| |
| |
| |
Boekbespreking
Binnengekomen boeken, aan het begin van iedere rubriek vermeld, worden besproken naar mogelijkheid
| |
Sociale en gedragswetenschappen
Cerutti, François - Les jeunes au boulot. - Casterman, Tournai, 1974, 212 pp., BF. 225. |
Child, Irvin L. - Humanistische psychologie en de research-traditie. - De Toorts, Haarlem, 1974, 276 pp., f 27,50. |
Delanoë, Nelcya - Detroit, marché noir. - Casterman, Tournai, 1974, 240 pp., BF. 250. |
Does de Willebois, Jhr. drs. W.R.Th.I.M. van der - Het Nederlandse algemene bankwezen. 1. Buitenlands bedrijf en huidige functies. - (Serie bank- en effectenbedrijf, 3) Kluwer, Deventer / NIBE, Amsterdam, 1974, 80 pp.. |
Does de Willebois, Jhr. drs. W.R.Th.I.M. van der - Het Nederlandse algemene bankwezen. 2. Groeifactoren. - (Serie bank- en effectenbedrijf, 4) Kluwer, Deventer / NIBE, Amsterdam, 1974, 62 pp.. |
Gloton, Robert - L'autorité à la dérive. - Casterman, Tournai, 1974, 248 pp., BF. 265. |
Lewis, Harold en Harold S. Streitfeld - Speel je vrij! - De Toorts, Haarlem, 1974, 165 pp., f 22,50. |
Segal, Ronald - De worsteling met het verleden. - Bruna, Utrecht/Antwerpen, 1973, 215 pp., BF. 235. |
Schaeffler, Richard - Die Religionskritik sucht ihren Partner. - Verlag Herder, Freiburg, Basel, Wien, 1974, 109 pp., DM. 14,80. |
Schutter, B. de, en Chr. Eliaerts - De bescherming van het individu in moderne conflictsituaties. - Acco, Leuven, 1974, 188 pp., BF. 395. |
Skinner, B.F. - Over een wereld zonder vrijheid en waardigheid. - Bruna, Utrecht/Antwerpen, 1973, 192 pp., BF. 280. |
Traas, Drs. M. - Opvoeden tot samen leven. - Callenbach, Nijkerk, 1974, 140 pp.. |
| |
Liduine Houtsma
Aspekten van supervisie
Nelissen, Bloemendaal, 1973, 114 pp., f 11,90.
Supervisie van personen die in de sociale hulpverlening werken, heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt. S. geeft daarvan een overzicht dat veel aspecten van de huidige supervisierichtingen duidelijk maakt. Daarop behandelt zij de vragen: wat is het doel van supervisie? waarom wordt die gegeven, waar en door wie? hoe kan de supervisie-relatie getypeerd worden? wat verstaat men onder supervisie als proces?
Voor supervisors en instellingen die supervisie programmeren in de opleiding, wordt heel wat stof geboden tot reflecteren over doelstellingen en methodes. Het boek is nog maar een aanzet tot studie. De auteur duidt met het woord ‘aspekten’ in de titel ook aan dat zij niet de hele waarde en mogelijkheid van supervisie wilde belichten.
G. Boeve
| |
Lut Ureel
Wat ben ik blij dat ik in een dorp geboren ben Verhaal van een verdwenen cultuur
Lannoo, Tielt/Utrecht, 1974, 256 pp., BF. 265.
De titel van dit boek is een bekentenis. De schrijfster, opgegroeid als kind van een onderwijzersgezin in het landelijke Alveringen, waar C. Verschaeve eens kapelaan was, heeft haar diverse ervaringen en belevenissen zomaar neergeschreven. De hoofdstukken zijn niet meer dan gelukte opstellen, levende splinters van een tot droom geworden, maar voorbije werkelijkheid. Hun nauwgezette stijl doet denken aan het knappe inlegwerk van een anoniem ebenist. In dit Vlaamse polderland ‘bachten de Kupe’ waren school en kerk, kerkhof en Nieuw- | |
| |
straat tot voor zeer kort nog innig verbonden met de boeredoeningen verderop in het lage eendere land waar je vanop nagenoeg elke plaats minstens vijf kerktorens kon zien van soortgelijke dorpen. Van deze ervaring wil Lut Ureel afstand nemen, niet alleen literair maar ook verstandelijk. De verantwoording vooraf, de wat lange analyse van het laatste hoofdstuk en de epiloog getuigen dit.
Gedane zaken nemen geen keer. De welvaart laat haar druk steeds zwaarder wegen. Maar het zwaarst van al is toch dat zij de mens alle toegangswegen heeft versperd die uitzicht op de toekomst kunnen brengen. Dit teloorgegane irrationalisme wordt een weldaad genoemd en evenzo de christelijke religie waarmee de kerk in de Westhoek de poldermensen eeuwen lang harmonisch wist te beveiligen, door hen op hun kind-zijn vast te pinnen.
In haast feilloze, maar altijd briljante taal stelt het boek slechts één vraag: wat kan de toekomst nu nog brengen? Onuitgesproken blijft één zekerheid: toch was het paradijs geen mythe. In de kamer van al die doorzichtige herinneringen blijft deze kern als een rusteloze goudvlieg naar de beroerende bevrijding zoeken tussen het raam en het gordijn, op een zeldzaam rustige zondagnamiddag. De ervaring bij kind of volwassene van een paradijs, nu verloren gewaand, biedt alles samen nog de grootste garantie dat het geen verzinsel was. Een moderne vrouw stelt hier de levensgrote vraag die elke mens zich stellen blijft en stellen moet, naar de gelovige zin van dit leven.
S. De Smet
| |
Salvador Minuchin
Gezinstherapie
Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1973, 318 pp., f 9,-.
Minuchin ziet het gezin als een structuur waarin het individu zijn transacties met een ander individu niet alleen volgens en uit eigen creativiteit opzet, maar meer volgens patronen die min of meer vast liggen. Patronen zijn noodzakelijk voor het behoud van de homeostase, maar ze moeten soepel genoeg zijn om veranderingen te verwerken die ontstaan binnen het individu, in de relaties tussen gezinsleden en in het contact met de buitenwereld. De therapie bestaat erin de patronen te ontdekken, ze te toetsen op hun stevigheid en soepelheid en ze zonodig te vervangen door betere; ‘beter’ zijn voor Minuchin de patronen die ‘meer functioneel’ zijn voor het oplossen van gezinsproblemen (voor het integreren van veranderingen) en voor de ontwikkeling van de personen in het gezin.
Minuchin schrijft vanuit en voor de praktijk. Het theoretische in zijn boek vormt de aanloop tot een gedetailleerde beschrijving van een werkmethode.
Minuchins therapie heeft nauwelijks nog iets te maken met wat gemeenlijk onder psychotherapie verstaan wordt. Van alle opvattingen van gezinstherapie lijkt ze ons de meest consequent doorgedreven relatietherapie. Ze is in dit werk meesterlijk uiteengezet en geïllustreerd met gecommentarieerde interviews.
G. Boeve
| |
Dieter Prokop
Massenkultur und Spontaneität. Zur veranderten Warenform der Massenkommunikation im Spätkapitalismus
Suhrkamp, Frankfurt, 1974, 225 pp., DM. 7,-.
Een verzameling van opstellen van diverse lengte, die lezenswaardige beschouwingen bevat, maar doorgaans toch gekenschetst wordt door een gebrek aan exact kritische beschrijvingen van het onderwerp. Men voelt al te vaak de behoefte om het systeem te onthullen (en daarmee gepaard gaat een uiterst vervelende politiek moralizerende toon), in plaats van preciese analysen van dat systeem (dat op die manier zichzelf wel ‘onthult’!). Af en toe ook schemert een gebrek aan onderwerpkennis door. Of is het een gewilde vertekening van de feiten tegen beter weten in? In ieder geval de benadering van een zo belangrijk fenomeen als ‘Hollywood’ wordt al te ongenuanceerd afgedaan.
Eric De Kuyper
| |
Claudie Broyelle
Die Hälfte des Himmels. Frauenemanzipation und Kindererziehung in China
Verlag Klaus Wagenbach, Berlin, 1974, 172 pp., DM. 7,50.
Schrijfster bezocht met een aantal andere Franse vrouwen China en stelde zich daar op de hoogte van de positie van de vrouw. Van dit zelf zien is in het werk weinig te vinden. Praktisch alle gegevens zou men ook hier in werken over China bij elkaar kunnen zoeken. De emancipatie van de Chinese vrouw, mogen we dus constateren, is in elk geval in theorie verder gevorderd dan in Europa. Gezien Mao's ijver de praktijk in overeenstemming te laten zijn met de theorie, hoeven we ons wat dit betreft dus geen zorgen te maken. Wat we hier lezen, kan voor ons een voorbeeld zijn. Merkwaardig is echter dat dit systeem gepaard gaat met een nogal reactionaire houding op seksueel gebied.
C.J. Boschheurne
| |
| |
| |
Geschiedenis
Comay, Joan - Who's who in Jewish History. - Weidenfeld and Nicolson, London, 1974, 448 pp., £ 5. |
Conquest, Robert - Stalins Völkermord. - Europaverlag, Wien, 1974, 235 pp., DM. 24,-, ÖS. 168. |
Katholieke Universiteit Nijmegen 1923-1973. Een documentenboek. - Ambo, Bilthoven, 1974, 511 pp., ill., f 30,-. |
Markstein, George - De Gedoemden. - Hollandia, Baarn, 1974, 215 pp., f 17,90. |
Müssener, Helmut - Exil in Schweden. - Hanser, München, 1974, 604 pp.. |
Wheeler-Bennett, John W. and Anthony Nicholls - The Semblance of Peace. - MacMillan, London, h.c. 1972. paperback, 1974, 706 pp., paperback £ 4., h.c. £ 12. |
| |
Dr. Jos Schrijnen
Eigen Kultuur
Dekker & van de Vegt en J.W. van Leeuwen, Nijmegen, 1923, 31 pp., f 3,90.
Ter gelegenheid van het Congres ‘Wetenschap tussen cultuur en tegencultuur’, belegd tijdens de viering van het 10e lustrum van de Katholieke Universiteit te Nijmegen, is deze rede, waarmee Prof. Schrijnen indertijd de oprichting van de Nijmeegse Universiteit feestelijk begeleidde, opnieuw herdrukt. Op zich nu een historisch document, zou het aanleiding kunnen geven tot reflecties over de ontwikkeling van de wetenschap in katholieke kring. Als zodanig een bijzonder belangrijk vertrekpunt. Hopelijk zal het verslag van het congres aan het licht brengen, dat men een diepgaande confrontatie met het verleden niet geschuwd heeft.
R.S.
| |
Walter C. Langer
Een psychologisch portret van Adolf Hitler (Het geheim rapport uit de oorlogstijd)
Bruna, Utrecht/Antwerpen, 1973, 254 pp., BF. 298.
De psychoanaliticus Dr. W.L. liep reeds lang voor 1940 met de gedachte rond dat als er zoiets als een psychologische oorlogsvoering bestond, deze dan heel anders moest worden aangepakt dan de veteranen van de Eerste Wereldoorlog gewend waren. Veel belangrijker scheen het hem toe met behulp van de psychoanalyse een prognose te maken van de wijze waarop landen, groepen en individuen, in de eerste plaats Amerika zelf, op bepaalde feiten zouden reageren.
De opperste legerleiding had hier wel oren naar toen de periode van de Tweede Wereldoorlog zich aandiende. Toch kon, na de onverhoedse bommenaanval op Pearl Harbour, het kleinste kind voorspellen dat de natie als een getergd dier zou reageren. Uncle Sam zat dus al midden in de oorlogsvoering, toen het de machthebbers wel belangrijk leek te onderzoeken hoe Nazistisch Duitsland en de leider ervan, A. Hitler, op de diverse oorlogsperipetieën zouden reageren. Uiteindelijk beperkte de studie zich tot het verzamelen van allerlei materiaal dat voor een psychoanalytische aanpak nuttig kon zijn. De conclusies hiervan met de begeleidende bronnen werden afgesloten in 1944. Tot 1969 bleven ze in de dossiers van de ‘National Archives’ geborgen onder de classificatie ‘secret’, terwijl de auteur zijn persoonlijk exemplaar aan de Harvard University Library had toevertrouwd. Wetenschappers achtten dit document belangrijk. Zo raakt het gepubliceerd in 1972. Van dit historisch document, karakteristiek zowel om zijn inhoud als om zijn opzet, biedt Bruna thans de Nederlandse vertaling.
S. De Smet
| |
Joachim C. Fest
Hitler. Een biografie. I
Uitgeverij In den Toren, Baarn, 527 pp., f 24,50.
Robert Payne
Hitler. Een leven voor de dood
Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1974, 495 pp.. Er is op het ogenblik een rage van Hitlerboeken. Men verwacht een rage van Stalinboeken. Dat er belangstelling voor deze figuren bestaat is begrijpelijk. Voor de jonge mens van nu zijn Hitler en Stalin geschiedenis geworden. Voor velen maakt het heel weing uit of zij nu feiten moeten leren over Napoleon of over een van deze beide. Voor de generatie die de oorlog heeft meegemaakt is het onbegrijpelijk dat op een examen Hitler en Napoleon verwisseld kunnen worden. Maar voor de ouderen blijft Hitler een fascinerend object. Per slot van rekening is hij de bron van de heldenrol die zij zich zelf in de afgelopen oorlog toekennen. De oorlog die hij veroorzaakte, blijft voor hen de oorlog en de meer dan zeventig oorlogen die na die tijd zijn uitgevochten, zijn voor hen van volkomen secundaire betekenis. Zo is Hitler een bron voor een generatie-conflict. Hetzelfde geldt voor Stalin. Jonge mensen in de Sovjet-Unie zeggen als ze het over hem hebben: dat is allemaal zo lang geleden, ouderen zien hem nu als de man van recht en orde.
Maar ongetwijfeld hebben de ouderen gelijk in zoverre dat het beeld van de huidige we- | |
| |
reld is bepaald door Hitler. Dat roept de vraag op: wie was die man. Fest zal in het tweede deel van zijn boek een antwoord moeten geven op de gestelde vraag of wij hier te maken hebben met een groot man. Payne maakt zich er eenvoudiger van af door te stellen dat Hitler in ieder geval vanaf de tijd van de nacht van de lange messen een krankzinnige was. Hij ziet verder in hem de boer die de stad haatte en die dan ook wil vernietigen. Inderdaad zit hij telkens vol plannen tot het vernietigen van steden, maar ook van grootse stedebouwkundige plannen, hoofdzakelijk ten aanzien van Berlijn en Linz, waarvoor overigens de bestaande steden inderdaad geheel gesloopt zouden moeten worden. Fest ziet in hem vooral een angstige figuur, die in wezen wars was van iedere vorm van oproer en revolutie. Zoals uit de omvang al blijkt, wordt door hem veel dieper op de zaak ingegaan, maar de vele psychologische vragen die hij stelt, zullen pas in het tweede deel een antwoord moeten vinden. Hij probeert een middenpositie in te nemen tussen degenen die Hitler beschouwen als een natuurlijke consequentie van de Duitse geschiedenis en hen die hem beschouwen als Duitslands katastrofe. Daarbij toont hij aan dat beide standpunten feitelijk een uitvloeisel vormen van de figuur Hitler zoals die door de nazi-propaganda werd geschilderd. Om zijn standpunt te verduidelijken gebruikt hij echter zelf een schildering van de Weimar-republiek die toch ook grotendeels uit deze keuken voortkomt. Wat er vooral op cultureel gebied in deze tijd is gepresenteerd, is iets dat uit het beeld van de republiek niet is weg te schrappen zoals hij doet. Payne geeft veel meer een feitenrelaas, waarbij de motiveringen vaak wel heel erg kort zijn. Veel aandacht besteedt hij aan de zelfmoord van Geli Raubal, het nichtje en vriendin van Hitler. Hij meent dat dit een blijvende indruk op hem heeft gemaakt, waarop hij
vooral in zijn laatste jaren steeds is teruggekomen. Fest gaat nogal snel over deze episode heen. Belangrijk bij Fest is wel dat hij aantoont dat de door Hitler zelf geschapen mythe over zijn armoede in Wenen onwaar is en dat hij over behoorlijke inkomsten kon beschikken.
Belangrijk is ook wat beiden zeggen over de ‘Endlösung’, het besluit tot vermoorden van alle Joden. Prof. L. de Jong bestrijdt in deel 5 van zijn geschiedenis van de oorlog de stelling dat op de Wansee-conferentie van februari 1942 daartoe werd besloten, zoals door Presser gesteld in zijn Ondergang. Volgens De Jong is er toen niets veranderd en stond het plan al steeds vast. Fest stelt op p. 268 uitdrukkelijk dat op deze conferentie tot de moord was besloten. Payne, die er een heel hoofdstuk aan besteedt, stelt zelfs dat men er op deze conferentie niet uit kon komen wat er gedaan moest worden en niet verder kwam dan een plan om de joden steeds verder naar het oosten te voeren en ze daarbij te gebruiken om wegen aan te leggen. Geen van beiden geeft overigens op dit punt enige documentatie. Payne doet dat trouwens helemaal niet. De documentatie van Fest is zeer uitvoerig, maar laat juist op essentiële punten wel eens verstek gaan. Zoals bijvoorbeeld bij zijn stelling dat Röhm door de geallieerde controlecommissie zou zijn begunstigd.
C.J. Boschheurne
| |
Helmut Grieser
Die Sowjetpresse über Deutschland in Europa 1922-1932
Ernst Klett-Verlag, Stuttgart, 1970, 256 pp.., DM. 27,-.
Zowel in het verleden als nu moet de Duitse politiek hoe dan ook met het oordeel van de Sovjet-Unie over Duitsland rekening houden. In zijn boek probeert Grieser onder meer de motieven te onderzoeken die na 1930 tot een verslechtering van de betrekkingen tussen de Kremlinleiders en de rijksregering hadden geleid. Een vergelijking van de Sovjetkrantenberichten met de diplomatieke rapporten van de jaren dertig manifesteert de grote mate van verbondenheid tussen de Sovjetpers en het ministerie van buitenlandse zaken.
L. Bartalits
| |
Fredrick B. Pike
Spanish America 1900-1970
Thames and Hudson, London, Boekenimport Denis, Antwerpen, 1973, 180 pp., 59 ill., 157 BF..
In de nieuwe serie Library of World Civilisation, waarin ook Chesneaux' boek over de Chinese boerenopstanden en de communistische machtsovername in China is gepubliceerd, brengt dit boek het andere paneel van het tweeluik waarin de geschiedenis van de ongeboren revolutie in Latijns Amerika wordt beschreven. In zijn boek zet professor Pike uiteen hoe in de verschillende Latijnsamerikaanse landen de heersende régimes erin slaagden door middel van vaak ogenschijnlijke veranderingen en kleine toegevingen de revolutionaire krachten uit te schakelen en de bestaande toestand te handhaven. Enkel in Cuba deed Castro het traditionele regime in elkaar storten en maakte hij een begin met een nieuwsoortige maatschappij. Wat de andere landen betreft, ziet prof. Pike deze omwenteling nog niet vlug plaatsvinden.
S. Heester
| |
| |
| |
Politiek
Essays über Naziverbrechen Simon Wiesenthal gewidmet. - Wiesenthal Fonds, Becht, Amsterdam, 1973, 295 pp., f 29,50. |
Ginneken, Jaap van - De linkse stroming in China. - Van Gennep, Amsterdam, 1974, 308 pp., f 17,50. |
Hastings, Adrian - Wiriyamu. Het verslag van de massamoord in Mozambique. - Zomer & Keuning, Wageningen, 1974, 160 pp., f 12,50. |
Miliband, Ralph - De staat in de kapitalistische maatschappij. - Bruna, Utrecht / Antwerpen, 1973, 270 pp., BF. 295. |
Ruland, Bernd - Die Augen Moskaus. - Schweizer Verlagshaus, Zürich, 1973, 320 pp., 12 pp. ill., Zw. Fr. 19,80. |
| |
Lode Wils
Flamenpolitik en aktivisme. Vlaanderen tegenover België in de eerste wereldoorlog
Davidsfonds, Leuven, 1974, 272 pp., BF. 175.
Van Prof. Wils zijn we gewoon rijk gestoffeerde boeken voorgeschoteld te krijgen. Het geduldig opzoekingswerk van zijn studenten is hieraan wellicht niet vreemd (cfr. ook zijn vorige publikatie over het Daensisme).
Heel wat stellingen van Prof. Wils i.v.m. de Vlaamse Beweging staan in tegenstelling tot die van Dr. Elias. We zouden ook in dit verband kunnen spreken van een minimalistische tegenover een maximalistische visie. Deze standpunten kunnen we tot de hedendaagse politiek doortrekken. Misschien is het interessant te weten dat Prof. Wils ook een duidelijke politieke optie heeft, waardoor wellicht zijn stellingen beter zullen begrepen worden.
En kan dergelijke studie dan wel totaal beantwoorden aan de eisen van een objectieve geschiedschrijving?
Dit is een fundamentele vraag die ons bijgebleven is na de lezing van dit interessante werk.
LVDB
| |
Dr. S.W. Couwenberg
Modern socialisme. Achtergrond, ontwikkeling, perspectief
Samsom Uitgeverij, Alphen a/d Rijn, 1972, 266 pp., f 14,90.
In dit voortreffelijk, helder en objectief geschreven boek wordt het moderne postmarxistische socialisme tot object van onderzoek gemaakt. Dr. Couwenberg geeft eerst een schets van het ontstaan en de ontwikkeling van de socialistische ideologie en beweging en een algemene karakteristiek van het moderne socialisme. Daarna spitst Dr. Couwenberg zijn onderzoek toe op twee belangrijke voorbeelden van het moderne socialisme, te weten het Britse en het Nederlandse socialisme. Met het oog op de huidige politieke discussie in Nederland ligt het zwaartepunt in deze studie op de Nederlandse variant van het moderne socialisme. Het onderzoek van Dr. Couwenberg wordt afgerond met enkele conclusies ten aanzien van het actuele vraagstuk van de socialistische identiteit en de toekomst van het socialisme en andere politieke stromingen. Dit boek wordt besloten met een blik in de toekomst, waarin politieke en maatschappelijke vernieuwing door Dr. Couwenberg gezien wordt als een permanente opgave, die niet meer aan één bepaalde politieke stroming gebonden is.
L. Bartalits
| |
Felix Greene
De vijand. Imperialisme en revolutie
Meulenhoff Nederland, Amsterdam, 1972, 326 pp., f 24,50.
De auteur zet in dit boek uiteen wat imperialisme is, hoe het werkt, hoe wij er allen bij betrokken zijn, hoe en waarom het ons denkleven beïnvloedt.
De auteur kiest de Verenigde Staten als voorbeeld en hij laat ook zien hoe de praktijk van het imperialisme is in de ontwikkelingslanden en in West-Europa waar het proces van economisch-politieke satelliet-vorming volgens de auteur in volle gang is. Greene probeert zijn aanklacht met een groot aantal ‘case histories’ te adstrueren. De problemen van de economische en maatschappelijke revolutie in het Westen worden eveneens uitvoerig doorgelicht.
L. Bartalits
| |
John W. Burton
Internationale politiek
(Aula) Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1974, 237 pp., f 9,50, BF. 160.
De idee van een wereldsamenleving staat op het ogenblik sterk in de belangstelling. Het merendeel van wat er op dit gebied de laatste tijd is gepubliceerd, is echter moeilijk of in het geheel niet toegankelijk voor de geïnteresseerde leek. In dit helder en goed geschreven overzicht belicht de auteur de belangrijkste resultaten van het huidige denken over internationale betrekkingen en geeft hij zijn sterk persoonlijke visie op de vraag, hoe een wereldsamenleving goed zou kunnen functioneren.
L. Bartalits
| |
| |
| |
Godsdienst
Ben - Chorin, Shalom - Das Judentum der Gegenwart. - Kyrios Verlag, Meitingen - Freising, 1970, 38 pp., DM. 2,50. |
Franzoni, Jean-Baptiste - La terre appartient à Dieu. - Le Centurion, Paris, 1973, 127 pp.. |
Goos, Jos en Ludo Van Bouwel - Jahwe, ik ben met U. - Patmos, Antwerpen/Utrecht, z.j., 24 pp.. |
Heuvel, A. van den - Hij zal het delen met zijn vrienden. - Ten Have, Baarn, 1974, 104 pp., f 8,50. |
Köster, Peter - Lebensorientierung an der Bibel. - Verlag Kath. Bibel Werk, Stuttgart, 1974, 248 pp., DM. 26,-. |
Laurentin, René - Renaissance des églises locales. Israël. - Seuil, Paris, 1973, 175 pp.. |
Oesterreicher, Johannes - Die Wiederentdeckung des Judentums durch die Kirche. - Kyrios Verlag, Meitingen - Freising, 19742, 94 pp., DM. 5,80. |
Schaller / Eckert / Limbeck / Thoma / Schubert / Oesterreicher - Passionsspiele heute? - Kyrios Verlag, Meitingen - Freising, 1973, 80 pp., DM. 6,50. |
| |
De bijbel spreekt. Deel 1: Genesis, Exodus, Deuteronomium 214 pp..
Deel 3: Rechters, 1-2 Samuel, 1-2 Koningen, Ruth 185 pp..
Deel 6: Psalmen, Job, Spreuken, Prediker, Sirach, Wijsheid 233 pp..
Kath. Bijbelstichting Boxtel, 1974.
Weinig boeken over de bijbel komen uit het Engels in het Nederlands vertaald; meestal zijn het Duitse studies. De Katholieke Bijbelstichting heeft daarom de gelegenheid aangegrepen om de Engelstalige serie ‘Scripture Discussion Commentary’ om te talen. De opzet van het zesdelige werk is discussie over de bijbeltekst aan te moedigen. Heel terecht zegt de inleider - Laurence Bright - dat het primair gaat om de tekst van de Schrift, het commentaar dient als hulpmiddel. Elk bijbelboek wordt vrij uitvoerig toegelicht; daarna wordt elke perikope ingeleid met commentaar en besloten met een aantal vragen. Het is niet duidelijk of die vragen door de auteurs zijn gemaakt of door de vertalers; in ieder geval zijn zij meestal zeer abstract en willen meer weten dan de bijbeltekst zegt; soms hebben ze maar zijdelings met de Schrift te maken. Zo staat bij de zondvloed bijv. de vraag (deel 1, p. 49) of de overstroming in Zeeland in 1953 een Godsoordeel was. Op p. 91 van hetzelfde deel wordt gevraagd een karakterstudie van Lot te geven, waarbij gevraagd wordt of dit een veel voorkomend type is. De meeste vragen doen katechismus-achtig aan.
Wanneer men deze drie delen heeft gelezen, zijn eigenlijk alleen het boek Deuteronomium en het gedeelte over de Psalmen echt zinvol. Over het algemeen genomen lijkt deze serie voor de mensen voor wie ze bestemd is te moeilijk en te abstract.
Panc Beentjes
| |
Jan Klein
Schrift op tafel. Aantekeningen bij de zondagsperikopen: C2
(Van exegese tot verkondiging, 16), Katholieke Bijbelstichting, Boxtel, 1974, 202 pp.. In vergelijking met de vorige deeltjes ‘Schrift op tafel’ is inhoudelijk weinig veranderd. Wel is het voorwoord uit vorige afleveringen weggelaten; daar sprak men nog van predikanten die nauwelijks tijd hadden hun wekelijkse verkondigng voor te bereiden. Nu geeft men een meer algemene leeswijzer, omdat gebleken is dat ook leken gebruik maakten van deze boekjes, zowel voor persoonlijke bezinning als voor besprekingen in klassen of bijbelgroepen. De vraag die bij elk bijbelcommentaar opkomt, kan ook hier gesteld worden: in hoeverre suggereert een bepaalde verklaring van een tekst, dat het de enig juiste is. De lezer zou wel eens niet verder willen zoeken in de échte Schrift op tafel.
Panc Beentjes
| |
Henk Jongerius
Orationale. Gebeden voor de viering van de Eucharistie op de weekdagen. Deel III: De vierendertig weken door het jaar (jaar 2)
Katholieke Bijbelstichting, Boxtel 1973, 204 pp., f 13,90.
Van dit Orationale, eerder reeds voorgesteld in Streven 26/2 (sept. 1973) 1145/46, thans het derde deel. De opzet is dezelfde gebleven: gebeden voor Eucharistievieringen op de dagen door de week, die duidelijk samenspelen met de bijbelgedeelten uit het lectionarium. Ook in dit deel de aanbeveling van de Nationale Raad voor Liturgie: een goede en nuttige afwisseling op de teksten van het officiële romeins missaal.
S. Trooster
| |
| |
| |
Ik-zal-er-zijn-voor-U Deel 5: In vredesnaam 76 pp..
Deel 6: Een tijd van rust 79 pp..
Katholieke Bijbelstichting, Boxtel, 1974
Twee medewerkers van de Katholieke Bijbelstichting hebben uit de Bijbel teksten geselecteerd die volgens hen geschikt zijn voor mensen ‘die vrede willen bouwen’ en voor ‘mensen die aan re-creatie toe zijn’.
In de Bijbel - aldus de inleider - is geen sprake van lieve vrede; vrede is eerder een toekomst die gemaakt en gegeven moet worden. De teksten bieden dan ook geen pasklare oplossingen voor de problemen van deze tijd, maar wel zijn het woorden die mensen willen mobiliseren voor die vrede. Het boekje biedt verrassende bijbelgedeelten, die bij intensieve lezing en meditatie heel wat te zeggen kunnen hebben.
Het zesde deeltje is m.n. bestemd voor vakantie en camping. Daarom is ook een aantal liederen opgenomen, zodat het een bruikbaar missaaltje is geworden. Het blijkt dan dat men met de bijbel ook weer ‘tot adem kan komen’, ook al vind ik het vrij kortademig wanneer men bepaalde teksten weer meent te moeten verknippen.
Panc Beentjes
| |
Joseph Ratzinger
Die Hoffnung des Senfkorns. Betrachtungen zu den zwölf Monaten des Jahres
Kyrios-Verlag, Meitingen - Freising, 1973, 40 pp., DM. 3,50.
Heel korte meditaties voor iedere maand van het jaar, eerst verschenen in 12 afleveringen van het ‘Pastoralblatt’ voor de diocesen Aken, Berlijn, Essen, Köln en Osnabrück in 1972; vandaar ingegeven door lezingen uit de A-cyclus voor de zondagen. Een pretentieloos boekje, waarin de bekende dogmaticus enige mooie gedachten formuleert.
S. Trooster
| |
H.P.A. van Eijk
Durven te geloven. Getuigenis uit een jonge kerk
Dekker & v.d. Vegt, Nijmegen, 1974, 85 pp., f 9,50.
Het boekje van Prof. C. de Vogel heeft de auteur ertoe aangezet om getuigenis af te leggen van zijn eigen geloof. Hij doet dat op een heel eenvoudige en sympathieke manier. Toch ben ik bang dat hij weinig bijdraagt tot een oplossing van de ‘fundamentele’ bezwaren van Prof. De Vogel. Hij redeneert wel veel, bv. in zijn omschrijving van geloven, maar komt niet zo erg tot hanteerbare termen. Bovendien blijken zijn reacties op bepaalde feiten en verschijnselen ingegeven door wat hij op televisie en in kranten erover vernam. Hier zou een zekere kritiek niet misplaatst zijn geweest. Zijn opmerkingen op p. 27 betreffende de verhouding Rome - Nederland zijn, zelfs wat de probleemstelling betreft, volledig anachronistisch en hoogstens a posteriori erin gelegd. Al met al een sympathiek getuigenis, maar niet zo erg verhelderend.
R.S.
| |
Waldemar Immel, Hrsg.
Was bleibt von der Bibel? Wege zum Kern der biblischen Botschaft
(Herderbücherei), Herder, Freiburg/Basel/Wien, 1974, 188 pp., DM. 4,90.
Een groot aantal beschouwingen over teksten uit Oude en Nieuwe Testament, gebaseerd op een verklaring met behulp van moderne wetenschappelijke methoden. Men wil laten zien, hoe juist de hedendaagse benadering van de Bijbel een hulp voor het geloven wil zijn. De auteurs van deze beschouwingen wenden zich vooral tot niet-theologen - katecheten, deelnemers aan Bijbelkringen e.d. - om hen in te leiden in verantwoord lezen van de H. Schrift. Men hoeft het niet met alle afzonderlijke bijdragen eens te zijn om dit boekje toch te waarderen als een goede hulp voor vruchtbaar bijbellezen. De auteurs zijn van evangelischen huize.
S. Trooster
| |
Leo Scheffczyk, Hrsg.
Erlösung und Emanzipation
(Quaestiones Disputatae, Bd. 61), Herder, Freiburg-Basel-Wien, 1973, 156 pp., DM. 16,80.
In feite is dit boek een verslagboek van studiedagen, eind december 1972 in München over het thema dat de titel aangeeft, gehouden. Het bevat bijdragen van meerdere auteurs. R. Affermann, psychiater, begint met te waarschuwen tegen de waandee dat volledige bevrijding van de mens verwacht kan worden van psychiatrisch en sociaal-psychologisch ingrijpen; anders gezegd: met psychologische en sociale emancipatie van de mens is nog niet zijn volledige bevrijding gegeven. Norbert Lohfink s.j. onderzoekt het geloof van het Oude Israël in zijn bevrijding door Gods heilswerken, en komt tot de slotsom dat de verschillende formuleringen van dit geloof in het O.T. weinig houvast geven aan een hedendaagse ‘theologie van de revolutie’ (c.q.
| |
| |
‘theologie van de bevrijding’). De bekende Würzburgse Niew-Testamenticus R. Schnackenburg onderzoekt de bevrijdings-boodschap bij Paulus om tot de conclusie te geraken dat Paulus ons mensen van vandaag, die bevrijding zoeken uit de dwang van een prestatie- en consumptie-maatschappij, nog het nodige te leren heeft. G. Greshake schetst in grote lijnen de verandering van de voorstellingen over verlossing en bevrijding in de geschiedenis van de christelijke theologie; waarbij hij o.a. vaststelt dat de middeleeuwse ‘voldoeningsleer’ met zijn solidariteitsgedachte ook nu weer van belang zou kunnen worden. J. Möller biedt een filosofische beschouwing, gewijd aan de marxistische opvatting van ‘bevrijding uit vervreemding’ als kritiek op het christelijk geloof in verlossing. Tenslotte nog twee pogingen (van J-B. Metz en J. Ratzinger) om het christelijk verlossingsgeloof voor de mens van vandaag te verwoorden tegen de achtergrond van zijn eigen bestaanservaring. Al bij al een rijk boek, dat echter wel enige vertrouwdheid met filosofisch en theologisch denken veronderstelt.
S. Trooster
| |
Peter G. van Breemen S.J.
As Bread that is broken
Dimension Books, Denville, 1974, 192 pp., $ 5,95.
Wie de Engelse titel vertaalt met ‘Als gesneden Koek’, doet aan de alliteratie en de bijbelse associatie tekort, maar doet recht wedervaren aan Van Breemens vlijmscherp intellect dat de gedachten niet in brokken en kruimels aanbiedt, maar in snedige zinnen, als in schijfjes Deventer. Wel op iedere bladzijde bewonderde ik zijn scherpzinnigheid, bijzonder in het hoofdstuk over de Verrijzenis (161). Toch geeft de schrijver veel meer dan pure logica, zelfs meer dan slechts, zij het doorleefde en doorleden, eigen gedachten: een getuigenis, waardoor Gods openbaring pas tot ons komt (vgl. 179). En, hoe men de aangeboden spijs ook noemt, hij wordt in ieder geval ons aangereikt ‘ter rechter tijd’, d.i. aangepast aan de behoeften van nu. Hoe nuttig b.v. die vijf vormen van bidden (50-52).
Deze geloofsoverdraging is weliswaar in het schema van een Ignatiaanse retraite ondergebracht, maar niettemin springlevend en origineel gebleven. Hoofdstuk 1-5 inleiding, 6-8 verzoening, 9-15, 16-18, 19-20 resp. tweede, derde en vierde ‘week’. Het bijzondere is, dat Ignatius' slotmeditatie over de goddelijke liefde van de aanvang af iedere bladzijde doordringt. Zeker, op een hartelijke ontvangst bij het intreden van een noviciaat of retraitehuis hebben wij altijd kunnen rekenen, Van Breemen transponeert dat echter in een eigenschap van God: van God die ons geheel op ons gemak stelt, die ons vrede doet nemen met wat wij zijn, omdat Hij ons neemt zoals wij zijn. Dit is werkelijk een bevrijdende gedachte, die mij deed zeggen, dat de Bevrijder zelf ons in dit boek soms aanspreekt. En eigenlijk gaat het nog dieper: God neemt ons zoals wij zijn, omdat zijn liefde ons gemaakt heeft zoals wij zijn. Wij bieden Hem geen enkele reden om ons te beminnen, Hijzelf heeft ons voor Zich beminnelijk gemaakt. Augustinus zegt het zo: ‘Hij heeft ons vóór de grondvesting van de wereld liefgehad, opdat wij tezamen met zijn Eengeborene zijn kinderen zouden zijn, voordat wij hoegenaamd iets zouden zijn’ (in Joa. 110, 6). Het Kindschap Gods is belangrijker dan iedere andere wezenstrek of bestaansvorm. Van deze gedachte is heel dit boek doordrongen, zodat een nog betere titel ervoor het zinnetje van p. 126 zou wezen: Know yourself loved by God. Ik zou dit hele boek wel willen analyseren, wijzend op de vele luciede en voedzame uitspraken (bv. over de armoede) en tegelijk op het enige hoofdstuk dat mij niet bevalt, hfst. 9 waarin de schr. het koningschap van Christus wel van zijn soldateske trekken ontdoet, maar tegelijk van iedere werkelijkheid, doch een zinnetje van p. 150 weerhoudt mij: het analyseren van een cadeau staat gelijk met er een probleem van maken. En zijn boek is toch opgedragen aan ‘zijn
Nederlandse medebroeders in vernieuwing’! Ik denk dat zij allen dit cadeau dankbaar aanvaarden en met des te meer aandacht zullen lezen als het in een wel bekende maar toch niet hun eigen taal is geschreven.
Cl. Beukers S.J.
| |
The Prayers and Meditations of Saint Anselm
Translated and with an introduction by Sister Benedicta Ward, S.L.G.. With a foreword by R.W. Southern.
Penguin Books, Harmondsworth, 1973, 286 pp., 60 p..
Sint Anselmus van Kantelberg laat zich in de hier geboden boeiende vertaling allereerst kennen als een bekwaam taalstylist, maar vervolgens en meer nog als iemand, die zijn relatie tot God en de heiligen levensecht beleeft, en emotievol worstelt met het geheim van leven en geloof. Hetzelfde geldt voor zijn overige gebeden en meditaties, die allesbehalve wereldvreemd zijn, al blijkt vanzelfsprekend de afstand tussen zijn tijd (1033-1109) en de onze niet op alle plaatsen overbrugbaar.
P. Begheyn
| |
| |
| |
Literatuur
Adorno, Theodor W. - Noten zur Literatur. 1-4. - Suhrkamp, Frankfurt, 1973 en 1974, 195, 236, 209, 159 pp., per deel DM. 9,80. |
Biesterfeld, Wolfgang - Die literarische Utopie. - Metzler, Stuttgart, 1974, 94 pp., DM. 8,60. |
Hoefert, Sigfrid - Gerhart Hauptmann. - Metzler, Stuttgart, 1974, 133 pp., DM. 9,80. |
Madariaga, Salvador de - Morning without noon. Memoirs. - Saxon House, Farnborough, 1974, 441 pp., 8 pp. foto's, £ 5,75. |
Meid, Volker - Der deutsche Barockroman. - Metzler, Stuttgart, 1974, 104 pp., DM. 8,80. |
Neruda, Pablo - Een kooi vol liederen. - De Arbeiderspers, Amsterdam, 1974, 84 pp., f 15,-. |
Neruda, Pablo - The Captain's Verses. - Translated by Donald D. Walsh, New Directions, New York, 1973, 151 pp., $ 7,50. |
Rockwell, Joan - Fact in faction. - Routledge & Kegan Paul, London, 1974, 211 pp., £ 3,95. |
Saas, Christa - Georg Trakl. - Metzler, Stuttgart, 1974, 69 pp., DM. 7,60. |
Verschaeviana. Eerste deel. Afleveringen 1 tot 4. - Jozef Lootensfonds, Assebroek, 1973 en 1974, 479 pp.. |
| |
Hans Joachim Bernard
Die Romane Heinrich Bölls
Rütten & Loening, Berlin, 1970, 374 pp., M. 7,50.
Böll wordt een soort nieuwe Goethe. Hij spreekt met staatshoofden en ontvangt ballingen. Zijn oordeel over politiek lijkt belangrijker te worden dan zijn werk als schrijver. Een boek als dit uit de DDR over hem doet ons er dan weer aan denken dat hij als schrijver deze positie heeft gekregen en hem ook schrijvend handhaaft. Zoals te verwachten is, wordt in dit werk van Bölls oeuvre in de eerste plaats de sociaal-economische laag besproken. Men bestudeert de reactie van de schrijver op de oorlog en de naoorlogse ontwikkeling en toont aan dat hij zijn werk van uit zijn uitgangspunt deze vorm moet geven. Merkwaardigerwijs wordt daarbij telkens veel aandacht gevraagd voor de vraag tot welk genre een bepaald werk gerekend moet worden; hier hebben we te maken met een roman, een novelle, enz.. Daarbij worden dan definities gebruikt die van verschillende auteurs afkomstig zijn, zodat de werken van Böll telkens tussen de wal en het schip vallen. Daaruit concludeert men dan weer dat de schrijver eigen genres ontwikkelt en daaraan verbindt men dan weer allerlei conclusies.
Ondanks dat alles hebben we hier te maken met goede analyses, hoewel ze mijns inziens niet diep genoeg gaan, inzoverre andere, minder direct historisch bepaalde lagen in dit werk niet worden bekeken.
Zo kan men inderdaad naar de technische vormgeving kijken. Het gebruik van de telefoon in de ‘Clown’ als symbolisering van de vereenzaming. Naar het gebruik van de kleine stad in Ende einer Dienstfahrt; dezelfde kleine stad die bij alle grote romans uit de vorige eeuw de rol speelt van laboratorium en die hier juist open gebroken is naar de grote wereld er omheen. Men kan Böll echter ook zien als iemand die op zeer treffende wijze de eenheid van de mens demonstreert door het onlosmakelijke verband dat hij demonstreert tussen het lichamelijke en geestelijke element in de liefde. Hij laat buitendien het lelijke zien op een onnavolgbare manier, maar bovenal weet hij de mens te schetsen. Het kraste voorbeeld daarvan vinden we in Gruppenbild met Dame, waarin een mens wordt weergegeven door de confrontatie van de hoofdfiguur, de dame, met anderen die alleen als typen worden weergegeven. Op deze wijze krijgen we een hoogst indringende persoonsbeschrijving, die ons wijst op het wezen van de mens zelf. Juist deze lagen, die in het latere werk misschien het sterkst aanwezig zijn, zijn feitelijk het belangrijkste. De lagen die in dit werk ter sprake komen, verliezen in zekere zin hun waarde als Böll gesproken heeft. Hij heeft ons dan verhoudingen bewust gemaakt, waarover we vanaf dat ogenblik ook in gewone taal kunnen spreken. Dat is met die andere lagen nog niet het geval. Daar kan alleen de kunst ons nog maar iets laten aanvoelen van de werkelijkheid. Op dit punt is de kunst, en die van Böll in het bijzonder, dus nodig.
C.J. Boschheurne
| |
Poesie Album 76
Erich Arendt
Neues Leben, Berlin, 1974, 32 pp., 90 Pf.. Arendt is een van de belangrijkste oudere dichters uit de DDR. De nu zeventigjarige heeft meegestreden in een Catalaanse divisie tijdens de Spaanse burgeroorlog. De Albatros-liederen die op deze periode betrekking hebben, vormen zijn belangrijkste werk. Juist daaruit is hier veel opgenomen. Zijn werk doet denken aan zowel Hölderlin als Rilke en is als zodanig dan ook niet
| |
| |
origineel. Belangrijk is echter dat hij met dit soort procédé de grauwe werkelijkheid van die burgeroorlog en het Duitsland van die tijd schildert.
C.J. Boschheurne
| |
Antonio Machado
Sunlight and scarlet. Selected poems
English versions by Ivor Waters, Chepstow, 1973, 29 pp..
Antonio Machado (1875-1939) behoorde, samen met o.a. Unamuno, Azorín en Baroja, tot de z.g. Generatie van 1898 en is één van de grootste dichters van de twintigste eeuw in Spanje. Naast zijn niet omvangrijke werk in dichtvorm, schreef hij ook aforismen en beschouwingen over kunst en politiek die, al vóór de Burgeroorlog voor een deel gepubliceerd en tijdens de strijd verschijnend in het republikeinse tijdschrift Hora de España (1937-1938), na zijn dood in ballingschap grote invloed zouden krijgen onder de nonconformistische intellectuelen in het land. In Nederland is zijn werk zo goed als onbekend - net als dat van een andere grote Spaanse dichter, Nobelprijs 1956: Juan Ramón Jiménez -; in Frankrijk, Duitsland en Italië is veel van hem vertaald.
Uit Engeland komt een kleine selectie uit zijn werk, vertaald door Ivor Waters, zelf ook dichter. Het is een eigen editie en daarom hierbij het adres van de vertaler: 41, Hardwick Avenue, Chepstow NP6 5DS, Engeland, Prijs onbekend.
Ivor Waters heeft zich kennelijk aangetrokken gevoeld tot de kortere gedichten van Machado, want die overheersen in het bundeltje. Het zijn compacte, indringende notities over het landschap van Centraal Spanje waarin steeds een impliciete parallel met het menselijke leven aanwezig is, over het grensgebied tussen droom en werkelijkheid - typisch thema van Machado - of over een Spanje dat de dichter graag anders zag en waarvan hij bepaalde trekken hekelt. De vertalingen zijn bekwaam, d.w.z. er zitten geen blunders in; dat kan men tegenwoordig niet altijd zeggen: sommige ‘vertalers’ missen het geduld, en de bescheidenheid, om een taal grondig te leren, en dat kost een enorme tijd. Belangrijker is dat dankzij dit feit de vertaler zijn eigen gaven heeft kunnen ontplooien om het kunstwerk recht te doen, en daar is Ivor Waters prachtig in geslaagd. Een aantal eigen verzen en nog enkele vertalingen van andere, belangrijkere en minder belangrijke, Spaanse dichters en van de Mexicaan Ramón López Velarde, kan men vinden in Impressions and versions (1973), eveneens een eigen uitgave.
J. Lechner
| |
Theater
Ebert, Harald - Samuel Becketts Dramaturgie der Ungewissheit. - Braumüller, Wien, 1974, 163 pp., ÖS. 280. |
Funke, Christoph - Der Regisseur Horst Schönemann. - Henschel, Berlin, 1971, 136 pp., M. 18,50. |
Goldstein, Malcolm - The political stage. - Oxford University Press, New York, 1974, 482 pp., £ 8,-. |
Hübler, Alfred - Drama in der Vermittlung von Handlung, Sprache und Szene. - Bouvier, Bonn, 1974, 340 pp., DM. 48,-. |
Klose, Werner - Didaktik des Hörspiels. - Reclam, Stuttgart, 1974, 350 pp., DM. 24,80. |
Köppe, Wolfgang, Hrsg. - Bulgarische Dramen. - Henschel, Berlin, 1974, 508 pp., M. 13,-. |
Thalmann, Marianne - Provokation und Demonstration in der Komödie der Romantik. - Schmidt, Berlin, 1974, 119 pp., DM. 19,80. |
| |
James Schevill
Break Out! In Search of New Theatrical Environments
The Swallow Press, Chicago, 1973, 413 pp., $ 4,95.
Dit boek, dat uit de marginale sector van zowel uitgeverij als theater voortkomt, is een oprechte poging om het probleem uit te schrijven dat momenteel universeel de mensen in het theater bezig houdt: heeft het theater nog zin en zo ja, hoe geef je het dan vorm? De auteur is zelf een theater-projecten producerend iemand maar hij ontdoet zich lofwaardig van strikt eigen visies en tracht de gangbare pogingen in een zinvol centrum samen te brengen, deels met eigen commentaar deels met geëxcerpeerde teksten. Dat geeft het resultaat tenslotte iets bloemlezerigs waardoor de zo nodige samenhang en ideële eenheid uitblijft maar waardoor anderzijds de veelsoortigheid van de diverse blikrichtingen keurig wordt aangetoond. Het nadeel blijft hoe dan ook dat de meest tegenstrijdige wensdromen geassocieerd zij aan zij voorkomen, van H. Blau over Bread and Puppet tot Swoboda en Schechner; tegelijk voegt S. herhaaldelijk zijn eigen reacties op recente ondernemingen toe, vaak bits en opstandig, soms ook welwillend en afstandelijk, uiteindelijk toch de richting aangevend van wat, in onderlinge verwarring, een tendens uitmaakt die de sti- | |
| |
listische schoonspelerij en het vrijblijvende theater-in-het-theater-vermaak wenst te verwerpen voor een maatschappelijk-bewuste en een stilistisch-pragmatische behoefte. Zonder ook maar enige afronding in deze zo verwarde materie te willen aanbrengen, slaagt S. bepaald wel in het voorleggen van een serie documenten die de huidige malaise welsprekend maar onvruchtbaar vertegenwoordigen.
C. Tindemans
| |
Rosemarie Tietze, Hrsg.
Vsevolod Meyerhold Theaterarbeit 1917-1930
Hanser, München, 1974, 237 pp., DM. 12,80. V. Meyerhold (1874-1939?) is de belangrijkste theaterman die Rusland in deze eeuw heeft gekend. Hierover is de vakliteratuur het eens, ook al zwijgt de Sovjet-Unie liefst over zijn opvattingen en prestaties. Gedebuteerd bij Stanislawskij, ervan weggegroeid om een nieuwe visie op de functie van de acteur te ontwikkelen (lichamelijkheid als interne expressie-medialiteit), groteske en parodie hanterend als stilistische instrumenten, wordt hij een van de grote Sovjetregisseurs die ideologie in een theatrale eigenwettigheid onderbrengt. Zijn ijver is blijkbaar te groot geweest want na 1930 verdwijnt hij uit het beeld en zijn doodsdatum is nog steeds onbekend. Van deze man die Piscator en Brecht bv. sterk beïnvloed heeft, zijn vele geschriften (meestal gelegenheids-bravour maar ook dan gelardeerd met fundamentele opties) bewaard. In het Westen bezitten we enkele sporadische bloemlezingen. In een nieuwe vertaling bevat dit boekje een selectie van zijn voornaamste opvattingen: oktober in het theater, de biomechaniek als andere uitdrukkingsdiscipline, de kunstmiddelen van de agitatie, herontdekking van Ostrowskij, de strijd tegen de bureaucratie, enkele perspectieven in het theaterwerk. Willens werd de activiteit van deze kunstenaar beperkt tot de periode van Sovjetinzet, zodat het een fragment blijft. Meyerhold smeekt eigenlijk om een integrale werkeditie (die overigens thans in het Frans op gang is gebracht).
C. Tindemans
| |
Helmut Herles
Nestroys Komödie ‘Der Talisman’. Von der ersten Notiz zum vollendeten Werk
W. Fink, München, 1974, 280 pp., DM. 38,-.
Na de talrijke en meestal ook erg belangrijke gezamenlijke beoordelingen van het leven en het oeuvre van J. Nestroy, is kennelijk thans de tijd aangebroken voor het verifiërende detailwerk. Waar vroegere vorsers zich moesten steunen op de verzamelde uitgaven, gaat S. hier terug op de handschriften, waarvan een ruim deel niet in de grote uitgave terecht is gekomen. Deze werkwijze houdt niet in dat een ander auteur te voorschijn komt, wel dat thans het minutieuze ontstaansproces met de vinger kan gevolgd worden. De diverse etappes in de opbouw van de tekst zijn hier kritisch afgedrukt, van het Franse vaudeville-voorbeeld af tot de menigvuldige correcties-onderweg die Nestroy heeft aangebracht. Bovendien kan S., door de vergelijking van parallelle tekstfragmenten die onderling van elkaar verschillen, achterhalen welke visie tenslotte de definitieve keuze heeft bepaald. Tenslotte weet een vergelijking van een concurrentietekst (hetzelfde basisvoorbeeld, een tijdgenoot-bewerker) aan te tonen waarin de meesterlijke verbeelding van Nestroy heeft bestaan. Door de gelijktijdige aandacht voor dramaturgische methodiek en theatrale instelling behoort deze studie tot de basisliteratuur over Nestroy.
C. Tindemans
| |
Max Christian Feiler
Die Logik des Theaters
Bruckmann, München, 1974, 168 pp, DM. 16,-.
S., theatercriticus van de Münchner Merkur, verzamelt hier 350 aforistisch-korte essay-invallen i.v.m. het theater. Het is een massale aanval tegen een aantal gangbare opvattingen vanuit een uitgesproken behoudende instelling. Het komt er op neer dat het theater maar één ding mag (en kan) zijn: amuserend spel-op-de-scène; wat echter ‘spel’ is, wat ‘scène’ zou (kunnen) voorstellen, wat ‘amusant’ is, wordt niet verduidelijkt. Wel drijft S. zijn grimlachende verbale voltreffers diep in een scala van geliefkoosde ideeën: tegen het cultische feest. tegen het morele instituut, tegen het didactische project, tegen het politieke manifest, tegen de ideologische activering. Toch kan iedereen deze erg relativerende volzinnen met genoegen opnemen, omdat S. zelf niet terechtkomt in zwaartillende stellingen. Het is een wat al te simplistische poging om een aantal trends in het hedendaagse theater met zachte aandrang te schrappen; het is twijfelachtig of daarmee de aanhoudende waardeverschuivingen worden opgevangen en uitgeschakeld.
C. Tindemans
| |
| |
| |
Kunst
Bibliothek der Photographie. Band 1-6. - Bucher, Luzern, 1973, per deel 96 pp., SF. 23,-. |
Eisenstaedt, Alfred - Panoptikum. - Bucher, Luzern, 1973, 260 pp., DM. 75,-. |
Macdonnell, Kevin - Der Mann, der die Bilder laufen liess. - Bucher, Luzern, 1973, 158 pp., SF. 48,-. |
Nelissen, Louk - Schoolmuziek van fossiel tot foetus. - Katernen 2000, Amersfoort, 1974/6, 24 pp., f 3,-. |
Penn, Irving - Augenblicke. - Bucher, Luzern, 1973, 184 pp., SF. 72,-. |
| |
M.H. Gans
De Amsterdamse Jodenhoek in foto's 1900-1940
Ten Have, Baarn, 1974, 132 pp., ill., f 14,50. In zijn bekende Memorboek heeft de auteur het niet aangedurfd om zoveel foto's over de Amsterdamse Jodenhoek op te nemen. Hij heeft daarom in een apart boek de jaren 1898-1938 in oude prenten trachten te doen herleven. Opvallend is de grote armoede en de onderlinge band die er bestond tussen de bewoners van dit stuk Amsterdam: Prins Hendrikkade, Doklaan, Amstel, Sarphatistraat, Kloveniersburgwal en Geldersche kade. Vele beelden zijn thans helaas niet meer herkenbaar, zoals bijv. het Paleis van Volksvlijt (dat trouwens niet in 1927 afbrandde maar in 1929, en dat volgens de meeste naslagwerken niet in 1851 werd gestart maar in 1855). De eenzijdigheid die dit werk bijna noodzakelijkerwijze kenmerkt, zinkt in het niet bij het tragisch lot dat de meeste bewoners van deze Jodenhoek is overkomen.
Panc Beentjes
| |
Harold Acton - Alexander Zielcke
Tuscan Villas
Thames and Hudson, London, Boekenimport Denis, Antwerpen, 1973, 288 pp., 126 pl., 19 ill., 34 klpl., BF. 952.
Tuscan Villas is een zeldzaam nostalgisch boek, geschreven door een bewoner van een merkwaardige Florentijnse villa, Harold Acton, een van de vele Britse en Amerikaanse expatriates die zich eertijds in Italiaanse en vooral Toskaanse villa's hebben gevestigd. De auteur wil niet zozeer een kunsthistorische beschrijving of architectonische analyse van de geciteerde villa's geven als wel het eigen leven, de historische individualiteit van deze merkwaardige gebouwen illustreren, op het ogenblik dat verscheidene onder hen reeds in verval zijn of met ondergang zijn bedreigd. Achtereenvolgens bespreekt Acton de villa's van de Medicis, deze in de omgeving van Firenze, Lucca en Siena. Elk van de besproken villa's wordt geïllustreerd met foto's die nauw aansluiten bij de mentaliteit van het hele boek. Het geheel blijft steken in een al te pittoreske benadering van dit fantastische onderwerp. Hoe rijk de keuze van illustratie ook is, ze laat niet toe een scherp en gestructureerd beeld van deze villa's te vormen.
G. Bekaert
| |
Michael Sullivan
The Arts of China
Thames and Hudson, London, Boekenimport Denis, Antwerpen, 1973, 256 pp., 235 ill., 14 klpl., BF. 575.
Het nieuwe boek van Michael Sullivan over China's beeldende kunst en architectuur is een vrij grondige bewerking van zijn vroegere Introduction to Chinese Art (1961), in 1967 heruitgegeven onder de titel A Short History of Chinese Art. Het blijft een van de beste en meest bevattelijke inleidingen op de Chinese kunst. De klemtoon wordt niet gelegd op de hoeveelheid wetenswaardigheden, maar op het begrip voor het eigen karakter. Een uitstekende aanvulling op deze algemene inleiding vormt dan ook Sullivans Meeting of Eastern and Western Art, dat ongeveer tegelijkertijd verscheen. Beide boeken zijn voortreffelijk geïllustreerd.
G. Bekaert
| |
Alphons Silbermann
Empirische Kunstsoziologie
Ferdinand Enke Verlag, Stuttgart, 1973, 238 pp., DM. 49.
Professor A. Silbermann, van het Forschungsinstitut für Soziologie van de universiteit van Keulen, heeft de geïnteresseerden voor de empirische sociologie van de kunst een goede dienst bewezen met deze algemene inleiding op de empirische kunst-sociologie en vooral met de van commentaar voorziene bibliografie. Onder empirische sociologie van de kunst verstaat Silbermann het sociologisch onderzoek van de concrete kunstervaring en van de interacties die er bestaan tussen kunstenaar, kunstwerk en publiek. Het boek bevat vijf hoofdstukken respectievelijk gewijd aan de sociologie van de kunst in het algemeen, de beeldende kunst, de muziek, de literatuur, theater en film. Elk hoofdstuk bevat een beknopte inleiding op het specifieke onderwerp en de bibliografie.
G. Bekaert
| |
| |
| |
Miscellanea
Beem, H. - Uit Mokum en de Mediene. - Van Gorcum & Co., Assen, 1974, 88 pp., f 13,95. |
Ewing, Elisabeth - History of the twentieth century fashion. - Batsford, London, 1973, 243 pp., £ 4,-. |
| |
G.J. Whitrow
Wat is Tijd?
Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1974, 152 pp., f 6,-, BF. 101.
Een bijzonder belangwekkend overzicht van het tijdsbeeld, historisch en natuurwetenschappelijk gezien. De schrijver toont aan dat het cyclische tijdsbeeld dat de oudheid had, in de nieuwe geschiedenis vervangen is door een lineair beeld. Hij meent dat ook het idee van een gelijkmatig verlopende tijd modern is. Hieraan kan de voornaamste kritiek op het boek gekoppeld worden. Het psychologisch aspect van de tijd wordt slechts summier behandeld. Want verloopt voor onze beleving de tijd inderdaad wel gelijkmatig? Het is mogeijlk dat men zegt ‘Is het al vier uur!’ en daarmee zijn verbazing te kennen geeft dat het al zo laat is, (de tijd is dus vlug omgegaan), maar dat gelijktijdig twaalf uur heel lang geleden lijkt. Soms als de dagen kruipen, vliegen de weken. Ook dit is een aspect van de tijd dat werkelijkheidswaarde heeft. De verhouding van dat aspect en de vele klokken waarover deze schrijver boeiend weet te vertellen, raakt een van de fundamenten van de tijd. Het is daarom ook de vraag of de moderne lineaire gelijkmatige tijdsbeschouwing buiten de natuurwetenschap wel een winst is. Voor een begrip van die natuurwetenschappelijke tijd is dit boekje belangrijk. We mogen echter nooit vergeten dat meetbaarheid uitgangspunt van dat begrip is. Het gaat om een meting bij een proces en dat wat men meet, noemt men nu tijd. Het gaat er nu om hoe dat begrip samenhangt met de beleefde tijd en met tijd als antithese van ruimte. Waarschijnlijk zal de laatste vraag eerder opgelost kunnen worden dan de eerste, omdat immers ook alle natuurwetenschappelijke metingen in de ruimte gedaan worden, helaas echter met ruimtelijke middelen, zodat tijd steeds blijkt door een vergelijking van ruimte met ruimte.
Hoe die vergelijkingen plaats vinden, wordt in dit boekje mooi samenvattend beschreven. De resultaten, onder andere over de duur van het heelal, zijn bijzonder belangwekkend, maar het is een aardige oefening eens precies te overdenken wat dit soort uitspraken nu precies betekent.
C.J. Boschheurne
| |
K.T. Fann
Wittgenstein en zijn wereld, Een gids door het labyrinth van zijn denken
Wereldvenster, Baarn, 1973, 135 pp., f 12,75.
Dit korte boek over Wittgenstein is een heldere uiteenzetting van diens ‘leer’ in zijn Tractatus en Investigations. De S., lector aan de Florida State University, wijst erop dat W. bijzonder persoonlijk betrokken is bij zijn werk, maar vertelt ons toch weinig over zijn interessante leven. Hij legt de nadruk op verschil en overeenkomst tussen de twee belangrijke publikaties en beklemtoont bij herhaling dat W. niet anti-metafysica is, vooral methode wil geven, vragen wil oproepen en openstaat voor meer dan hij zelf doet. Zijn interpretatie wordt goed weergegeven door een opmerking van een van W's beste vrienden, die de S. citeert: ‘De hele motivering van (Wittgenstein's) onderzoek ontgaat ons, als wij niet zien, dat het voortdurend naar iets buiten zichzelf wijst’. De korte bibliografie aan het einde heeft de verdienste ook op enige Nederlandse werken te wijzen, maar is niet bijgewerkt tot het verschijningsjaar van deze vertaling.
J.H. Nota
| |
Kernvraag
Geestelijke stromingen in Nederland
Geestelijke Verzorging Krijgsmacht, mei 1974, 95 pp., gratis.
De titel van deze ‘Kernvraag’ is wel wat weids. Toch is het erg nuttig dat er in kort bestek enige gegevens verstrekt worden over een aantal geestelijke stromingen, waar men wel over spreekt, maar vaak heel weinig van weet. De drie interviews met Prof. Goddijn doen in dit verband wat merkwaardig aan. Daarin wordt m.i. zoveel ‘stellend’ overhoop gehaald, terwijl men er de informatie maar bij moet denken, dat dit deel van dit boekje beslist niet tot de gewone vorm van informatie behoort.
R.S.
|
|