| |
| |
| |
Boekbespreking
Binnengekomen boeken, aan het begin van iedere rubriek vermeld, worden besproken naar mogelijkheid
| |
Gedragswetenschappen
Casselman, Jo, e.a. - Drugs. Middelen, mensen, samenleving. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1971, 158 pp., BF. 145. |
Christensen, Cornelia V. - Kinsey. A biography. - Indiana University Press, London, 1972, 241 pp., £ 3,30. |
Deleeck, H., e.a. - Inleiding tot de sociale planning. - Seso, Antwerpen, 1971, 285 pp.. |
Frey, B. - Schoolwiskunde van vandaag. - Elsevier, Brussel, 1971, 139 pp., BF. 245. |
Haas, Gerard C. de - Andere tijden, andere zeden. - Ambo, Utrecht, 1971, 70 pp., BF. 95. |
Kroes, R. - Conflict en radicalisme. - Boom, Meppel / Denis, Borgerhout, 1971, 219 pp., BF. 230. |
| |
M.D. Vernon
De menselijke motivatie
(Aula) Spectrum, Utrecht / Antwerpen, 1971, 272 pp., f 6,50, BF. 106.
Met haar streng methodische aanpak heeft de wetenschappelijke psychologie veel achterhaald wat er van een mens, teruggebracht tot een proefpersoon in een laboratoriumsituatie te weten is.
Uitgebreide kennis is daarbij vergaard over het menselijk kennen, leren en waarnemen. Tegelijk had men echter weinig oog en gevoel voor het onbekende terrein van de menselijke motivatie. Weliswaar zijn er vele monografieën en artikelen verschenen over driften en instincten van visjes en aapjes, gering blijft toch de kennis van de menselijke motivatie. Dit gemis wordt vooral gevoeld, zo vermeldt de schrijfster, door de aankomende psychologiestudent, die, niet geheel ten onrechte, van de psychologie verwacht inzicht te krijgen in de menselijke drijfveren. Al zou het bovendien alleen maar zijn om later te weten waar de psychologiestudie het niet over heeft gehad.
In die leemte probeert deze studie te voorzien. Ze geeft een goed overzicht van wat nog in de kinderschoenen staat en heeft daarbij de verdienste duidelijk en helder te zijn voor wie het boek bedoeld is: psychologiestudenten, voor M.O.-opleidingen pedagogiek, voor pedagogische en sociale academies.
Bevrediging van biologische behoeften, motivaties tijdens noodreacties, sociale motivatie, doelgericht handelen alsmede een behandeling over de conflicten die zich in de mens kunnen voordoen bij uiteenlopende motivaties, komen in deze studie aan bod. Een goed overzicht van de rijke kennis die reeds is verzameld, en tegelijk duidelijk aangevend wat niet behandeld is en wordt. Een woord als ‘vrijheid’ zal men in het register tevergeefs zoeken tussen ‘vriendelijkheid’ en ‘vrijetijdsbesteding’.
G. Wilkens
| |
Bjarne Segefjord
Summerhillschool
Wereldvenster, Baarn, 1971, 131 pp., f 12,90.
De reeds lang bestaande, experimentele Engelse Summerhillschool, waar het principe van volstrekte vrijheid geldt voor de kinderen van ongeveer de lagere-schoolleeftijd,
| |
| |
wordt door de schrijver, een Deens onderwijzer, bezocht, bezichtigd en geoordeeld. In deze studie, die de vorm heeft van een dagboek - of heeft het dagboek slechts een studieuze inslag? - wordt door de onderwijzer kritisch de vraagvinger omhooggestoken: Is er wel zoveel vrijheid? Leidt deze opleiding op tot vrijheid? Wordt het kind er gelukkig?
Een alleszins leesbaar verslag alsmede een interessante kennismaking met de grondlegger van deze school met zijn anti-autoritaire leer- en opvoedingsmethoden, A.S. Neill, wordt hier geboden met als conclusie: dit soort school kan - helaas - niet op grote schaal elders worden opgericht, aangezien de vorm tezeer gebonden is aan het pedagogische genie van A.S. Neill.
De achterflap prijst het boek aan als een ‘must’ voor ‘elke opvoeder die zijn tijd ernstig neemt’. Dat zou echter toch teveel dwang betekenen, volgens de geest van waaruit de schrijver schrijft. Tenslotte hoeft toch niet ieder te weten hoe het een Deense onderwijzer vergaat op een onnavolgbare Engelse school.
G. Wilkens
| |
Comité Kritische Ouders
Schoolschrift Kritische Ouders
NVSH, Den Haag, 1971, 55 pp., f 4,50
Herbert R. Kohl
The Open Classroom
Vintage Books, New York, 1969, 116 pp..
Herbert R. Kohl
Anti-autoritärer Unterricht in der Schule von Heute
Rowohlt, Reinbek, 1971, 121 pp..
Autorenkollektiv am Psychologischen Institut, Berlin
Schülerladen Rote Freiheit
Fischer, Frankfurt a/M., 1971, 464 pp..
Het Amerikaanse succesboek, The Open Classroom, gaat niet veel verder dan het in praktische taal herformuleren van wat Célestin Freinet destijds reeds uitgewerkt heeft. De tekorten zijn nogal evident en liggen in de ruimtelijke en mentale zelfbeperking. Dit laat natuurlijk een groot optimisme toe, dat vele vastgeroeste onderwijzers misschien zal aanspreken en moed zal schenken. De moeilijkheden worden nogal geminimaliseerd, vind ik; ze zijn veel ingewikkelder: het ‘compromis’, het willen openen van klaslokalen in een gesloten wereld. Maar het boekje is gekruid met eigen ervaringen, praktische wenken en is vlotleesbaar.
Dit laatste kan men moeilijk zeggen van het lijvige document dat jonge pedagogen van de Freie Universitat (Berlin) publiceerden naar aanleiding van hun kortstondige ervaringen met hun ‘Schülerladen’ (een lokaal waar jongeren uit een bepaalde wijk aan alternatieve bezigheden kunnen doen). Het dagboek-protocol met het relaas van het functioneren (niet-functioneren) van deze ‘Schülerladen’ wordt voorafgegaan door een uitvoerige theoretische verantwoording en gevolgd door documenten betreffende de politieke rel die ontstond en die de sluiting van de ‘Schülerladen Rote Freiheit’ tot gevolg had. Uit het geheel distilleert men een verontrustende opvatting van het begrip anti-autoriteit. De politieke ijver en het activisme van deze jonge pedagogen is zo dwingend, dat men gerust van een ‘nieuwe autoriteit’ kan spreken. Maar het blijft boeiend om tussen de lijnen door te lezen hoe kinderen (10-12 jaar) zich gedragen tegenover deze nieuwe autoriteit.
Het schoolschrift van de Kritische ouders geeft wenken aan de Nederlandse ouders: wat kunnen ze doen om meer vat te krijgen op het onderwijs van hun kinderen? Voorbeelden en documenten dienen als stimulans.
Eric De Kuyper
| |
Gillian Hanson
Original Skin
Nudity and Sex in Cinema and Theatre
Tom Stacey, London, 1970, 190 pp., £ 2,-.
Naaktheid in bioscoop en schouwburg is het teken dat er in de maatschappij een seksuele revolutie aan het plaatsgrijpen is, schrijft S'ster in haar inleidende hoofdstukken. Jammer dat ze niet strakker het verband weet aan te tonen tussen het maatschappelijk gebeuren en de artistieke verwoording ervan. Het is al bij al een saai (niet eens erg nauwkeurig, cfr. het hoofdstuk over de undergroundfilm) relaas van de jongste evolutie i.v.m. het naakt-en-sekssyndroom in film en theater. Zelfs als een eerste verkenning blijft het essay aan de magere kant.
Eric De Kuyper
| |
| |
| |
Sociale wetenschappen
Cliquet, R. - Antropologie. - De Sikkel, Antwerpen, 1972, 138 pp., BF. 75. |
Sheppard, David K. - The Growth and Role of U.K. Financial Institutions 1880-1962. - Methuen, London / Barnes & Noble, New York, 1971, 207 pp., £ 9,50. |
Wessels, Wil e.a. - Miljoenen voor miljeu. - Katernen 2000, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1971/10, 30 pp.. |
| |
C. Rolshausen e.a., red.
Het monopoliekapitaal
Beschouwingen over de opvattingen van Baran en Sweezy
(Kritiese Bibliotheek), Van Gennep, Amsterdam, 1971, 140 pp., f 9,50.
Dit is een ontmoedigend boekje. Het bevat een verzameling opstellen, overwegend van de hand van bekende Marxistische publicisten uit het Westen, over het in 1966 verschenen belangwekkende boek Monopoly Capital. An Essay on the American Economie and Social Order, door P.A. Baran en P.M. Sweezy. Beide auteurs zijn economisten van naam, werkend in de Marxistische traditie.
Voor de geïnteresseerde lezer die niet kan bogen op deskundige kennis van de Marxistische opvattingen is het boekje ontmoedigend omdat hij er nauwelijks in zal slagen zijn gezichtsveld te verruimen wegens het onnodig hoge abstractieniveau waarop de meeste bijdragen zich bevinden. Zoals bij zovele van de polemische publicaties uit deze hoek is helaas aan de leesbaarheid minimale aandacht geschonken. Men wil blijkbaar slechts preken voor eigen parochie, vooral wanneer het ‘geloof’ in gevaar komt (en Baran en Sweezy's boek pleit voor een aantal correcties op de orthodoxe opvattingen). Dit is vooral te betreuren omdat, wat men ook van Monopoly Capital mag denken, het zonder twijfel een zeer leesbaar boek is, toegankelijk voor miljoenen. De belangstelling van ‘oppositionele’ groeperingen voor het boek lijkt inmiddels echter weggeëbd. Ten onrechte. De voorgenomen vertaling (bij Boucher) dient dan ook te worden toegejuicht.
Maar ook voor de op dit terrein meer geverseerde lezer is ontmoediging onontkoombaar. De tekortkomingen van Monopoly Capital t.o.v. de orthodoxie worden in vrijwel elke afzonderlijke bijdrage opnieuw in het licht gesteld, met als resultaat verveling. De oproep in de helaas korte, maar opbouwende bijdrage van D. Horowitz ‘zich (niet) te verschuilen achter het ritueel aanroepen van hun eigen orthodoxe termen en theorema's om zich niet de werkelijke problemen te hoeven stellen die met de ontwikkeling van een adequate socialistische theorie verbonden zijn’ wordt genegeerd. Niet alleen in de als directe reactie hierop geschreven bijdrage van E. Mandel, maar ook in die van C. Rolshausen en P. Mattick.
De meest substantiële opbouwende bijdrage is van de hand van M. Salvati. Hij toetst het werk van Baran en Sweezy aan ‘de door Marx beoogde analytische doeleinden’ (curs. J.F.) en komt zo tot een genuanceerde interpretatie, die Monopoly Capital terecht niet spaart, maar het niettemin als een stap voorwaarts beschouwt, zij het dat z.i. het werk pas is begonnen. Het kan geen toeval zijn dat dit artikel zich ook het gemakkelijkst laat lezen en dit zeker niet ten koste van de diepgang. Te betreuren is dat het niet als openingsartikel is gekozen.
De vertaling, uit het Duits, is van goed gehalte, een enkele tekortkoming is vergeeflijk. Ernstiger is het ontbreken van twee noten (26 en 35, p. 31) evenals de verminking van de naam van P. Sylos Labini en de suggestie dat het hier om twee auteurs zou gaan (p. 121). Het nut van de uitgave is vooral gelegen in het bijeenbrengen van een aantal, in niet altijd gemakkelijk beschikbare tijdschriften neergelegde reacties op het werk van Baran en Sweezy.
J.P.J. Fit
| |
Christopher Harvie, Graham Martin and Aaron Scharf
Industrialisation and Culture (1830-1914)
(The Open University Press), Macmillan, London, 1970, 460 pp., 45 p..
Engeland kent sinds enige tijd een Open University waar met gebruikmaking van televisie en radio onderricht wordt gegeven op allerlei momenten van de dag. Via deze university kan men graden verwerven van dezelfde waarde als vergeven worden aan de normale instituten van onderwijs. Tijdens zo'n cursus verschijnen er tekstboeken of een verzameling illustraties en gedeelten uit literatuur ter verlevendiging van de cursus. Dat laatste is het geval met Industrialisation and Culture. In deel I komen 19e-eeuwse schrijvers aan bod over de toentertijd nieuwe technische vindingen. Deel II handelt over de sceptici en de profeten van deze
| |
| |
zich mechaniserende samenleving. Deel III geeft speeches en beschouwingen uit de jaren rond ‘The Great Exhibition at Crystal Palace’ (1851), het vanwege de klaskoepel vermaard geworden gebouw bij de wereldtentoonstelling. Het Amsterdamse Paleis van Volksvlijt (1866) was er een nabootsing van. Het IVe deel laat literatoren uit de 19e eeuw over hun tijd aan het woord. Nergens trachten de samenstellers de lezers al te nadrukkelijk te onderrichten. Voor de mensen van het onderwijs per televisie en van de éducation permanente een interessant boek om te zien wat er zoal voor mogelijkheden zijn.
Th. de Jong
| |
Janet Mattinson
Marriage and Mental Handicap
Duckworth, London, 1970, 231 pp., £ 2,50.
Twee-en-dertig gehuwde paren, met en zonder kinderen, allen wonend in dezelfde streek, werden door S'ster van zeer nabij in hun levensomstandigheden bestudeerd en beschreven. Het zijn allemaal mentaal gehandicapten, en sommige onder hen verbleven meer dan twintig jaar in een instelling. S'ster heeft nagegaan hoe ze hun dagelijks bestaan in de ‘buitenwereld’ organiseren, welke specifieke problemen ze hebben. De lezer krijgt een bijzonder genuanceerde, levendige en delicate schets: zelden heb ik een sociologische studie gelezen die zo mooi en ontroerend simpel is opgesteld. Taalweergave, geuren en kleuren geven aan het feitenen cijfermateriaal een trillende dimensie. Het is tevens een model van interviewtechniek.
De slotindruk is: de moeilijkheden van het dagelijkse bestaan betekenen voor de onderzochte paren een soort stimulans. De beleving van het huwelijksleven in zijn meest terre-à-terre aspecten heeft veel meer betekenis, en wordt gehanteerd als een soort therapie door de betrokkenen zelf. Een aspect dat niet onderzocht kon worden, is hoe de kinderen van deze gezinnen leven (een taboe dat de S'ster niet heeft kunnen en willen doorbreken). Een ander ethisch aspect komt aldus ter sprake: wat met de kinderen van deze mentaal gehandicapte paren? Moeten de laatste aan de eerste op-‘geofferd’ worden? Zullen deze kinderen noodzakelijkerwijze traumatisch getekend zijn? Of is de aard van deze opwerpingen niet getekend door een angst en discriminatie die bij elke ‘normale’ burger aanwezig blijft?
Eric De Kuyper
| |
Gene Sharp
Exploring Nonviolent Alternatives
Porter Sargent, Boston, 162 pp., $ 2,25.
Het ergerlijke van een discussie over geweldloze actie is dat men er doorgaans juist dezelfde termen voor gebruikt als waar het gaat over geweld. Steeds gaat het om ‘macht’. Dit boekje is praktisch opgevat: S. somt alle mogelijke vormen van geweldloze actie op, ontwerpt strategieën, serieert en repertorieert. De obsessie van aanval en verdediging is hier even constant als bijvoorbeeld in de oorlogstheorie van een Clausewitz. Alleen lijkt dit meer op een karikatuur. Polemologen gaan het probleem (het probleem van de agressiviteit, heet het dan) tenminste grondiger te lijf. Gevangen in zijn eigen denkwijze, zal iemand als G. Sharp vlug in de hoek gedreven worden, omdat zijn strategie (zijn filosofie?) van de non-action zo eng afgestemd is op de bestaande situatie, die heel en al doordrongen is van gewelddadige actie. Er zullen veel ruimer opgezette alternatieven uitgedacht moeten worden, die niet zo afhankelijk zijn van het machtsconcept en toch efficiënt gehanteerd kunnen worden.
Eric De Kuyper
| |
Francine du Plessix Gray
Divine Disobedience
Hamish Hamilton, London, 1970, 341 pp., £ 3,-.
Hoe Illich tot zijn, voor velen irriterende, ziens- en handelwijze is gekomen en hoe hij die heeft weten om te zetten in zijn CIDOC-instituut, vormt het boeiendste hoofdstuk in een boek dat Francine du Plessix Gray wijdt aan verschillende ‘non-conformistische’ katholieken. Het tweede belangrijkste hoofdstuk is dat gewijd aan de Berrigan-broeders. Het boek begint met een schets van het Emmaus House, een soort underground communauteit in East-Harlem. S'ster heeft deze verschillende vormen van non-conformisme in het hedendaagse katholicisme met sympathie en milde ironie geportretteerd. Graag had ik af en toe een notitie gevonden i.v.m. de beperktheid (ik bedoel vooral ‘mentale beperktheid’) van deze verschillende groeperingen. Maar dat is dan een kritiek op deze bewegingen, niet zozeer op het boek van du Plessix!
Eric De Kuyper
| |
| |
| |
Politiek
Davis, Angela Y. - Als ze 's ochtends komen... - Pegasus, Amsterdam, 1971, 302 pp., f 11,50. |
Lockwood, Lee en Eldridge Cleaver - Gesprek in Algiers. - Bruna, Utrecht/Antwerpen, 1971, 104 pp., BF. 130. |
Sizoo, Jan - Inzake rechts. - Boom, Meppel, 1971, 254 pp., BF. 295. |
Stölzl, Christoph - Die Ära Bach in Böhmen. - R. Oldenbourg, München / Wien, 1971, 360 pp., Ln. DM. 38,-. |
| |
Joachim Nawrocki
Brennpunkt Berlin. Politische und wirtschaftliche Realitäten
Verlag Wissenschaft und Politik, Köln, 1971, 155 pp., DM. 8,50.
Een prettig en onderhoudend boekje dat op tijd komt nu de onderhandelingen tussen de vier grote mogendheden omtrent Berlijn tot een eerste voorlopig resultaat hebben geleid: een werkje over de perikelen van een stad die moet leven tussen twee maatschappelijke systemen. Het verhaal van de economische, politieke, maatschappelijke en menselijke evolutie van West-Berlijn, wordt besloten met een tabel met de cijfers betreffende de economische opbloei van West-Berlijn. Een interessante analyse.
A. Van Peteghem
| |
Louis Baeck
De wereld is ons dorp. Ontwikkelingssamenwerking in een nieuw perspectief
Lannoo, Tielt / Utrecht, 1971, 328 pp., BF. 198.
Terecht heeft de Vlaamse Televisie aan dit belangrijk boek een paar uitzendingen besteed. Nu de wereld één dorp is geworden, heeft de ontwikkelingssamenwerking nieuwe perspectieven gekregen. De tijd van kolonialistische monocultuur is onherroepelijk voorbij. Een nieuwe ethiek is nodig. Hoofdzakelijk vanuit deze gedachte, in grote mate bevrucht door het werk van Max Weber, zet S. zijn betoog zo eenvoudig mogelijk uiteen. Hij is zelf enkele jaren in Afrika werkzaam geweest, heeft ook Latijns-Amerika, het Indische subcontinent en het Verre Oosten herhaaldelijk bezocht, en heeft aldus een inzicht gekregen in de verschillende facetten van het ontwikkelingsvraagstuk. Hij bezondigt zich niet aan oversimplificering (cfr. zijn hoofdstuk over de messianistische beweging). Vertrouwd met het werk van M. Eliade en Lévi-Strauss, formuleert hij een genuanceerd oordeel over de westerse missionering. Zijn inzicht wordt verrijkt door zijn aandacht voor de geschiedenis. De vele positieve, statistische gegevens en de vele verwijzingen naar een respectabel aantal uitgelezen monografieën staan de helderheid van het betoog niet in de weg. Al is het boek bedoeld voor het grote publiek, ook de specialisten en niet in het minst de politieke mandatarissen zullen nobelprijswinnaar Tinbergens complimenteuze voorwoord aan het adres van zijn Leuvense collega weten te waarderen.
S. De Smet
| |
Inge Deutschkron
Israel und die Deutschen
Verlag Wissenschaft und Politik, Köln, 1971, 367 pp..
De auteur onderzoekt de verhouding tussen de Bondsrepubliek en Israël. Steeds is de verhouding tussen Duitsers en Joden onderhevig geweest aan op- en neergaande bewegingen van vertrouwen en van wantrouwen. Schrijfster ziet daarin verschillende fasen. Direct na de tweede wereldoorlog hadden de Duitsers nog niet veel gelegenheid of zin om zich met het jodenprobleem bezig te houden. Slechts bij enkelingen groeide het besef van een vaag schuldgevoel. Dit kreeg steun toen de officiële organismen zich met het jodenvraagstuk gingen bezighouden. Het vraagstuk werd acuter door het heropleven van het anti-semitisme in Duitsland: er waren nog altijd ambtenaren in dienst die in de tijd van het nazisme belangrijke plaatsen hadden bekleed. Allang bestonden er geheime contacten. Pas onder Erhard werden die contacten openlijk en volkenrechtelijk officieel door het uitwisselen van ambassadeurs. Vlagen van geestdriftige steun (bv. tijdens de juni dagen van 1967), wisselden elkaar af met een zeker scepticisme en wantrouwen. Het is een interessant verhaal, dat echter nog een groot aantal vragen open laat. Archiefonderzoek zal bv. nog veel moeten onthullen over die geheime betrekkingen tussen Bonn en Tel Aviv.
A. Van Peteghem
| |
| |
| |
Wijsbegeerte
Beek, Lewis White, Ed. - Proceedings of the Third International Kant Congress. - Reidel, Dordrecht, 1972, 718 pp., f 160,-. |
Buck, Roger C. and Robert S. Cohen, Ed. - PSA 1970. In memory of Rudolf Carnap. - Reidel, Dordrecht, 1971, 615 pp., f 120,-. |
Hanson, Norwood Russell - What I do not believe and other essays. - Reidel, Dordrecht, 1971, 390 pp., f 90,-. |
Monod, Jacques - Toeval en onvermijdelijkheid. - Bruna, Antwerpen, 1971, 183 pp., BF. 220. |
Zwart, Dr. P.J. - Het mysterie tijd. - Van Gorcum, Assen, 1971, 226 pp., f 17,50. |
| |
Leszek Kolakowski
Het absurde socialisme
(Kritiese Bibliotheek), Van Gennep, Amsterdam, 1971, 56 pp., f 4,90.
Wat bittere essays over het socialisme. Socialisme in de vorm van internationale solidariteit is onmogelijk, zegt hij. Kijk maar naar de onmogelijkheid van solidariteit van Palestijnse-arabieren met Joodse-amerikanen, om samen te protesteren tegen de onderdrukking van de Joden in de Sovjet-Unie. Het is nog al wonderlijk dat een filosoof dit als principieel onmogelijk beschouwt. Verder verwijt hij het socialisme onoprechtheid omdat de socialisten het niet opnemen voor de onderdrukten in de Sovjet-Unie. Daarin heeft hij gelijk, maar wonder boven wonder ziet hij alleen deze kant van de onoprechtheid. Er is namelijk een tweede; de socialisten kunnen nooit iets verdedigen wat in dat land is gelukt, of wat men daar terecht beoogt. Een socialist die iets in de Sovjet-Unie afkeurt, zal door zijn tegenstanders worden geciteerd in een context die begint met: ‘hij zegt er zelf van...’, waarna de opmerking zal worden betrokken op het socialisme. Indien een socialist iets voorstaat wat ook in de Sovjet-Unie wordt bepleit, dan wordt hij gedefameerd met de woorden: dat is hetzelfde als wat Stalin altijd heeft gezegd. Natuurlijk is het voor het socialisme nodig zich opnieuw te bezinnen op haar verhouding tot het communisme. Daarbij zal men vooral ook moeten beseffen dat het communisme nu iets anders is dan in de jaren twintig, toen deze houding min of meer blijvend werd bepaald. Juist precies andersom dan deze schrijver hier nu beweert, is het Sovjet communisme er nu een van voorzichtig experimenterende specialisten, waarbij er geen sprake van is dat een of andere partij-elite de produktie-verhogende activiteit van deze specialisten tegen houdt. Ook op dit punt wordt duidelijk geëxperimenteerd. De experimenten zijn minder spectaculair dan onder Chroesjtsjov en zeker minder verbaal van aard. Voor de Sovjet burger geldt hij dan ook als een zwamneus. Maar ook deze experimenten is een deel van de mensen beu, men kan horen spreken over anarchie en de goede
oude tijd onder Stalin. De mentaliteit van de Telegraaf-lezer bestaat daarginds even goed als hier en misschien zelfs wel in sterkere mate. Het is onjuist om bij de beoordeling van de houding van socialisten tegenover communisten alleen te letten op de houding van de socialisten in de Sovjet-Unie tegenover de intellectuelen, zoals deze schrijver doet. In feite gaat de schrijver echter in het geheel niet in op de werkelijke moeilijkheden waarvoor het socialisme nu staat, zoals het waarmaken van de idee van de internationale, zijn eigen houding tegenover de mythe en de symbolen van het socialisme uit de beginjaren, maar vooral de noodzaak om op korte termijn dingen te bereiken ter wille van kiezers, die niet de moeite nemen om te willen inzien dat het toekomstig ideaal niet in woorden uit te leggen is. Voor mensen die een tweede koelkast vragen, zegt het weinig als we zeggen: het gaat om een wereld waarin allen meer mens kunnen zijn in solidariteit met allen.
C.J. Boschheurne
| |
Horst Althaus
Ästhetik Ökonomie und Gesellschaft
Francke Verlag, Bern und München, 1971, 318 pp., SF. 45,-.
Een uitermate nuttig boek dat duidelijk aantoont hoe in de periode van de grote revoluties in Duitsland zowel de filosofie als de letterkunde een uitdrukking waren van wat er in de maatschappij gebeurde. Duidelijk worden daarbij de verschillende posities van de kunstenaars, met name die van Schiller en Goethe, bepaald. Evenals in de studie van Kaufmann over Hegel wordt ook hier verband gelegd tussen het denken van deze schrijver en het werk van Goethe. De schrijver legt minder dan Lukàcs, die deze periode ook behandelde, de nadruk op Hölderlin, wat mijns inziens ook terecht is, omdat deze schrijver de revolutie nooit verder heeft kunnen of willen verwerken dan de eerste periode waarin de Fransen nog in een roes leefden. Die gaat in zijn onderzoek veel verder en betrekt ook ‘Goethe - Nachfolge’ en haar tijd in zijn beschouwing.
C.J. Boschheurne
| |
| |
| |
Theologie
Balthasar, H. Urs von - Klarstellungen. - Herder, Freiburg / Basel / Wien, 1972, 190 pp., DM. 3,90. |
Cohort, Jean - Paul apôtre et martyr. - Seuil, Paris, 1971, 335 pp.. |
Grabner - Haider, Anton - Die Bibel und unsere Sprache. - Herder, Freiburg / Basel / Wien, 1970, 500 pp., DM. 29,80, ÖS 185. |
Grunow, Richard, Ed. - Barth Brevier. - Ten Have, Baarn, 1971, 608 pp., f 42,50. |
Hochgrebe, Volker, und Norbert Kutschki, Hrsg. - Das Unverzichtbare am Christentum. - Kaiser - Grünewald, München - Mainz, 1971, 174 pp., DM. 14,80. |
Kolakowski, Leszek - Geist und Ungeist christlicher Traditionen. - Kohlhammer, Stuttgart, 1971, 150 pp., DM. 9,80. |
Quispel, G. - Het evangelie van Thomas en de Nederlanden. - Elsevier, Amsterdam / Brussel, 1971, 142 pp., BF. 240. |
Ruler, Dr. A. van - Theologisch werk III. - Callenbach, Nijkerk, 1971, 207 pp., f 24,50, bij int. f 22,-. |
Stock, Alex - Kurzformeln des Glaubens. - (Theologische Meditationen), Benziger, Einsiedeln, 1971, 81 pp.. |
| |
Dr. Helmut Thielicke
En als God nu eens bestond...
Over de vraag naar God
Vertaling Drs. Th. C.E. Da Costa.
Zomer en Keunings, Wageningen, 1971, 270 pp., f 24,50.
In eerste instantie meende ik met een boek te doen te krijgen dat een theoretische benadering zou geven over de vraag naar God zoals de mens van vandaag deze vraag stelt of zou kunnen stellen. Maar bij het lezen bleek mij al gauw dat dit vraagstuk - afgezien van het eerste hoofdstuk met een belangrijke en interessante visie op het beroemde wetenschapsargument van Pascal - eigenlijk alleen maar als een onderstroom aanwezig is. Het zou dus mogelijk zijn deze onderstroom te analyseren en dan te bepalen of wij de vraagstelling en het gegeven antwoord bevredigend achten. Het lijkt mij echter dat ik het boek te kort zou doen door het zo te benaderen. Leest het maar eenvoudig als een Christen, en dan zal menige gedachte U kunnen treffen en helpen om uw eigen christelijk zijn meer te waarderen en wellicht beter te gaan beleven. Zijn sporadische theoretische opmerkingen moet men dan maar voor lief nemen en er niet mee gaan vechten, dat zou de zaak bederven. Wij vinden zijn waardering van het puur menselijke kunnen wel wat negatief, zijn opvatting over de plaats van het dogma wat bevreemdend voor een theoloog. Overigens is het zeer sereen geschreven en zou kunnen worden aangemerkt als oecumenisch. In dit verband vind ik het jammer dat hij een wat scherpe (en oppervlakkige) opmerking maakt over de rooms-katholieke moraal die mij vrij overbodig voorkomt. De vertaling is goed verzorgd.
A.J. Boekraad, M.H.M.
| |
Michael Ramsey en Leo-Josef Suenens
Eenheid, de wil van de Heer
Emmaüs, Brugge, 1971, 107 pp..
Een merkwaardig boekje. Het bevat de tekst van een serie theologie-seminaries gehouden voor zes episcopaalse bisschoppen die vorig jaar in Trinity Institute te New-York bijeenkwamen. Ramsey, de aartsbisschop van Canterbury, spreekt over ‘Dood en Verrijzenis’, over ‘Kerk en Wereld’, over ‘Op weg naar de eenheid’. Suenens heeft het over ‘De Kerk als Missie’, over ‘Christus, de Kerk en de Wereld’ en over ‘Oecumenisme vandaag’. Gewone onderwerpen zal men denken, en dat is ook zo, maar dan sprankelend en levensecht behandeld.
S. De Smet
| |
Dr. G.P. Hartvelt
Het boek van de Heer
Over gebruik en misbruik van de Bijbel
(Kamper Caehier), Kok, Kampen, 1971, 34 pp., f 4,95.
In een uitermate deskundig boekje - wellicht is het daarom voor niet-theologen vrijwel onleesbaar - geeft de auteur een geschiedenis ten beste aangaande het Bijbelgebruik gedurende de laatste eeuwen. Beginpunt is voor hem de beroemde Statenvertaling van 1637: toen immers begon in het Hollandse taalgebied pas goed de strijd ‘of deze vertaling nu wel of niet in déze vorm uit de lucht was komen vallen’ (p. 5). Vervolgens analyseert hij in grote lijnen, op welke gronden bepaalde theologen vóór en anderen tégen deze stelling waren. Grote aandacht besteed hij aan de Duitse theoloog Hamann (1730-1788), een nogal cryptisch figuur, die stelt dat men de taal van de Bijbel niet kan scheiden: zij is zowel afkomstig van God als van de mens; je mag ze niet tegen elkaar uitspelen (p. 22). Een laatste hoofdstuk wijdt Hartvelt aan de Nederlandse theoloog Haitjema, die veel
| |
| |
over bovenstaande problematiek heeft gepubliceerd. Het is jammer dat dit boekje van theologisch-technische termen wemelt, het maakt de aanschaf ervan niet aantrekkelijk.
P. Beentjes
| |
Herbert Vorgrimler en Robert Vander Gucht
Bilan de la théologie du XXe siècle
T. 1. Le monde contemporain.
Les grands courants théologiques
T. 2. Les disciplines théologiques.
Portraits de théologiens.
L'avenir de la théologie.
Casterman, Tournai, 1970, 600 en 985 pp..
Een uniek boek in zijn genre. Het biedt niet alleen een overzicht van de vele geledingen der theologische discipline en van de wetenschappen waarmee zij in onze tijd geconfronteerd wordt, het geeft ook inzicht in de evoluties welke de onderscheiden takken van de godgeleerdheid de laatste decennia hebben meegemaakt. Het geheel bestaat uit drie delen en een conclusie van Karl Rahner over de toekomst van de theologie. Eerst wordt de hedendaagse samenleving en beschaving beschreven: het decor waarin de theologie haar rol speelt op het toneel van de twintigste eeuw. Het tweede deel behandelt de vier christelijke theologieën: katholicisme en protestantisme, anglicanisme en orthodoxie; hierna komen de onderscheiden vakken van de systematische theologie aan de beurt volgens het klassieke schema. Het derde deel portretteert twaalf grote theologen uit de twintigste eeuw. In al haar beperktheid lijkt de keuze toch wel gefundeerd.
Jezuieten als Karl Rahner en de Lubac staan er broederlijk naast de dominicanen Chenu, Congar en Schillebeeckx. Samen met Hans Urs von Balthasar, Karl Barth, Bultmann, Bonhoeffer, Emil Brunner, Reinhold Niebuhr en Paul Tillich vullen zij de taalf nissen van deze portrettengalerij. Voor het geheel van het werk werd een beroep gedaan op een zestigtal vakmensen. Dat onder hen 12 Franssprekende auteurs van Belgische nationaliteit voorkomen en geen enkele Nederlander, geeft te bedenken. Uiteraard is de kwaliteit van de bijdragen ongelijk. Bijzondere aandacht verdienen evenwel die van Charles Moelier (Le théologien devant l'évolution de la litérature du XXe siècle; vol. I, 89-130), die van Colman O'Neill (Les sacraments; vol. II, 457-500) en natuurlijk de conclusies van Rahner over de toekomst van de theologie (vol. II, 911-932).
S. De Smet
| |
Godsdienst
Angel Silesius - Zwerver tussen hemel en aarde. - N. Kluwer, Deventer, 1971, 100 pp., f 12,-. |
Benedict, Hans-Jürgen - Der neue Protestantismus. - Kohlhammer, Stuttgart, 1971, 128 pp., DM. 8,80. |
Broeckhoven, Egied van - Dagboek van de vriendschap. - Emmaüs, Brugge, 1971, 125 pp.. |
Elderenbosch, Dr. P.A. - Hoor Israël. - Boekencentrum, Den Haag, 1971, 128 pp., f 10,90. |
Hoof, J. Van - Het woord is aan de leken. - Stadion, Lommei, 1972, 112 pp., BF. 120. Hooglied. - Callenbach, Nijkerk, 1971, 125 pp., f 15,-. |
Hoorn, Boeb van der - Evangelie voor alledag voor alleman. - Gottmer, Haarlem, 1971, 172 pp., f 12,90. |
Maldonado, Luis - Vers une liturgie sécularisée. - Cerf, Paris, 1971, 253 pp.. |
Penning de Vries, P. - Onderscheiding der geesten. - Patmos, Antwerpen / Utrecht, 1971, 92 pp., BF. 115. |
Philips, Gerard - Maakt het christendom zich waar? - Emmaüs, Brugge, 1971, 214 pp.. |
Seeber, David A. - Paul. Papst im Widerstreit. - Herder, Freiburg, / Basel / Wien, 1972, 256 pp., DM. 14,80. |
Sölle, Dorothee en Fullert Steffensky - Politiek avondgebed 2. - (Anthos) Bosch en Keuning, Baarn, 1971, 205 pp., f 9,75, BF. 160,-. |
Smedt, Mgr. E.J. - Er zijn nog mensen. - Emmaüs, Brugge, 1971, 71 pp.. |
Verslagboek Dekenaal Congres, Sint Niklaas 1971. - Vaerewijck, St. Niklaas, 1971, 153 pp., BF. 70. |
Zink, Jörg - Die Wahrheit lässt sich finden. - Kreuz Verlag, Erich Breitsohl, Stuttgart / Berlin, 1971, 240 pp., vele ill., kaarten, DM. 24,-. |
| |
Hans Küng
God en het lijden
Desclée De Brouwer, Brugge, 1971, 57 pp., BF. 66.
Het is een waagstuk een essay over het lijden te schrijven. Hans Küng heeft nog maar eens gepoogd wat zo velen vóór hem al hebben gedaan. Gemeenplaatsen zoals ‘L'enfer, c'est les autres’ worden van hun eenzijdigheid ontdaan; het antwoord van het scepticisme en de Aufklärung wordt geconfronteerd met de in wezen christelijke
| |
| |
toon van Dostojewski's tweegesprek tussen Aljoschka en Iwan; de gelovige getuigenissen van de beproefde man Job en de vasthoudende schipbreukeling die eens Saulus heette, verwijzen naar het kruis van Christus. Voor de christen is er geen weg die aan het lijden voorbijgaat, alleen een weg door het lijden heen. Wat Leibniz beweert en Dostojewski in het donker vermoedt, wordt door Job bevestigd en via Christus door Paulus beleefd: ook het lijden is door God omhelsd.
S. De Smet
| |
Gilbert Cesbron
Al wat je wilt maar geen catechismus
Lannoo, Tielt / Utrecht, 1971, 224 pp., BF. 180.
Een soort levensgetuigenis van de bekende Franse romanschrijver. De auteur van Les saints vont à l'enfer en Les chiens sans collier, neemt ook hier geen blad voor de mond. Eerlijk, vol aforismen, in een stijl doorspekt met straffe citaten van Malraux, Stendhal, Albert Schweitzer, Stuart Mill, van Madame du Deffand en pater Regamey, Benjamin Constant en Beaudelaire, met uittreksels uit brieven van Debussy, gezegden van Gandhi, Lucien Leuwen, Abbie Hoffman en vele anderen, schrijft Cesbron neer wat hij thans, 57 jaar oud, voelt en denkt. Aan het einde van het boek spreekt hij over zijn katholieke geloofsovertuiging. Een vrank en eigentijds credo. De stijl van vertaler Jos van Laer verraadt verwantschap met die van Cesbron.
S. De Smet
| |
Horst Bannach
Een wonder? Zegt mij niets!
Kok, Kampen / Lannoo, Tielt, 1971, 224 pp., geïll., BF. 170.
Veertig langere of kortere perikopen uit het Boek der Handelingen dienen in dit fraaie boekje tot uitgangspunt om eigentijdse problemen te bespreken. Zo dient het Pinksterrelaas bv. om de gelovigen ‘de geest van wederzijds begrip’ bij te brengen, en Paulus' rede op de Areopaag om een paar pertinente beschouwingen ten beste te geven over ‘evangelie contra religie’. S. slaagt in zijn pogingen om in een veranderde wereld op nieuwe wijze over onveranderlijke waarheid te informeren. De titel moge dan al een blikvanger zijn, de ietwat Duits klinkende ondertitel liegt er niet om: Problemen van de twintigste eeuw in de spiegel van de Handelingen der Apostelen.
S. De Smet
| |
Biografie
Görres, Ida Friederike - Sohn der Erde: Der Mensch Teilhard de Chardin. - Knecht, Frankfurt/Main, 1971, 184 pp.. |
Haas, Adolf - Teilhard de Chardin-Lexikon. I-Z. - Herder, Freiburg, 1971, 397 pp.. |
Holroyd, Michael - Lytton Strachey: A biography. - Penguin Books, Harmondsworth, 1971, 1144 pp., £ 1,-. |
Johnson, Lyndon Baines - The Vantage Point. - Weidenfeld & Nicolson, London, 1972, 630 pp., £ 5,50. |
Mercouri, Melina - Ik ben een geboren Griekse. - Bruna, Antwerpen, 1971, 236 pp., BF. 220. |
Wehr, Gerhard - Martin Buber. - Ten Have, Baarn, 1971, 183 pp., ? 17,50. |
| |
Michael Holroyd, ed.
Lytton Strachey by Himself
Heinemann, London, 1971, 184 pp., £2,50.
Dit is een verzameling fragmenten uit de dagboeken en autobiografische essays van Lytton Strachey. In een (mooie) inleiding schrijft M. Holroyd dat ‘by today's standards none of them are very sensational’. Misschien is dat wel zo wanneer men van Strachey (1880 -1932), lid van de Bloomsbury Group, auteur van de Eminent Victorians, een meer extravagant beeld verwacht. Zijn dagboekfragmenten zijn in een soort mineurtoon, en de onvolledigheid ervan werkt storend. Onvolledigheid die te wijten is aan het feit dat Strachey erg onregelmatig schreef, in feite zijn dagboek slechts verzorgde wanneer hij eenzaam was (wat meteen reflecties van de belangrijkste momenten uit zijn leven uitschakelt). Onvolledigheid nog waardoor de samensteller zich beperkt zag (om redenen die mij niet duidelijk zijn). Al bij al kan de lezer moeilijk een oordeel vormen: moet hij een volledige uitgave afwachten? Ondertussen staan er in deze verzameling, in een vrij kleurloos geheel, bijzonder mooie stukjes. Het dagboek van de twaalfjarige jongen is beslist weer eens niet sensationeel, maar in zijn gewoonheid, zijn simpelheid en echtheid een prachtig document van ‘kinder-literatuur’. Het allerlaatste, ‘A Fortnight in France’, een paar weken voor zijn dood geschreven, bezit een ironisch-weemoedige demi-teinte kwaliteit, die de reeds bekende prachtige evocatie van het ouderlijke huis ‘Lancaster Gate’ kenschetste.
Eric De Kuyper
| |
| |
| |
Geschiedenis
Augustijn, C, e.a. - Erasmus. - (Genie en wereld), Heideland, Hasselt, 1971, 272 pp., geïll., BF. 525. |
Mitford, Nancy - Frederik de Grote. - De Perscombinatie, Amsterdam, 1971, 304 pp., ill., ? 37,90. |
Romein, Jan - Historische lijnen en patronen. - Querido, Amsterdam, 1971, 655 pp., ? 34,90. |
Smit, Mr. Dr. C. - Nederland in de Eerste Wereldoorlog. I. Het voorspel 1899-1914. - Wolters-Noordhoff, Groningen, 1971, 261 pp., ? 37,50. |
Vermeulen, Dr. E.E.G. - Historisch? - Wetenschappelijke Uitgeverij, Amsterdam, 1972, 189 pp., ? 17,50. |
| |
Peter Bachman u. Kurt Zeisler
Der Deutsche Militarismus. Illustrierte Geschichte
Band I. Vom brandenburgisch-preussischen zum deutschen Militarismus
Deutscher Militärverlag, Berlin, 1971, 349 pp., ill., krtn..
Een omvangrijk en uitvoerig zeer rijk geillustreerd werk uit de Duitse Demokratische Republiek. Een boek met een duidelijke stellingname, verwoord in de inleiding. ‘In der vorliegenden Darstellung wird der Militarismus als ein reaktionäres politisches System historisch überlebten herrschender Ausbeuterklassen verstanden, dessen sie sich zur Behauptung ihrer Herrschaft, zur Unterdrückung der Volksmassen des eigenen Landes und zur Verwirklichung ihrer Expansionspolitik bedienen, das heisst zur Eroberung fremder Territorien, zur Vergrösserung von Einflusssphären, was die Ausplünderung und Versklavung der Völker der eroberten beziehungsweise abhängig gemachten Gebiete einschliesst’. In dit boek, waar het vooral om de illustraties gaat, wordt deze stelling niet verder theoretisch uitgewerkt, zodat ik er hier niet op inga. Evenmin op de stelling dat in de ‘Nationale Volksarmee’ (is dat geen pleonasme?) van de DDR het antimilitarisme zijn gestalte heeft gekregen.
De verbindende teksten bij de illustraties zijn geschreven vanuit de marxistisch-leninistische geschiedsopvatting, hetgeen zijn uitwerking op de stijl niet mist. Dezelfde bijvoeglijke naamwoorden (anti-demokratisch, grossbürgerlich, reaktionär, enz.) keren zeer frequent terug. Veel wordt er ontleend aan de werken van Franz Mehring. De geschiedenis begint bij de ‘Bauernkrieg’ van 1524/1525 om ineens te verspringen naar de Dertigjarige Oorlog. Dan loopt het verhaal door tot 1917. Iedere vergelijking met andere landen ontbreekt en daarmee iedere relativering. Ik heb me afgevraagd of er iets aan de gekozen illustraties (zeer interessant vaak) veranderd zou moeten worden, indien een nationalist de geschiedenis van het Pruisische leger zou willen schrijven; verandering van tekst en bijschriften zou voldoende zijn. Het zou eens als experiment moeten gebeuren. Maar dan wel met een duidelijk voorwoord: want er is inderdaad weinig te verheerlijken aan de geschiedenis van het Duitse (en ieder ander) soldatendom. Dit Oostduitse werk kan helpen iedere verheerlijking af te breken; ik vrees alleen dat het niet ver genoeg zal gaan - maar dat kan pas blijken na bestudering van het volgende deel.
Marcel Chappin
| |
Michael Stürmer
Das kaiserliche Deutschland.
Politik und Gesellschaft 1870-1918.
Droste Verlag, Düsseldorf, 1970, 447 pp..
Opnieuw een bundel studies over het Tweede Rijk. Zoals in het boek van Hans-Ulrich Wehler, Krisenherde des Kaiserreichs 1871-1918 - reeds eerder door mij besproken in Streven 25 (1971-1972), p. 426-427? wordt ook hier getracht ergens op het snijpunt van staat en maatschappij, van het politieke en het sociale een antwoord te vinden op de vraag waarom het Tweede Rijk mislukt is, waarom er steeds weer crises moesten komen, ook de allerlaatste: de wereldoorlog. En natuurlijk ontbreken hier en daar de perspectieven naar een verdere toekomst, naar een volgend rijk niet; ik denk zelfs dat teveel de latere toekomst het beantwoorden van de vragen heeft beïnvloed; de hypotheek van het Derde Rijk rust zwaar op de beeldvorming over het Tweede.
Deze 17 opstellen zijn een waardevolle handreiking om vele probleemgebieden weer eens opnieuw te bestuderen en vanuit een nieuwe gezichtshoek te bekijken. Hier en daar kunnen de stereotiepe steriele opvattingen echt doorbroken worden. En overal zal men via de voetnoten literatuur vinden die de huidige stand van het onderzoek
| |
| |
markeert, of het nu gaat over het probleem van de verhouding tussen leger en staat (Messerschmidt en Deist), over de verhouding politiek en economie (Böhme), de betekenis van 1866 (Kahlenberg), de betekenis van de Frans-Duitse oorlog (Becker), over constitutionalisme, conservatisme, parlement en partijen (Boldt, Stürmer, Puhle), over de onpolitieke Duitsers (Stern), over buitenlandse politiek (Hillgruber, Hildebrand, Wehler), over de industrialisering (Kocka), de beambtenpolitiek (Röhl), de vlootbouw (Berghahn), of de algemene overzichten aan begin (‘Bismarcks Deutschland als Problem der Forschung’ door Stürmer) en eind (‘Deutschland am Vorabend des Ersten Weltkriegs’ door Gustav Schmidt).
Marcel Chappin
| |
Z.A.B. Zeman
A diplomatic history of the First World War
Weidenfeld and Nicolson, London, 1971, 402 pp., krtn., £ 5.
Het komt me voor dat Zeman de methode en de manier heeft gevonden om een boek te schrijven dat onderhoudend en wetenschappelijk verantwoord tegelijk is.
Wanneer hij de diplomatieke geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog beschrijft, schildert hij ons immers zowel de dramatis personae, de diplomaten, als de boven hen uitstijgende verhoudingen op politiek-sociaal-economisch gebied die hun handelingen mede hebben bepaald, Levend en reëel is deze wijze van geschiedschrijving.
Ook de compositie is heel prettig, doordat hij steeds een ander diplomatiek centrum als uitgangspunt van beschouwingen neemt; achtereenvolgens zijn dat Rome, Constantinopel, Berlijn, Wenen, Washington, Petrograd, Brest Litovsk, Parijs en Londen. De wisselende kansen en weifelingen van de tegen elkaar strijdende machten die deze jaren beheerst hebben, worden op grond van archiefgegevens aan ons doorgegeven. De intricate verhoudingen van de verschillende bondgenootschappen, waarbij de zwakkere partners (Oostenrijk t.o.v. Duitsland; Italië en Rusland t.o.v. Engeland en Frankrijk) vaak de te voeren politiek bepalen of minstens belasten, komen juist op dit niveau van diplomatieke geschiedenis goed naar voren. Duidelijk wordt dat de overwinning van de Entente pas zeer laat zich als een reële mogelijkheid begon af te tekenen.
Marcel Chappin
| |
Donald W. Mack
Lenin
en de Russische revolutie
Fibula - Van Dishoeck, Bussum, 1971, 111 pp., ? 5,90.
Dit is een boekje over de Russische revolutie en de vestiging van de Sovjet Unie, dat bestemt is voor leerlingen van hogere klassen mavo en om zo te schatten vier klas havo en vwo. Maar ook anderen zullen het met veel genoegen lezen. Lenin wordt feitelijk voorgesteld als een soort natuurkracht die op het juiste ogenblik kon en ook moest ingrijpen, maar die toch zelf ook aan het noodlot van de revolutie was onderworpen. Het boekje laat op bijna meesterlijke wijze zien dat toen Lenin bepaalde dingen had doorgedreven, die doorgedreven moesten worden in het belang van het volk, het verdere verloop van de geschiedenis, inclusief de terreur, van beide kanten onontkoombaar was. Een werkje dat aan te bevelen is voor iedereen die over de Russische revolutie spreekt maar er nog nooit iets over gelezen heeft. Een heel enkel foutje, b.v. voor de rang van vader Uljanov, ontsiert het geheel niet.
C.J. Boschheurne
| |
Joel Hurstfield
Elizabeth I and the Unity of England
Penguin Books, Harmondsworth, 1971, 169 pp., 30 pp..
De reeds bestaande serie ‘Teach Yourself History’ wordt nu uitgegeven in de Pelicanserie. Daarmee zal nog meer aan het doel beantwoord worden dat de samenstellers zich gesteld hebben: de niet-vakman op de hoogte te brengen van belangrijke perioden uit de geschiedenis. Dit deel van Hurstfield past volkomen in de opzet: een belangrijke periode behandelen door er een gezicht aan te geven dat te herkennen is, in dit geval dat van Koningin Elizabeth I. Door de problemen van de tijd te laten zien als de problemen waarmee deze vrouw worstelde, zal iedere lezer zich beter kunnen inleven in de periode. Vermeden worden de twee uitersten: een loutere biografie die teveel gewicht zou geven aan dynastieke geschiedenis en een louter politiek-economisch-sociale-geschiedenis die men alleen maar ter hand zou nemen omwille van studieredenen. In een beknopte bibliografie wordt verwezen naar verdere literatuur.
Marcel Chappin
| |
| |
| |
Literatuur
Gronon, Rose - Verzamelde novellen. - De Clauwaert, Leuven, 1971, 473 pp., BF. 295. |
Henning, Hans - Goethe - Faust. Der Tragödie Erster Teil. - Rütten & Loening, Berlin, 1969, 420 pp., M. 27,-. |
Literatur der Arbeiterklasse. - Aufbau Verlag, Berlin / Weimar, 1971, 800 pp.. |
| |
Frans Van Isacker
Binnen in de open ruimte
Orion, Brugge / Utrecht, 1971, 108 pp., BF. 80.
Een vorige roman van deze auteur, Posthume wandeling (zie Streven, 1970, p. 1094), werd door mij gekarakteriseerd als een voor-oefening van zijn eigen dood, gemodelleerd naar de herinneringen aan het sterven van zijn vader. In zijn jongste roman zet de auteur zijn exercitie voort. Binnen in de open ruimte is een evocatie van de laatste levensdagen van zijn moeder en een sobere, pijnlijk nauwkeurige beschrijving van haar doodsstrijd. Weliswaar klinken doorheen het stervensrelaas als een telkens weerkerend refrein de nieuwsberichten over de Leuvense studentenrevolte in 1967 en de aanval van de Vietcong op Saigon, waardoor het particuliere sterfgeval in een ruimer geheel gesitueerd wordt, maar niettemin voelt men zich al lezend gaandeweg ingelijfd in de clan van de Van Isackers. Marnix Gijsen schrijft terecht dat, als men per se een adjectief wil toepassen op de auteur, men hem bij voorkeur de meest ‘intimistische’ van onze Vlaamse schrijvers op dit ogenblik kan noemen.
J. Gerits
| |
Jef Geeraerts
Tien brieven rondom liefde en dood
Elsevier, Amsterdam / Brussel, 1971, 150 pp., BF. 135.
In deze brieven, geschreven tussen 1968 en eind 1970, trekt Geeraerts verbindingsstreepjes tussen leven - vriendschap - kunst - liefde - dood in zijn dagelijkse aanwezigheid: het ouder worden. In het tweede motto vooraan: ‘Weet, dat de huizen makkelijk verstarren, als je ze leeg achterlaat’, wordt op een motief gezinspeeld dat in verscheidene brieven opduikt: de huizen die Geeraerts in Kongo en België bewoond heeft, de huizen en kamers van vrienden waar hij vaak vertoefd heeft, worden met heimwee beschreven. Geeraerts blijkt ze te ervaren als kostbare omhulsels van herinneringen, waarmee een ouder wordend mens noodzakelijk moet leren leven.
Vele thema's uit zijn romans komen ook in deze brieven ter sprake: scherpe uitvallen tegen de gevestigde machten en tegen de door de godsdienst - primitieve of christelijke - veroorzaakte verslaving, fascinatie door wreedheid en geweld, beleving van ‘de bevrijding van het schrijven in een roes, daarna de uitputting, zich totaal leeg voelen, een beetje gelukkig zijn, dadelijk gevolgd door nieuwe angst en twijfels...’ (p. 69), erotiek, intens fysiek genieten van eten en drinken, paard rijden, zwerven in de natuur.
In de vierde brief schrijft Geeraerts: ‘... dat de kostbaarste eigenschap van een verhouding harmonie is, zich nooit ergeren aan elkaar, vreugde kunnen vinden in de dingen van het dagelijks leven’ (p. 50), een verrassend citaat misschien van de auteur van Gangreen, maar zo staat het er toch.
J. Gerits
| |
Kees Simhoffer
De knijpkat
Manteau, Brussel, 1971, 148 pp., BF. 170.
Terwijl zijn vrouw in het ziekenhuis ligt te wachten op de geboorte van het derde kind en de beide andere kinderen bij de schoonouders ondergebracht zijn, heeft S. tijd zat om tijdens de eenzame avonden, met de jeneverfles binnen handbereik, zijn herinneringen aan een ver oorlogsverleden te ordenen en zich verder ook vragen te stellen over de zin van het verwekken van een kind in deze maatschappij. Alle aspecten van de hedendaagse samenleving worden in de vraagstelling betrokken: milieuverontreiniging, opvoeding, ontwikkelingshulp en overbevolking, bejaardenzorg, vrijheidsbewegingen, pacemakers, woningnood...
De auteur hanteert hierbij de taal als een chirurg het lancet: gevoelens, verhoudingen, waarden, opvattingen en zekerheden worden
| |
| |
koel doorprikt en doorkerfd: het verleden is niet glorieus, de toekomst onzeker en het heden wordt gekenmerkt door ‘angst voor het leven die groter is dan vrees voor de dood’ (p. 66). De scepsis van de auteur gaat gepaard met een vlijmscherp sarcasme, soms verzacht tot een meewarige ironie. Structureel bestaat de roman eigenlijk uit een aantal losse novellen die als spots in een schouwburg vanuit verschillende hoeken licht werpen enerzijds op het verleden van S. in de even hoofdstukken, anderzijds op zijn gepieker en gedonderjaag over de huidige gang van zaken in de maatschappij in de oneven hoofdstukken.
Angstdromen, lucide associaties (onder invloed van de alcohol), cynische annotaties en surrealistische, gruwelijke toekomstvisioenen worden op een meesterlijke manier tot een ongemeen boeiend beeld van deze tijd samengevoegd.
J. Gerits
| |
Jost Hermand und Manfred Windfuhr, herausg.
Zur Literatur der Restaurationsepoche 1815-1848
Forschungsreferate und Aufsätze
1970, 599 pp., DM. 68,-.
Friedrich Sengle
Biedermeierzeit. Literatur im Spannungsfeld zwischen Restauration und Revolution 1815-1848
Band 1. Allgemeine Voraussetzungen.
Richtungen. Darstellungsmittel
1971, 725 pp., DM. 64,-. Metzler, Stuttgart.
‘Restaurationsepoche’, een Festschrift voor F. Sengle, verenigt een aantal synthese-opstellen, waarin ieder auteur de wetenschappelijke optiek van de grote auteurs uit deze doorgaans wat wazig opgevatte periode samenbrengt en voorziet van een eigen interpretatie: algemene periodeproblemen, N. Lenau, A. von Platen, A. von Droste-Hülshoff, C.D. Grabbe, L. Tieck, J. Gotthelf, C. Sealsfield. Aparte opstellen houden zich bezig met genreproblemen, het natuurbeeld als politieke metafoor, H. Heine's moderniteit e.a.. Het geheel is een uitstekende inleiding op het levenswerk van F. Sengle zelf, waarvan thans het eerste deel klaar is. Biedermeier, lang een scheldwoord voor het mediocre oeuvre van een provinciaal bourgeoisartiestendom, krijgt van Sengle een gefundeerde autonomie mee tussen Aufklärung en burgerlijk realisme. S. verwaarloost niets, de koryfeeën niet en de tamme dagproduktie niet, brengt literatuurgeschiedenis en literairkritische theorie organisch samen, maakt geen onderscheid tussen grote ‘literatuur’ en nutsschrijfkunst, kortom hij rehabiliteert een tijd en een stroming. Tegelijk wil hij deze periode en deze stijl niet redden voor een modern literair gevoel, hij plaatst alles kordaat in het eigen daterende perspectief en verwaarloost alle literatuursociologische modeprikkels. Zo slaagt hij erin conservatief en progressief onder één idioom te rangschikken, van de late romantische nabloei tot de Junges-Deutschlandnieuwlichters; pas nu blijken buitenbeentjes als G. Büchner en H. Heine in hun tijd thuis te horen. Systematisch werkt hij ideale grootheidstypen uit en kijkt dan zorgvuldig na welke auteurs bij of naast deze typen horen. Na dit 1e deel (van de geplande 3) is het al geen risico meer dit werk tot een monument van literaire geschiedschrijving uit te roepen.
C. Tindemans
| |
Dr. G.J.M. Bartelink
Geschiedenis van de Klassieke Letterkunde
(Aula) Spectrum, Utrecht / Antwerpen, 1971, 320 pp., ? 5,50, BF. 90.
Een verbeterde en herziene druk van het eerder als Compendium 8 verschenen Geschiedenis van de klassieke letterkunde. Het biedt niet meer dan een beknopte samenvatting van de klassieke literatuurgeschiedenis met zoveel realia als in kort bestek mogelijk bleek. Daarnaast poogt de auteur kort en bondig de letterkundige betekenis van de afzonderlijke personen zo duidelijk mogelijk toe te lichten. Meer uitvoerig behandeld werden de voornaamste schoolauteurs. Ook werd aandacht besteed aan de vaak zo stiefmoederlijk behandelde christelijke schrijvers, zowel de grieken als de latijnen. In het aanhangsel wordt gegeven een tabel van historische en literaire gegevens, een verklarende woordenlijst, een vrij uitvoerige bibliografie, een register van auteursnamen en een register van zaken. Een betrouwbaar boek.
L. Lorié
| |
| |
| |
Theater
Croussy, Guy - Beckett. - Hachette, Paris, 1971, 235 pp., FF. 22,-. |
Grimm, Reinold, Hrsg. - Deutsche Dramentheorien. - Athenäum, Frankfurt a/Main, 1971, 592 pp., DM. 28,-. |
Hollis, James R. - Harold Pinter. - Southern Illinois University Press, Carbondale, 1971, 143 pp., $ 5,95. |
Lioure, Michel - L'esthétique dramatique de Paul Claudel. - Colin, Paris, 1971, 674 pp.. |
Nestroy, Johann - Der Talisman. - (Komedia 17), De Gruyter, Berlin, 1971, 134 pp., DM. 12,80. |
Swales, Martin - Arthur Schnitzler. - Oxford University Press, London, 1971, 289 pp., £ 4,50. |
| |
Dr. P.E.L. Verkuyl
Battista Guarini's Il Pastor Fido in de Nederlandse dramatische literatuur
Van Gorcum, Assen, 1971, 530 pp., ? 78,-.
S.'s proefschrift bestaat uit twee delen. Het eerste behandelt uitvoerig B. Guardini's (1538-1612) pastorale tragikomedie Il Pastor Fido (1589): het genre, het karakter, de geschiedenis, de inhoud, de onthaals- en werkingsgeschiedenis, de interpretatie van de moraal (belangrijk als vertalingscriterium) en de vertalings-bewerkingsgeschiedenis. Het tweede deel behandelt de lotgevallen van deze tekst binnen de Nederlanden; er blijken 7 vertalingen en 3 bewerkingen te zijn vervaardigd (tussen 1617 en 1735), naast lossere contacten (P.C. Hooft, Vondel, A. Alewyn, C. Hoofman) en een virtuoze vertaling door C. Huygens (1625).
Methodisch voorbeeldig onderzoekt S. de waarde van de vertalingen resp. bewerkingen en meermaals is zijn speurzin in staat onthullingen voor te leggen. Voor de meer intrinsieke kennis van Hooft b.v. is zijn conclusie i.v.m. het anti-pastorale (wellicht toch beter: het on-pastorale) karakter van Granida (1605) of b.v. Vondels ombuiging van het pastorale in een bucolisch karakter (Leeuwendalers, 1647) niet zonder repercussies voor het interpretatiebeeld van deze auteurs. S. komt tot de vaststelling dat Il Pastor Fido vóór 1650 werd onthaald als tragikomedie en na 1650 als pastorale tekst. Nog belangrijker is de dwingende conclusie dat de morele kern van dit drama (‘een pleidooi voor geestelijk indifferentisme’, als eindpunt van een ontwikkeling dat dan tevens als voorloper van het maniërisme kan worden gewaardeerd) niet werd begrepen in Nederland, en dat het nieuwe gehalte van de tragikomische vormcode doorgaans niet gerespecteerd werd. Dat de vertaling van D. De Potter (1650) de trouwste is geweest, is binnen het gestelde thema relevant; uiteindelijk nochtans blijft het reliëf van deze studie cultuurhistorisch belangrijker dan theater- of drama-historisch, ofschoon precies dit laatste toch in de titel wordt gesuggereerd.
C. Tindemans
| |
Otto F. Best
Peter Weiss. Vont existentialistischen Drama zum marxistischen Welttheater. Eine kritische Bilanz
Francke, Bern, 1971, 203 pp., SF. 18,50.
Ian Hilton
Peter Weiss. A Search for Affinities
Oswald Wolff, London, 1970, 126 pp., £ 1,15.
De ondertitel van Bests boek geeft ook de inhoud aan van Hiltons vlugge introductie. Hiltons boekje wil bewust aanstippen en bekend maken, en slaagt er binnen dit korte bestek nog in de hoofdlijnen uit te tekenen. Deze hoofdlijnen worden dan door Best op bewonderenswaardige wijze uitgediept. Best gaat niet filologisch te werk, spaart zoveel mogelijk de realia uit en concentreert zich op Weiss' intellectuele problematiek: een mens te zijn in de wereld van vandaag. Hij ziet de biografische elementen organisch aan het werk in de persoonlijke doctrine; zorgvuldig speurt hij de langzame maar consequente evolutie na van een bewuste afzondering naar een collectivistisch heilsperspectief, in een combinatie van roman- resp. dramatechnische analyse, thematologische interpretatie en theatrale aandacht. De boeiende bladzijden over de inhoudsevolutie van het Europese surrealisme, fundamenteel artistiek voorbeeld van Weiss, als maatschappij-ideologische avantgarde, houden een synthese in van de moderne kunstdoctrines. In deze context gaat Best ook na wat het documentendrama precies te betekenen heeft en dat brengt hem tot een strenge veroordeling van de artistieke waarde van Weiss' laatste revolutiestukken (Angola, Vietnam) op basis van hun deficiënte infor- | |
| |
matieve waarheid, een altijd hachelijk standpunt dat S. omstandig verantwoordt.
C. Tindemans
| |
Hans Daiber
Gerhart Hauptmann oder Der letzte Klassiker
Molden, Wien, 1971, 336 pp., DM. 26,-.
Toegegeven, dit boek verschijnt in een reeks die populariserend de grote Duitse auteurs wil leren kennen. Dat wil dan voor S. zeggen dat je nagenoeg elk intiem dagboekdetail moet vernemen, dat het historisch geroddel keurig fungeert als materiaal van een biografie, dat de inderdaad zowel menselijk als mentaal niet vlekkeloze Hauptmann in zijn ergerlijk snobisme en esthetisch dandyisme ongenadig getekend wordt. Maar dit wil blijkbaar ook zeggen dat geen aandacht bestaat voor het crisisfenomeen door deze auteur belichaamd, zijn bepaald niet van spanningen vrije sleutelbestaan tussen zowel maatschappelijk-sociale wijzigingen als metamorfoses van de literaire opvattingen. Enige diepere reflectie, zij ze themathologisch, zij ze ideologisch, zij ze literairhistorisch, onderneemt S. niet. En als het geen regelrechte haat of afkeer is die hem drijft, er wordt voldoende kwade wil gedemonstreerd om deze auteur te disqualificeren voor zijn opdracht.
C. Tindemans
| |
Jens Heilmeyer - Peo Fröhlich
Now. Theater der Erfahrung
Material zur neuen amerikanischen Theaterbewegung
319 pp., DM. 24,-.
Carlo Silvestro
The Living Book of the Living Theatre
DM. 24,-. Verlag M. DuMont-Schauberg, Köln, 1971.
Twee jonge Duitsers zijn op Off Off Broadway gaan rondneuzen en hebben getracht deze grillige buurt in woord en beeld vast te leggen. De basis vormen reeksen intervieuws, telkens aangevuld met extracten uit stukken of theoretische verklaringen. Nagenoeg alle ons nu ook vertrouwde namen zijn vertegenwoordigd, zowel bij de groepjes als bij de theatermakers en de auteurs, zowel van het blanke als van het zwarte en het bruine theater. Het geestelijke klimaat van een beweging die voorlopig meer tegen dan voor is, wordt omstandig uitgetekend en dan aan de lezer-kijker overgelaten voor evaluatie. De vertalingen bereiken in de verste verte niet het groezelige taal- en tekengebruik dat in de meeste stukken uitdagend aanwezig wil zijn. En de ongenuanceerde partijdigheid van de samenstellers is ook al niet de beste garantie voor een onvertroebelde objectiviteit.
C. Silvestro, zelf lid van The Living Theatre, heeft een prentenboek gemaakt, minder over de theatrale betekenis van dit baanbrekende ensemble (tot na Paradise Now, de Braziliaanse episode zit er dus nog niet in) dan over de saamhorigheid als a way of life. De meeste prenten trachten het ongebonden en nonchalante dagjesleven op te roepen en het geheel is duidelijk onder narcose vervaardigd: een jarenlange trip. Anekdotiek van de moderne zelfkant.
C. Tindemans
| |
J.L. Styan
Chekhov in Performance.
A Commentary on the Major Plays
Cambridge U.P., 1971, 341 pp., £ 4,60.
Dit is een onuitstaanbaar-goed boek waarvan je je aan het eind toch afvraagt wat de auteur ermee bedoeld kan hebben. Zijn opzet is een regel-per-regel, woord-per-woord commentaar op de 4 grote Tsjechovstukken: De meeuw, Oom Wanja, De drie zusters, De kersentuin. S. aanvaardt wel de veel-zinnigheid van deze dramatische scenarii, maar dringt toch door naar het alluderend geheim en de controversiële betekenis en houdt tenslotte een-zinnigheid over. Zijn lenige, intelligente analyse speurt aan alle zijden en in alle historische details naar een definitieve verantwoording van de grondtekst. Met zin voor slagwoorden (‘comedy of anti-climax’) weet hij uit te maken dat Tsjechovs betekenis erin ligt dat hij niet evenzovele crisissen gedramatiseerd heeft, maar het levenloze leven van alledag dat daar tussenin ligt. Zo kan hij waarschuwen tegen het bestendige gevaar van overtheatralisering bij de opvoering en zelfs de literaire tekorten (het slot van Oom Wanja en van De drie zusters) weginterpreteren via theatraal raffinement. Of hij dé essentie nu te pakken heeft, zal echter blijven afhangen van de regie-intentie; deze nu verwaarloost S. tot en met en meteen maakt hij tenslotte zijn zo fijne boek wel erg labiel.
C. Tindemans
| |
| |
| |
Film
Antonioni, Michelangelo - Blow-up. - (Modern film scripts) Lorrimer, London, 1971, 119 pp., £ 1,05. |
Bazin, André - Jean Renoir. - Champ libre, Paris, 1971, 285 pp., FF. 27. |
Bunuel, Luis - Belle de jour. - Lorrimer, London, 1971, 168 pp., geïll., £ 1,05. |
Bunuel, Luis - Tristana. - Lorrimer, London, 1971, 144 pp., geïll., £ 1,05. |
Carey, Gary - Cukor & Co. - Museum of modern art, New York, 1971, 166 pp., geïll., $ 2,95. |
Carey, Gary - Lost films. - Museum of modern art, New York, 1970, 91 pp., geïll., $ 4,95. |
Dickinson, Thorold - A discovery of cinema. - Oxford University Press, London, 1971, 164 pp., geïll., £ 1,50. |
Dossiers du cinéma. Cinéastes 2. - Casterman, Tournai, 1971, 256 pp.. |
Everson, William K. - The films of Hal Roach. - Museum of modern art, New York, 1971, 96 pp., geïll., $ 2,50. |
Fellini - L'arc, Aix-en Provence, z.j., 88 pp., geïll., FF. 10,-. |
Ford, John - Stagecoach. - Lorrimer, London, 1971, 144 pp., geïll., £ 1,05. |
Fry, Nicholas - The trial. A film by Orson Welles. - (Modern film scripts), Lorrimer, London, 1971, 176 pp., geïll., £ 1,05. |
Gelmis, Joseph - The film director as superstar. - Secker and Warburg, London, 1971, 316 pp., geïll., £ 2,75. |
Gili, Jean A., Ed. - Sydney Pollack. - Gili, Nice, 1971, 103 pp., FF. 12,-. |
Glucksmann, André - Violence on the screen. - British film institute, London, 1971, 78 pp., £ 0,40. |
Goldmann, Annie - Cinéma et société moderne. - Anthropos, Paris, 1971, 250 pp.. |
Kael, Pauline - Going steady. - Temple Smith, London, 1970, 304 pp., £ 2,40. |
Lazarou, George A. - Max Steiner and film music. - Lazarou, Athene, 1971, 40 pp., $ 1,-. |
Lelouch, Claude - A man and a woman. - Lorrimer, London, 1971, 116 pp., geïll., £ 1,50. |
Martin Levin, Ed. - Hollywood and the great fan magazines. - Ian Allan, London, 1970, 224 pp., £ 2,70. |
Macdonald, Dwight - On movies. - Prentice Hall, Hemel Hampstead, 1971, 492 pp., £ 5,-. |
Menzel, Jiri and Bohumil Hrabal - Closely observed trains. - Lorrimer, London, 1971, 144 pp., geïll., £ 1,05. |
Pabst, G.W. - Pandora's box. - Lorrimer, London, 1971, 136 pp., geïll., £1,05. |
Pasolini, Pier Paolo - Oedipus Rex. - (Modern film scripts) Lorrimer, London, 1971, 150 pp., £ 1,05. |
Richie, Donald - George Stevens. An american romantic. - Museum of modern art, New York, 1971, 104 pp., geïll.. |
Richie, Donald - George Stevens, an american romantic. - Museum of modern art, New York, 1970, 104 pp., geïll.. |
Richie, Donald - Seven Samurai. A film by Akira Kurosawa. - (Modern film scripts), Lorrimer, London, 1971, 224 pp., geïll.. |
Roud, Richard - Jean-Marie Straub. - Secker and Warburg, London, 1972, 176 pp., geïll., £ 0,95. |
Saris, Andrew, Ed. - Hollywood voices. - Secker and Warburg, London, 1972, 180 pp., geïll., £ 1,25. |
Sirk on Sirk. Interviews with Jon Halliday. - Secker and Warburg, London, 1972, 176 pp., geïll., £ 0,95. |
| |
Nicholas Meyer
The Love story story
Avon Books, New York, 1971
S. was ‘unit publicist’ van Howard Minsky's eerste filmproduktie Love Story. Hij had als taak de public relations tussen de opname-ploeg en de buitenwereld te verzorgen. In die functie kwam hij tegelijk veel en heel weinig aan de weet over het maken van de film. Veel omdat hij alle opnamen bijwoonde, heel weinig omdat hij over vooren na-produktie alleen maar uit tweede hand, uit herinneringen kon putten, en nauwelijks bij het creatieve aspect van de film was betrokken. Zijn verslag van de opnamen zelf van Love Story vormt grotendeels overbodige lectuur. Leerrijk is echter wel alles wat zijn functie betreft: het opbouwen van een image voor een film. Leerrijk zijn ook de notities over de carrières van de belangrijkste medewerkers: de acteurs, Hiller (regie), Minsky en Evans aan de produktiekant, Segal en Lai respectievelijk voor boek en muziek. Ook over de public-relation-managers van de acteurs staan er lezenswaardige dingen in het boek. Het is jammer dat S. zichzelf zo nadrukkelijk tussen de filmopnamen en de lezer schuift. Zijn boek is goeddeels een self-advertisement geworden voor een niet eens bijzondere persoonlijkheid.
D. Lauwaert
| |
| |
| |
Kunst
Hommage à Giedion. Profile seiner Persönlichkeit. - Birkhäuser, Basel, 1971, 198 pp., geïll., SF. 24,50. |
Kask, Tonis - Symmetrie und Regelmässigkeit. Französische Architektur im Grand-Siècle. - Birkhäuser, Basel, 1971, 157 pp., geïll., SF. 19,50. |
Koch, W. en G. Kotting - Termen en begrippen in de bouwkunst. - Kosmos, Amsterdam / Antwerpen, 1971, 168 pp., f 14,50. |
Lambert, Dr. Audrey - The Making of the Dutch Landscape. - Seminar Press, London. |
| |
Johann Sebastian Bach
(Genie en Wereld) Heideland - Orbis, Hasselt, 1970, 301 pp., BF. 525.
Dit luxe album bevat 115 chronologisch gerangschikte illustraties met commentaar en negen boeiende essays over leven en persoon, scheppingskracht en artistieke invloed van J.S. Bach. De essays zijn van de hand van verschillende verdienstelijke Bach-specialisten, o.m. G. von Dadelsen, die een studie publiceerde over de datering van Bachs werken; de componist L.-A. Marcel onderzoekt Bachs invloed op de latere componisten, de dirigent Hermann Scherchen schrijft over ‘Die Kunst der Fuge’; in een fraai geschreven essay over ‘Bach, de scheppende musicus’, wijdt Antoine Goléa, o.m. aandacht aan de partita's voor viool- en cello-solo; de religieuze composities zoals de Cantates en Passionen komen aan de beurt in een hoofdstuk van Carl de Nys, waarin het religieuze aanvoelen van de cantor van Leipzich wordt belicht. Tenslotte een overzicht van de belangrijkste werken en een kritische keuze uit de bestaande grammofoonplaten, samengesteld door Carl de Nys.
P. Van Looy
| |
P.F. Althaus en A. Henggeler
Denkmodell Stadtraum
Verlag A. Niggli, Teufen, 1969, 87 pp..
Een architect en een kunstcriticus, een embryonair team, geven samen hun visie op het denkmodel stadsruimte, een denkmodel van het actuele menselijke leefmilieu dat een noodzakelijk referentiekader levert voor elke planning. Het model vervult de rol van hypothese in het positief-wetenschappelijke denken. Wat uit deze notities in de eerste plaats blijkt, is de behoefte van de ‘planoloog’ aan een ‘philosophische Grundhaltung’ van waaruit hij niet alleen zijn werken maar ook zijn bestaan kan verantwoorden. Op de beschrijving van deze ‘Grundhaltung’ valt wel wat aan te merken, maar het meest paradoxale hier is, zoals in vele soortgelijke geschriften, dat de auteurs wel pleiten voor een wetenschappelijke en dus universele opbouw van een model, maar zichzelf tevreden stellen met eigen, niet-verantwoorde interpretaties van bepaalde gegevens.
G. Bekaert
| |
Mhàly Kubinsky
Adolf Loos
76 pp., 39 pl..
Màté Major
Pier Luigi Nervi
72 pp., 48 pl..
Henschelverlag, Berlin, 1970, per deel DM. 12,50.
Oorspronkelijk uitgegeven door de Hongaarse Academie van Wetenschappen wil de serie ‘populaire’ publikaties brengen over de grote architecten van de twintigste eeuw. De eerste twee delen behandelen Loos en Nervi. Ze zijn volgens eenzelfde schema opgebouwd: na een korte informatieve inleiding over opvattingen en werk van de architect volgt het illustratiegedeelte. Nieuwe gegevens of opnamen mag men van soortgelijke serie niet verwachten, wel een verantwoorde eerste kennismaking.
G. Bekaert
| |
George Melly
Revolt into Style
The Pop Arts in Britain
Allen Lane The Penguin Press, London, 1970, 245 pp., £ 2,50.
Voor het grootste deel bestaat deze inleiding tot de Britse pop-culture uit portretten en schetsen, pogingen tot situering, die S. tijdens de jaren zestig heeft geschreven voor verscheidene Engelse publikaties (vnl. The Observer). De basishoofdstukken, gewijd aan resp. de Britse pop-music, de ‘visual op’, film, radio, tv en theater, en de popliteratuur, werden met meer afstand geschreven. Analyse en kritiek, esthetische beschouwingen en sociologische situeringen, persoonlijke ervaringen en bedenkingen worden op een prettige, genuanceerde en ‘elegante’ wijze door elkaar gemengd. Deze kroniek is onafgewerkt, wat niet betekent dat S. zich niet engageert: hij acht de betekenis van de pop van sociale aard (de ‘revolt’ uit de titel) en vindt dat deze betekenis met de jaren verwaterde tot een ‘style’.
Eric D Kuyper
| |
| |
| |
Miscellanea
Bomans, Godfried - Een Hollander ontdekt Vlaanderen. - Elsevier, Brussel, 1971, 279 pp., BF. 195. |
Brunner, John - Weg met de wereld. - Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1971, 171 pp., ? 3,-, BF. 49. |
Calne, Roy - Nieuw leven door transplantatie. - Lemniscaat, Rotterdam, 1971, 127 pp., BF. 185. |
Cultureel Jaarboek van de provincie Antwerpen 1970. - Provinciale Cultuurdienst, Antwerpen, 1971, 632 pp., BF. 235. |
Dalle, Felix - Japan diagonaal. - Orion, Brugge, 1971, 220 pp.. |
Dick, Philip K. - Vlucht in visioenen. - (Prisma) Spectrum, Utrecht / Antwerpen, 1972, 175 pp., ? 3,-, BF. 49. |
Florquin, Jos - Ten huize van... 2. - Orion, Brugge, 1971, 346 pp.. |
Geertman, Prof. Dr. J.A. - Management in de detailhandel. - Agon Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1971, 222 pp.. |
Gijsen, Marnix - Een stad van heren. - Manteau, Brussel, 1971, 88 pp., geïll.. |
Lindeijer, Mr. A.G.F. - Prisma Belastinggids 1972. - (Prisma) Spectrum, Utrecht / Antwerpen, 1972, 190 pp., ? 3,-, BF. 49. |
May, Ferdinand - Fanal Paris. - Verlag Neues Leben, Berlin, 1971, 453 pp., M. 8,20. |
Menges, Dr. L.J. - Uitzicht op morgen. - Callenbach, Nijkerk, 1971, 128 pp., BF. 205. |
Middelkoop, Drs. A.J. - Nederlands - Esperanto - Nederlands. - Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1971, 481 pp., ? 5,50, BF. 90. |
Shuchovizki, Leonid - Rittlings auf einem Delphin. - Verlag Neues Leben, Berlin, 1971, 300 pp., M. 6,60. |
Sportcahier. Kerk en sport. - Sporta, Berchem, 1971, 52 pp.. |
Woordenboek der Oudheid. Afl. 6. - Romen & Zn., Roermond, 1971, kol. 1345-1544, ? 17,-. |
| |
E.F. Leonard
Het koninkrijk der kikkeren is nabij
Bruna, Utrecht/Antwerpen, 1971, 191 pp., ? 2,95.
Bijna gelijktijdig met het uitkomen van zijn eerste verhalenbundel in de afdeling science-fiction en psycho-horror, werd bekend dat de auteur E.F. Leonard de eerste prijs gewonnen had in de door de NOS en BRT uitgeschreven prijsvraag voor het beste science-fictionverhaal.
Een reden om deze bundel eens nader te bekijken.
De veertien helder gestructureerde verhalen, veelal met een erotisch trekje (echter toch geen erotiek om de erotiek) hebben in het algemeen tot thema de verhouding manvrouw, met de man meestal als underdog. Zijn verhalen zijn doorspekt met bijbelmotieven. Zie o.a. de titel en het kostelijke verhaal: ‘Heel goed, zei Jahwe’.
Wat opvalt is het alledaagse, maar zeer suggestieve taalgebruik van Sch., waardoor hij een aparte, goed bij dit genre passende sfeer weet op te roepen.
Zoals praktisch iedere bundel bevat ook dit boek naast een aantal goede verhalen, een paar zwakkere. Jammer is b.v. dat men van sommige verhalen het slot heel gauw kan voorspellen, wat aan een op zich niet onaardig verhaal toch afbreuk doet.
Al met al, een voor de kenners wellicht plezierige afwisseling van de vele buitenlandse vertalingen en voor de leken een prettige manier om eens met dit genre kennis te maken.
C. Free
| |
Melina Mercouri
Ik ben geboren Griekse
Bruna, Utrecht / Antwerpen, 1971, 236 pp., geïll., BF. 220.
Het autobiografisch verhaal van de bekende Griekse actrice, zangeres en filmster, die met deze publikatie op haar manier wil afrekenen met het bewind van de kolonels. Haar notities heeft zij eerst in het Grieks op honderden witte steekkaartjes aangebracht, daarna aan de bandrecorder doorgepraat, in het Engels en het Frans. Alert beschrijft zij haar grootvader, die gedurende jaren burgemeester van Athene was, en haar vader, die als parlementslid van de links opgestelde middengroep te Londen verbleef, toen het nieuwe bewind aan de macht kwam. Meedogenloos tekent zij haar eigen jeugd en carrière, verliefdheden en huwelijken inkluis, die haar vanuit Genève, Lausanne, Parijs, Cannes of Corsica of waar ter wereld ook, telkens weer naar de Griekse eilanden terugbrachten. Bij alle gepassioneerdheid blijkt zij van een opvallende authenticiteit te zijn, voor alles gehecht aan haar land en volk, eerlijk en op menige bladzijde vrouwelijk ontwapenend zowel tegenover de orthodoxie, als tegenover de junta, het theater en de massamedia.
S. De Smet
|
|