Streven. Jaargang 26
(1972-1973)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 531]
| |
Het Polen van GierekGa naar voetnoot*
| |
[pagina 532]
| |
ondertekenen, dachten de Poolse arbeiders niet aan buitenlandse aangelegenheden, alleen aan lonen en prijzen. Maar van buitenaf gezien lijkt het onmogelijk te geloven dat er in het geheel geen verband tussen beide gebeurtenissen bestond. Jarenlang had het regime Gomoelka getracht de arbeidersdiscipline te versterken door het aanwakkeren van de vrees voor Duitsland. Na de totstandkoming van het normaliseringsverdrag met de Bondsrepubliek was deze al dan niet bestaande dreiging geweken en de Poolse arbeiders in de vroegere Duitse gebieden voelden zich, bewust of onbewust, vrijer om hun grieven te uiten. Nu konden de Poolse leiders hun macht niet langer baseren op buitenlandse dreigingen. Zij konden ook niet meer gemakkelijk beweren dat protesten het systeem zelf zouden bedreigen omdat die gevoed werden door buitenlandse propaganda. Dat was het verschil tussen december 1970 en de gebeurtenissen van oktober 1956 in Hongarije en die in Tsjechoslowakije van augustus 1968. Dit betekende dat de Poolse leiders een manier moesten vinden om het contact en het vertrouwen van het volk te herkrijgen. | |
Giereks machtsaanvaardingDe plotselinge aankondiging van de prijsverhogingen vlak voor Kerstmis was óf het werk van iemand die de realiteit niet kende óf van de opponenten van Gomoelka, die vermoedelijk wisten waartoe deze bekendmaking zou leiden. De snelheid waarmee Gomoelka en de zijnen op 20 december 1970 werden vervangen, versterkt de tweede hypothese. Dat het plan te voren beraamd was, lijkt in elk geval mogelijk. Over de intrige die tot de val van Gomoelka leidde, is heel weinig bekend. Hij moest waarschijnlijk boeten voor het niet nakomen van zijn eigen partij-statuut, dat consultatie tussen hogere en lagere functionarissen van het partij- en regeringsapparaat vereist. Gomoelka's val als eerste secretaris van de Verenigde Poolse Arbeiderspartij was op 18 december al onvermijdelijk; toen werd duidelijk dat zijn gezag volledig was ingestort. Bovendien hadden de Kremlinleiders op 17 december in een brief aan het Centraal Comité van de Poolse zusterpartij hun bezorgdheid over de gebeurtenissen uitgesproken. De geruchten dat Brezjnev tijdens de onlusten een geheime ontmoeting met Gierek gehad zou hebben, werden in Warschau tegengesproken. Daar stond tegenover dat het verzoek van Gomoelka om Sovjet militaire interventie door het Kremlin als volgt werd beantwoord: ‘Wat bij U plaats vindt, is uitsluitend een interne aangelegenheid van Polen’. Edward Gierek introduceerde een geheel nieuwe stijl in het Poolse politieke | |
[pagina 533]
| |
en maatschappelijke leven. De eerste keer dat deze stijl zich manifesteerde, was tijdens de tweede staking in januari 1971 te Szczecin, toen Gierek zich bereid verklaarde de arbeiders te ontmoeten. Het besluit hiertoe werd genomen in het politbureau, ondanks de tegenwerpingen van enkele voorstanders van de harde lijn. Moczar en Kepa zagen Gierek een directe dialoog beginnen met de bevolking in plaats van alle problemen binnen de partijorganen te blijven bespreken. In overeenstemming met zijn verklaring dat de partij een nieuwe band moest onderhouden met de arbeiders, zochten Gierek en de zijnen sinds januari 1971 regelmatig contact met de werknemers in de grote fabrieken. Om een beter politiek klimaat te creëren en tegelijkertijd de sociale en economische positie van de werknemers te verbeteren, was Gierek bereid tot een nationaal debat met de arbeiders. Hij sprak op circa 200 vergaderingen in bijna evenveel plaatsen met arbeiders van verschillende bedrijven en organisaties over allerlei hangende problemen in zowel de economische, administratieve als wel in de ideologische en culturele sectoren. Ook kardinaal Wyszynski was in zijn ogen geen onverbeterlijke reactionair meer. De Kerk kreeg in het Westen en Noorden van het land haar bezittingen terug. Naar aanleiding van de zaligverklaring van pater Kolbe, in oktober 1971, reisden duizenden priesters samen met hun kardinalen en bisschoppen naar Rome. De berichten over deze plechtigheid werden niet alleen in de katholieke pers uitvoerig besproken, maar ook in de Tribuna Ludu. | |
Machtsstrijd binnen de partijHet is de verdienste van Gierek dat hij binnen nauwelijks twee jaar een fundamentele beleidsombuiging heeft weten aan te brengen. Om al deze veranderingen te kunnen bereiken heeft Gierek wel wat moeilijkheden moeten overwinnen. Er heeft zich het afgelopen jaar een felle machtsstrijd binnen de Verenigde Poolse Arbeiderspartij voorgedaan, die in zijn voordeel werd beslist. Reeds in mei 1971 slaagde Gierek, door middel van de vervanging van ongeveer de helft van de eerste districtspartijsecretarissen, erin zijn positie binnen de partij te consolideren. Daarna verbeterde zijn positie snel. Op 14 juni van hetzelfde jaar werd de verantwoordelijke functionaris voor de staatsveiligheid in het ministerie van binnenlandse zaken, generaal Matejewski, ontslagen. Vervolgens werden vier hoge ambtenaren van binnenlandse zaken gearresteerd. Deze gebeurtenissen volgden kort na de benoeming van Stanislaw Kania tot secretaris van het Centraal Comité, belast met vraagstukken betreffende de binnenlandse veiligheid, een ressort dat tot dan toe tot de bevoegdheid van generaal Moczar had behoord. Na de bijeenkomst van het Centraal Comité op 24 juni 1971 werd bekend- | |
[pagina 534]
| |
gemaakt, dat Moczar van zijn functie als secretaris van het Centraal Comité ontheven was in verband met zijn benoeming tot voorzitter van de opperste Rekenkamer. In september daaropvolgend werden de vertegenwoordigers van ‘de politiek van de sterke hand’ en van de partizanengroep definitief uitgeschakeld. Tegelijkertijd verwierf Gierek ook de sympathie van de Kremlinleiders, die geen verslechtering wensten van de verhouding tussen beide naties. | |
Nieuwe machtsconstellatieHet belangrijkste resultaat van het in december 1971 gehouden VIe congres van de Verenigde Poolse Arbeiderspartij is geweest dat Edward Gierek erin slaagde zijn positie binnen de partij verder te consolideren door mutaties in de top. Het Centraal Comité werd uitgebreid van 87 tot 115 leden. De belangrijkste personele veranderingen in de top, met als doel de consolidatie van Giereks positie in de partij, reflecteerden het verschil tussen het Poolse partijcongres en de voorafgaande congressen in de andere socialistische landen. Afgezien van de vervanging van Walter Ulbricht op 5 mei 1971 als eerste secretaris van de SED stonden de overige partijcongressen, inclusief het XXIVe congres van de CPSU, in het teken van de machtspolitieke continuïteit. De Poolse communisten moesten echter na vervanging van Gomoelka op 20 december 1970 anders handelen. Edward Gierek en consorten waren gedwongen het Centraal Comité grondig te zuiveren, alsmede de samenstelling van het politburo te wijzigen om op deze wijze het volksdemocratische regime in Polen een bredere machtsbasis en een grotere politieke speelruimte naar binnen en buiten te geven. Bovendien werd door de mutaties in de top en de vervanging van de overgrote meerderheid van het Centraal Comité de eenheid binnen de partij hersteld. Edward Gierek's medestander bij het verwijderen van Gomoelka, maar tegelijkertijd ook zijn rivaal, Generaal Moczar, was uit het politburo gezet. De verwijdering van Moczar uit het politburo betekende veel meer dan het vertrek van president Cyrankiewicz en de minister van buitenlandse zaken, Jedrychowski, uit hetzelfde buro. Deze beide staatslieden waren te opvallend aan de periode-Gomoelka gebonden geweest. Onder hen die de politieke problemen met een ‘harde hand’ hadden willen oplossen, behoorde behalve generaal Moczar ook de partijleider van het district Warschau, Kepa. Hij werd niet tot volledig lid van het politburo herbenoemd. De jonge en ambitieuze Olszowszki werd niet in het partijsecretariaat gekozen, doch wel tot minister van buitenlandse zaken benoemd. De beslist niet om liberale ideeën bekende minister van binnenland- | |
[pagina 535]
| |
se zaken Szlachic promoveerde tot lid van het politburo. Vermoedelijk had Szlachic zijn promotie te danken aan zijn vriendschappelijke relaties met Gierek zelf. Deze promotie versterkte Giereks positie in het politburo in ieder geval. Een andere verrassing was de benoeming van de vroegere sociaal-democraat Jablonszki tot lid van het politburo. | |
Brezjnev-doctrine versus autonomieDe geest van het Poolse partijcongres werd gekenmerkt door een merkwaardige tegenspraak tussen een latent aanwezig nationalisme en de tot een minimum beperkte ambities van Warschau op het terrein van de buitenlandse politiek. Nog nooit had een partijleider zoveel gesproken over nationale trots en nationale vernieuwing en geen enkel van de Poolse partijleiders sinds 1956 had zulk een serviele houding tegenover de Sovjet-Unie aangenomen als Gierek tijdens het in december 1971 gehouden partijcongres. Edward Gierek overtrof verre de huldigingen welke Gomoelka aan het adres van Moskou had gericht. Was het voorgaande de uitwerking van de Brezjnev-doctrine? Of een gevolg van de veranderde samenstelling van de partijleiding, waarin vroeger Polen uit het oosten van het land en functionarissen van Joodse afkomst zaten, terwijl nu in de partijleiding Polen uit het westen van 't land domineerden? Oostpolen en Joden waren misschien beter gewapend tegen de Rusland-liefde dan op dit punt tamelijk indifferente Westpolen, die thans in Warschau toonaangevend zijn. Na de ratificatie van de Oostverdragen op 3 juni 1972 door de Bondsrepubliek en het bezoek van president Nixon aan Warschau gingen de Poolse leiders echter aanspraak maken op een zekere autonomie op het gebied van de buitenlandse politiek. De hoofdredacteur van het weekblad Polityka, Rakowski, schreef dat de conceptie van de Poolse betrekkingen met de socialistische landen steunde op de volledige gemeenschappelijkheid van belangen en doelstellingen, welke op soevereine wijze moest worden gerealiseerd en dat deze opvatting vrij moest zijn van elk dement van ‘mentorschap’. Zulk een beleid zou de kans vergroten op actieve Poolse medewerking bij acties van de socialistische landen in de internationale politiek en Polen verheffen tot een interessante en belangrijke partner, niet alleen in Oost-Europa, maar ook in de kapitalistische wereld. De praktijk zag er echter wel wat anders uit dan Rakowski's bespiegelingen. Tijdens het bezoek van president Tito in juni 1972 aan Warschau demonstreerde Moskou duidelijk zijn hegemonie over Polen. Kort na Tito's aankomst in Warschau kregen de officiële besprekingen een dramatisch accent, toen premier Jaroszewicz onverwacht naar Moskou vertrok om | |
[pagina 536]
| |
Kosygin te consulteren. Er bestond in de Pools-Russische relaties geen dringend probleem dat de afwezigheid van Jaroszewicz op de officiële onderhandelingen met Tito kon verontschuldigen. Het Poolse vijfjarenplan waarover de Poolse leiders talloze malen in Moskou hadden gesproken, was op dat moment reeds vastgesteld en de tijdens het zesde congres van de Verenigde Poolse Arbeiderspartij aangekondigde economische hervormingen waren, vermoedelijk als gevolg van de Russische bezwaren, in de ijskast gezet. Vermoedelijk had Warschau verzuimd de Kremlinleiders te raadplegen over eventuele afspraken met Belgrado betreffende uitbreiding van de economische en politieke samenwerking of had de Russische Ambassadeur alarmerende berichten naar zijn regering gezonden over de op 20 juni 1972 gehouden vergadering van het Poolse politburo. Op deze vergadering werden vraagstukken besproken die samenhingen met de deelname van Polen aan de XXVIe zitting van de COMECON. Jaroszewicz was een van de vertrouwensmannen van het Kremlin, aan hem konden de Kremlinleiders de oekazen toevertrouwen met de garantie dat zij uitgevoerd zouden worden. Waar het ditmaal om ging, kon men niet weten. Maar wel leerde deze gang van zaken hoe problematisch en ingewikkeld de betrekkingen tussen de Sovjetbloklanden en Joegoslavië zijn, de toenadering tussen Moskou en Belgrado ten spijt. Bovendien leerde deze gang van zaken hoe stevig de Brezjnev-doctrine onder de Warschaupactlanden fungeerde. | |
Pools-Duitse betrekkingenHet debat over de verdragen van Moskou en Warschau in de Bondsdag werd in Polen met grote belangstelling gevolgd. Evenals bij de Westduitse CDU/CSU rees bij ‘ultra-conservatieven’ in Polen verzet tegen de ratificatie van het normaliseringsverdrag met de Bondsrepubliek. Dit verzet kwam duidelijk naar voren in enige tendentieuze anti-Duitse en ook anti-semitische toneelstukken. Bovendien had Polen niet op de laatste plaats als gevolg van de interne moeilijkheden in het land zelf zijn aanvankelijk dominerende plaats in Brandts ‘Ostpolitik’ aan de Sovjet-Unie en de DDR moeten afstaan. De meesterlijke Russische diplomatieke actie had het Poolse initiatief gedurende de zomermaanden van 1970 geleidelijk afgeremd. Toen Bahr en Scheel het Russische tijdschema betreffende de onderhandelingen aanvaardden, was het lot over de aanvankelijk zelfstandige Poolse rol reeds beslist. Dit had vele Polen geïrriteerd en de teleurstelling greep gedurende de maanden april en mei 1972 om zich heen. Men mag aannemen dat het verzet tegen de normalisering van de betrekkingen met de Bondsrepubliek en de | |
[pagina 537]
| |
teleurstelling bij de publieke opinie einde maart 1972 de Poolse regering er toe dwongen bij monde van haar minister van buitenlandse zaken, Olszowszki, een uiteenzetting te geven over de ontwikkeling van de betrekkingen tussen beide staten. Minister Olszowszki verklaarde onder andere dat de Duitse expansiezucht in het verleden een kloof tussen beide volken had doen ontstaan. Een natie welke dit alles zou vergeten, zou handelen tegen haar natuurlijke drang naar zelfbehoud. Niemand in de Bondsrepubliek zou zich daarom moeten verbazen over het feit dat de Poolse publieke opinie de normalisering van de betrekkingen met de Bondsrepubliek tegen deze historische achtergrond plaatste. Het verdrag van Warschau sloot volgens Olszowszki de Poolse strijd voor definitieve erkenning van de door niemand betwiste grenzen af en de Bondsrepubliek aanvaardde hiermee de sinds 1945 bestaande werkelijkheid. Een verdrag dat zich alleen tot afzien van geweld beperkte (zoals het verdrag tussen de Bondsrepubliek en de Sovjet-Unie) zou voor Polen zinloos zijn geweest, maar nu waren de beginselen van onaantastbaarheid van de grenzen en respect voor de territoriale integriteit er mede in verankerd. Zulk een overeenkomst schiep een realistische basis voor een normalisering van de wederzijdse betrekkingen. Samenwerking tussen Polen en de Bondsrepubliek vereiste afsluiting van verdere gedetailleerde overeenkomsten. Daarmee zou dan de ‘erfenis van het boze verleden’, aldus Olszowszki, uit de weg geruimd kunnen worden. Met nadruk verklaarde minister Olszowszki aan het slot van zijn uiteenzetting, dat niemand zich in Polen zou lenen voor eventuele nieuwe onderhandelingen, aangevraagd om de bepalingen van het verdrag van Warschau te verzwakken of te ondermijnen. Tengevolge van de politieke moeilijkheden in Bonn kreeg echter de met grote felheid uitgesproken rede van Olszowszki om de aandacht van de Duitsers te trekken, in de Bondsrepubliek nauwelijks aandacht. Een maand later, op 3 juni 1972, waren zowel de Duitsers als de Polen gelukkig; toen begon een nieuw hoofdstuk in de relaties tussen de Bondsrepubliek en Polen. Alles was anders geworden na de uitwisseling van de ratificatieoorkonden en het besluit om diplomatieke betrekkingen aan te knopen. Een latente crisishaard was uit Europa's politieke landschap verdwenen en het Oder-Neisseprobleem vormde geen bron van verdeeldheid meer tussen de NATO-landen. Twintig jaar lang had de Duits-Poolse tegenstelling als belangrijk steunpunt voor de Russische hegemonie in Polen gefungeerd en ook de DDR had voordelen kunnen putten uit spanningen tussen Warschau en Bonn. De Poolse leiders kunnen nu niet meer de kaart van het Duitse revanchisme uitspelen. Hoe de betrekkingen met de Bondsrepubliek en de overige NA- | |
[pagina 538]
| |
TO-landen zich zullen ontwikkelen, is nog niet zeker. Over deze problematiek wordt in Polen verschillend gedacht: technocraten, katholieken, intellectuelen en wetenschappers willen, om verschillende redenen, de samenwerking met de westerse landen en in het bijzonder met de Bondsrepubliek uitbreiden. Het regime-Gierek voelt meer voor een voorzichtige normalisering. Daarom bestaat er nog steeds onduidelijkheid over het aanknopen van wederzijdse diplomatieke betrekkingen. Toen Brandt in december 1970 in Warschau was om het normaliserings-verdrag te ondertekenen, was in een gemeenschappelijk communiqué overeengekomen dat beide regeringen onmiddellijk na het van kracht worden van het verdrag de diplomatieke betrekkingen zouden effectueren. In strijd hiermee weigerden echter de Polen, na de uitwisseling van de ratificatieoorkonden, aan een nieuwe desbetreffende gemeenschappelijke verklaring mee te werken, omdat de Poolse regering eerst de overige Warschaupactlanden wilde raadplegen. De door premier Jaroszewicz medio juni 1972 opgesomde voorwaarden voor een eventuele normalisering van de relaties met de Bondsrepubliek vertaalde men in politieke kringen te Bonn als een aanmaning tot voorzichtigheid in de ideologische omgang met elkaar. De ratificatie van de verdragen van Moskou en Warschau loste tussen de Bondsrepubliek en Polen niet alle Problemen op. Derhalve werd groot belang gehecht aan het medio september 1972 plaatsgevonden bezoek van Stefan Olszowszki aan Bonn. Tijdens Olszowszki's besprekingen met zijn collega Scheel werd een overeenkomst bereikt die nieuwe perspectieven opende voor de samenwerking tussen beide landen. Het voornaamste resultaat van de besprekingen was ongetwijfeld de aanknoping van volledige diplomatieke betrekkingen tussen beide landen. Daarenboven beloofden de Duitsers een grotere liberalisering van het handelsverkeer. Hiermee was een belangrijke periode van de naoorlogse geschiedenis afgesloten. Er is veel veranderd in Polen sinds december 1970, zowel wat de stemming als wat de manier van doen betreft. Partijleiders verschijnen op bijeenkomsten in fabrieken en zij beantwoorden daar lastige vragen. Het is duidelijk dat Edward Gierek door economische hervormingen, alsmede door de verbetering van het politieke en sociale klimaat, de nog steeds min of meer explosieve situatie tracht te ontspannen. Het is te hopen dat verdere tragische ervaringen aan het Poolse volk bespaard blijven en dat voortgang kan worden gemaakt met de opbouw van een moderne Poolse staat. Voor de modernisering van zijn industrie heeft Polen buitenlandse kredieten nodig. Het ligt in de verwachting dat het Westen thans aan deze wens tegemoet zal kunnen komen. |
|