Streven. Jaargang 27
(1973-1974)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |
Ieder zijn waarheid?
| |
[pagina 119]
| |
onafhankelijke Joodse staat Israël op 14 mei 1948 met de onmiddellijk daarop volgende inval van de geregelde Arabische legers, de wapenstilstandsovereenkomsten van Rhodes in februari 1949, het tweede gewapend conflict in 1956 en de gewapende Israëlisch-Frans-Britse interventie in Egypte, de lange en tenslotte vruchteloze pogingen van de politiemacht der Verenigde Naties om een nieuw gewapend conflict te voorkomen, en tenslotte de zesdaagse oorlog (5 tot 11 juni 1967), waarin Israël de Gazastrook, de Sinaïwoestijn, de westelijke Jordaanoever en de Golan-hoogvlakten bezette. Israël controleert thans een gebied dat viermaal groter is dan het door de conferentie van Rhodes verworven territorium. Wij hebben gepoogd de Arabisch-Palestijnse en de Israëlische zienswijze in enkele stellingen samen te vatten. Voor de buitenstaanders die we zijn, mogen sommige formuleringen en verwijten nogal massief en beledigend (of wellicht niet ter zake) aankomen. Maar ze bestaan nu eenmaal en vinden een enorme weerklank bij de respectieve bevolkingen. Ze bevestigen de ironische opmerking van I.F. Stone, waarmee het reeds vermelde artikel van Kultuurleven afsloot: ‘Indien God, zoals sommigen nu zeggen, dood is, dan is hij ongetwijfeld dood gegaan aan zijn pogingen om voor het Arabisch-Joodse probleem een billijke oplossing te vinden’. | |
De Arabische-Palestijnse zienswijze1. Israël is een typisch voorbeeld van een expansionistische, imperialistische Nazi-staatGa naar voetnoot2.De Palestijnen verwijzen graag naar de manier waarop de Joden eertijds hun ‘beloofde’ land binnentrokken. Jahweh zou voor hen de Kanaänieten met stenen verdreven hebben: kan men niet redelijkerwijze veronderstellen dat de Hebreeërs hun agressieve God een handje hebben geholpenGa naar voetnoot3? De Arabieren vestigen er bovendien de aandacht op dat ten tijde van de Nazivervolging de Joden bij hun Arabische buren een veilig onderkomen vonden. De enige dank die ze hiervoor kregen was een onafgebroken reeks van wreedheden vanwege terroristenorganisaties als de Hagana, de Stern en de Irgoen. De terreur is m.a.w. geen Palestijnse uitvinding. Het officiële Joodse leger is nl. uit de voornoemde organisaties ontstaan! In ruil voor hun jarenlange anti-semitistische neigingen, die tenslotte in een zinloze massa- | |
[pagina 120]
| |
moord culmineerden, waren de West-Europese landen bereid het Joodse terrorisme oogluikend toe te laten. Ze gingen zelfs nog verder: om hun emotionele sympathie een uitlaat te bezorgen gaven ze een land weg waar, sedert zo maar eventjes 1300 jaar, een andere bevolking gehuisvest was. Grimmig stelt de Arabische bevolking vast dat, in navolging van de kruisvaarders - die afschuwelijke bloedbaden aanrichtten in naam van hun (katholieke) God - nieuwe veroveraars opnieuw Palestina bezet hebben en er nota bene nogmaals godsdienstige motiveringen op na houden! Men vindt het blijkbaar hoogst ongewoon dat de oorspronkelijke bevolking, zonder de kapitaalkracht evenwel en de agressiviteit waarvan de Joden blijk gaven, het zelfbeschikkingsrecht opeist. Wenste men de Joden te vergoeden, waarom, vragen de Palestijnen zich af. werd dan geen Joodse nederzetting gesticht op het gebied van hen die verantwoordelijk waren voor de ellende, nl. Duitsland en de Sovjet-Unie? Waarom gaf Groot-Brittannië niet een van haar koloniën of Ulster? Zo hadden de Joden hun haat op de (al even agressieve) Westerlingen kunnen afreageren en had Palestina zijn status als nationaal tehuis voor de Arabische volkeren kunnen behouden. In de Balfour-declaratie werd officieel vermeld dat met de rechten der Palestijnen rekening zou worden gehouden; de Palestijnen vragen zich af wat daarvan geworden is! Verbitterd menen ze dat over hun eigen land door typisch imperialistische mogendheden, zonder enige inspraak van de eigen bevolking werd beschikt. Had T.E. Lawrence niet eveneens aan de Arabieren een verklaring à la Balfour gegeven? En is het niet zo, dat de grondlegger van het Zionisme, de expansionist bij uitstek Herzl, niet eens wilde erkennen dat in Palestina Arabieren leefden? Een heersersvolk verdreef allen die tot een ander ras behoorden, uit wraak op hen die de Joden vele jaren vervolgd hadden, maar te machtig waren om zelf aangevallen te worden. Toen in 1917 de Westerlingen over het lot van de toen zeer achterlijke en slecht bewapende Oosterlingen beschikten, woonden in Palestina overwegend niet-Joden; 92% van de bevolking was nl. Arabisch en méér dan de helft van het land was Arabisch eigendom. In het oorspronkelijke verdelingsplan van Palestina was een Joodse staat voorzien waarvan de toenmalige bevolking slechts voor een derde uit Joden kon bestaan. Door geweld brachten de Zionisten de Arabieren ertoe hun landeigendommen aan de uiteraard zeer begerige Joden te verkopen. In 1917 evenwel was slechts 6% van de gronden Joods bezit. Dat voor de Zionisten enkel de grenzen tellen van een staat die ze zelf met de wapens veroveren en dan gewoon in handen houden, werd meteen duidelijk toen de Israëli's het grootste gedeelte van het door de Verenigde Naties toegewezen gebied voor de Palestijnse staat zelf in bezit namen. De Arabische landen beschouwen de Zionistische staat als een | |
[pagina 121]
| |
verlengstuk van de gewezen imperialistische mogendheid, waarvan de diplomatieke beloften slechts grove leugens waren, en als partner van een oorlogszuchtige natie, waarvan de superioriteit enkel door de verdrukking van Oosterse volkeren geconfirmeerd kan worden. Daar Israël tot stand is gekomen zonder instemming van de andere landen van het betwiste gebied en bovendien in de U.N.O.-vergadering de nodige meerderheid (vereist voor de oprichting van een Joodse staat) enkel onder diplomatieke druk bereikt kon worden, heeft dit Westers land volgens de Arabische bevolking geen recht op bestaan. De Israëlische strafexpeditie van 1956 illustreert nog duidelijker het agressieve karakter van de Joodse bevolking. Als drie strijdlustige mogendheden, gewapend met moderne tanks en gevechtstoestellen, een arm land dat er genoeg van heeft zijn voornaamste inkomsten aan rijke Westerse uitbuitende landen af te staan, wensen af te straffen, dan kan men ze moeilijk, menen de Arabieren, als vredelievend bestempelen. Israël, geïnspireerd door nieuwe territoriale ambities, verleende zijn medewerking en werd dus terecht als agressor bestempeld. Toch weigerde dit land achteraf U.N.O.-troepen aan zijn kant van de grens: de drang naar ‘meer levensruimte’ kwam in het gedrang. In 1967 werd het Zionistisch bolwerk, terecht menen de Arabische leiders, door de Russische vertegenwoordiger in de Verenigde Naties als Nazi-staat gebrandmerkt: op alle tegenstanders werden gebieden veroverd en zelfs na het verbod tot strijd rukten de Israëlische soldaten verder op naar DamascusGa naar voetnoot4. Enkel door een verbod van de Veiligheidsraad kon de Zionistische opmars gestuit worden, feit dat nu nog door de meeste Israëli's betreurd wordt. Egypte en Jordanië hebben ondertussen aan Israël vrede en erkenning op basis van de U.N.O.-resolutie 242 aangebodenGa naar voetnoot5. Ofschoon deze landen zich daardoor de woede van de andere Arabische staten op de hals hebben gehaald weigert Israël deze resolutie uit te voeren. Door een subtiel woordenspel, waarschijnlijk door de Amerikaanse vrienden ingegeven, is de Israëlische regering erin geslaagd deze resolutie feitelijk te verwerpen én toch officieel te aanvaarden. De Israëlische regeringsleiders eisen nl. voorafgaande besprekingen, die echter niet expliciet in de resolutie voorzien werden, die m.a.w. geen hindernis voor een mogelijke tenuitvoerlegging mogen vormen. Daarentegen werd wel uitdrukkelijk vermeld dat Israël ‘bezette gebieden’ moet ontruimen. En hier knijpt uiteraard het schoentje: Israël wil nl. in zijn veroveringsdrang steeds | |
[pagina 122]
| |
nieuwe Arabische gebieden inpalmen, en denkt er dus helemaal niet aan een deel der ‘gecontroleerde’ territoria terug te geven. In een pas gehouden enquête bijv. weigert 92% der Israëli's het Egyptisch gebied af te staan. Er is zelfs een Israëlische politieke partij die een Joodse staat tussen de berg Hermon in het noorden en het Suez-kanaal in het zuiden realiseren wil. De zuidelijke grens ligt in elk geval reeds vast, zoals trouwens de meeste in Israël verkochte kaarten aangeven (sommige vermelden het Suez-kanaal zelf als Israëlisch bezit). Verbolgen stelt de Arabische bevolking vast dat Israël voor elke verovering een drijfveer én een verklaring heeft. Ze meent dat indien een vredesverdrag wordt afgesloten de klassieke argumenten als ‘veilige grenzen’ zouden wegvallen, en dat Israël daarom geen daadwerkelijke vrede wenst. De verschillende vredesoproepen van Israëlische regeringsvertegenwoordigers dienen enkel om de publieke opinie te misleiden. Is het niet veeleer de olierijkdom die de Sinaïwoestijn tot een hoogst aantrekkelijk gebied maakt? Heeft Egypte niet méér dan Israël veilige grenzen nodig? Waarom moet Israël zo hoognodig alle heilige plaatsen in het bezit hebben? Waarom de onvoorwaardelijke eis ‘Jeruzalem uitgezonderd’? Met de ontstane deviezeninkomsten zou Jordanië de nodige welstand voor zijn enorm arme bevolking kunnen realiseren, en is Jeruzalem ook niet de stad van de Islam? | |
2. Israël is een ergerlijk voorbeeld van racisme en van uitverkorenheidswaanzin.Omwille van het gevoelen door God uitverkoren te zijn verloor het Joodse volk reeds heel wat sympathie. In de meeste Europese landen uit zich dit superioriteitsgevoel in een meerderwaardigheidscomplex; maar in het Midden-Oosten impliceert dit dwangbeeld een heersersmentaliteit zonder weerga. De Palestijnen menen dat het bestaan van Israël noch theologisch, noch politiek gefundeerd kan worden. Als nl. het percentage gelovige Israëli's constant daalt, betekent dit ook dat het aantal Joden die zich op de belofte van God beroepen, evenredig vermindert en treedt de belofte van Balfour op de voorgrond. De Israëli's zien bovendien over het hoofd dat ook velen van hun geloofsgenoten tegen het bestaan van een onafhankelijk land gekant zijn. De band die het volk van Jacob met Palestina verenigt, evenals die welke de Palestijnen met hun land verbindt, kan eventueel door de belofte van Jahweh aan Abraham verklaard worden. Dit betekent ook dat deze goddelijke belofte niet enkel geldt voor de afstammelingen van één zoon van de aartsvader, maar tot alle zonen en afstammelingen van deze laatste uitgebreid moet wordenGa naar voetnoot6. De argumentatie in het voordeel van | |
[pagina 123]
| |
de Joden is enkel een staaltje van hun superioriteitsgevoel. De Arabieren denken dat de religieuze band enkel symbolisch verstaan mag worden en dat een politieke verwezenlijking ervan via het Zionisme nooit door om het even welke God gewild kan zijn. De Filistijnse natie vormde 2000 jaar geleden reeds een politieke entiteit in het zuiden van Kanaän. Pas later vestigden de Joden zich in het noorden; men kan derhalve moeilijk beweren dat enkel het volk van Israël er recht op heeft in het land van oorsprong te wonen. Omwille van een steeds voortdurende immigratie van volkomen vreemde Westerse elementen mogen de vroegere bewoners van Palestina niet naar hun land van herkomst terugkeren. De racistische minderheid in Palestina weigert dus het volk van Israël de terugkeer in een gebied, dat niet enkel eertijds door hun voorvaderen, maar dat ook nog door henzelf daadwerkelijk bewoond werd. Reeds in 1949 gebood de Veiligheidsraad de wederopname van alle Palestijnen. De toenmalige Israëlische weigering zou nog vele malen herhaald worden. De gewelddaden bedreven door sommige Palestijnen zijn enkel een gevolg van de uitzichtloze situatie waarin dit volk beland is en van de onverschilligheid waarmee de wereldgemeenschap nog steeds de rechtvaardige zaak van Palestina's oorspronkelijke bevolking behandelt. De Palestijnen betreuren dat de wereldopinie enkel door geweld wakker geschud kan worden, maar menen bovendien dat de Israëlische represaille-maatregelen, de zg. anti-terreurbrigades en het uitmoorden van onschuldigen in de Libanese en Jordaanse vluchtelingenkampen, ver het geweld van de bevrijdingsbewegingen overtreffen. Zij die zelf het nationalisme aanwakkeren door hun jonge generatie te pas en te onpas de gruwelen van de concentratiekampen af te schilderen, die m.a.w. een diplomatieke chantage plegen op de Duitse Bondsrepubliek, willen van hun kant het besef van de Palestijnse natie uitroeien door de anti-terreur als moreel verantwoord af te schilderen. Dat de jongste gebeurtenissen de toekomstperspectieven van de Palestijnen nog meer verduisteren, beschouwt dit volk andermaal als een verraad van de kant van Israël en haar bondgenotenGa naar voetnoot7. Is het tenslotte ook niet zo dat de zg. Israëlische Arabieren als tweederangsburgers behandeld worden, en dat door de hautaine houding van de Israëli's deze bevolking zich nog meer van de Arabische vervreemding bewust wordt? Israëls opzet, collaboratie met de bezetter, is een tactiek die reeds door vele heersersvolkeren toegepast werd. | |
3. Israël heeft de de-nationalisering van de Palestijnse bevolking veroor- | |
[pagina 124]
| |
zaakt door als agressieve minderheid de meerderheid der bevolking te verjagen.Voor de Arabische landen blijft de repatriëring van drie miljoen Palestijnse vluchtelingen het belangrijkste probleem in het geschil met Israël. Zij weigeren vrede, onderhandelingen en erkenning zonder de formele belofte dat de Palestijnse bevolking volledig in Israël geïntegreerd wordt. Ze erkennen het leed dat men de Joden gedurende eeuwen in Europa aangedaan heeft, maar ze menen dat de Palestijnen op hun beurt de slachtoffers van kolonialisme en nationalisme zijn geworden. Zij zijn bovendien bereid mee te werken aan de opbouw van een democratisch Palestina waarin, samen met de huidige generatie Joden en hun nakomelingen, ook de Arabische bevolking zou kunnen wonen. Voordat enkele kolonialistisch geïnspireerde Joden het alleenheersersrecht over Palestina afkochten - meteen het doodvonnis voor de Palestijnen tekenden - was de verdraagzaamheid de regel in Palestina. Paradoxaal genoeg wil Palestina wel de Israëli's erkennen, maar deze laatsten weigeren tot nu toe elke dialoog met de Palestijnse bevolking, die ze als terroristisch brandmerken. Ze weigeren dus een onderscheid te maken tussen de vluchtelingen en de vele niet-representatieve organismen, ofschoon de Palestijnen zelf grotendeels de daden van ‘Zwarte September’ e.d. Veroordelen. Reeds in 1947 stonden de Israëlische leiders zeer weigerachtig tegenover een Palestijnse staat, die uiteraard een hindernis voor de expansionistische neigingen van het Joodse volk inhield. Daarom ook blijft de regering elke oplossing in die richting afwijzen (die door koning Hoessein wel werd voorgestaan). Meïr meent dat de Palestijnen zelf van een dergelijke realisatie niet willen wetenGa naar voetnoot8, maar ze probeerde nooit om een dialoog tussen de twee volkeren, die beide in Palestina thuishoren, op dreef te helpen. In de plaats daarvan wil Israël ‘vrede’ met de Arabische staten in ruil voor allerlei te verwachten diplomatieke en commerciële voordelen. Welnu, deze landen weigeren solidair een regionale integratie van de vluchtelingen te aanvaarden. Zij menen dat de Palestijnen het recht hebben als natie samen te leven. Ze weigeren de Israëlische zienswijze te aanvaarden die pleit voor een verdeling van de bevolking over verschillende Arabische landen. Ze wensen dat de Israëlische regering volledig de verloren bezittingen teruggeeft en de materiële ellende compenseert. Om deze eis te staven, herinneren ze aan de massamoord van Deïr Jassin, die handig werd uitgebuit om de rest van de bevolking te doen vluchten, ondanks de pogingen van de Arabische leiders om de Palestijnen in hun vaderland te houden. Zonder ernstig naar een oplossing van het vluchtelingenprobleem te zoeken, waarvoor Israël enkel verantwoordelijk is, slaagt deze staat er momenteel in | |
[pagina 125]
| |
geleidelijk de Palestijnse bevolking uit te roeien. Daar de Palestijnen noch met de Balfour-verklaring akkoord gingen, noch met het verdelingsplan, noch met de uitroeping van een Joodse staat, wensen zij voor alles en met allerlei middelen (het terrorisme is er een dat slechts door enkele extremisten voorgestaan wordt), een echte staatsorganisatie op te bouwen. Verder eisen zij een de-zionisering van Israël, door middel van een immigratie-afremming. Op die wijze zou Palestina van de Joodse racistische minderheid worden bevrijd: een oplossing die voor Zuid-Afrika en Rhodesia door de meeste Westerse intellectuelen voorgestaan wordt, die in hun emotionele sympathie voor de Joden echter weigeren de apartheidspolitiek in Israël te erkennen. | |
De Israëlische zienswijze1. Israël is een democratische staat naar Westers model, gewild als tehuis voor de overlevenden van een systematische massamoord op zes miljoen mensen.Vooreerst wijzen de inwoners van Israël erop dat zij in een staat leven die noch een anarchistisch broeinest is, noch een tirannie met een dictator aan het hoofd. Eenieder is in een dergelijk staatsbestel vrij zijn mening te uiten en via de werking van de democratische mechanismen bewindslieden te kiezen die het best de wensen van de meerderheid weerspiegelen. Het blijft toegelaten om zijn afkeuring over een bepaalde regeringsdaad te uiten. De Israëli's bedoelen hiermee dat het foutief is te spreken over ‘Israël’ in abstracto, alsof iedereen zo maar met de heersende politieke opinie akkoord ging. Ze wijzen verder op de onverdraagzaamheid van de Arabische staten: het Joods gedeelte van het Midden-Oosten bedraagt niet eens 1% van het hele gebied. De in de diaspora levende Joden hebben steeds in hun hart het verlangen bewaard naar hun vaderland te kunnen terugkeren; zij hebben, op 25 jaar tijd, een woestijn omgevormd tot een land waar het goed is om te leven. Nooit echter wilden zij dat deze realisatie ten koste van de andere bewoners zou geschieden, getuige daarvan de onafhankelijkheidsverklaring waarin uitdrukkelijk de wens naar vrede met de andere bewoners wordt vermeld. Toen de nauwelijks één dag oude staat bedreigd werd door de invallende Arabische legers, had het Joodse volk recht op noodweer. De Israëli's menen dat zij hun families mochten verdedigen tegen gevaarlijke indringers die leuzen als ‘Werp alle Joden in zee’ en gelijkaardige wrede nonsens, met het geweer in de hand, in de praktijk wilden omzetten. Hoe kan men van agressiviteit spreken als de indertijd half miljoen Joden het opnamen tegen legers die veel talrijker waren dan zijzelf? Hetzelfde geldt voor de Sinaï-campagne van 1956: de haat-slogans, waarvan de Arabieren | |
[pagina 126]
| |
zelf nog nooit de consequenties hebben voorzien, lieten aan duidelijkheid niets te wensen over. Dit was mèt de economische boycot een gewichtige reden om de Egyptische dreiging het hoofd te bieden. Men moet al heel weinig strategisch inzicht hebben om niet te begrijpen dat, omwille van zijn ligging, Israël wel gedwongen is het eerst aan te vallen. Een Israëlische overwinning betekent nog niet het einde van de Arabische staten, maar een Arabische zege komt neer op de totale verwoesting van de Joodse staat en de uitmoording van de Joodse bevolking. In de volledig door de Arabieren uitgelokte zesdaagse oorlog veroverde Israël gebieden die haar toelaten om niet voor de vierde keer ten oorlog te moeten trekken. Wensen nu de jonge Israëli's gebieden weer af te staan, dan lopen zij als eersten het gevaar nog eens een keer hun leven op het spel te moeten zetten tegen een tegenstander die onverzoenlijk is en het wel blijven zal ook. De Israëlische regering voelt zich voor hen verantwoordelijk, maar is anderzijds volkomen bereid tot elke vorm van dialoog met de Arabische leiders (ook met de Palestijnse, maar dan in een Jordaanse delegatie vertegenwoordigd). Een staat die zelf nooit heeft aangevallen om territoriale ambities te verwezenlijken kan men niet als expansionistisch bestempelen! In 1956 bijv. trokken de Israëlische strijdkrachten zich vrijwillig uit de Sinaï-woestijn terug, ofschoon ze toen reeds volledig bezet was. Maar Syrië, dat gewapend in Jordanië intervenieerde, of Egypte dat Saoedi-Arabië in Jemen bestreed, Irak dat een uitweg naar de Perzische Golf zocht ten koste van Koeweit, zijn zij het niet veeleer die territoriale ambities koesteren? Kan men wegens hun anti-Joodse neigingen niet de Arabieren als opvolgers van de Nazi's bestempelen? Hun uitspraken en hun alom verspreide literatuur staven in elk geval dit argument. Werd Nassers boek niet een tweede Mein Kampf genoemd? En wat de ‘trouwe’ bondgenoten betreft wijst Israël op het feit dat tijdens de verwarde momenten van 1948 uiteindelijk de meeste Britten met de Arabieren samenwerkten, en dat de Verenigde Staten niet enkel het verdelingsplan van 1948 wilden verwerpen, maar dat zij ook, niettegenstaande de beloofde garanties, tweemaal de Israëli's zelf de kastanjes uit het vuur lieten halen. Met leedvermaak vermelden ze dat de States ook aan de Arabieren wapens leveren, terwijl de bondgenoot van de tegenpartij enkel de Arabische wereld bewapent. Hielpen de U.S.A. ook niet de West-Europese landen na de tweede wereldoorlog om ze te beschermen tegen het Sovjet-Russische imperialisme? Israël kan door de feitelijke samenstelling van de Verenigde Naties van die kant nooit een positieve steun verwachten en moet ofwel beroep doen op haar bondgenoot om het vetorecht te gebruiken of dient, hoe dan ook, zelf zijn belangen te verdedigen. De terugtrekking van de blauwhelmen in 1967 onder druk van Nasser is toch een duidelijk bewijs van de onmacht der Verenigde Naties om de Israëlische belangen te ver- | |
[pagina 127]
| |
dedigen. Hoe kunnen trouwens de Arabische landen weten dat Israël geen bezette gebieden wil teruggeven vooraleer een dialoog tussen de twee partijen geopend werd, vragen de Israëli's zich voortdurend af. Ofschoon de Arabieren die territoria door hun eigen kortzichtigheid hebben kwijtgespeeld (en de dood van 815 jonge Israëli's veroorzaakt hebben) is de regering bereid een gedeelte ervan terug af te staan in ruil voor de aanvaarding van de feitelijke realiteit en veilige en erkende grenzen. Ze weigert echter een terugtrekking zonder meer uit alle bezette gebieden. Mocht de geschiedenis van 1967 zich herhalen, wat gezien de huidige uitspraken der Arabische leiders niet onmogelijk is, dan is het in zulk een situatie voordeliger dat de bommen vallen in onbewoonde gebieden dan in de Israëlische steden. De Israëli's wensen vooral garanties, die echter in de warboel van politieke moorden en staatsgrepen (kenmerken van de Arabische landen) zeer twijfelachtig zijn. Stel dat de Joodse staat met zijn geheel niet onsympathieke buur Hoessein een vredesverdrag sluit, wie garandeert dan dat de volgende aanslag op de Jordaanse koning niet zal lukken? Wellicht komt op die wijze een allesbehalve vredelievend president aan het bewind in een land dat een rechtstreekse en zeer lange grenslijn met Israël heeft, en komt de vrede opnieuw in gevaar. | |
2. Het Joodse volk heeft, zoals alle andere naties, recht op een land dat bescherming en geborgenheid biedt en het in staat stelt zijn eigen cultuur te ontplooien.De Israëli's kunnen niet nalaten te verwijzen naar het imaginaire bestaan van de Palestijnse natie die deel zou uitmaken van de Arabische eenheid. Ze menen vooreerst dat die nationale idee veeleer steunt op een gemeenschappelijke haat tegen het Joodse volk als religieuze en etnische groep en dat ze een element is van de instabiliteit van die Arabische wereld. In de oorlog van 1948 hadden alle Arabische staten elk eigen beweegredenen om mee te vechten: had Israël niet gezegevierd, dan zou het voor de tegenpartij een bitter ontwaken betekend hebben: de schijnbare Arabische eenheid zou nl. spoedig bij de verdeling van Palestina gebleken zijn. Bovendien menen de Israëlische auteurs dat er wel degelijk een eenheid tussen de Palestijnse en Syrische Arabieren bestond, maar nergens kan men in de documenten van Arabische oorsprong een vermelding aantreffen die betrekking heeft op het eigen Palestijnse volk. Hun woonplaats werd steeds als Zuid-Syrië bestempeldGa naar voetnoot9. Bovendien werd van het gebied dat de Joden toegewezen kregen om er hun tehuis op te richten, in 1922 nog een groot deel afgesplitst voor het koninkrijk Transjordanië. Van het kleine deel dat van Palestina | |
[pagina 128]
| |
overbleef, kwam dan nog slechts 57% in aanmerking voor de vorming van de Joodse staat en zelfs dit plan werd door de Arabische landen zonder meer verworpenGa naar voetnoot10. Europese landen, die in bezit en bestaan door de Duitsers bedreigd werden, konden na de oorlog een bestand sluiten en aanhechtingen van bezette gebieden bekomen, waarom, vragen de Israëli's zich af, moet men steeds andere maatstaven toepassen als het gaat om de Joodse staat? Men ziet over het hoofd dat het in het Midden-Oosten de overwonnenen zijn die weigeren een vredesverdrag te tekenen, terwijl de overwinnaar moet aandringen om de onderhandelingen in te zetten. Het Joodse volk wilde een eigen staat om voorgoed een massamoord op zijn leven onmogelijk te maken en daarom bouwde het een samenleving op die enkel in vriendschap met de buurlanden wenst te levenGa naar voetnoot11. Israël heeft reeds tientallen keren geheime onderhandelingen met de Arabische leiders aangeboden: nooit is er enige positieve reactie op gevolgd. Het doel van Jacobs volk is vrede, opdat alle Joden van alle landen in een veilig nationaal tehuis zouden samenleven. Israël vraagt niet beter dan zijn moderne technieken ten dienste van de Arabische buren te stellen, zodat ook hun economische ontwikkeling op gang zou kunnen komen. Wat het Joodse nationalisme betreft, wijzen de Israëli's erop dat de Arabieren, door hun voortdurende bedreigingen aan het Joodse adres, dit zelf gestimuleerd hebben. Zonder die inwendige eenheid, die men gerust nationalistisch mag noemen, ware de Joodse staat reeds lang verloren. De meerderheid van zijn inwoners verwerpt de theologische fundering van een door hen zelf moeizaam verworven resultaat. Ze menen echter dat, indien men er zich op beroept, de belofte aan de stamvader der Arabieren Egypte betreft. Bovendien rest er nog Jordanië, eens het oostelijk gedeelte van Palestina, dat de nationale aspiraties van de Palestijnen kan bevredigen. | |
3. Israël erkent het Palestijnse vluchtelingenprobleem en wil samen met de Arabische landen naar een oplossing zoeken, die met de waardigheid van het Palestijnse volk rekening houdt.Vooreerst erkent de Israëlische bevolking de gedeelde verantwoordelijkheid voor dit schrijnend probleem. Maar ‘gedeeld’ betekent dat ook de regeringen van de Arabische landen niet vrijuit gaan. Opdat zij in 1948 de vernietiging van het Joodse leger niet in de weg zouden staan, werden de Palestijnen, door een massale propaganda aangemaand om Israël te verlaten. Wie in de nieuwe staat bleef, werd als verrader van de Arabische zaak gebrand- | |
[pagina 129]
| |
merkt en de vreselijkste straffen werden hem in het vooruitzicht gesteld. De Zionistische gewelddaden (niet in de meerderheid der dorpen menen de Joodse leiders) en de oprukkende legers brachten een uittocht zonder voorgaande teweeg, die sommige Israëlische aanvoerders gepoogd hebben af te remmen. De Joodse staat bekommerde zich eerst, in overeenstemming met de fundamentele opzet van Israël zelf, om de landgenoten die in de Arabische landen vervolgd werden. De Arabische staten daarentegen lieten hun vluchtelingen over aan de goodwill van de internationale gemeenschap en hanteerden ze op een mensonterende wijze als pionnen in een diplomatiek schaakspel tegen de Joodse staat. Het is onrechtvaardig te beweren dat Israël nooit iets zou hebben ondernomen om de vluchtelingen te helpen. Reeds in 1949 stelde de regering voor een groot deel der bezittingen te vergoeden en 1/6 van de toenmalige vluchtelingen op te nemen. Tot nu toe weigerden de Arabieren elke tegemoetkoming. Door het kunstmatig in stand houden van een probleem dat er in feite geen is, pogen de Arabische staten, ten koste van drie miljoen van hun rasgenoten, de publieke opinie voor hun zaak te winnen. De Israëli's zien het vluchtelingenprobleem essentieel als een gevolg, niet als de oorzaak van het conflict, en menen daarom dat een clausule in een vredesverdrag met de tegenpartij de beste oplossing kan bieden. Ofschoon zij ervan overtuigd zijn dat deze mensen beter in een land zouden wonen waar ze zich qua cultuur, traditie en religie gemakkelijker kunnen assimileren, zijn ze bereid een deel van de vluchtelingen in Israël toe te laten. Zonder samenwerking vanwege de buurstaten kunnen ze echter onmogelijk dit probleem oplossen. Voor alles willen de regeringsleiders en de bevolking dat Israël een Joodse staat blijft. Indien men evenveel Arabieren opneemt als er Joden in de staat zijn, houdt Israël zelf op te bestaan. Nasser bekende dat ‘ze’ zich in ieder geval een vijfde colonne op de hals zouden halen en de volledige integratie van de Palestijnse Arabieren een daadwerkelijk gevaar voor de eigenheid en de cultuur van de Israëlische bevolking inhield. In een vredesverdrag zou Israël bereid zijn de gebieden met een overwegend Arabische bevolking af te staan. De Israëli's menen dat Palestina ophield te bestaan in 1948, toen het tussen Transjordanië en Israël verdeeld werd. De vredelievende houding t.o.v. het Palestijnse volk staven ze met argumenten als de verhoging van de levensstandaard van de Israëlische Arabieren, de daadwerkelijke tevredenheid van de Arabische inwoners, de open-bruggenpolitiek met Jordanië, m.a.w. met een vrede die haar naam nog niet durft noemen. Vooral de in Israël geboren jongeren zijn bereid een groot deel van de Westelijke Jordaanoever aan de Jordaniërs terug te geven, zodat een Groot-Palestina (met het Hasjemietisch koninkrijk, waarvan de bevolking toch voor 60% Palestijns is), opgericht kan worden. De enige voorwaarde die ze stellen is dat deze staat met | |
[pagina 130]
| |
de onafhankelijke Joodse staat in vrede wil leven. En deze oplossing lijkt hen zeker meer realistisch dan de holle frasen die de Palestijnen zelf reeds tientallen jaren blijven uitkramen en die hun enkel een al maar grotere ellende hebben bezorgd. Verplaatsingen van hele bevolkingen werden al vaker gebruikt om hopeloze geschillen op te lossen. Werden ze niet op grote schaal uitgevoerd tussen India en Pakistan en in het na-oorlogse Europa? Rustig overleg tussen de betrokken partijen zou de tragiek die met zulke volksverhuizingen gepaard gaat, zoveel mogelijk zoeken te verzachten. Op die manier zou de Joodse staat zijn technologie en efficiency aan alle omliggende landen kunnen aanbieden, terwijl thans alleen de Palestijnen in Israël er dankbaar gebruik van kunnen maken. De regeringen zouden een globale schadevergoeding kunnen berekenen en enkel de saldo's tussen elkaar vereffenen. Welvaart en levensstandaard van alle Arabische burgers zouden verhogen, aangezien de onredelijk hoge bewapeningsuitgaven - die enkel het inkomen van enkele rijken vergroten maar voor de massa vaak de dood na tal van ontberingen betekenen - beknot zouden worden. Daarvoor zijn echter verantwoordelijke Arabische leiders nodig. | |
ConclusieWe denken dat de polemieken omtrent het bestaansrecht van de Zionistische staat oeverloos zijn. De kern van het conflict in het Midden-Oosten kan inderdaad tot een fundamenteel probleem herleid worden: mocht men een staat op Westerse leest geschoeid in een Oosterse samenleving inplantenGa naar voetnoot12? Het vreemde orgaan, een mengsel van progressisme, kapitalisme en socialisme werd in een feodaal en conservatief organisme zonder meer getransplanteerd. Wij achten ons niet bevoegd om een uitspraak te vellen over de rechtvaardigheid van de afstotingsverschijnselen. Wel menen wij de grond van de vrees der Arabische leiders te kennen. Door een verviervoudiging van de Israëlische oppervlakte werd ruimte voor nieuwe immigranten geschapen. De bevolking groeide echter tussen 1948 en 1973 slechts met twee miljoen aan. Momenteel leven nog 14 miljoen Joden verspreid over de wereld, dus buiten Israël; Golda Meïr erkende dat een deel van de in 1967 veroverde gebieden moet dienen om nieuwe inwijkelingen (‘terugkomers’ zeggen de Israëli's) te huisvestenGa naar voetnoot13. En wat vragen de Arabieren zich met bezorgdheid af, gebeurt er als de huidige ruimte niet meer volstaat? Wat gebeurt er m.a.w. als er een vrede afgesloten wordt? Valt dan precies niet een der voornaamste oorzaken weg waardoor de inwijking nog belemmerd werd? Neemt men dan nog Israël's potentieel gebrek aan hulpbronnen voor een grotere bevolking in de redenering op, dan begrijpt men | |
[pagina 131]
| |
meteen waarom de Arabische leiders zich ‘onwennig’ voelen. Ze verbergen dan ook hun eigen instabiliteit en machteloosheid in bewoordingen waarvan ze de laatsten zijn om ze ernstig te nemen, en menen hun eenheid - zowel hun onderlinge eenheid als hun representatieve waarde bij de bevolking - in een gemeenschappelijke vijand gevonden te hebben. Enkel de toekomst zal uitwijzen of Israël de olievlek van het Midden-Oosten genoemd moet worden en of de schampere Arabische bewering ‘Ga naar Israël, bezoek de pyramides’ bewaarheid wordt. Ofschoon de immigratie de bestaansreden zelf is van de jonge staat, houdt de jongere generatie doorgaans niet erg veel van de inwijkelingen die hun eigen duur bevochten welstand komen wegkapen: een welstand die ze in hun land van herkomst moesten missen, maar in Israël gewoon voor zich opeisen. De hoop der Palestijnen is dan ook op deze jonge Israëlische staatsburgers gevestigd, want mocht eenmaal een beperking op de immigratie ingevoerd wordenGa naar voetnoot14 dan kan Israël een land worden dat daadwerkelijk tot het Midden-Oosten gaat behorenGa naar voetnoot15. Momenteel zijn alle vredespogingen tot mislukking gedoemd: de huidige oppervlakte van Israël volstaat onmogelijk voor de huisvesting van 17 miljoen Joden en 3 miljoen Palestijnen. Enkel een nieuw bewind in Israël en een modernisering van het staatsbestel in de Arabische landen zouden tot begrip voor de wederzijdse standpunten én een vredesverdrag kunnen leiden. Laten we ons daarover echter geen illusies maken: we menen niet alleen dat binnen de eerste tien jaar geen vrede kan worden bereikt, maar we vrezen zelfs dat momenteel allerlei krachten aan het werk zijn die geleidelijk een nieuwe gewapende confrontatie voorbereiden. We blijven echter hopen dat deze sombere voorspelling niet opgaat. Al dertig jaar lang is het de menselijkheid die in dit omstreden gebied verloren gaat. Arabische leiders achten een mensenleven niets waard, wanneer het erom gaat het verloren prestige te herwinnen, maar ook de Israëli's verliezen voortdurend: zolang als het leven van een jonge staatsburger niet opweegt tegen een stukje zandvlakte (dat desnoods door een rijke oude Joodse grijsaard opgekocht kan worden), of zelfs een stukje van Jeruzalem, kan men nauwelijks van ‘winnen’ spreken, misschien wel in militaire maar niet in morele zin. Zouden ruimere concessies vanwege de Israëlische regering toch niet opwegen tegen de verkregen veiligheid voor een volk dat reeds eeuwen in zijn bestaan bedreigd wordt? |
|