Streven. Jaargang 27
(1973-1974)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Geweldloosheid
| |
[pagina 4]
| |
‘La communauté non-violente d'Orléans’ (waartoe schrijver van dit artikel behoort). Het wordt daarom dringend tijd, geloof ik, de actie van al deze groepen te coördineren, een soort vormings- en studiecentrum te creëren, waar mensen zich kunnen informeren en bezinnen over de modaliteiten en doeleinden van de geweldloze actie in de verschillende sectoren van het politieke leven (leger, school, industrie, enz.) en over de bijdrage die zij kunnen leveren aan andere organisaties die strijden voor rechtvaardigheid. Bovendien is het goed dat ook het grote publiek beter geïnformeerd wordt over wat de mensen van deze groepen denken en nastreven; al te vaak immers gaan zij alleen maar door voor ‘originelen’. Coördinatie en informatie dus. Maar dan is het natuurlijk eerst nodig dat we goed weten waar het om gaat. Wat bedoelen we als we spreken van geweldloze actie? | |
Onderscheid met andere bewegingenWat de bewegingen voor geweldloosheid precies beogen, is niet zo gemakkelijk te omschrijven. Laten we ze, om te beginnen, onderscheiden van andere hedendaagse contestatiebewegingen. Geweldloosheid is niet hetzelfde als wat de hippies of de gauchisten willen, al deelt ze in de grond dezelfde inzichten. Hippies en gauchisten gaan uit van eenzelfde revolte tegen een maatschappij die steeds onmenselijker wordt. De hippies echter trekken zich uit de maatschappij terug, stellen zich sociaal en politiek marginaal op, willen alleen maar feest vieren. De gauchisten daarentegen zoeken de fabriek op, willen daar met verbetenheid als militanten vechten en de arbeiders aanwakkeren tot revolutionaire strijd. De hippies lopen het gevaar alle daadwerkelijke solidariteit met de slachtoffers van de gevestigde wanorde in onze samenleving te verbreken; de gauchisten dreigen het ritme van hun contestatie zo op te drijven, dat zij er zelf van buiten adem geraken: zij putten zich uit in de strijd, raken verbitterd, verbeuren of verwringen hun eigen persoonlijkheid, cultiveren het conflict om zichzelfswil. De aanhangers van geweldloosheid willen zich ook inzetten voor rechtvaardigheid en daarvoor vechten; zij willen ook solidair zijn met de verdrukten; zij willen contestair en revolutionair zijn; maar terwijl zij de verhoudingen tussen de mensen in hun waarheid willen herstellen en het individualisme, dat leidt tot onrechtvaardigheid, door meer communautaire sociale structuren willen vervangen, trachten zij ook ruimte te scheppen en te bewaren voor een eigen persoonlijk leven. Ook met dienstweigering uit gewetensbezwaar kan geweldloosheid niet zonder meer gelijk worden gesteld. Tot voor kort kwamen de dienstweigeraars over het algemeen uit de hoek van het pacifisme, dat zich beperkte tot een | |
[pagina 5]
| |
veroordeling van de oorlog. Moedig was deze houding ongetwijfeld, want vaak hebben pacifisten voor hun overtuiging een hoge prijs moeten betalenGa naar voetnoot2. Maar hun politieke analyse blijkt te summier. Het volstaat immers niet bewapening en leger af te schaffen om alle conflicten uit de wereld te helpen; het volstaat niet de oorlog af te wijzen om vrede te hebben. Want waar komen de conflicten vandaan? En wie garandeert de veiligheid van land en bevolking? Geen verantwoordelijk mens, hij mag nog zo'n idealist zijn, kan om deze vragen heenGa naar voetnoot3. Evenmin neemt de geweldloosheid alle simplistische affirmaties van het antimilitarisme voor haar rekening. Zeker, ook de geweldloze actie wil - uiteraard - een instelling als het leger op de helling zetten, maar zij wil ons er terdege van bewust maken dat het niets uithaalt als wij ons beperken tot puur verbale beschuldigingen (bijvoorbeeld tegen alwie in het leger ook maar enige verantwoordelijkheid draagt). Het komt er op aan reële alternatieven te vinden voor de traditionele manieren van landsverdediging en oorlogvoering om zich te weer te stellen tegen de onvermijdelijke spanningen en conflicten waaraan onze samenlevingen blootstaan. In tegenstelling met wat het antimilitarisme wil doen geloven, zijn we met het probleem van het leger niet klaar als we een veroordeling uitspreken over de militaire macht als zou zij alleen maar in dienst staan van kapitalisme en imperialisme. De ervaring leert dat ook revoluties gepaard gaan met en gevolgd worden door een nieuw militarisme. En dat blijkt van geen beter allooi te zijn dan het militarisme waartegen revoluties zich keren. Voor geweldloosheid wordt vaak gepleit op een moraliserende toon, in een geestelijk perspectief. Daardoor werd de beweging vaak met argwaan bekeken door arbeiders en verdrukten, die er niets voor voelen dat men altijd maar weer met ‘liefde’ aan komt dragen. Er is inderdaad een manier om sociale vrede en klassenverzoening te preken die alleen maar een mom is voor hypocrisie en de ogen sluit voor de fundamentele realiteit van onze maatschappij, waarvan het conflict een structurele dimensie uitmaakt. Rechtvaardigheid wordt veroverd door strijd. Geweldloosheid vlucht die strijd niet, integendeel. Gandhi, op wie de meeste aanhangers van de geweldloosheid zich beroepen, was niet in de eerste plaats een verzoener, maar een vechter. Ongetwijfeld zullen steeds meer christenen fundamenteel gaan kiezen voor geweldloosheid. In een recente brief van Kardinaal Roy aan Paulus VI, ter | |
[pagina 6]
| |
gelegenheid van de tiende verjaardag van de encycliek Pacem in Terris, wordt herhaaldelijk over geweldloosheid gesproken als een van de nieuwste en belangrijkste elementen die in de laatste tien jaar het probleem van oorlog en vrede hebben gewijzigd. Vroeger werd geweldloosheid door de kerken uitsluitend als een individuele optie beschouwd; nu gaat het ernaar uitzien dat christenen in de Kerk zelf opgeroepen zullen worden om de weg te gaan van de geweldloosheid, in gedachte, woord én daad. Al zal dit onvermijdelijk spanningen veroorzaken met de Staat, die zich het alleenrecht wil toeëigenen over de legitimiteit van de contestatie en altijd het argument bij de hand heeft, dat de Kerk zich maar beter met haar eigen zaken bemoeit en van defensieproblemen, technische militaire kwesties toch geen verstand kan hebben. Wat in dit soort conflicten op het spel staat, zijn echter niet zomaar wat ‘waardevrije’ technische problemen, maar de zin zelf van onze beschavingGa naar voetnoot4. Dit laatste vooral maakt dat de geweldloosheid niet het monopolie mag worden van een partij of in dienst mag staan van een ideologie. Zij moet integendeel georganiseerd worden in een heel brede ‘seculiere’ context. Maar dan komt de vraag terug: wat is dan eigenlijk geweldloosheid? | |
Geweld en geweldloosheidEen van de misverstanden omtrent geweldloosheid is, dat zij de agressiviteit zou verdringen. In de agressiviteit komt de menselijke strijdbaarheid tot uitdrukking, het vermogen vooral tot zelfbevestiging. Dat kan men niet verstikken zonder de mens van zichzelf te vervreemden. De geweldloosheid moet, in een eerste fase, trachten die agressiviteit te wekken. Velen hebben immers de mond vol over revolte en revolutie, maar laten hun agressiviteit verkwijnen: hun vermogen tot geweld. De echte agressiviteit is evenwel niet die van de cholericus: een explosie van enkele ogenblikken die direct weer in apathie vervalt. Dat is een onbeheerste agressiviteit. Geweldloosheid wil de agressiviteit, eenmaal gewekt, versterken en kanaliseren. Dit zijn dingen die even goed door de voorstanders van geweld gezegd zouden kunnen worden. Waarin onderscheidt zich dan de geweldloosheid? In de traditie waarvan wij de erfgenamen zijn, wordt het geweld in verband gebracht met tal van waarden en deugden: moed, viriliteit, strijdbaarheid voor rechtvaardigheid, enz.. Automatisch gaat geweldloosheid dan door voor de negatie of de verloochening van die waarden en deugden of voor | |
[pagina 7]
| |
een onverbeterlijk naïef idealisme. In werkelijkheid is geweld altijd overweldiging, verkrachting, vernietiging van andermans persoonlijkheid. Het drama is, dat wij aan geweld gewend zijn, dat wij het goedpraten, dat wij het in ons denksysteem, in onze filosofische, religieuze, politieke systemen hebben ingebouwd. Wij hebben geleerd ermee te leven, soms zelfs ervan te houden. Juister nog, het komt ons vaak voor als een noodzakelijk kwaad, als een middel tot een doel. Maar wij vergeten dat wij zo ertoe komen, middel en doel te verwarren en van het geweld het principe te maken van al onze ideologieën. Geweldloosheid wil die verwarring ontmaskeren, dat principe tenietdoen. Wat zij uiteindelijk nastreeft, is dus het totstandbrengen van nieuwe vormen van maatschappelijk en persoonlijk leven. Om daartoe te komen, moet zij echter eerst een strategie worden. | |
Geweldloosheid als strategieEr zijn twee soorten van geweld: het geweld dat uitgeoefend wordt door de verdrukkers en het geweld dat voortkomt uit de opstand van de verdrukten tegen de eerste vorm van geweld. Het gaat niet op, abstractie te maken van de finaliteit van ieder van deze vormen van geweld en beide op gelijke voet te veroordelen. Terwijl de geweldloosheid het cerdrukkende en repressieve geweld absoluut veroordeelt, heeft zij begrip voor het geweld van de bevrijdingsstrijd. Dat sluit niet uit dat zij ook het bevrijdingsgeweld onder radicale kritiek stelt. Van de andere kant: kan men afzien van revolutionair geweld en geweldloosheid ertegenover zetten als een deugd tegenover een ondeugd? Als wij de voorkeur geven aan geweldloosheid, dan moet de fundamentele reden daarvoor zijn dat zij doelmatiger blijkt te zijn om nauwkeurig omschreven gerechtvaardigde doeleinden te bereiken, en dit zowel waar het gaat om de beveiliging van de vrijheden (waarmee het hele probleem van Leger en Landsverdediging wordt gesteld) of om de strijd voor rechtvaardigheid. Dat is alleen mogelijk als geweldloosheid ook een strategie is. Zolang ze dat niet is, kan ze terecht ervan verdacht worden het spel van de verdrukkers te spelen of zich medeplichtig te maken aan de status quo. Welnu, steeds duidelijker blijkt dat de efficiëntie van het geweld slechts relatief is: zelfs op het slagveld (welk kamp heeft militair gezegevierd in Vietnam?), maar vooral in de strijd tegen de onrechtvaardigheid. Geweld speelt de macht argumenten in de hand om de repressie te rechtvaardigen, het brengt nauwelijks verandering in het gedrag van de volksmassa's. Zogauw hun woede voorbij is, hervallen zij in hun passiviteit. Overigens zijn er slechts weinig mensen die zich persoonlijk aan gewelddaden wagen: de meeste mensen zijn slechts gewelddadig per procuratie. | |
[pagina 8]
| |
Ongetwijfeld is die passiviteit vaak te verklaren door individualisme, egoisme of gebrek aan moed. Maar het is ook een feit dat de meerderheid van de verdrukten zich ongerust maakt over de consequenties van een gewelddadige actie waarvan de finaliteit vaak onduidelijk gedefinieerd is; vooral als de protagonisten of de toekomstige machthebbers zelf onduidelijk blijven. Bovendien heeft de publieke opinie er een afkeer van, zich te vergrijpen aan mensen. Het gelijkstellen van politie-optreden en terreur van Gestapo of SS (in Frankrijk de slogan ‘CRS = SS’) bijvoorbeeld vindt zij instinctmatig onrechtvaardig. Wat is tenslotte het verschil tussen een gendarme en een student? Dat de gendarme niet in staat is geweest student te worden en de student niet genoodzaakt gendarme te worden. De politieagent is niet minder slachtoffer dan de student; hem opsluiten in zijn personage, in zijn rol, is hem dwingen tot geweld. Het eerste doel van de geweldloze strategie zal dus zijn, acties te organiseren die een brede deelneming van de volksmassa's mogelijk maken en aangepast zijn aan hun interventievermogen. Haar wezenlijke grondslag zal zijn de weigering om mee te werken met de gevestigde wanorde of onrechtvaardigheid. Dat was de grondintuïtie van Gandhi: de Indiërs ertoe aansporen voortdurend acties te voeren die het politieke en commerciële apparaat van de kolonisatoren in de war stuurden. | |
Geweldloosheid en bewustwording‘Geweld is blind’, zegt het spreekwoord. Dat is inderdaad doorgaans het geval in revolutionaire uitbarstingen. Geweld is bijgevolg meestal slechts een afreagering van de deelnemers; in het beste (het slechtste!) geval dient het als uitlaatklep voor een samenleving of een economie. Maar geweld trekt de aandacht op zichzelf, niet op de onrechtvaardigheid die het wil bestrijden. Niet de onrechtvaardigheid waartegen het zich keert, maar het geweld zelf wordt door de publieke opinie beschouwd als een misstand. Dat brengt de actie in diskrediet en meteen haar motiveringen; het volk wil van de actie niet weten. Geweld doemt aldus tot isolement en bijgevolg tot onmacht. Van de andere kant hebben de gevestigde onrechtvaardigheid en wanorde de neiging zich als strikt redelijk voor te doen. De onredelijkheid van de revolte versterkt die schijn. Om haar ware doeleinden te bereiken moet een revolutie redelijk zijn; anders is ze altijd te herdoen. Dat betekent dat de te ontwerpen strategie tegelijk ervoor moet zorgen dat wie deel wil nemen aan geweldloze acties, zich bewust is van de aard en de draagwijdte van de doeleinden die beoogd worden en van de middelen die daarvoor in het werk moeten worden gesteld. Welnu, van de ene kant zijn middelen van gewelddadige aard over het algemeen in contradictie met het | |
[pagina 9]
| |
nagestreefde doel: dit heeft immers altijd iets te maken met het herstel van sociale harmonie. Van de andere kant vertoont het geweld, juist omdat het zo onredelijk is en altijd schuwt de te bereiken verzoening duidelijk in het licht te stellen, de neiging zich zelf voor het doel uit te geven. M.a.w. in laatste analyse is een gewelddadige actie steeds min of meer inadequaat t.o.v. haar doel; zij is van een andere orde. Wezenlijk voor de geweldloosheid is, dat de middelen evenredig zijn met het doel. En wel op een dubbel niveau. In de eerste plaats op dat van degenen die aan de actie deelnemen: zij moeten - in de actie zelf - ertoe komen zich beter bewust te worden waarvoor zij vechten. In dit opzicht haalt een geweldloze demonstratie meer uit dan een gewelddadige botsing. Wij kennen allemaal de grenzen en tekorten van de democratie. De concentratie van macht maakt alle participatie van de grote massa aan de besluitvorming onmogelijk; de wettelijke, institutionele middelen die zij daartoe nog heeft, blijken vaak inefficiënt. In die situatie wordt een straatdemonstratie een van de middelen om zich tegenover de macht te affirmeren, om zijn aanwezigheid te manifesteren, om zijn diepste aspiraties uit te drukken. Maar dan moet die uitdrukking ook mogelijk zijn. Dat is ze niet meer, noch voor de deelnemers, noch voor hun tegenstanders, noch voor de toeschouwers, zodra het tot een gewelddadige botsing komt. Het geweld neigt ertoe de aanwezigheid van de ander teniet te doen, hem althans het zwijgen op te leggen; de geweldloosheid daarentegen gaat ervan uit dat men zich tegenover de ander present stelt, onverzettelijk, niet te verzetten. Zo krijgt bijvoorbeeld een ‘sit-in’ op een druk verkeerspunt meer dan een symbolische waarde: wie eraan meedoet, leert zich te ‘poneren’, zich te ‘zetten’. Tegelijkertijd leidt hij tot communicatie tussen de demonstranten onderling, terwijl de repressiekrachten die er tegenover staan, ertoe gedwongen worden hetzij zich vragen te stellen over de bedoelingen van de mensen die zij daar voor zich hebben zitten en tot een vergelijk te komen, hetzij zich te ontmaskeren als puur gewelddadig. Dat is niet alles. Iedere geweldloze actie moet ertoe bijdragen dat de deelnemers zich ervan bewust worden hoezeer zij zelf, direct of indirect, medeplichtig zijn aan de gevestigde onrechtvaardigheid. Daarom wijzen zij niet alleen alle geweld en alle verdrukking van anderen af, maar weigeren zij ook, in de mate van het mogelijke, deel te nemen aan alle maatschappelijke structuren die door geweld en verdrukking worden beheerst. Bepaalde vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid - bijvoorbeeld de weigering om belastingen te betalen - kunnen, als ze massaal worden toegepast, een beleid lam leggen dat men in ernstige mate onrechtvaardig acht. Hetzelfde geldt voor de boycot van sommige produkten. Als bijvoorbeeld de Zuidafrikaanse export geen markt meer vond, zou de druk die daardoor op de | |
[pagina 10]
| |
regering van dit land uitgeoefend wordt, ongetwijfeld vlug tot doorslaggevende resultaten leidenGa naar voetnoot5. In een dergelijke actie komt de rede weer helemaal tot haar recht; vastberadenheid en berekening gaan hand in hand. Terwijl geweld in het beste geval, hoe dan ook, slechts een lapmiddel is, een reactie opgeroepen door een perversie van de politiek, wordt geweldloosheid zelf een politiek principe. | |
Geweldloosheid tegen fatalismeKiezen voor geweldloosheid is dus niet alleen kiezen voor een middel dat in de politieke strijd doelmatiger is dan geweld; het is ook de samenhang respecteren tussen de aard van de middelen die in het werk worden gesteld en de doeleinden die worden beoogd. (Het is de ontaarding van de middelen die het christendom tot de inquisitie heeft gebracht, het socialisme tot het stalinisme). Kiezen voor geweldloosheid is een kwestie van logica, zowel filosofisch als politiek. Filosofisch: als het waar is dat de filosofische reflectie een aanvang neemt met de bewustwording van het geweld en de fameuze dialectiek van meester en knecht, hoort het dan niet wezenlijk tot ieder coherent filosofisch project, dat het deze voor de mens fatale dialectiek van overheersing en verdrukking tracht te overwinnen? Politiek: wat is uiteindelijk immers het doel van de politiek, tenzij voor de mens een samenleving op te bouwen die zowel alle personen als de sociale gemeenschap respecteert? Kan men zulk een maatschappij opbouwen als men gebruik maakt van middelen die in tegenspraak zijn met het beoogde doel? Het is waar dat dit doel altijd een ideaal blijft, een abstractie; het wordt pas geconcretiseerd en waar gemaakt door de middelen die men ervoor wil aanwenden. Een reden te meer om die middelen kritisch te evalueren. De keuze van de middelen is niet uitsluitend een kwestie van opportuniteit. In dit perspectief vormt de keuze van geweldloosheid op zichzelf al een politiek. Wel moet men zich geen illusies maken. Absolute geweldloosheid bestaat niet, al evenmin als er een volmaakte maatschappij bestaat. Kiezen voor geweldloosheid is kiezen voor een dynamiek, een dynamiek die rede en actie, politiek en ethiek wil verzoenen. Waartoe een massale optie voor geweldloosheid zou kunnen leiden, kan voorlopig niemand zeggen. Alles wijst er echter op dat zij niet alleen belangrijke politieke structuurveranderingen ten gevolge zou hebben, maar ook een nieuw ethisch bewustzijn, en | |
[pagina 11]
| |
dat zij zelfs een diepe weerslag zou hebben op de menswetenschappen. Het belang van de geweldloosheid ligt minder in wat men ervan weet dan in wat men er in de toekomst van zal weten. Haar dynamiek legt immers diepe organische behoeften bloot die wezenlijk deel uitmaken van het persoonlijke en maatschappelijke leven, maar die door de uitsluitende aandacht voor het geweld en de rechtvaardiging van het geweld tot nog toe verborgen zijn gebleven. Die aandacht voor het geweld wortelt in een gevoel van fatalisme: de menselijke verhoudingen en de hele geschiedenis zijn wat ze zijn omdat het nu eenmaal niet anders kan. De beschavingscrisis die wij doormaken, houdt dan ook grotendeels verband met wanhoop. Het feit dat wij nu, zowat overal in de wereld, vooral onder jongeren (maar het zou een gevaarlijke illusie zijn, te menen dat alleen jongeren zich ervoor inzetten) bewegingen voor geweldloze actie zien opkomen, is significatief: mensen gaan weer de weg van de hoop op |
|