Streven. Jaargang 27
(1973-1974)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 211]
| |
Met het oog op de feitenGa naar voetnoot*
| |
[pagina 212]
| |
land helpen een bevolkingsbeleid op te stellen en uit te voeren dat aangepast is aan de eigen situatie en tot stand gekomen door eigen beslissingen. Zij kunnen deze hulp bieden door de ongeëvenaarde deskundigheid van hun Bevolkingsafdeling en door de mogelijkheid die zij hebben om landen samen te brengen. Heel de problematiek van de wereldbevolking draait om de ongehoorde groei van de wereldbevolking in deze eeuw, nog versneld in de tweede helft van de eeuw; m.a.w., rond de ‘bevolkingsexplosie’. Maar het zou onjuist zijn te denken dat dit het enige probleem is; dat de bevolkingsgroei de oorzaak is van de armoede in de wereld; of dat bevolkingsbeperking, zonder nuances toegepast op de bevolkingsproblemen van ieder land, zou werken als een wondermiddel. Er zijn heel wat andere factoren waarmee de bevolkingsfactor verweven is. Trouwens, bevolking op zich moet niet bezien worden in zijn enge betekenis, maar in de bredere context als de zorg voor de volle menselijke ontplooiing van alle mensen en van iedere mens afzonderlijk. Dit probleem dient gezien te worden in de context van de wereldsamenleving en van onze planetaire maatschappij. Het Wereld-bevolkingsjaar en de Conferentie dienen dus te worden opgevat in ruime zin, maar niet zo ruim dat het onderwerp zelf vervaagt. Het gaat over bevolking. Veel onderwerpen zullen behandeld worden die onderling samenhangen. Zo zijn er bv. vier voorbereidende symposia van de Verenigde Naties gepland: over bevolking in verband met ontwikkeling (inclusief de handel), het gezin, de rechten van de mens en het milieu. Maar noch het Jaar noch de Conferentie zullen een herhaling zijn van UNCTAD III, gehouden in Santiago, april 1972, of van de Milieu-conferentie van de Verenigde Naties, gehouden in Stockholm, juni 1972. De Wereld-bevolkingsconferentie zal zich speciaal bezighouden met bevolkingsvraagstukken en is niet bedoeld als kapstok om bepaalde ideologieën of theorieën aan op te hangen. Haar alleen gebruiken als middel om de sociale rechtvaardigheid te bevorderen, of bevrijding, of zorg voor het milieuprobleem of de rechten van de mens, zou de conferentie zinloos maken. Zulk een aanpak zou het gevaar met zich meebrengen dat men bv. zou denken dat er helemaal geen bevolkingsprogramma zou kunnen worden opgezet voordat er sociale rechtvaardigheid heerst. Dat zou tot het bizarre standpunt kunnen leiden dat men de indruk maakt aan de armoede een einde te willen maken met als gevolg dat bevolkingsbeperking succes zal kunnen hebben. Integendeel, men moet, zoals later zal worden aangetoond, aan bevolkingsbeperking doen, lang voordat aan de armoede een eind gemaakt zal zijn. Bevolkingsbeperking is in feite, naar de mening van velen, een van de voorwaarden om aan de armoede een einde te kunnen maken. | |
[pagina 213]
| |
Bevolkingsproblemen verschillen van regio tot regio en van land tot land. Het is dus niet helemaal juist te beweren dat er een wereldbevolkingsprobleem bestaat of een mondiaal probleem van overbevolking bv. in de zin dat alle landen een snelle bevolkingsgroei doormaken. Wel heeft de snelle bevolkingsgroei in deze eeuw vanzelfsprekend mondiale aspecten. Als ze lang zou aanhouden, zou ze werkelijk mondiale gevolgen hebben, ook al bestaat er in sommige delen van de wereld allesbehalve een probleem van absolute aantallen of een buitensporig hoog groeipercentage. De mondiale aspecten en de gevolgen van het probleem zullen nog ernstiger worden in de toekomst als de groei der bevolking zal aanhouden. Dit bewijst dat het bijzondere fenomeen van de snelle groei der wereldbevolking het meest belangrijke is van de verschillende bevolkingsproblemen die op de Wereldbevolkingsconferentie behandeld moeten worden. De omstandigheid dat deze snelle groei in sommige delen van de wereld een beletsel vormt voor de zo broodnodige vooruitgang, maakt het probleem nog nijpender. | |
Hoe het is gekomenEen blik op de statistieken toont aan dat de wereld een snelheid van bevolkingsgroei doormaakt die de emotionele term ‘bevolkingsexplosie’ noch wetenschappelijk noch naar de feitelijke realiteit tot een overdrijving maakt. Pas in het jaar 1830 bereikte het menselijk ras zijn eerste miljard (duizend miljoen). Er waren slechts honderd jaar voor nodig om er het tweede miljard aan toe te voegen. In de eerste vijftig jaar van deze eeuw groeide de bevolking van 1,6 miljard tot 2,5 miljard. Het derde duizend miljoen bewoners was op aarde tegen het einde van 1961. Vóór het einde van deze decade, in feite in minder dan vijf jaar, zal de huidige wereldbevolking van 3,7 miljard de 4 miljard bereikt hebben, bij een stijging van 75 miljoen per jaar. Er zijn twee miljard mensen meer op aarde in 1973 dan er waren bij het begin van deze eeuw. Waardoor is deze absoluut ongehoorde groei in de wereldbevolking tot stand gekomen? Als men het bevolkingsprobleem bekijkt in zijn feitelijke grondoorzaken, verdwijnt heel wat van de emotie en de polemiek rond dit probleem. Professor A. Sauvy, de bekende Franse demograaf met langdurige ervaring, zei ‘... demografie omvat zowel angstwekkend zekere gebieden van kennis als... angstwekkende mysteries’. De bovengenoemde feiten vallen onder de eerste categorie en worden door geen enkele demograaf die zijn vak kent, bestreden. De belangrijkste oorzaak van de bevolkingsexplosie is eenvoudigweg deze: in de laatste 150 jaar hebben de prestaties van de wetenschap, vaak zo ambivalent op andere terreinen, op het terrein van de geneeskunde en de | |
[pagina 214]
| |
hygiëne de mens wapens in handen gegeven om vele oude kwalen de baas te worden en epidemieën te voorkomen die vroeger de bevolkingsgroei afremden. Dit heeft geleid tot een verlenging van de levensduur van mannen en vrouwen, met daarbij nog een verlenging van hun vruchtbare periode. Ziekten als pokken en malaria zijn in hele streken van de wereld uitgeroeid, vaak met slechts belachelijk lage kosten per persoon, door de medische ontdekkingen van de negentiende en de twintigste eeuw. Tbc, die tot voor heel kort hele families, ook in de ontwikkelde landen, decimeerde en helemaal vernietigde, is niet langer de zo gevreesde ‘witte dood’. Antibiotica hebben longontsteking en vele infectieziekten behandelbaar gemaakt met een eenvoudige therapie. Een honderd jaar geleden stierven veel kinderen als baby of reeds bij de geboorte en nog veel meer haalden de volwassen leeftijd niet en kwamen hun vruchtbare periode niet door. Nu is in de ontwikkelde landen en hoe langer hoe meer in de ontwikkelingslanden (bv. malaria werd op Ceylon in tien jaar tijd overwonnen tegen de prijs van 50 cent per persoon) dank zij de medische vooruitgang het sterftecijfer voor alle leeftijden sterk gedaald. Bijvoorbeeld, tegenwoordig bereiken in Engeland 92 van elke 100 kinderen de volwassen leeftijd en 90 van de 100 komen levend door hun vruchtbare periode. Wij bevinden ons in een tijdperk van de menselijke geschiedenis waarin als nooit tevoren de bestrijding van de dood (of tenminste de bestrijding van prematuur sterven) tot werkelijkheid wordt gemaakt. In grote gebieden van de wereld is die al tot op grote hoogte gerealiseerd. Een voorbeeld, opnieuw ontleend aan Ceylon, kan duidelijk maken hoe explosieve groeipercentages tot stand gekomen zijn in deze eeuw. Het percentage van de bevolkingsgroei op Ceylon was betrekkelijk gering in 1910, ongeveer 0,6%, omdat, hoewel het geboortecijfer hoog was (38 per duizend), het sterftecijfer ook hoog was (32 per duizend). In scherp contrast hiermee was het percentage van de bevolkingsgroei tegen 1960, nl. 2,5%, omdat het geboortecijfer nog steeds 38 per duizend was, terwijl het sterftecijfer tot 13 per duizend was gedaald. Hoewel in 1970 het geboortecijfer lager was, was ook het sterftecijfer verder gedaald - 32 tegen 8 per duizend - hetgeen een natuurlijk groei geeft van 2,4%. Uit deze feiten blijkt een ding duidelijk. In een beperkte wereld kan de combinatie van een hoog geboortecijfer met een laag sterftecijfer, rekenkundig gesproken, niet onbeperkt doorgaan. Op een of ander moment in de toekomst, dat de wetenschap door haar ontdekkingen kan uitstellen maar uiteindelijk niet voorkomen, zal de menselijke bevolking stoten op de barrières van beperkte hulpbronnen en beperkte ruimte en dat zal veel spoediger gebeuren dan men in theorie zou verwachten. De aarde is niet één | |
[pagina 215]
| |
groot resevoir van voedsel en ruimte; het is een wereld die verdeeld is in landen, dikwijls met tegengestelde belangen en met een beleid dat zich verzet tegen migratie op grote schaal, ook al zou die technisch mogelijk zijn: de uitzonderlijk grote aantallen mensen maken die technische mogelijkheid meer dan twijfelachtig. In een of andere fase vóór dit moment zal er geplande bevolkingsbeperking moeten komen, tenzij natuurlijk het sterftecijfer de kans zou krijgen weer sterk te stijgen, wat geen enkel redelijk mens wenselijk kan achten. Indien dus mensen die een verantwoorde bevolkingsbeperking voorstaan, misprijzend (en dat gebeurt vaak in de Kerk) ‘anti-populationists’ (bevolkingsvijandig) genoemd worden, mag niet worden vergeten dat in een bepaalde fase zelfs de meest fervente voorstander van bevolkingsgroei anti-populationist zal moeten worden. M.a.w., op een bepaald punt zal de onbeperkte bevolkingsgroei afgeremd moeten worden en dat zal ook gebeuren. Hoe? Dat weten we nu nog niet. Ze kan worden afgeremd door een nieuwe stijging van het sterftecijfer, die stabiliteit ten gevolge heeft door ongecontroleerde kwalen en sterfte. Ze kan worden afgeremd door oorlogen om leefruimte, door opstanden en revoluties waartoe wanhopig gefrustreerde mensen hun toevlucht nemen. Tussen haakjes, de rampen die op deze wijze veroorzaakt zouden worden, zouden wel op heel grote schaal moeten voorkomen om überhaupt invloed te hebben op de bevolkingsgroei. Het totale aantal slachtoffers van de Tweede Wereloorlog zou bij het huidige percentage van de bevolkingsgroei binnen een jaar weer zijn vervangen. Niemand die een beetje op de hoogte is, kan ontkennen dat onze wereld staat voor een ernstig bevolkingsprobleem en dat de situatie morele en theologische problemen van levensbelang oproept. Het bevolkingsvraagstuk ligt ten grondslag aan elke gedachte omtrent de toekomst van de mens op aarde. Met de oplossing hiervan zullen niet al onze problemen opgelost zijn, maar weinig problemen kunnen worden opgelost zonder samenhang met een beleid ten aanzien van de bevolkingsproblematiek. Het kritieke dilemma dat ik hierboven heb aangeduid, is er een dat door de Kerk en door de theologen niet veronachtzaamd kan worden. Het is voor de Kerk van ontzaglijk belang of er moreel aanvaardbare oplossingen worden voorgesteld en in praktijk gebracht, of dat er onmenselijke en onchristelijke maatregelen worden genomen. De allereerste woorden van de Constitutie van Vaticanum II over de Kerk in de moderne wereld leggen er de nadruk op dat het lijden en de vreugden en de problemen van de mensheid de Kerk en elk van haar leden aangaan. Als we spreken over moraal en theologie in verband met het bevolkingsvraagstuk, is het duidelijk dat we veel verder reikende zaken op het oog hebben dan de methoden | |
[pagina 216]
| |
die gebruikt kunnen worden wanneer oplossingen voor de beperking worden voorgesteld. Feitelijk behoort het hele probleem van de bevolking veel meer tot het terrein van de encycliek Populorum Progressio dan van Humanae Vitae. Dit is een grote uitdaging voor de Katholieke Kerk - in feite voor de Kerken - en een grote kans. Als zij deze uitdaging en die kans niet aangrijpt of ze benadert vanuit een te beperkte gezichtshoek, zal ze geen werkelijke aandacht hebben gegeven aan wat de vroegere Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, Oe Thant, noemde ‘het meest dringende conflict dat de wereld op dit ogenblik bedreigt... het conflict tussen de snelle groei van het menselijk ras en de ontoereikende vermeerdering van de hulpbronnen om de mensheid te onderhouden in vrede, voorspoed en waardigheid’. Dan zal men de Kerk voorbijgaan bij de oplossing van de grootste problemen in de wereld tot grote schade voor de mensheid en voor haar zending in de wereld. En de wereld zal het de Kerk niet gemakkelijk vergeven, als zij ‘aan de overzijde voorbijgaat’ om te vermijden betrokken te worden in wat in brede kringen beschouwd wordt als een van de oorzaken van de armoede in de wereld. Ja, ze zou dan het risico lopen een monument van onbelangrijkheid te worden voor een enorme sector van het leven in deze wereld. | |
Partijdigheid vermijdenAls wij er ons bij betrokken voelen, is onze eerste plicht als ethici en theologen om de waarheid te zoeken. Hier is van toepassing het gezegde van Bernard Lonergan: ‘Om het goed te kennen, moet hij (de menselijke geest) het werkelijke kennen; om het werkelijke te kennen, moet hij het ware kennen; om het ware te kennen, moet hij datgene kennen wat begrepen kan worden; om datgene te kennen wat begrepen kan worden, moet hij letten op de feiten’Ga naar voetnoot1. Dit onderzoek moet zorgvuldig gedaan worden, zonder vooroordeel, zonder partijdigheid, zo objectief mogelijk gebruik makend van de feiten en getallen die ons door de deskundigen verschaft worden en waarover weinig of geen verschil van mening bestaat. Maar al te vaak maken op dit terrein a priori-ideeën of leerstellige moeilijkheden ons onwillig om de feiten, die dikwijls niet zo gemakkelijk te verteren zijn en tegen gekoesterde opvattingen ingaan, onder ogen te zien. Een voorbeeld. Een priester vertelde mij, dat God, toen Hij de wereld schiep, al de problemen voorzien moet hebben die zich zouden voordoen. Hij zal in zijn voorzienigheid de dingen wel zo | |
[pagina 217]
| |
geregeld hebben dat de mensheid niet in het soort impasse zou geraken dat een snelle bevolkingsgroei heet te veroorzaken, als men Zijn wetten maar opvolgde. Op grond van deze overwegingen ontkennen sommigen dat er een bevolkingsexplosie is en zij zeggen doorgaans dat de overvloed van de wereld elke te verwachten groei in de wereldbevolking het hoofd kan bieden, als er maar een goede verdeling van de goederen is en als men de sociale rechtvaardigheid maar in praktijk brengt. Natuurlijk is een volledig gebruik van de hulpbronnen van de wereld absoluut wezenlijk voor een goede oplossing van het probleem, evenals de ontwikkeling van die hulpbronnen die nu nog niet ontdekt zijn, een meer rechtvaardige verdeling ervan en een rijk van sociale rechtvaardigheid zowel in ieder land afzonderlijk als tussen de landen onderling. Dit zijn de kerngedachten geweest die hebben geleid tot het stichten van de Pauselijke Commissie Justitia et Pax. Maar is het juist om a priori vanuit theologische principen te stellen dat er geen bevolkingsexplosie kan zijn, wanneer alle feiten erop wijzen dat we er middenin zittten? En is het in overeenstemming met de feiten dat het enige wat nodig is, deze positieve maatregelen zijn? Bezig zijn met de feiten betekent helemaal niet dat wij morele waarden buiten beschouwing laten of christelijke beginselen afzwakken. Maar het betekent wel dat we onze ogen niet sluiten voor de waarheid uit angst voor de theologische problemen die eruit zouden kunnen voortkomen. Pas als we de feiten onder ogen hebben gezien, zullen wij waarlijk de God van de waarheid gediend hebben; dan pas verdienen onze opvattingen respect, wanneer wij methoden voor actie voorstellen die in overeenstemming zijn met de menselijke waardigheid en christelijke beginselen. Een van de meest kritieke feiten met betrekking tot de bevolkingstoestand is dat de meest snelle toename plaats heeft in de Derde Wereld. Het gaat hier niet om een vooroordeel ten aanzien van de ontwikkelingslanden; het is geen uitvinding van het rijke Westen of Noorden. Het is een nuchtere realiteit die heel gemakkelijk aan te tonen is. Er zijn praktisch geen ontwikkelde landen die een percentage van bevolkingsgroei hebben dat hoger is dan 1,0%. Onder de minst ontwikkelde landen is er geen dat een groeipercentage heeft zo laag als 1,0%. Er zijn er bijna geen met een percentage van 1,5% of minder. De meeste landen hebben een percentage van meer dan 2,0%; vele hebben 2,5% groei of meer. Een belangrijk aantal heeft een toename van 3,0% of meer. Natuurlijk kan men de lagere groeipercentages in de ontwikkelde landen als een grotere ‘bedreiging’ voor de hulpbronnen van de wereld beschouwen dan de hoge groeipercentages in de ontwikkelingslanden. Maar dit lost de problemen die veroorzaakt worden door de snelle bevolkingstoename in de Derde Wereld niet op. Evenmin doet het iets af aan de | |
[pagina 218]
| |
bewering dat er niet een bevolkingsexplosie is in de hele wereld, maar enkel in de Derde Wereld. Laten we het eens anders stellen. De meeste landen in de minder ontwikkelde wereldGa naar voetnoot2 zullen hun bevolking verdubbelen in dertig jaar of minder (heel wat in minder dan twintig jaar). De meeste landen van de ontwikkelde wereld zullen hun bevolking verdubbelen in niet minder dan 70 jaar. Enkele, zoals Engeland, zullen het aantal van hun bevolking verdubbelen in 140 jaar of nog meer. De ontwikkelde landen hebben de percentages van hun bevolkingsgroei belangrijk verminderd in de loop van deze eeuw. Honderd jaar geleden had Engeland een percentage van bevolkingsgroei van 1,5%. Dat is nu 0,5%. Als het percentage 1,5% was gebleven, zou Engeland nu 180 miljoen mensen hebben gehad; in feite zijn het er 53,3 miljoen. De Verenigde Staten van Amerika hebben tussen 1800 en 1950 hun bevolking vertienvoudigd, gedeeltelijk door natuurlijke groei, gedeeltelijk door immigratie. Thans is het groeipercentage minder dan 1,0% en er is een hevige campagne om te komen tot een 0-bevolkingsgroei. Zelfs in de USSR, dat zo lang volhield dat de bevolkingsexplosie een kapitalistische mythe was, is het groeiproces bijna hetzelfde als in de kapitalistische USA; dat betekent een geweldige daling in het geboortecijfer van Rusland sinds de Tweede Wereldoorlog. Frankrijk heeft tot voor kort een op uitbreiding gericht bevolkingsbeleid gevoerd. Zijn demografen hebben dit beleid gesteund zelfs als beleid voor de hele wereld (in 1957 bv. heeft Prof. Sauvy gezegd dat het een verheugend feit was dat de wereldbevolking met een ongehoorde snelheid groeide). Maar in de praktijk verschilde Frankrijk weinig van de andere ontwikkelde landen, die niet zo'n expansionistisch beleid hadden. Het groeipercentage is 0,8%, hetgeen een verdubbeling van de bevolking zal betekenen tegen het jaar 2071 en niet tegen het eind van deze eeuw, zoals wijlen President de Gaulle wilde. West-Duitsland heeft het punt bereikt waarop het groeipercentage onder het niveau van de vervanging ligt. Tot voor kort leek Nederland een legitiem voorbeeld voor de bewering dat rijke landen geboortebeperking voorstaan in ontwikkelingslanden, zonder echter hun eigen geboorten te beperken. Maar het vroegere percentage van 1,3% was lager dan dat van welk minder ontwikkeld land dan ook, met uitzondering van Uruguay. Met de hoogste bevolkingsdichtheid in de wereld is Nederland er beslist niet op uit | |
[pagina 219]
| |
zijn geboortecijfer te verhogen en het heeft het in feite teruggebracht tot 1.0%. Toch is er een bepaalde betekenis waarin het bevolkingsvraagstuk als een wereldprobleem beschouwd kan worden. Gelet op bovenstaande gegevens kan men niet zeggen dat de ontwikkelde landen in dezelfde zin bijdragen tot de bevolkingsexplosie als de ontwikkelingslanden. Maar het feit dat dergelijke landen zoveel verbruiken van de hulpmiddelen van de wereld, maakt het noodzakelijk de relatie te bestuderen tussen bevolking en ontwikkeling én tussen bevolking en milieu, rekening houdend met de feitelijke consumptie. Men kan moeilijk voorstellen gaan doen dat b.v. West-Duitsland zijn geboortecijfer nog lager moet stellen of dat de Verenigde Staten moeten mikken op een bevolkingsgroei van minder dan 0. Maar de ontwikkelde landen hebben er, juist door hun verbruik van de hulpmiddelen, nog een reden bij om voor te stellen dat deze en andere ontwikkelde landen, in deelgenootschap met de ontwikkelingslanden, wat van hun hulpmiddelen beschikbaar moeten stellen om de ontwikkelingslanden in staat te stellen hun bevolking een leven te geven dat in overeenstemming is met hun menselijke waardigheid en erop toe te zien dat een dergelijke zorg niet een ondragelijke last oplegt aan de andere mensen in die landen. Om dit te kunnen bereiken zal men de beste wetenschappelijke koppen die het mensdom rijk is, nodig hebben, alsmede een gezamenlijke activiteit. De Milieuconferentie in Stockholm heeft naast de moeilijkheden ook de dringende noodzaak ervan aangetoond. In deze dingen moeten we realistisch zijn. Men komt er geen stap verder mee tot een oplossing te beweren, zoals Prof. Ehrlich doet, dat het vijfentwintigmaal meer een bedreiging voor een kind is geboren te worden in de USA dan in India. Maar het is een blijk van een even groot gebrek aan realiteitszin te verwachten dat de mensen van de Derde Wereld armoede en zelfs honger zullen willen verduren om het ecologisch evenwicht te bewaren. Het percentage van de bevolkingsgroei in Latijns-Amerika als geheel is 2,8%; voor Afrika 2,6% en voor Azië (als men Japan, het vasteland van China en nog een of twee kleinere gebieden uitsluit) 2,8%. Azië heeft een bevolking van 2,154 miljoen; tegen het einde van deze eeuw zal het meer mensen tellen dan er op het ogenblik op de hele wereld zijn. Afrika en Latijns-Amerika, met respectievelijk 364 en 300 miljoen, hebben niet zulke enorme aantallen, maar beide gebieden zullen hun bevolking verdubbeld hebben tegen het einde van deze eeuw. Binnen de Derde Wereld van ontwikkelingslanden zijn er belangrijke demografische verschillen die niet altijd erkend worden. Latijns-Amerika is voor een groot deel een leeg continent met uitgestrekte stedelijke conglomeraten. | |
[pagina 220]
| |
In sommige delen van tropisch Afrika is er behoefte aan grotere bevolkingen, niet aan kleinere. Er zijn vijfentwintig landen in Afrika met minder dan vijf miljoen inwoners. Toch heeft Kenia een probleem van bevolkingsdichtheid, gepaard gaande met een snelle bevolkingsgroei; Burundi net zo. De meeste ontwakende Afrikaanse landen, zelfs diegene die een grote behoefte hebben aan mensen, zijn niet in staat het hoofd te bieden aan de snelle groei die op het ogenblik plaats vindt, vooral omdat zij geen uitzondering vormen op de algemene tendens van grote toeloop naar de stedelijke agglomeraties, die niet alleen het gevolg zijn van natuurlijke groei, maar ook van migratie vanaf het platteland. Azië heeft de grootste problemen. Met zijn bevolking van 2,154 miljoen, die groeit met een percentage van bijna 3,0%, is dit het gebied waar de bevolkingsexplosie werkelijk plaats heeft. Oost-Azië en Zuidoost-Azië alleen hebben een derde van de alle bewoners van de wereld. Maar hier vallen buiten Pakistan met zijn 146 miljoen en India met 584 miljoen inwoners. Eén land, Thailand, illustreert het probleem van de snelle bevolkingsgroei op dramatische wijze. De eerste volksstemming die in dat land gehouden werd, voltooid in 1911, gaf een nationale bevolking van 8 miljoen. In tweeëndertig jaar kwam de volgende 8 miljoen erbij, in een volgende vijftien jaar de derde 8 miljoen en in maar negen jaar nog eens 8 miljoen. In feite was de bevolkingsgroei in de zestiger jaren gelijk aan de totale groei in de eerste helft van de eeuw. Japan is het enige ontwikkelde land in het grote gebied dat zich uitstrekt van Birma tot Japan. De andere landen (met uitzondering van de speciale gevallen Hong Kong en Singapore) zijn, hoewel ze er bezwaar tegen zullen maken zo genoemd te worden, in economische zin ontwikkelingslanden, welke maat men ook aanlegt, met inkomens per hoofd die variëren van f 320 per jaar in Birma en Indonesië, f 1040 per jaar in Maleisië en f 1440 per jaar in Mongolië. (Uiteraard is het inkomen per hoofd een zeer grove en zelfs misleidende indicatie voor de werkelijke welstand en armoede, maar iedere precisering zal eerder armoede dan welstand opleveren). Azië is een duidelijk voorbeeld van het feit dat de bevolkingsexplosie plaats vindt in die landen die het minst in staat zijn er het hoofd aan te bieden. Zoals reeds werd opgemerkt zijn er in de ontwikkelde wereld geen landen met een groeicijfer hoger dan 1,4%; er zijn slechts een handjevol ontwikkelingslanden met een groeicijfer lager dan 1,4%. In vele delen van de wereld drukt de bevolkingsgroei reeds op de hulpmiddelen en veroorzaakt andere zeer ernstige problemen. Het zal te laat zijn, als we het handelen uitstellen tot het ‘point of no return’ is bereikt. Een paar cijfers kunnen dit illustreren: het percentage van de wereldbevolkingsgroei is op het ogenblik ongeveer 2,0% op een huidige bevolking van 3,6 | |
[pagina 221]
| |
miljard. Dat betekent een jaarlijkse toename van bijna 72 miljoen, of, om het dramatischer voor te stellen: iedere dag zijn er ongeveer 19000 mensen meer op aarde. Van deze groei gaat ongeveer 50 miljoen de aantallen van de ontwikkelingslanden in de wereld nog verhogen. | |
Achter de statistiekenGezien tegen de achtergrond van armoede en ellende, het lot van honderden miljoenen in de Derde Wereld, komen de koude cijfers van de bevolkingsstatitieken tot leven en krijgen een bijna tragische betekenis. In die landen liggen achter de statistieken honger en ondervoeding, lange rijen van werkelozen, overbevolkte huizen, groeiende bidonvilles, mensen die aangetast zijn door ziekten die op zich voorkomen of genezen zouden kunnen worden, onmogelijk gemaakt of bemoeilijkt gezinsleven, een omlaag gehaald milieu en een degradatie van het menselijk bestaan. En wat nog erger is: het percentage van de bevolkingsgroei kan betekenen dat, zoals Alice in Wonderland, die landen zo hard moeten lopen als ze kunnen om op dezelfde plaats te blijven; met andere woorden, er lijkt niet veel kans te bestaan op sociale rechtvaardigheid en sociale welstand, die niet alleen een moreel recht zijn, maar ook een politieke noodzaak. Natuurlijk is de bevolkingsgroei maar een van de factoren die verantwoordelijk zijn voor de armoede en andere problemen in de wereld. Maar ze is wel een van de belangrijkste factoren. Zonder hieraan aandacht te besteden zouden andere pogingen om situaties van armoede het hoofd te bieden wel eens tevergeefs kunnen zijn of weinig effectief. Bevolkingsbeperking zien als panacee, alsof die alleen de balans kan doen omslaan van armoede naar vooruitgang, is onjuist, maar er geen aandacht aan schenken waar dat noodzakelijk is, is even onjuist. Tegenover de geweldige problemen van aanpassing die de bevolkingsgroei stelt, lijken sommige van de redeneringen die naar voren gebracht worden door personen die godsdienstige, politieke of ideologische belangen voorstaan, te verbleken tot onbeduidendheid; zij komen ons lichtzinnig, zo niet misdadig voor. De gedachte dat de bevolkingsexplosie een kapitalistische mythe is, is reeds verlaten door China en de USSR (die deze propaganda het eerst lanceerden); de idee dat een inspanning om de bevolkingsexplosie het hoofd te bieden een poging is tot racistische genocide; de mening dat het gaat om een Angelsaksisch complot: al deze tendentieuze opvattingen zijn moeilijk staande te houden in het licht van bovengenoemde cijfers. Men kan deze statistieken ook niet naast zich neerleggen door ze kleinerend een onderdeel van het ‘gegoochel met getallen’ te noemen. In feite zou iedereen | |
[pagina 222]
| |
die Thailand zou afraden om te trachten zijn groeipercentage van 3,3% naar beneden te krijgen, eerder schuldig zijn aan genocide. Ten aanzien van de problemen van onderontwikkeling, die nog gecompliceerder worden door de snelle bevolkingsgroei in de meeste ontwikkelingslanden, lijken twee lijnen van benadering voor de hand te liggen. De eerste is, een deelgenootschap tot stand te brengen van ontwikkelde en ontwikkelingslanden om de economische en de sociale vooruitgang van de ontwikkelingslanden te versnellen. Het is evident noodzakelijk de mensen die op dit ogenblik al bestaan, waarvan velen in grote armoede, te helpen en tegelijk zich voor te bereiden op de bevolkingsgroei in de komende twintig of dertig jaar, die komen zal en aanzienlijk zal zijn. De tweede lijn van benadering is maatregelen te nemen om het percentage van bevolkingsgroei te verlagen. Het zal veel tijd vragen voordat dit effect sorteert. Als Brazilië bv. door heel strenge maatregelen zijn bevolkingsgroei zou terugbrengen tot vervangingsniveau tegen het jaar 2000 (iets wat hoogst onwaarschijnlijk is), dan zou zijn bevolking in de tussenliggende periode toch nog groeien van de huidige 100 miljoen naar 193 miljoen. Beide lijnen van benadering zijn noodzakelijk. Het zou helemaal verkeerd zijn, zowel moreel als feitelijk, bevolkingsbeperking te beschouwen als een vervangingsmiddel voor echte vooruitgang. Niettegenstaande beschuldigingen in deze richting geuit door sommige kringen in ontwikkelingslanden, ken ik geen enkel land of zichzelf respecterend deskundige die zoiets zou voorstaan. Van de andere kant zou het even verkeerd zijn te verwachten dat vooruitgang, zelfs echte vooruitgang, gesteund door sociale rechtvaardigheid in de landen zelf en tussen de landen onderling, het bevolkingsprobleem automatisch zou oplossen. Het is niet de taak van de Kerk om met concrete gedetailleerde demografische en economische oplossingen te komen. Hopelijk zullen die voldoende duidelijk het resultaat zijn van de Wereldconferentie en het Jaar zelf. Maar het komt mij voor dat er twee dingen zijn die de Kerk kan en moet doen. Ten eerste kan zij tonen dat zij het probleem onderkent en steun verlenen aan deze grote inspanningen van de Wereldgemeenschap om het bevolkingsvraagstuk aan te pakken. Ten tweede kan zij het licht van haar morele en theologische beginselen laten schijnen over het hele onderwerp. Als de pogingen van de Verenigde Naties zo veelomvattend zijn als wij hebben aangeduid, kan de Kerk een bijdrage leveren die van grote waarde zou kunnen zijn, ten aanzien van bevolking en ontwikkeling, rechten van de mens, milieu en gezin. Die bijdrage zou geleverd kunnen worden zonder verdeeldheid-zaaiende polemieken over anticonceptie binnen en buiten de Kerk weer te doen opleven. Maar het zou tragisch zijn als de bezorgdheid voor de middelen van gezins- | |
[pagina 223]
| |
planning en de angst voor leerstellige moeilijkheden de Kerk afzijdig zouden houden, of als zij haar zelfs vijandig zouden doen staan tegenover deze grote, verantwoorde pogingen van de menselijke gemeenschap die opgezet zijn door de Verenigde Naties, of wanneer zij deze pogingen zou verwarren met bepaalde extreme standpunten die een tegen het leven gerichte partijdigheid lijken te vertonen. De heer Salas heeft gewezen op de bredere interesse van de Verenigde Naties, zelfs binnen de sfeer van ‘alleen maar’ bevolking: ‘De voornaamste moeilijkheid is dat een bevolkingsbeleid al te vaak verward wordt met gezinsplanning. Gezinsplanning dient gezien te worden als een dienst binnen een allesomvattend bevolkingsbeleid, dat rekening houdt met factoren als demografische patronen, niveaus van vruchtbaarheid, sociale en economische situaties, godsdienstige tradities en cultureel erfgoed’Ga naar voetnoot3. |
|