Streven. Jaargang 27
(1973-1974)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||||||
Sociale Wetenschappen
| ||||||||||||||||||||||||
H.A. Halbertsma
| ||||||||||||||||||||||||
VormingKernvraag nr. 35, Geest, verzorging krijgsmacht, Den Haag, 1973, 67 pp., gratis. Deze publikatie bevat zeer lezenswaardige artikelen over aspecten van het vormingswerk. De bijdrage van Dr. Mr. A.W. Kist ‘Een Socio-Theologisch licht op vorming’ vormt wel een der origineelste bijdragen. Kist beschouwt vorming als een proces in de persoon zelve, waarbij deze komt tot een beter verstaan van zichzelf en zijn situatie, tot een kritische waardering daarvan en tot een bewuste en gerichte hantering van de mogelijkheden in zijn samenlevingssituatie. Genoemde omschrijving vertoont volgens Kist een zeer sterke gelijkenis met een bijbelse antropologie, zodat je bijna kunt spreken van een ‘gekerstende agologie’. Deze opmerking is belangrijk, omdat het expliciet benadrukken van de waardengebondenheid nogmaals de band bevestigt tussen de wetenschap en de cultuur waarbinnen deze functioneert. F. Nieuwenhof | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||||||
Dr. J.M.G. Kleinpenning
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||||||||||
Gedragswetenschappen
| ||||||||||||||||||||||||
Ronald D. Laing
| ||||||||||||||||||||||||
J. Piaget / B. Inhelder
| ||||||||||||||||||||||||
Dr. A.J.H. Thiadens en dr. L.A.R. Bakker
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||||||
schrijft (p. 22) en zoals David Snell ervaren heeft (p. 39). Vervolgens leggen de schrijvers verband tussen dergelijke belevingen van mensen, die bijna dood waren en geloof, ook in herrijzenis. Zij uiten kritiek op h.i. oneigenlijke stervensbegeleiding (de niet-pastorale) en op diverse vluchtmechanismen, die de mens hanteert tegenover de dood; daarbij hebben ze uiteraard niet hun eigen mechanisme op het oog. Hun ideeën, zoals ‘Leven en sterven zijn in diepste zin synoniem’ kennen zij een apologetische functie toe. Van sociaal engagement met wat dan ook, van kennis van zaken van iets meer dan theologie en stukken biologie blijkt weinig. Het gaat vooral om het individu en diens aanvaarding van de dood volgens de formule van de schrijvers. Het gaat niet om diens ‘eigen dood’ zoals de christelijke psychiater Rümke behandeld heeft. Niet alleen de dood is autoritair, zoals de schrijvers stellen, maar ook deze schrijvers zelf. Dat er van sterven soms meer te maken is in positieve zin, kunnen we met de schrijvers wel eens zijn. Dat daarvoor lustpremies, zoals verheviging van de communicatie, in het vooruitzicht gesteld wordt, lijkt wat kinderlijk. Het verband van ‘eeuwig leven, reeds hier in de transformatie van doodgaan naar sterven’ (p. 131) blijft een vreemde paradox. We zijn verkocht aan de dood. Nu moet de dood weer aan ons verkocht worden - in koppelverkoop met ‘geloof’. J.H. van Meurs | ||||||||||||||||||||||||
Gusti Gebhardt
|
Robert Gloton, Claude Clero L'activité créatrice chez l'enfant Casterman, Tournai, 1971, 212 pp., BF. 90. |
René La Borderie Les images dans la société et l'éducation Casterman, Tournai, 1972, 160 pp., BF. 90. |
Henri Houlmann Les langues vivantes Casterman, Tournai, 1972, 100 pp., BF. 90. |
André Dehant et Arthur Gille Votre enfant apprend à lire Casterman, Tournai, 1972, 144 pp., BF. 90. |
Jean Hassenforder L'innovation dans l'enseignement Casterman, Tournai, 1972, 144 pp., BF. 90. |
Pierre Leenhardt L'enfant et l'expression dramatique Casterman, Tournai, 1973, 144 pp., BF. 90. |
Ouders en opvoeders zullen ongetwijfeld sterk geboeid zijn door deze livre de poche editie E 3 van de firma Casterman. Deze beginletter komt telkens van de woorden Enfance, Education, Enseignement, het onderwerp van deze handzame boekjes.
Robert Gloton is van oordeel dat de huidige maatschappij en gevolgelijk de school de creatieve activiteit van het kind alsmaar zoekt in te perken. In zijn hoedanigheid van president van de ‘Groupe français d'Education nouvelle’ te Parijs wil hij de creativiteit van het kind tot een functionele imperatief van de school maken.
René La Borderie, chef van het pedagogisch documentatiecentrum te Bordeaux, lanceerde in zijn land T.V.-onderwijs. In het 19e deeltje zette hij op klare wijze uiteen welke invloed het beeld heeft op volwassenen en kinderen, alsook hoe l'image zich gelden laat in de literatuur en de consumptie. Dat voor jeugdigen in dezen een geleidelijke opvoeding nodig is zal wel niemand aanvechten.
Twee- of meertaligheid is een probleem geworden voor velen in het Europa der negen. De Zwitserse taalleraar H. Houlmann licht in deel 20 van deze serie de psychopedagogische grondslagen toe van het modern taalonderricht. Hij hangt een beeld op van de bemoeiingen welke in diverse landen thans aangewend worden om het lin-
guistisch onderwijs fundamenteel te vernieuwen.
Jean Hassenforder, schrijver van een merkwaardig proefschrift over de bibliotheek als educatieve instelling, is vooral begaan met vergelijkende opvoedingsleer en de sociologische kant daarvan. Hij laat in dl. 24 zijn gedachten gaan over een eventueel onderricht zonder school.
Arthur Gille, docent aan de Franstalige Universiteit te Leuven, behandelt technisch en omstandig het probleem van het leren lezen bij het kind. Met belangstelling zal ook de volwassene kennis nemen van het vrij summier slotkapittel van deel 23 over zijn wijze van lezen vooral over het snellezen waarin mensen zoals J.F. Kenncdy en een André Maurois topprestaties wisten te leveren.
Pierre Leenhardt, zelf actief in het kindertheater, biedt in deel 26 een inzicht in de mogelijkheden welke voor het kind gelegen zijn in de dramatische expressie. Deze mogelijkheden dienen allerminst om van elk kind een acteur te maken, wel om het tot zijn volle ontplooiing te laten komen.
S. De Smet
Marc Oraison
Berufsfindung und Berufung. Soziale und psychologische Grundlagen
Knecht, Frankfurt, 1972, 129 pp., DM. 13,80.
Het kiezen voor één van de ontelbare mogelijkheden van mens-zijn (normaal spreken we van een beroep, soms ook van roeping) is voorzeker een topevenement in het leven van elk van ons. De Franse priester Marc Oraison, medicus, psycholoog en theoloog, onderwerpt dit proces aan een heldere analyse. Vanaf de eerste kinderjaren worden een aantal pre-beslissingen genomen, zo meent hij, die de toekomst van de volwassene ingrijpend zullen bepalen. De relatie moeder - kind op het psychologisch vlak, de jeugddromen en op sociaal terrein de contacten met lieden die een beroep uitoefenen, oefenen onmiskenbare invloed uit op de levenskeuze. Niet alleen de dadendrang van het subject zelf, maar ook de rol van de ander lijkt hier maatgevend. Aan de hand van de roeping tot het priesterschap toont Oraison in zijn laatste hoofdstuk aan hoe veelvuldig de factoren zijn die tot voormelde keuze leiden. Dat de vinnige Fransman hiermee achterhaalde gedachte-constructies doet kraken door ze te confronteren met zijn rijke klinische ervaring zal de gewaarschuwde lezer allicht vooruit al vermoed hebben. Een lezenswaardig boek.
S. De Smet
Michel Lacour Sexualité du jeune adülte 1971, 140 pp., BF. 90. |
Roger-Henn Guerrand La libre maternité 1971, 168 pp., BF.90. |
Jean Ormezzano Couples jeunes, jeunes couples 1972, 160 pp., BF.90. |
Dr. Bernard Muldworf Le métier de Père 1972, 172 pp., BF. 90. |
Dr. Jacqueline Drevfus-Moreau L'impuissance sexuelle 1972, 156 pp., BF.90. |
Cathérine Valabrègue L'éducation sexuelle à l'étranger 1972, 152 pp., BF.90. |
De uitgeverij Casterman is met een collecte in pocket formaat gestart die handelt over het thema ‘Vie affective et sexuelle’. De redactionele leiding ervan berust bij Cathérine Valabrègue, vice-presidente van het Mouvement français pour le planning familial. De serie die nu een twintigtal nummers telt, is van goed vulgariserend gehalte. Er wordt nagedacht over het affectieve en seksuele leven met behulp van de laatste gegevens die de moderne wetenschap heeft weten te winnen. Uiteraard richt deze equipe van voortreffelijke deskundigen zich tot een breed publiek van jongeren in de eerste plaats, maar ook tot hun ouders en alwie met jeugdvorming te maken heeft. De waarde van de onderscheiden deeltjes is nogal uiteenlopend. Alle hebben echter dit gemeen dat zij de hoogste verwachtingen koesteren voor de eigentijdse jeugd, op voorwaarde nochtans dat de adulten in de maatschappij van nu ophouden materialistisch en zelfzuchtig te zijn. Het impact van het geloofsleven op de affectieve gedragingen komt o.i. maar weinig aan Tenslotte moet vermeld, dat met uitzondering van Bernard Muldworf's essay deze werkjes in bondigheid iets hebben van een lessenschema van onderwerpen die geschikt zijn voor het zogenaamd vormingswerk. Wellicht ligt hier dan ook hun grootste verdienste.
J. Hofkruit
Geschiedenis
Böckenförde, Ernst-Wolfgang - Moderne deutsche Verfassungsgeschichte (1815-1918). - (Geschichte) Kiepenheuer & Witsch, Köln, 1972, 502 pp., DM.38,-, brosch. DM. 28,-. |
Brugmans, Prof. Dr. H. - Geschiedenis van Amsterdam. 5. Stilstaand getij. 1795-1848. - Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1973, 268 pp., f 17,50, paperback f 12,50. |
Brugmans, Prof. Dr. H. - Geschiedenis van Amsterdam. 6. Opgaand Getij. 1848-1925. - Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1973, 330 pp., f 17,50, paperback f 12,50. |
Geschichte der deutschen Arbeiterjugendbewegung 1904-1945. - Verlag Neues Leben, Berlin, 1973, 632 pp., M. 10,80. |
Knopf, Jan - Geschichten zur Geschichte. - Metzier, Stuttgart, 1973, 346 pp., DM. 38,-. |
Palmer, Alan - Rusland in oorlog en vrede. - Fibula-Van Dishoeck, Bussum, 1972, 224 pp., ill., f 39,50. |
Zaal, Wim - De Nederlandse Fascisten. - Wetenschappelijke Uitgeverij, Amsterdam, 1973, 228 pp., f 22,50. |
Adam Wienand, Hrsg.
Der Johanniter-Orden. Der Malteser-Orden. Der ritterliche Orden des hl. Johannes vom Spital zu Jerusalem. Seine Aufgaben, seine Geschichte
Herausgegeben von Adam Wienand in Verbindung mit Carl Wolfgang Graf von Ballestrem und Christoph Freiherr von Imhoff.
Wienand-Verlag, Köln, 1970, 661 pp., ill., krtn., DM. 48,-.
Wie denkt dat het bij de Malthezer- en Johanniterorde alleen maar gaat om wijde mantels en adelskwartieren, kan heel wat nieuwe en andere informatie opdoen in dit wel zeer omvangrijke werk. Uitvoerig wordt de geschiedenis van deze ridderorde beschreven, die in samenhang met de kruistochtenen latere vormen van Turkenbestrijding niet weg te denken valt uit de Europese ontwikkeling. Naar verhouding zeer veel aandacht krijgen de afdelingen in het Duitse taalgebied. Het is niet een geschiedschrijving van de beste soort: meer feiten dan achtergronden worden geboden; over problemen en vragen die opkomen wordt nogal vlug heengelopen. De vraag is namelijk of het door de orde gebruikte geweld in het verleden verontschuldigd kan worden met een beroep op ‘de toenmalige tijdsomstandigheden’. Bij dit alles wil ik het nut van de grote hoeveelheid aangevoerd materiaal, die het mogelijk maakt ook langs deze weg een doorsnee van de Europese geschiedenis te maken, niet ontkennen.
Wat wel niemand zou verwachten: de oorlog in Vietnam komt in dit boek ter sprake. De orde blijkt namelijk een bloeiende hulpdienst in sommige landen te ‘bezitten’. In dat kader hebben (alleen?) Duitse Maltezerridders meegeholpen wonden te genezen en striemen te verzachten, ook in Vietnam. Op deze wijze rechtvaardigt de orde zijn bestaan in deze tijd. Het ‘noblesse oblige’ wordt hier vertaald in een daadwerkelijke hulp voor de underdog. Enige informatie (niet al te helder overigens) vindt men ook nog over het merkwaardige statuut van de Maltezerorde. Enerzijds souverein (met 28 staten worden diplomatieke betrekkingen onderhouden!), anderzijds een aan de Heilige Stoel verbonden religieuze orde stelt zij het juridische denken voor problemen. Roger Peyrefitte heeft er een hele roman aan gewijd; maar die wordt in dit boek niet genoemd. Naar mijn gevoel is dat een gemis.
Marcel Chappin
H. Brugmans
Geschiedenis van Amsterdam.
Tweede, herziene en bijgewerkte druk door I.J. Brugmans.
1: Middeleeuwen 1100/1544 |
2: 80-jarige Oorlog 1544/1621 |
3: Bloeitijd: 1621/1697 |
4: Afgaande getij 1697/1795 |
5: Stilstaand getij 1795/1848 |
6: Opgaand getij 1848/1925 |
Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1972-1973, 318, 263, 378 en 304 pp., ill., per deel f 17,50, paperback f 12,50.
Wie de geschiedenis van Amsterdam door de eeuwen heen wil schrijven, zal een enorme studie moeten maken en een geweldige eruditie moeten verwerven. Hij zal om over het ontstaan van de stad te kunnen schrijven (wat een jonge stad is Amsterdam eigenlijk: nog geen zeven eeuwen oud!) op de hoogte moeten zijn van de Middeleeuwse geschiedenis, in het bijzonder van de grafelijkheid van Holland. Maar niet alleen de institutionele geschiedenis moet hem eigen zijn, ook de economische, kerkelijke en sociale ontwikkelingen zal hij in de Middeleeuwen - en alle eeuwen erna - moeten kunnen overzien. Een gedegen kennis van de hele vaderlandse geschiedenis vraagt in
het bijzonder de episode over Amsterdam in de Tachtigjarige Oorlog; maar voor de jaren van vrede en oorlog erna is dat niet minder vereist. Meer dan ooit geldt dan: over Amsterdam schrijven is schrijven over Holland; over Holland schrijven is schrijven over de Republiek; de Republiek zelf hoort een tijdlang tot de grote mogendheden in Europa. Wie zou er eigenlijk nog aan durven beginnen om alleen zo'n geschiedenis te schrijven? Meer nog: wie zal in staat zijn zo'n werk tot een goed einde te brengen? Dat H. Brugmans in de twintiger jaren dit werk heeft geschreven blijft een prestatie van de eerste orde. Leest men b.v. het hoofdstuk over het ontstaan van de stad en volgt men de zorgvuldige afweging van mogelijkheden en moeilijkheden, dan weet men weer wat historisch handwerk is.
Dit werk is nu opnieuw uitgegeven in zes delen. Het zijn bijgewerkte delen, maar een vluchtige vergelijking met de eerdere uitgave maakt als snel duidelijk dat I.J. Brugmans, zoon van de auteur, alleen maar het echt noodzakelijke heeft gewijzigd. Wijzigingen op grond van nieuwere onderzoekingen (de brand in 1963 bij C. & A. op het Damrak gaf de mogelijkheid tot onderzoek van de bodem; de Nieuwe Zijde blijkt dan even oud als de Oude Zijde) en nieuwe literatuur waren natuurlijk nodig. Maar de opzet is onveranderd gebleven; zelfs de eindgrens - 1925 - is niet overschreden. Het is goed dat op deze wijze het werk opnieuw onder de aandacht van velen kan komen (een goedkopere paperbackeditie maakt 't werk bovendien zeer bereikbaar); Amsterdam heeft inderdaad een historie die aandacht verdient. Maar door de opzet niet te veranderen blijft het werk wel erg gedateerd. In de geschiedschrijving is het nodige veranderd; er zijn nieuwe vraagstellingen opgekomen; traditionele wijzen van beschrijving zijn aangevochten. Bovendien heeft Amsterdam zich ondertussen opmerkelijk verder ontwikkeld. En nu spreken we niet eens over de veranderende waardering van de stad van de mens. Evenwel: Wie zou eraan durven beginnen een dergelijk nieuw werk te schrijven en wie zal in staat zijn het tot een goed einde te brengen.
Marcel Chappin
Willy Real (Hrsg.)
Der hannoversche Verfassungskonflikt von 1837/1839
(Historische Texte / Neuzeit) Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen, 1972, 99 pp., DM. 10,-.
Wanneer in 1837 Ernst August, hertog van Cumberland, zijn broer Willem IV van Groot-Brittannië opvolgt als Koning van Hannover (de Britse kroon gaat naar hun beider nicht Victoria) kan hij zijn autokratische neigingen niet beheersen. In Engeland had hij zich vergeefs verzet tegen de invoering van constitutionele hervormingen (Reform Bill van 1832), in Hannover schaft hij met één pennestreek de grondwet van 1833 af. Zeer bruusk en ontactisch is zijn verdere optreden, o.a. jegens de zeven professoren te Göttingen die - o zo eerbiedig - een geluid van protest laten horen. De Duitse Bond steunt met 9 tegen 7 stemmen de door de koning gevolgde lijn.
De gepubliceerde teksten in dit boekje lichten ons in over argumenten voor en tegen en over de wijze van optreden van iemand die de klok terug wil zetten.
Marcel Chappin
M.M. Postan
Fact and relevance. Essays on historical method
Cambridge University Press, London, 1971, 182 pp., £ 2,60.
De bundel bevat een aantal belangrijke artikelen, die tot nu toe verspreid over een groot aantal vakbladen gepubliceerd waren. Postan heeft grote verdiensten voor de integratie van geschiedenis en sociale wetenschappen, met name de economie. Een van de belangrijkste bijdragen is ongetwijfeld een herdruk van het artikel ‘Function and dialectic in economie history’ uit de Economie history review (1962), naast een beschouwing over de theoretische relevantie van feiten in de geschiedenis.
F. Nieuwenhof
R. Dudley Edwards
A new history of Ireland
Gill and Macmillan, Dublin, 1972, 272 pp., £3.
Het zijn tragische omstandigheden die in onze jaren een mens doen grijpen naar een boek over de geschiedenis van Ierland. Voor een kort overzicht van die geschiedenis kan dit nieuwe boek dienen. Maar men diene dan te weten dat het vooral een politieke geschiedenis is, of misschien nog beter gezegd: een geschiedenis van regeerders en regeringsvormen. En dat doet te mager aan in een tijd waarin we eens te meer geconfronteerd worden met de tragiek van een heel volk. Wat men bij dit boek werkelijk mist, is één of meer kaarten om de in de tekst genoemde plaatsen en streken op terug te vinden.
Marcel Chappin
Politiek
Agenor, Brussel - Links laat Europa rechts liggen - Hoe lang nog? - Katernen 2000, Tjeenk Willink, Groningen, 1973, 23 pp., f 3 -. |
Arnold, Jürgen - Die nationalen Gebietseinheiten der Sowjetunion. - Wissenschaft und Politik, Köln, 1973, 176 pp., DM. 28,-. |
Bakunin, Michael - Frühschriften. - Hegner, Bücherei, Köln, 1973, 221 pp., DM. 17,80. |
Coeurderoy, Ernest - Pour la révolution. - Champ libre, Paris, 1972, 335 pp.. |
De andere agenda, 1973/1974. - Van Gennep, Amsterdam, f 3,75. |
Duverger, Maurice - Demokratie im technischen Zeitalter. - (Texte und Studien zur Politicologie) Piper, München, 1973, 274 pp.. |
End, Heinrich - Zweimal deutsche Aussenpolitik. - Wissenschaft und Politik, Köln, 1973, 224 pp., DM. 28,-. |
Engels, Friedrich - De rol van het geweld in de geschiedenis. - Pegasus, Amsterdam, 1973, 160 pp., f 6,75. |
Engels, Friedrich - Revolutie en contrarevolutie in Duitsland. - Pegasus, Amsterdam, 1973, 181 pp., f 7,25. |
Friedmann, K. - 800.000.000 Spijkers op laag water (Getuigenissen van de eenvoudige rijstboer hao-woe-se). - Fontein, De Bilt, 1973, 147 pp., f 9,75. |
Guggenheim, Willy - 30 mal Israel. - Piper & Co., München, 1973, 404 pp., DM. 30,-. |
Hauser, Oswald - England und das Dritte Reich. - Seewald Verlag, Stuttgart, 1972, 317 pp., DM. 38,-. |
Idenburg, P.J.A. en P.J. Geelkerken - Het konflikt in het Midden-Oosten. - Combo, Baarn, 1973, 127 pp., f 8,90. |
Jacobsen, Hans-Adolf - Sicherheit und Zusammenarbeit in Europa. - Wissenschaft und Politik, Köln, 1973, 480 pp., DM. 48,-. |
Kremp, Herbert - Am Ufer des Rubikon (Eine politische Anthropologie). - Seewald Verlag, Stuttgart, 1973, 226 pp., DM. 25,-. |
La bande à Baader. - Champ libre, Paris, 1972, 218 pp.. |
Oltmans, William L. - Grenzen aan de groei. - Bruna, Borgerhout, 1973, 480 pp., BF. 395. |
Prinz, Friedrich - Wenzel Jaksch - Edvard Benes. Briefe und Dokumente aus der Londoner Exil. - Wissenschaft und Politik, Köln, 1973, 160 pp., DM. 18,-. |
Schneider, Hubert - Das sowjetische Aussenhandelsmonopol 1920-1925. - Wissenschaft und Politik, Köln, 1973, 216 pp., DM. 35,-. |
Semidei, Manuele - Les contestataires aux Etats-Unis. - Casterman, Tournai, 1973, 208 pp., BF. 250. |
Stol, Albert - Golda Meir. - Interland, Aalten / Denis, Borgerhout, 1973, 148 pp., BF. 155. |
Vis, J.J. - Kabinetsformatie 1973. De slag om het Catshuis. - (Feiten achter de feiten), Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1973, 112 pp., f 3,-, BF. 49. |
Vrede en Veiligheid. - (Dic.-map) De Horstink, Amersfoort, 1973, 80 + 19 pp., f 8,90. |
De Noord-Ierse kwestie
D.I.C., Amersfoort, 1973, 107 pp., f 11,75. Deze verzameling van documenten, die een toelichting geven op het probleem Noord-Ierland, werd samengesteld in antwoord op een verzoek van de Raad van Kerken in Nederland.
Uit deze goed en overzichtelijk geselecteerde documenten blijkt onder meer dat een verenigd Ierland slechts dan denkbaar zou worden voor de meerderheid in het Noorden, indien de volgende veranderingen door de regering in Dublin geaccepteerd zouden worden:
1. | De economische kloof tussen noord en zuid moet worden overbrugd. |
2. | Er moet een volledige inzet zijn voor religieuze gelijkheid. De grondwet van een verenigd Ierland moet vermijden een bijzondere plaats toe te kennen aan enige kerk. De wet betreffende echtscheiding, gemengde huwelijken etc. moet gewijzigd worden. Het onderwijssysteem moet gebaseerd zijn op principes die voor alle delen van de bevolking aanvaardbaar zijn. |
3. | Het feit moet onder ogen worden gezien, dat een verenigd Ierland een pluralistische samenleving zou moeten zijn, waarbij plaats is zowel voor katholicisme als ook protestantisme. De staatsinstellingen zouden zodanig gestructureerd moeten worden dat zij hiermede rekening houden. Voorts zou één of andere symbolische erkenning van het Britse karakter van een deel van de inwoners van het eiland vereist zijn. Indien een hertoetreding tot de Commonwealth niet aanvaardbaar zou zijn, dan zou men een andere oplossing moeten zoeken zoals het recht een Brits paspoort te houden of het afsluiten van een culturele overeenkomst tussen Engeland en Ierland. Tenslotte zou de staat, terwijl iedere Ierse traditie de vrijheid zou hebben haar eigen |
helden te vereren, neutraal tussen deze tradities in moeten staan.
Een verenigd Ierland zou niet op een antiengelse basis kunnen worden opgebouwd. |
|
4. | Er moet een ondubbelzinnig einde gemaakt worden aan de verering van het geweld. |
5. | De bestuurlijke problemen moeten onder ogen worden gezien. Dit zal ofwel betekenen een autonoom bestuur in liet noorden ofwel het incorporeren van heel Ierland in één staat. |
Tenslotte kan worden vastgesteld dat in welke richting er ook een besluit genomen zal worden, er altijd nadelen aan verbonden zullen zijn.
L.L.S. Bartalits |
Dom Helder Camara
Opvoeding tot vrijheid. Marsorders voor de Abrahmitische minderheden
Orion, Brugge, 1972, 141 pp..
‘Zes jaar lang heb ik gedroomd van een grote beweging voor morele bevrijdingspressie... Ik heb beroep gedaan op de instellingen... vergeefs! Tegelijk ontdekte ik overal minderheidsgroepen die me een kracht voor de gerechtigheid en de liefde lijken te vormen die te vergelijken is met de kracht van de kernenergie die miljoenen jaren in het binnenste van de atomen verborgen is gebleven in afwachting van het uur dat ze ontdekt worden’.
Abrahmitische minderheden verenigt u, schrijft de moedige profeet van Latijns-Amerika in de Kerk, documenteer U, maak bekend en weet dat wat U, weinigen, aanzet dit te doen, uiteindelijk van God komt van wie alleen de gelovige die deed wat hij kon, mag zeggen, dat zijn vertrouwen niet werd beschaamd. Prachtige essays afgewisseld met pakkende aforismen en hartverheffende gebeden voor deze tijd.
S. De Smet
Martin van Amerongen! Igor Cornelissen
Tegen de revolutie: Het Evangelie! Het Kerkvolk in de Nederlandse Politiek of: Het Einde van een Christelijke Natie
Paris /Manteau, Amsterdam / Brussel, 1972, 192 pp., f 9,50.
Volgens de tekst op de omslag zijn beide auteurs ‘twee ongelovigen met een warme belangstelling voor de godvruchtige medemens’. Na lezing van hun boekje lijkt mij hun interesse eerder scherpzinnig en grimmig dan ‘warm’. Met een zeker verholen genoegen analyseren zij het verval en de ontbinding - m.n. op het politieke vlak - der christelijke instituten, die na hardnekkig verzet tenslotte onontkoombaar zichzelf ontmaskerden als verdedigers der bestaande orde. Inderdaad, in knap gekozen citaten uit kranten, vlugschriften, studies treden de christenen naar voren als lauwe lafaards, wier behoefte meer met remmen dan met stuwen bevredigd schijnt. Voor de ideale maatschappij is het christendom, aldus de auteurs, geen bondgenoot maar een tegenstander. Voorzover de christenen zich in systemen organiseren en zeker in de aanhalingen ligt het gelijk aan de kant van de schrijvers. Waarachtige ‘warme belangstelling’ zou echter tot genuanceerder oordeel hebben geleid, en inderdaad de ‘vooroordelen’ tot die ‘van politieke aard’ beperkt hebben gehouden.
Dit boek is een bundeling van in ‘Vrij Nederland’ verschenen artikelen, zij het aangevuld, omgewerkt en geannoteerd. Het naamregister is onvolledig.
P. Begheyn
Jean Baechler
Vormen van revolutie
(Aula) Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1972, 256 pp., f 7,50, BF. 123.
Hoewel de poging tot introductie van een nieuwe wetenschap van revolutionaire verschijnselen onder de naam staseologie wat gekunsteld lijkt, vooral omdat dit probleemgebied evenzeer kan worden ondergebracht bij de politieke wetenschap, is deze publikatie toch belangrijk.
De waarde van ‘Les phénomènes révolutionaires’ (1970) ligt in de poging tot Massificatie op grond van politieke, economische, sociale en ethische variabelen. Baechlers hypothese, dat er een relatie kan bestaan tussen monopolisme in het politieke regime en de ‘hoeveelheid’ verzet, is zeker de moeite van onderzoek en nadere studie waard.
F. Nieuwenhof
Walter Limp
Anatomie de l'Apartheid
Casterman, Tournai - Paris, 1972, 176 pp., BF. 90.
W.L. is journalist en specialist in Afrikaanse kwesties. Met een haast koele nauwgezetheid, zonder zelf positie in te nemen, beschrijft hij hier het rassenprobleem gelijk het zich volgens hem in Zuid-Afrika stelt. Het is een soort les in de anatomie geworden, opgebouwd met uittreksels van officiele verslagen die soms veel weg hebben van onvrijwillige confidenties waarmee men de bedoelingen van de bouwers der apartheid zoekt bloot te leggen.
S. De Smet
Wijsbegeerte
Crespo, Angel - Aspectos estructurales de El Moro exposito del Duque de Rivas. - Almqvist & Wiksell, Uppsala, 1973, 257 pp.. |
Habermas, Jürgen - Erkenntnis und Interesse. - Suhrkamp, Frankfurt/M., 1973, 420 pp., DM. 8,-. |
Kracauer, Siegfried - Geschichte. Vor den letzten Dingen. - Suhrkamp, Frankfurt/M., 1973, 322 pp., DM. 8,-. |
Ridderbos, Dr. S.J. - Geluk door techniek. - Kok, Kampen, 1973, 45 pp., f 4,95. |
Dr. W. Luijpen
Ethiek in de politiek
Wereldvenster, Baarn, 1973, 66 pp., f 8,50.
Karl Marx verweet de filosofen dat zij de geschiedenis probeerden te verklaren, maar zij hadden moeten proberen de geschiedenis te veranderen. Dit proberen ziet Luijpen momenteel allerwegen ‘aan het werk’. Maar, nog steeds volgens de auteur, wordt evenzeer geprobeerd dit werk te frustreren. En letterlijk iedereen beroept zich steeds op de ethiek.
In onze actuele geschiedenis voltrekt zich een worsteling om gemeenschappelijke vrijheid. Iedereen is wel bereid te vechten voor zijn eigen vrijheid, maar het exclusivisme daarvan voert tot spanningen tussen politieke groeperingen. Bij deze spanningssituatie staat de ethiek buiten spel. De worsteling om gemeenschappelijke vrijheid kan het echter niet zonder ethiek stellen. Gemeenschappelijke vrijheid kan niet bestaan zonder de erkenning van subjectieve gebondenheid aan normen, dus zonder het aanvaarden van een ‘norm die verplicht’. Deze worden van bijzondere betekenis, zodra zij geconfronteerd worden met politieke vraagstukken. Want zodra politieke antwoorden op politieke vraagstukken daden worden, beslissen deze over de concrete inhoud en feitelijke speelruimte van de vrijheid in het kader van het maatschappelijke leven. Dan betekent een grotere vrijheid voor de één en een geringere speelruimte voor de vrijheid van de ander.
De vraag wat de vrijheid is, krijgt een dramatische betekenis op het moment dat politieke daden revolutionaire daden worden. Want dan fungeert het gebruik van geweld als middel om een ethisch doel te verwerkelijken. Maar geen enkele revolutionair, merkt de auteur zeer terecht op, zal aanvaarden dat hij zo maar geweld gebruikt. Hij zal zich beroepen op de door de revolutie geschapen vrijheid. Deze en andere actuele problemen bracht de schrijver in dit, zeer goed geschreven, boek ter sprake.
L. Bartalits
G.J. Whitrow
What is Time?
Thames and Hudson, London, 1972, 191 pp., £200.
Dit boek van G.J. Whitrow, professor in de Geschiedenis en Toepassingen van de Wiskunde aan de Universiteit van Londen (Imperial College of Science and Technology), is een vermeerderde bewerking van vier voordrachten van de auteur voor de B.B.C, in 1969 en als dusdanig gepubliceerd in The Listener van januari 1970. Het is geen traktaat bestemd voor vaklui, natuurkundigen, biologen of filosofen. Het is bedoeld om aan een ruimer publiek een beknopt overzicht te geven van de opvattingen, doorheen de geschiedenis van de grote wereldculturen, over het begrip van tijd. De tekst leest vlot en is hier en daar toegelicht door schetsen en diagrammen. Vele interessante gegevens uit de filosofie en vele domeinen van de positieve wetenschap en de techniek vergemakkelijken de lezing die toch een zekere vorming veronderstellen. De acht hoofdstukken behandelen: The Origin of our Idea of Time, Time and Ourselves, Biological Clocks, The Measurement of Time, Time and Relativity, Time Gravitation and the Universe, The Origin and Arrow of Time, The Significane of Time. Een korte appendix handelt over tijdsorde volgens de Speciale Relativiteitstheorie. De conclusie van de auteur is: hoewel onze perceptie van de tijd subjectief en sociologisch gebonden is, is zij toch gebaseerd op een objectieve factor, namelijk de fysische tijd. Deze is niet iets wat in zichzelf bestaat, maar wel een aspect van de waargenomen natuurverschijnselen en zijn essentie is zijn transitoire natoire.
Het consulteren van het werk wordt vergemakkelijkt door een index, maar exacte referenties zijn schaars. Een korte bibliografie van de voornaamste werken over de tijd zou zonder twijfel gewaardeerd zijn door de lezers voor wie het boek bestemd is.
O. Van de Vyver
Theologie
Berger, Peter L. - Zur Dialektik vort Religion und Gesellschaft. - (Conditio humana) Fischer Verlag, Frankfurt, 1973, 195 pp., DM. 24,-. |
Die Psalmen. - Katholische Bibelanstalt, Stuttgart/Württembergische Bibelanstalt, Stuttgart, 146 pp., DM. 3,60. |
Dietrich, Walter - Prophetie und Geschichte. - Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen, 1972, 158 pp., DM. 36,-, brosch. DM. 32,-. |
Ebert, Klaus - Theologie und politisches Handeln. - Kohlhammer, Stuttgart, 1973, 120 pp., DM. 10,-. |
Lehmann, Karl, und Karl Rahner, Hrsg. - Marsch ins Getto? - Kösel Verlag, München, 1973, 143 pp., DM. 12,-. |
Paus, Ansgar, Hrsg. - Die Frage nach Jesus. - Styria, Grasz/Wien/Köln, 1973, 379 pp., DM. 35.-, ÖS. 250. |
Reicke, Bo - Die Zehn Worte in Geschichte und Gegenwart. - Mohr (Paul Siebeck) Thübingen, 1973, 73 pp., DM. 19,50. |
Reik, Theodor - Dogma und Zwangsidee. - Kohlhammer, Stuttgart, 1973, 152 pp., DM. 10,-. |
Schmidkonz, Theo - Maria - Gestalt des Glaubens. - Rex Verlag, München/Luzern, 1973, 116 pp., DM. 13,50. |
Schwager, Raymund - Jesus-Nachfolge. - Herder, Freiburg / Basel / Wien, 1973, 202 pp.. |
Spaemann, Heinrich (Hrsg.) - Wer ist Jesus von Nazareth - für mich? - Kösel Verlag, München, 1973, 127 pp., DM. 9,-. |
A.A. van Ruler
Theologisch Werk. Deel VI
Callenbach, Nijkerk, 1973, 192 pp., f 26,40, bij int. f 23,80.
Met nogmaals 12 opstellen of voordrachten wordt deze intussen imposant geworden reeks boeken afgesloten. Zeven hiervan waren nog niet gepubliceerd, zij stammen uit de jaren 1957-1969. Hieronder springt vooruit ‘Hoofdlijnen van een pneumatologie’ (32 pp.), waarover Van Ruler een boek had willen schrijven. Over de betekenis van heel dit verzamelwerk uit de nalatenschap van de Utrechtse hoogleraar met zijn aparte en vaak originele inbreng binnen de theologische bedrijvigheid van ons land is in dit tijdschrift het nodige reeds gezegd vanaf Streven 23, juli 1970, p. 1081 enz.. Denkelijk zal er nu wel spoedig een academisch proefschrift over de theologie van Van Ruler verschijnen. Zijn werk is zo'n studie in elk geval overwaard.
J.F. Lescrauwaet
Jürgen Moltmann
Der gekreuzigte Gott.
Das Kreuz als Grund und Kritik christlicher Theologie
Chr. Kaiser Verlag, München, 1972, 320 pp., DM. 32,-.
Moltmann zelf verbindt zijn nieuwe grote werk als volgt aan zijn Theologie der Hoffnung: ‘Ging het toen om de herinnering aan Christus in de modus van hoop op zijn toekomst, nu gaat het om hoop in de modus van herinnering aan zijn dood’ (p. 10). Men zou het ook zó kunnen formuleren: waar M. eerst zijn theologie van de hoop baseerde op verrijzenis en verheerlijking van onze Heer bij God, daar verdiept hij deze hoop nu nog sterker door erop te wijzen dat deze opstanding en aanvaarding door God de gekruisigde, terechtgestelde ‘Godslasteraar’ geldt. In zijn verkondiging en aards bestaan heeft Jezus zich uitdrukkelijk geïdentificeerd met de ‘armen’, de uitgestotenen in zijn samenleving, met ‘zondaars en tollenaars’, zoals het in de evangeliën heet; zijn kruisdood en verheerlijking bij God bevestigen deze identificatie als door God gewild, ja, maken zichtbaar dat in Hem God zelf zich met ons zondaars geïdentificeerd heeft. Juist daarom is er hoop voor ons allen en... wordt duidelijk met wie vooral Christus’ Kerk zich te identificeren heeft. Hiermee is eigenlijk de hoofdindeling van dit grootste boek al gegeven: eerst twee inleidende hoofdstukken over de identiteitscrisis van de Kerk als geloofwaardigheidscrisis, en over onjuiste opvattingen inzake kruistheologie; dan een uitvoerige christologie in drie hoofdstukken, gevolgd door drie hoofdstukken over de consequenties daarvan voor 1) het Godsbegrip, 2) mensbegrip, 3) Kerk en wereld. Uitdrukkelijk sluit Moltmann in deze ‘verdieping der theologie van de hoop’ aan bij de ‘kritisch-politieke eschatologie van Johann Baptist Metz, die deze steeds sterker aan de “gevaarlijke herinneringen” aan lijden en sterven van Christus verbindt’ (p. 11). Zo ontstaat hier een volkomen actuele versie van de traditionele protestantse kruistheologie. Maar juist omdat wij, katholieken, daarmee minder vertrouwd zijn, moet eerlijkheidshalve gezegd worden, dat dit monumentale boek geenszins lichte lectuur is.
S. Trooster
Paul Josef Cordes
Sendung zum Dienst. Exegetisch-historische und systematische Studien zum Konzilsdekre ‘Vom Dienst und Leben der Priester’.
(Frankfurter Theologische Studien), Verlag Josef Knecht, Frankfurt/M., 1972, 365 pp., DM. 42,-.
Aan de hand van het conciliedecreet ‘Presbyterorum Ordinis’ van het Tweede Vaticaans Concilie wil de auteur, priester van het diocees Paderborn, in deze handelseditie van zijn dissertatie onder leiding van prof. Lehmann, de vanuit de Openbaring noodzakelijke elementen van het priesterambt naar voren brengen. Uitvoerig doet hij dit, uitgaande allereerst van bovengenoemd conciliedecreet, maar ook vanuit de ontwikkeling en de gedachtengang van de concilievaders, zoals die naar voren kwam in de verschillende voorontwerpen en open aanmerkingen tijdens de beraadslagingen. Daarnaast worden aan de hand van de H. Schrift, patristische en liturgische teksten de achtergronden en samenhangen gegeven van verschillende kernbegrippen als hiërarchie en gemeente met betrekking tot het priesterambt, zending en wijding.
Belangrijk is de geleidelijke verschuiving in de aandacht van het concilie van de oorspronkelijke benadering waarin het priesterschap wordt geschetst vanuit het begrippenpaar ‘potestas iurisdictionis’ en ‘potestas ordinis’ naar het drievoudig ambt van Christus, als priester, leraar en herder.
Met kennis van zaken, nauwkeurig en gedetailleerd wordt het conciliaire beeld van de priester geschilderd; een beeld dat nog niet overal en op sommige plaatsen niet meer wordt gehonoreerd naar de geest en de letter.
Ook al is de soms moeilijk leesbare tekst wat ondoorzichtig door het in elkaar over gaan van tekstcommentaar en theologische systematiek, dat neemt het grote voordeel niet weg dat men met het zoeken naar een nieuw priesterbeeld kan meedenken met diegenen die het meeste gezag hebben. Dat kan bijdragen tot een dienst aan de zending van de Kerk, die zo een en onverdeeld kan blijven. Andere opvattingen en benaderingen kunnen zich dan toetsen aan de uitspraken van het Concilie en geschilpunten komen dan daar te liggen ter beoordeling en toetsing waar ze behoren te liggen.
G. Wilkens
Johannes Feiner und Lukas Vischer, Hrsg.
Neues Glaubensbuch. Der gemeinsame christliche Glaube
Verlag Herder, Freiburg/Basel/Wien - Theologischer Verlag, Zürich, 1973, 686 pp., DM. 34,60.
Minstens in één opzicht is deze korte samenvatting van christelijke geloofsleer (dogmatiek), gedragsregels (ethiek) en vroomheid (spiritualiteit) - het beste naar inhoud en vorm te vergelijken met onze eigen Nieuwe Katechismus, geloofsverkondiging voor volwassenen - een unicum: het is tot stand gekomen in samenwerking van rooms-katholieke en reformatorische theologen. Men is als volgt tewerkgegaan: de verschillende hoofdstukken zijn respectievelijk door een rooms-katholiek of protestants auteur geschreven en daarna ter beoordeling aan een theoloog van de andere confessie voorgelegd; uit een gesprek van beiden resulteerde dan de definitieve tekst van meergenoemd hoofdstuk. Eenzelfde tweetal uiteindelijke redacteuren heeft alle bijdragen tot een geheel gecomponeerd. Het gehele imposante werk is in vijf delen ingedeeld: De vraag naar God, God in Jezus Christus, De nieuwe mens, Geloof en wereld (hierin vooral de christelijke moraal verwerkt), Open vragen tussen de Kerken. Vooral in dit laatste deel blijkt dat men de verschillen echt niet heeft willen verdoezelen, ook waar men in dit boek vooral het gemeenschappelijk geloven heeft uitgewerkt. Dat dit laatste over zo'n groot gebied mogelijk blijkt, lijkt een alleszins verblijdend resultaat van de tot nu toe verrichte oecumenische samenwerking. Juist daarin lijkt dit ‘Glaubensbuch’ een mijlpaal in de hedendaagse oecumenische beweging, waarvoor wij niet dankbaar genoeg kunnen zijn. Omwille van de voor zoveel mogelijk belangstellenden leesbaarheid is wetenschappelijk apparaat achterwege gelaten. Een uitvoerig zaakregister, aan het einde van het boek, maakt het tot een belangrijk naslagwerk.
S. Trooster
Ladislas Boros
A Nous l'avenir. Méditations sur l'espérance
Desclée, Tournai, 1971, 176 pp., BF. 140.
Dit is de uitstekende vertaling van het Duitse Wir sind Zukunft waarin de voormalige redacteur van het Zwitserse Jezuietenblad Orientierung, een serie ingrijpende overwegingen over het thema van de hoop heeft gebundeld. Zowel het eerste hoofdstuk ‘Esquisse de l'espérance’, als het laatste ‘Avenir de l'espérance’ vragen van de lezer enige moed, waarvoor deze echter zich na volbrachte lectuur ruim beloond zal achten. De hoofdstukken die daartussen liggen behandelen voorts meer in het bijzonder ofwel een bepaalde stelling uit deze meer theoretische betogen, of onderzoeken de consequenties van het ingenomen standpunt in de praktijk van het geloofsleven.
S. De Smet
Godsdienst
Beilner, Wolfgang - Der historische Jesus und der Christus der Evangelien. - (Reihe X) Styria, Graz/Wien/Köln, 1971, 68 pp., ÖS. 28, DM. 4,-. |
Berkovits, Eliezer - Faith after the Holocaust. - KTAV Publishing House, New York, 1973, 180 pp.. |
Buber, Martin - Het geloof der profeten. - Servire, Wassenaar, 1972, 285 pp., f 12,90. |
Bulckens, Jozef - Zet God niet naar je hand mens! - (Katechetische units) Patmos, Antwerpen/Utrecht, 1972. |
Coolens, Reinhilde - Je kunt niet zonder de anderen. - (Katechetische units) Patmos, Antwerpen/Utrecht, 1972, 72 pp.. |
De Schepper, Jef, e.a. - Goed nieuws in oude boeken. - (Katechetische units) Patmos, Antwerpen/Utrecht, 1971, 47 pp.. |
Dierick, Hugo - Jezus. - (Katechetische units) Patmos, Antwerpen/Utrecht, 1972, 70 pp.. |
Dockx, Ludo - Leren lezen in de bijbel. - (Katechetische units) Patmos, Antwerpen/Utrecht, 1971, 52 pp.. |
Goos, Jos, en Ludo Van Bouwel - In het begin schiep God hemel en aarde. - Patmos, Antwerpen/Utrecht, 1972, 30 pp.. |
Goos, Jos, en Ludo van Bouwel - Een mens leeft niet van brood alleen. - Patmos, Antwerpen, 1969. |
Heel de wereld (De Handelingen van de Apostelen). - Katholieke Bijbelstichting, N.B.G., Boxtel, Haarlem, 1973, 31 pp., f 2,50. |
Kohlbrugge, D.J., en J. van der Werf - De ware Jozef. - Callenbach, Nijkerk, 1973, 111 pp., f 12,90. |
Lamote, J. - De bergrede. - (Katechetische units) Patmos, Antwerpen/Utrecht, 1972, 26 pp.. |
Missionair handelen. - (Handreiking 8) N.B.G. Amsterdam/Haarlem, 1973. |
Nolf, Norbert - Farizeeën en Farizeeërs. - (Katechetische units) Patmos, Antwerpen, 1971, 48 pp.. |
Overbeke, Herman van - Leven midden in de Reklame. - (Katechetische units) Patmos, Antwerpen, 1971, 44 pp.. |
Priesterteam Wien-Machstrasse - Wie die Kinder in das Leben der Gemeinde einbeziehen. - Styria, Graz/Wien/Köln, 1971, 99 pp., ÖS. 72, DM. 11,60. |
Priesterteam Wien-Machstrasse - Wie die Erstkommunion in der Pfarre vorbereiten? - Styria, Graz/Wien/Köln, 19722, 176 pp., ÖS. 72, DM. 11,80. |
Ravelingien, Jef - Dat zou niet meer mogen gebeuren. - (Katechetische units) Patmos, Antwerpen/Utrecht, 1972, 48 pp.. |
Stelzer, Karl - Unser Kind geht zur Erstkommunion. - Rex Verlag, München/Luzern, 1973, 103 pp., DM. 11,80. |
Ward, S.L.G., Sister Benedicta - The Prayers and Meditations of St. Anselm. - Penguin Books, Harmondsworth, 1973, 287 pp., 60 p. |
Weber, Hans-Rudi - Bijbelstudie-experimenten. - N.B.G., Haarlem, 1973, 39 pp., f 3,50. |
W.C. Verstoep
Genesis 2
(Bijbelwerkboekje nr 1), Nederlands Bijbelgenootschap, Amsterdam-Haarlem, 1971, 32 pp., f 2,90.
De auteur stelt zich tot doel het tweede hoofdstuk van de Bijbel door een nauwkeurige leesbegeleiding èn door eigen werkzaamheid nader te ontsluiten. Het boekje is oorspronkelijk ontworpen voor gebruik in groepsverband, en dat is maar goed ook. Voor individuele bijbelstudie lijkt het mij niet geschikt; de taal van het werkje is nogal verheven, zweverig, soms zelfs cryptisch van aard (zoals voor mij bv. hfdst. 6). Wanneer men dit geschriftje gaat gebruiken, dan het liefst in een groep, zodat men elkaar bij het lezen kan helpen; de kern immers van Genesis 2 is veel te belangrijk dan dat men die ongelezen zou mogen laten.
Panc Beentjes
Dr. H.P.M. Litjens
Critische Kerk en Critische Maatschappij
Ernst van Aelst, Maastricht, 1972, 74 pp..
In een beschrijving van de huidige stand van zaken in de kerk en maatschappij, waarin kritiek een grote, zelfs beslissende rol lijkt te spelen in het zgn. conflictmodel, wil de schrijver, priester van het bisdom Roermond en socioloog van professie, een kritische bijdrage leveren, waarin ook zijn eigen engagement duidelijk naar voren komt. Vanuit de eigen voorkeur, die uitgaat naar een synthese van bestaande tegenstellingen, waarbij compromissen niet als onprincipieel moeten worden afgewezen, wordt de ontwikkeling van de r.k. kerk en die van de maatschappij rond het kernwoord democratisering beschreven en gewaardeerd. De schrijver bepleit in eenvoudige taal, niet onredelijk, maar ook niet streng wetenschappelijk, het leren van een conflictbeheersing als een aspect van het
mens-zijn dat ‘zowel in het licht van het humanisme als van het christendom hoge prioriteit verdient, in een samenleving die over zoveel mogelijkheden beschikt’, (p. 71).
G. Wilkens
C. Snelder
De dodelijke dosis?
J.H. Gottmer, Haarlem, 1973, 87 pp., f 7,50.
De schrijver vraagt het zich nog af, getuige het vraagteken in de titel, of de volgens hem noodzakelijke dosis secularisatie, toegediend aan de r.k. kerk in Nederland, alwaar hij priester is van het aartsbisdom Utrecht, niet een dodelijke hoeveelheid is geweest, gezien het verloop van het ziekteproces vanaf de zestiger jaren. Voor de schrijver een vraag, voor velen al een weet, in positieve of negatieve zin. Het standpunt van de schrijver is, in zijn eigen woorden, ‘conservatief’. ‘Men mag het (dit geschrift) wel conservatief noemen, als men ermee bedoelt een poging om belangrijke, onvervangbare waarden te conserveren’ (p. 47). De schrijver geeft herkenbare schilderingen en waarderingen van het kerkelijk gebeuren. Hij doet dit niet verbitterd en met vrijwel volledig ontbreken van ‘retorische overkill’, terwijl de punten die hij aanwijst, getuigen van een juist aanvoelingsvermogen en schatten van de consequenties, die eenmaal ingenomen theologische standpunten met zich meebrengen.
Voorlopig kan men niet zeggen dat van deze terzake zijnde, pastorale kritiek een overdosis bestaat in de r.k. kerk van Nederland.
G. Wilkens
Albert Höfer
Handeln aus dem Glauben. Handbuch zum Religionsunterricht für die siebte Schulstufe Otto Müller, Salzburg, 1971, 364 pp., ÖS. 168. Lebensfragen - Glaubensfragen. Handbuch und Vorlesebuch für den Religionsunterricht in der achten Schulstufe
Otto Müller, Salzburg, 1972, 2 Bde, 266 en 237 pp., ÖS. 280.
Al wie met het godsdienstonderricht van de jeugd begaan is, ouders, zielzorgers, catechisten en, last but not least, de schooldirecties zelf, zullen met vrucht kennis nemen van deze voortreffelijke handboekenserie uit Oostenrijk. In de eerste plaats moet gewezen worden op de serieuze stellingname op pedagogisch en gelovig vlak welke hierbij ingenomen zijn. De hoofdredacteur A.H. beklemtoont o.m. dat godsdienstonderwijs in een school eerst dan te verrechtvaardigen is als de instelling zelf godsdienst onontbeerlijk acht voor het doel door door haar beoogd. In het deel voor de zevende klas zijn niet minder dan 220 bladzijden aan dit soort beschouwing gewijd. Aldus vindt men er het verband toegelicht van deze bijzondere leeropdracht met de leerpsychologie, de situatie van de leerling, het groepsonderricht, het hoorspel, de seksuele voorlichting en de Jezus-gelijkenissen.
Ook in de twee boekdelen, bedoeld voor de achtste klas, ontbreken dergelijke richtinggevende essays niet. Zo wordt er toegelicht hoe men uitgaande van wat bij de jonge mensen zelf leeft met behulp van dit dubbelgeleed handboek naar afwisseling in de leerstof kan streven. Voorts zijn hier pertinente dingen geformuleerd met betrekking tot het ontdekken van de subjectieve moraal bij de jonge mensen en het verband daarvan met begrippen als verantwoordelijkheid en vrijheid, levensopdracht en genade. Alleszins merkwaardig leek ons de indringende studie over het sprookje en zijn vitale elementen. De beoordeling van de indeling der catechetische leerstof, aansluitend op het Oostenrijks leerplan, ligt buiten het kader van een boekbespreking als deze. De concrete vormgeving, het op authenticiteit berustend geloofskarakter en de ongetwijfeld verantwoorde pedagogiek en didactiek waarvan deze handboeken getuigen, verdienen de grootste aandacht van alle belangstellenden in ons taalgebied.
S. De Smet
Ladislas Boros
Der anwesende Gott. Jesus menschlich betrachtet
Herderbücherei, Freiburg, 1972, 190 pp., DM. 9,90.
Dikwijls hinderen van elders overgenomen denkgewoonten ons Gods tegenwoordigheid in de gestalte van Jesus te herinneren. De schrijver probeert niet met woorden het Godsbestaan te bewijzen. In tien kapittels toont hij het bevreemdende aan in de menselijke verhoudingen van deze Jezus. Zo opent zich aan de rand van het nog kunnen verstaan voor de moderne mens een nieuwe mogelijkheid God te ontmoeten. Een onconventionele toegang tot de Schrift die toch als geheel eigentijds wordt ervaren.
S. De Smet
Literatuur
Christadler, Martin, hrsg. - Amerikanische Literatur der Gegenwart. - Kröner, Stuttgart, 1973, 660 pp.. |
Durzak, Manfred - Die deutsche Exilliteratur 1933-1945. - Reclam, Stuttgart, 1973, 624 pp., DM. 32,80. |
Forte, Dieter - Die Wand. Porträt eines Nachmittags. - Reclam, Stuttgart, 1973, 61 pp., DM. 1,30. |
Freier, Hans - Kritische Poetik. Legitimation und Kritik der Poesie in Gottscheds Dichtkunst. - Metzler, Stuttgart, 1973, 204 pp., DM. 22,-. |
Gessner, Salomon - Idyllen. - Reclam, Stuttgart, 1973, 327 pp., DM. 6,50. |
Gronon, Rose - Het land Mordor. - De Clauwaert, Kessel-Lo, 1973, 78 pp., BF. 70. |
Hawthorne, Nathanael - Der scharlachrote Buchstabe. - Reclam, Stuttgart, 1973, 336 pp., DM. 5,20. |
Kruithof, Jaap - Op weg naar een nobelprijs. - De Clauwaert, Kessel-Lo, 1973, 267 pp., BF. 210. |
Lassalle, Ferdinand - Arbeiterprogram. - Reclam, Stuttgart, 1973, 69 pp., DM. 1,30. |
Rothe, Wolfgang, Hrsg. - Deutsche Grossstadtlyrik vom Naturalismus bis zur Gegenwart. - Reclam, Stuttgart, 1973, 525 pp., DM. 9,10. |
Wiese, Benno von - Deutsche Dichter der Gegenwart. - Schmidt, Berlin, 1973, 686 pp.. |
Pierre Brachin (ed)
Anthologie de la prose néerlandaise. Pays Bas. 1: Historiens et essayistes
Aubier, Paris, 1970, 338 pp..
De historici van wie een fragment gepubliceerd wordt met een Franse vertaling ernaast horen tot de grootsten: Hooft, Groen van Prinsteren, Bakhuizen van den Brink, Fruin, Huizinga, Geyl, Romein, Rogier. (In de vertaling valt het gewelfde van de taal van Hooft helemaal weg). Zij vertegenwoordigen bovendien de richtingen in de vaderlandse geschiedschrijving. Dat zou aardig duidelijk gemaakt kunnen zijn door van ieder fragment te kiezen waaruit zijn beeld van Opstand en Tachtigjarige Oorlog naar voren zou komen; van Romein had dan ‘Het vergruisde beeld’ opgenomen kunnen worden. Op die wijze had niet alleen kennismaking met de belangrijkste Nederlandse historici plaatsgevonden, maar ook met zowel de belangrijkste periode als het belangrijkste probleem uit onze vaderlandse geschiedenis. Nu is gekozen voor een keur van onderwerpen, waarin echter de inname van Den Briel niet ontbreekt en waarbij de laatste zin van het laatste fragment gewijd is aan ‘de draagster der Kroon, de waardige erfgename van de edelste Oranjetradities: Juliana, koningin der Nederlanden’ (Rogier, p. 144). Storend is uiteraard een noot over Amsterdamse schuilkerken, waarin verwezen wordt naar ‘O.L.V. op zolder’ (N.D. au grenier) (p. 126); O.L. Heer moge weten hoe men daaraan komt.
Marcel Chappin
Wat de essays betreft, kan men vaststellen dat ze als voorbeelden van het genre goed gekozen zijn. Gezien echter de betekenis die de auteur terecht toekent aan de beweging van Tachtig, zou men ook hier een wens kunnen uiten. Als informatie zou het boek m.i. gewonnen hebben, als men zich beperkt had tot die essays die een inzicht geven in een bepaalde periode of bepaalde kunstopvatting en er de korte verhalen uitgelaten had, in casu dus de opgenomen stukken van Roland Holst, Vestdijk en Van Duinkerken. Dit te meer, omdat de genoemde schrijvers ook zaken geschreven hebben die in dezelfde lijn liggen als die van de andere opgenomen auteurs. Buiten kijf is echter dat alle weergegeven essays van hoog gehalte zijn en tot de beste in de Nederlandse letterkunde behoren.
G.J. Adriaansen
Drs. R.C. Musaph-Andriesse
Wat na de Tora kwam
Ten Have, Baarn, 1973, 96 pp., f 8,50.
Dit boekje is bestemd voor degenen die in de Bijbel geïnteresseerd zijn en graag zouden weten wat er aan na-bijbelse literatuur in het joodse milieu is ontstaan. Het werkje is bedoeld als een naslagwerk over de Rabbijnse literatuur; zij behandelt derhalve de joodse literatuur vanaf het ontstaan van het Oude Testament tot aan de Middeleeuwen. Mijns inziens is de schrijfster in haar opzet bijzonder goed geslaagd. Voor buitenstaanders vrij moeilijke begrippen als Misjna, Talmoed, Midrasj, Kabbala e.a. worden zeer eenvoudig (en daardoor zeer helder) uitgelegd. Waar dat mogelijk is volgt een opgave van de inhoud van deze collecties. Een register en een bibliografie completeren dit betrouwbaar naslagwerkje. Panc Beentjes
Biografie
Dasberg, E. - Rabbijn Simon Philip de Vries. - De Tijdstroom, Lochem, 1973, 144 pp., 23 afb., f 17,50. |
Fraser, Antonia - Cromwell. Our Chief of Men. - Weidenfeld & Nicolson, London, 1973, 774 pp., £ 4,95. |
Verbeek, Prof. Dr. E. - De man met de glazen hoed. - Callenbach, Nijkerk, 1973, 309 pp., f 39,50. |
Zee, Henri & Barbara van der - William and Mary. - Macmillan, London, 1973, 532 pp., £ 3,95. |
Thomas Powers
Diana, terroriste voor een betere wereld
Kosmos, Amsterdam/Antwerpen, 1972, 172 pp., f 12,50.
Achter de enigszins ambivalent aandoende, maar karakteriserende titel gaat een indrukwekkend boek schuil, dat zeer tot nadenken stemt.
Powers geeft op sobere, fascinerende wijze een levensbeschrijving van de jonge Amerikaanse studente Diana Oughton, dochter van een vooraanstaand republikeins afgevaardigde in het parlement van Illinois, die verzeild raakt in de extremistische afdeling van de SDS (Students for a Democratie Society): de ‘Weatherman’, en die op 6 maart 1970 bij een bomexplosie om het leven komt.
Diana's leven is symbolisch voor de ontwikkelingsgang van bevoorrechte jonge mensen die totaal gedesillusioneerd raken ten opzichte van hun land. De wanhoop van een generatie die het gevoel had dat ze voor een immorele en ongrondwettige oorlog in Vietnam werd geronseld. Diana's leven geeft tevens een aangrijpend beeld van het steeds radicaler wordende studentenverzet, waarvan zij een van de leidsters werd, aan de Amerikaanse universiteiten, eind 1960 begin '70.
Het is onbegrijpelijk en tegelijk tragisch om een aantal jonge, veelbelovende mensen op politiek en moreel gebied te zien degenereren tot een dogmatische, anti-democratische, gewelddadige en wrede groepering, die de realiteit volkomen uit het oog verliest en die nog maar één doel heeft: de vernietiging van haar land.
De verklaring waarom Diana lid bleef, is waarschijnlijk haar gevoel voor loyaliteit geweest en het feit dat revolutie, evenals leven en dood, voor haar tot de natuurlijke orde der dingen was gaan behoren. Haar dood was dan ook de consequentie van hetgeen waarin ze geloofde.
Na lezing van dit tijdsdocument blijf je achter met een gevoel van medelijden, machteloosheid en onbehagen.
C. Free
Elizabeth Longford
Wellington. Pillar of state
Weidenfeld and Nicolson, London, 1972, 472 pp., ill., £ 3,95.
In haar biografie over de Hertog van Wellington behandelt de Gravin van Longford in een eerste deel (The years of the sword) zijn militaire carrière, d.w.z. tot en met de Slag bij Waterloo van 18 juni 1815. In het voor ons liggende tweede deel gaat het over de carrière als staatsman, die loopt tot aan zijn dood in 1852, wanneer hij 83 jaar oud is. Ook dan nog heeft hij militaire functies (hij is jarenlang opperbevelhebber), maar zijn werkelijke zorgen liggen op politiek terrein. Meerdere keren is hij lid van Tory-kabinetten en moet hij de regeringspolitiek in het Hogerhuis verdedigen. Het zijn jaren vol politieke problemen: de Ierse kwestie, de onpopulariteit van koning George IV, de emancipatie van de katholieken, de herroeping van de ‘Corn Laws’, de constitutionele hervormingen. De hertog, conservatief van instelling maar niet graag gebonden aan een partij, blijkt in sommige kwesties (de emancipatie van de katholieken b.v.) naar een liberaler staandpunt te kunnen overgaan.
Juist deze ontwikkeling van zijn politieke opvattingen krijgt veel aandacht van de schrijfster. Ze toont aan hoe een en ander samenhangt met de nuchterheid en het gezonde verstand van Wellington en hoe de eerste sporen van zo'n ontwikkeling van standpunt soms ver terug te vinden zijn. Omdat in deze biografie - traditioneel opgezet en geschreven - een strikt chronologische volgorde wordt aangehouden, moet men er niet verbaasd over staan de politieke verwikkelingen afgewisseld te zien met persoonlijke problemen. Zeer veel materiaal is door de schrijfster verzameld om zoveel mogelijk te verklaren. Een schat aan gegevens treft men daarom aan in dit werk. Uit alles blijkt de grote sympathie voor Wellington. Een sympathie die zijn basis vindt in de werkelijke grootheid (ook van karakter) van deze mens, en niet alleen in het feit dat de echtgenoot van de schrijfster, de graaf van Longford, uit dezelfde familie (Pakenham) stamt als de echtgenote van Wellington.
Marcel Chappin
Kunst
Chopin. - (Genie en wereld), Heideland, Hasselt, 1973, 285 pp., BF. 525. |
Grosz, George - Das Gesicht der herrschenden Klasse & Abrechnung folgt. - Van Gennep, Amsterdam, 1973, 119 afb., f 17,50. |
Igor Stravinsky
Themes and Conclusions
Faber and Faber, London, 1972, 328 pp., £ 6,-.
Wie vroeger genoten heeft van de intellectueel-bitsige verklaringen, gesprekken en interviews van en met Stravinsky, zal ook aan deze laatste postume publikatie genoegen beleven. Kris-kras door elkaar: programma-inleidingen, programma-commentaren, interviews (voor den brode, zoals hij zelf meermaals preciseert), fragmenten uit de drukke en venijnige correspondentie van de componist met de Pers, brieven (waarvan er twee heel mooie die zijn dagelijkse bezigheden beschrijven zoals dat door zijn vrouw aan een familielid in Moskou gemeld wordt), en uiteindelijk verschillende columns. Alles is gekruid met een prettige overdaad aan citaten, levenslustige inconsequenties, pittige beschrijvingen (o.a. een prachtige reeks portretten van de Grote Dirigenten), en aforismen. Vaak is S. in zijn beoordelingen en meningen recht onrechtvaardig; zijn overrompelende oprechtheid en authenticiteit - en intelligentie - vergoelijken dit aspect. Een waar leesgenot.
Eric De Kuyper
Georg Grosz
Das Gesicht der Herrschenden Klasse & Abrechnung Folgt!
Van Gennep, Amsterdam, 1973, 120 pp., f 17,50.
Een herdruk van twee bundels prenten uit respectievelijk 1921 en 1923. Prenten met onderschriften die een commentaar vormen op de ontwikkelingen in het Weimar-Duitsland van die jaren, gezien met de ogen van een communist uit die jaren. Er spreekt een bitterheid uit die in de kunst uitzonderlijk is. Iets dergelijks treft men behalve bij Grosz in deze tijd alleen nog maar aan bij Otto Dix. Om de juiste waarde van dit werk te schatten moet men het eigenlijk vergelijken met de werken van de mensen die even later onder het Hitler regiem de zegeningen van het boerenleven op het doek brachten. Dit is stedelijk en strijdlustig.
In de tijd dat Grosz deze prenten maakte, waren ze nog om andere reden revolutionair. Zij vormden namelijk een consequentie van de cubistische omwenteling die de kunst vrij maakte van een vast systeem van technieken en vormen, zodat nu ook de prent met ondertiteling als kunst gezien kon worden.
Zelf beoogde Grosz ook een revolutie in de positie van de kunstenaar. Hij wenste dat er een eind kwam aan het bohemien-achtige leven van de kunstenaar die hij als handlanger van de bourgeoisie zag. De kunstenaar moest volgens hem een centrale plaats in de maatschappij innemen en zo meewerken aan de verheffing van het proletariaat. Het is de vraag of het inderdaad mogelijk is dat de kunstenaar een centrale positie in gaat nemen. Misschien kan dat gezien van uit het publiek, van hem zelf uit gezien zal zijn positie als criticus altijd een min of meer excentrische blijven.
C.J. Boschheurne
Musique de notre temps
Receuil 1
Sous la direction de Georges Kadar.
Casterman, Tournai - Paris, 1973, 260 pp., BF. 280.
Deze nieuwe serie, parallel met de ‘Littérature de notre temps’, richt zich tot allen die belangstellen in de evolutie van de hedendaagse muziek als culturele expressie van onze tijd. De hoofdredacteur van deze serie, G. Kadar, een Hongaar (die bij O. Messiaen studeerde aan de Conservatoire National de Musique te Parijs), heeft zich weten te omringen met tal van navorsers zowel op het domein van de wijsgerige esthetica als van de musicologie.
Uitgaande van 1830 worden hier 46 toondichters behandeld en hun respectieve bijdrage besproken. Elke componist wordt in zijn cultuurmilieu geplaatst. Een biografie, een analyse van de voornaamste werken en discografische selectie maken van deze bundel een instrument dat niemand zal willen missen die over een stereo beschikt.
S. De Smet
Theater
Anderson, Michael, e.a. - A handbook of contemporary drama. - Pitman, London, 1973, 505 pp., £ 3,80. |
Carter, Alan - John Osborne. - Oliver & Boyd, Edinburgh, 1973, 213 pp., £ 3,50. |
Denkler, Horst - Restauration und Revolution. - Fink, München, 1973, 384 pp., DM. 36,-. |
Farr, Dorothy - Thomas Middleton and the drama of realism. - Oliver & Boyd, Edinburgh, 1973, 139 pp., £ 2,25. |
Goldschmidt, Georges-Arthur - Molière. - Pion, Paris, 1973, 207 pp.. |
Koegler, Horst - Friedrichs Ballettlexikon. - Friedrich, Velber, 1972, 656 pp., DM. 32,-. |
The television dramatist. Plays selected by Robert Muller. - Elek, London, 1973, 382 pp., £ 3,80. |
Valency, Maurice - The cart and the trumpet. The plays of George Bernard Shaw. - Oxford University Press, London, 1973, 467 pp., £ 5,75. |
Otto Wirtz
Das poetologische Theater Jean Cocteaus
Droz, Genève, 1972 (Kölner romanistische Arbeiten NF Heft 41), 123 pp., SF. 35,-.
J. Cocteau (1889-1963) is in de evolutie van het drama veeleer langs de kant blijven liggen; die badineur en bonvivant kon niets wezenlijks bijdragen. En hier komt dan een ernstig studax opzetten die deze speelse en uitdagende invallen regelrecht verduidelijkt als een fundamentele bijdrage tot de vernieuwing van de dramatische code en een poëtologische ethica. Onder ‘poëtologisch’ verstaat S. die gegevens die de problematiek van het schrijven en van de schrijver behandelen, zij het principieel in dramaimmanente beelden en termen, niet met een abstract-theoretisch vocabularium. Vanuit deze intentie deelt S. Cocteau's oeuvre op in twee fasen: de vroege drama's die zich met de genesis van het poëtische proces bezighouden, en de latere die het wezen van de kunstenaar trachten te formuleren en uit te drukken. In deze codificatie van zijn eigen wezen en streven worden de conventionele hebbelijkheden, Cocteau toegedicht, begrijpelijk: de poëtisering van het ‘cliché’, de gecomprimeerde taal, de circus- en clown-elementen, de incoherentie van de beeldenreeksen, de anormativiteit van zijn personages en hun gedragingen. S. tilt Cocteau boven diens onvolwassenheid uit en promoveert hem tot een auteur die actief en radicaal bezig is geweest met een poëtisch programma. Vooral de ethische centraliteit van het latere drama komt overtuigend over. Deze studie lijdt echter onder een te grote economie van het woord; de inzichten zijn zo gecomprimeerd uitgeschreven, dat het wel eens geheimtaal lijkt. Hij slaagt er echter voldoende in Cocteau te integreren in de woelige bewegingen van de jaren 20, niet enkel met een eigenzinnige dilettanterige bijdrage maar tevens met een bewuste doelgerichtheid.
C. Tindemans
Peter Pott
Alexander Lernet-Holenia. Gestalt, dramatisches Werk und Bühnengeschichte
W. Braumüller, Wien, 1972 (Wiener Forschungen zur Theater- und Medienwissenschaft Bd 2), 222 pp., öS. 265.
Op zich is het verblijdend dat er academische aandacht mogelijk is voor het dramatische werk van A. Lernet-Holenia (o 1897), een Oostenrijkse adellijk badineur in boudoir-erotische taferelen mét metafysische implicaties. Maar dan behoort dergelijke studie toch meer te bieden dan een inventariserend lijstje van data en titels dat vergeet te peilen naar de redenen waarom deze studie kan aangevat en verantwoord. Terecht vraagt S. meer belangstelling voor Lernets serieuzige drama, ofschoon hij niet aangeeft wat deze stukken, op hun thematiek en hun dramatische vorm na, anders maakt dan de komedies die hem zijn reputatie hebben bezorgd. Gaver is het deel theatergeschiedenis van Lernet-Holenia dat in opvoeringsdata en kritische onthaalseismografie om zelfstandigheid smeekt, terwijl het thans als aanhangsel werd behandeld waarmee dan niets gebeurt.
C. Tindemans
Saint Tobi
Eugène Ionesco ou A la recherche du paradis perdu
Gallimard, Paris, 1973, 218 pp., FF. 23,-. In een lang voorbericht probeert S. een methode te vinden die evenwichtig de grillige schrijflijn van zijn object-auteur zou kunnen weergeven. Als S. besluit als criticus ertoe gedwongen te zijn ook ‘literair’ te doen, ontstaat een wonderlijk geschrift. In een poging om het oeuvre van Ionesco te evoceren maakt hij een scheppingsverhaal, een soort invuloefening waarin ‘God’ vervangen is door ‘Ionesco’ en alle genesisevenementen door Ionesco-creaturen. De exegese blijft dan uiteraard weg. Deze nieuwe bijbel is per defintie apocrief. Ik vind er geen apologie voor.
C. Tindemans
Film
Bazin, André - Jean Renoir. - Champ libre, Paris, 1971, 285 pp.. |
W.C. Fields in The Bank Dick. - (Classic Film Scripts), Lorrimer, London, 1973, 88 pp., £ 1,25. |
Higham, Charles - Ziegfeld. - Allen, London, 1973, 245 pp., £ 2,75. |
The house of horror. The story of Hammer films. - Lorrimer, London, 1973, 127 pp., £ 1,75. |
Kazan par Kazan. - Stock, Paris, 1973, 323 pp.. |
Vidor, King - On film making. - Allen, London, 1973, 239 pp., £ 2,75. |
Barbara Bronne & Corinna Brocher
Die Filmemacher Der neue deutsche Film nach Oberhausen
C. Bertelsmann, Gütersloh, 1973, 269 pp., DM. 14,-.
Dit is een model van een boek (alleen de titel is verwarrend). Het gaat hem voornamelijk om een reeks interviews met jonge cineasten - de generatie van de opstand tegen de film-vaders in Oberhausen. Komen zo aan de beurt: Peter Schamoni, Werner Schroeter, Vlado Kristl, Marran Gosov, George Moorse, Uwe Brandner, Volker Schlöndorff, Rainer Werner Fassbinder, Peter Lilienthal, Reinhard Hauff, Werner Herzog, Edgar Reitz, Volker Vogeler, Johannes Schaaf, Alexander Kluge, Christian Ziewer en Klaus Wiese en Jean-Marie Straub. De lijst laat reeds duidelijk merken dat het hier wel degelijk om ‘jongeren’ gaat, maar dat dit dan ook het enige punt is dat deze cineasten bindt. Want men vindt er een zeer heterogeen soort van filmmakers tussen: undergroundmensen, onafhankelijken, literairen, zuiver commerciëlen met ambitie, literairen met commerciële ambitie, avant-gardisten, arrivisten, opportunisten, en zeer getalenteerden! De bedoeling van de samenstellers van dit boek - dat merkt men geleidelijkaan - is een soort breed panorama te schetsen van de culturele en vooral economische situatie van de jonge Duitse films. Het grootste probleem is niet dat van het talent (dat in Duitsland op cinematografisch gebied misschien sterker dan elders voor het moment aanwezig is), maar dat van de economische onderbouw. Het probleem heeft verschillende facetten, en deze veelvoudige benaderingsweg is ook een uitstekende manier om telkens één aspect of een bepaalde reeks aspecten vanuit een bepaalde hoek (de geïnterviewde cineast) te belichten. Het resultaat van dit werk is boeiend, verantwoord en uiterst bruikbaar. Bronnen hebben hiermee de eerste belangrijke publikatie geleverd over de jonge Duitse film - een zo goed als onontgonnen gebied, ook in Duitsland zelf - en hebben meteen een stevige basisbouw gepland. Hun socio-culturo-economisch lexicon achteraan helpt de lezer wegwijs geraken in de ingewikkelde situatie. Bij elke geïnterviewde cineast komt een uitvoerige filmografie, waarin niet alleen alle normale gegevens werden opgenomen, maar ook de financiële (welke subsidie, vanwaar, kostprijs, enz....).
Eric De Kuyper
George Elles
Hedda & Louella A dual Biography of Hedda Hopper & Louella Parsons
W.H. Allen, London, 1972, 360 pp., £ 6,-. Jammer dat S. met de dubbele biografie van de twee ‘roddeltantes’ uit de gouden jaren van Hollywood en niet in is geslaagd een meer kritisch beeld te scheppen van de marginale activiteiten van Hollywood: nl. de filmpers, en meer bepaald de rol van de publiciteit in die periode. Een aaneenrijging van platitudes in de aard van: ‘Depending on the point of view, Hedda was Joan of Arc or Medea’! Te verwaarlozen.
Eric De Kuyper
Paul Davay
Cinéma de Belgique
Editions Duculot, Gembloux, 1973, 208 pp., BF. 290.
Het is me helemaal niet duidelijk geworden wat er met dit werkje beoogd werd. Als lexicon van de ‘Belgische’ cineasten is het beslist te beknopt - al vindt men er tamelijk uitgebreide generieken van een reeks films; als essayistische benadering van een reeks constanten in een ‘nationale filmschool’ beperkt de auteur zich tot een reeks platitudes zoals ‘de traditie van het schilderachtige’, ‘de obsessie van het fantastische’, enz.. De noodzakelijke beknoptheid van het opzet kan natuurlijk als excuus gelden. Maar met verontschuldigingen is de filmessayistiek in ons land niet veel gebaat! Jammer, want van Paul Davay weten we dat we heel wat meer mochten verwachten dan deze ‘inleiding bij een inleiding’.
Eric De Kuyper
Miscellanea
Lammers, F.J. - Juliana Regina. - Hollandia, Baarn, 1973, 25e deel, 64 pp., ill., f 6,90. |
Schenk, M.G. - De Prins der Nederlanden. - De Boekerij, Baarn, 1973, 108 pp., f 12,50. |
Schenk, M.G. en A. Mac Gillavry - Drie maal drie is negen. - De Boekerij, Baarn. 1973, 108 pp., f 12,50. |
Scholem, Gershom - Zur Kabbala und ihrer Symbolik. - Suhrkamp, Frankfurt/M., 1973, 303 pp., DM. 10,-. |
Weijnen, Dr. A. - Spectrum Nederlands Woordenboek. - Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1973, 640 pp., f 12,50. |
De andere agenda
Van Gennep - De Bezige Bij, Amsterdam, 1973, 160 pp., f 3,75.
‘De andere agenda’ is weer eens veranderd, en deze keer zeker ten voordele. Natuurlijk treffen we in het inleidend artikel ook nu het generaliserend geschop tegen de school aan, maar het would-be-sfeertje van linkse politiek, drugs etc. uit de twee vorige agenda's is geheel verdwenen.
Daarvoor in de plaats zijn een aantal goede maatschappij-kritische artikelen m.b.t. het onderwijs gekomen, wat het geheel zeer functioneel maakt. Aan de hand van vaak schrijnende vraaggesprekken met belanghebbenden bij het onderwijs, van leraar via concierge naar leerling en ouders, worden verschillende schooltypen belicht en bekritiseerd.
Artikelen waar eigenlijk iedereen die iets om het onderwijs geeft, kennis van zou moeten nemen.
C. Free
Robert Kimball & Brendan Gill Cole
Michael Joseph, London, 1972, 283 pp., £ 7,50. Brian Rust The Dance Bands
Ian Allen, London, 1973, 160 pp., geïll., £ 3,75. Ken Barnes
Sinatra and the Great Song Stylists Ian Allen, London, 1972, 192 pp., geïll., £ 3,-. Herb Sanford
Tommy and Jimmy: The Dorsey Years Ian Allen, London, 1972, 305 pp., geïll., £ 2,95.
De Angelsaksische populaire muziek van tussen de twee wereldoorlogen is de laatste jaren opnieuw een belangrijk muzikaal ontginningsgebied geworden. Men gaat op zoek naar verloren combinaties van woord en klank; naar variaties op para-jazz-ach-tige muziekvormen; naar subtiele evenwichtsoefeningen tussen raffinement op stilistisch vlak en populaire efficiëntie. Een bijzonder mooi, rijk en voor het oog verbluffend resultaat van deze nostalgia-vogue is een boek als dat gewijd aan Cole Porter. Eerst en vooral een model van boek-design met zijn zilver-azuur-paars kaft, met zijn prachtige letter; met zijn geelachtig papier en zijn sepia-foto's (in overdaad aanwezig) De tekst beperkt zich tot een korte inleiding van Brendan Gill (recensent van het eveneens voor zijn lay-out bekende weekblad New-York): 'n psychoanalytische biografische schets van de componist-lyricist Cole Porter; meteen ook van een epoque en van een bepaalde levensstijl. Kimball verzorgt notities bij de foto's - op zeer accurate, verzorgde en levendige wijze. Bovendien deed hij de selectie van de tientallen gepubliceerde liedjesteksten die het grootste deel van dit boek uitmaken. Het lezen ervan is een genot, zoals trouwens het bezitten van dit boek - zijn kostprijs overwaard. Een echte levendige hulde aan de componist, zijn werk, en een levensstijl.
Het boek dat Brian Rust wijdde aan de grote dansorkesten die tijdens dezelfde periode in de V.S. en Engeland furore maakten, is conventioneler qua aanpak en presentatie. Het biedt echter - in beeld en woord - nuttige en revelerende informatie. En is met veel liefde voor het onderwerp geschreven.
Hetzelfde kan moeilijk gezegd worden van de twee andere boeken. Dat over de ‘song stylists’ (een mooie benaming) is een platte en ongeïnspireerde reeks portretten van de grote vocalisten uit die periode. Minderwaardig. Het boek over de Dorseys is een klassieke middelmatige biografie. Typerend hiervoor zijn de vele dialogen en andere reconstructies van biografische tafereeltjes: of ze iets bijbrengen aan bio-kritische kennis is een vraag die in een dergelijke context niet eens gesteld hoeft te worden.
Eric De Kuyper