstandig Arabisch machtspotentieel tegenover de buitenwereld te scheppen. L.L.S. Bartalits | |
De welvaart in EuropaDat het welvaartspeil van de negen landen der Europese Gemeenschap gemiddeld hoger ligt dan dat van de landen in de Derde Wereld, staat wel vast. Dat gemiddelde zegt echter niet veel. Binnen het Europese gebied bestaan namelijk grote welvaartsverschillen. Mario Savatorelli heeft daar in La Stampa een berekening van overgelegd en is er daarbij van uitgegaan, dat in de negen Europese landen samen genomen het gemiddeld inkomen gelijk kan worden gesteld aan ongeveer f 8.500, -. Voorts heeft hij alle landen uitgesplitst in een aantal administratieve regio's en het gemiddeld inkomen van elk van die regio's afzonderlijk berekend en aan het gemiddelde getoetst. Als eerste opvallend resultaat rolde uit dit onderzoek het feit, dat er onder de negen maar één land is, waar het gemiddelde over de hele linie hoger ligt dan het Europees gemiddelde: Luxemburg, het kleinste van de negen; zó klein, dat het zich niet in regio's liet uitsplitsen. Vijf landen bereikten weliswaar een algemeen gemiddelde dat hoger lag dan het Europees gemiddelde, doch in al deze landen bleek | |
[pagina 464]
| |
dit hoger gemiddelde de resultante van regionale gemiddelden die gedeeltelijk boven en gedeeltelijk beneden het Europees gemiddelde lagen. Drie landen tenslotte bleven in hun geheel beneden het Europees gemiddelde: Engeland, Italië en als laagste Ierland. Bekijkt men nu die regionale gemiddelden nader dan blijkt, dat de onderlinge verschillen ook weer van land tot land sterk uiteenlopen. Het meest egaal is de welvaart verdeeld in Duitsland, waar van de 36 regio's er 15 beneden het Europees gemiddelde blijven en de overige daarbovenuit komen. Het landelijk gemiddelde ligt op circa f 13.000,- en 7 regio's komen ook daar nog overheen. Lijnrecht daartegenover staat Frankrijk. Het landelijk gemiddelde ligt daar op circa f 10.000. Van de 19 regio's vallen er 9 beneden het Europees gemiddelde; 9 zitten tussen het Europees gemiddelde en het landelijk gemiddelde in. Maar het éne district Parijs steekt met tegen de f 15.000,- ver boven alle anderen uit. Denemarken vertoont een soortgelijk beeld. Van de 12 regio's schommelen er daar 11 rondom het Europees gemiddelde; slechts één komt daar met circa f 14.000,- ver boven. In Nederland komt het landelijk gemiddelde iets boven het Europese dank zij twee provincies; de overige blijven beneden dit gemiddelde. Het treurigst is de toestand in die landen die over de hele linie beneden het Europees gemiddelde blijven. Ierland komt niet hoger dan circa f 5.000,- doch óók weer dank zij één regio, die daar bovenuit komt. De andere acht blijven er beneden en daarvan komt de helft nog niet aan een gemiddelde van f 3.500,-. Italië haalt een nationaal gemiddelde van circa f 6.000,-. Van de 17 regio's liggen er 15 rondom dit gemiddelde, doch twee vallen nog lager dan de laagste regio's van Ierland. Het meest tragisch echter is de situatie van Engeland, eenmaal het meest welvarende land van Europa, dat thans met een gemiddelde van nog geen f 7.500,- een heel stuk beneden de Europese maat blijft en zelfs dit lage niveau alleen kan halen doordat slechts twee van de elf districten daarboven uit reiken. De andere 9 blijven er beneden en één daarvan komt zelfs niet verder dan circa f 5.000,-. De achtergebleven gebieden binnen de Europese Gemeenschap krijgen thans meer aandacht in haar beleid, doch het is duidelijk, dat die achtergebleven gebieden niet een probleem van slechts enkelen der aangesloten landen vormen. Zij zijn er allemaal bij betrokken. H.H. |
|