Streven. Jaargang 25
(1971-1972)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 435]
| |||||||||||||||
Koper in Chili
| |||||||||||||||
[pagina 436]
| |||||||||||||||
moeten zijn: bevrijding van de buitenlandse investeringen, die via de grote monopolies de rijkdommen wegzuigen. Deze strijd om de economische onafhankelijkheid wil de UP voeren via een verandering van de burgerlijke staat in een socialistische maatschappij. Het feit dat de UP via democratische verkiezingen aan de macht is gekomen, onderscheidt de Chileense revolutie van alle tot nu toe bekende modellen. Dit houdt nl. in dat ze radicale veranderingen wil aanbrengen zonder buiten de wet te treden, dat ze door de burgerlijke staat geschapen middelen wil gebruiken om diezelfde staat volledig om te vormen. Geleidelijk wil men het binnenlands en buitenlands monopolistisch kapitaal, evenals het grootgrondbezit, doen verdwijnen. Deze etappe moet het mogelijk maken de binnenlandse produktiemiddelen te ontwikkelen, de winsten ervan te kanaliseren voor het welzijn van alle Chilenen, vooral van de misdeelden, en de arbeiders werkelijk in de macht te laten delen. Het doel op lange termijn is de ontmanteling van het hele burgerlijke apparaat, maar in de tussentijd zijn elementen van het kapitalisme te gebruiken. Deze moeten echter ondergeschikt blijven aan de nieuwe verhoudingen in het produktieproces van de staatsbedrijven. De regering van de UP noemt zich daarom niet socialistisch; zij bereidt de weg voor naar het socialisme. | |||||||||||||||
Een stuk geschiedenisAan de verovering van Chili's ‘Tweede Onafhankelijkheid’ zal een lange en bloedige strijd van de arbeiders uit de salpeter- en kopermijnen zijn voorafgegaan. Wat vandaag gaande is, heeft een lange geschiedenis. Koper werd in Chili reeds in 1536 verwerkt, in de mijnen van Chuquicamata. De Spaanse veroveraars gebruikten het voor hun wapenrusting. Een paar eeuwen lang bleef het bij ambachtelijke produktie. Tot in de 19e eeuw Engeland aan de kust verscheen en koper nodig had voor zijn pas ontloken industrie. Bronnen uit die tijd vertellen van de onmogelijke omstandigheden waarin toen gewerkt werd. Een mijnarbeider werd zelden ouder dan 24 jaar. Hij werkte 14 à 17 uur per dag, voor de rest kon hij alleen nog slapen. Van een salaris was nauwelijks sprake: hij kreeg wat waardebonnen die hij in de ‘pulpería’ van de mijneigenaar kon omwisselen voor levensmiddelen, met aftrek van 30 à 40% van de nominale waarde. Een ‘peon’ die de mijn ontvluchtte, vloog in de gevangenis. De mijneigenaar had het trouwens niet veel beter. Meestal waren het kleine pioniers die bij ‘habilitadores’ geld moesten lenen tegen buitensporige renten. Al gauw kon de ‘habilitador’ aldus de eigendom opslorpen en werd een bankier die rijk werd met andermans werk. Bekend is de ‘habilitador’ Agustín Edwards, stichter van de Banco de Londres y America del Sur, eigenaar van het dagblad El Mercu- | |||||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||||
rio, dat tot op heden de belangen van de clan Edwards verdedigt. De uitbuiting van de arbeiders leidde al vroeg tot een scherp klassebewustzijn. Tussen 1844 en 1889 hadden in het Noorden opstanden plaats in Copiapó, langdurige stakingen in Chañarcillo en Coquimbo, in Antofagasta en Mejillones, in Calama en Iquique. Steeds begon het conflict in de mijncentra, sprong over op andere arbeiders en liep zo uit op massale golven van sociale beroering. Vanwege hun omvang kunnen de grote stakingen van 1890 worden beschouwd als de eerste algemene staking van de Chileense arbeidersklasse. Er vielen 1500 doden; later zouden in de ‘pampa’ nog duizenden arbeiders zijn neergeschoten. De ‘habilitadores’, bankiers en financiers, hadden zich opgewerkt tot echte ‘empresarios’ van het mijnwezen. Het waren Chilenen die hun eigen volk uitbuitten. Enkelen onder hen (Edwards b.v.) richtten smelterijen op, hun banken drukten biljetten, zij maakten zich het Engelse monopolistische kapitaal te vriend en verleenden de Engelsen alle mogelijke faciliteiten. Onder elkaar verdeelden zij de politieke en economische macht. De koperproduktie was in die tijd hoofdzakelijk in handen van Chilenen. De Engelsen beheerden er slechts 20 à 30% van. Maar... zij hadden de spoorwegen van de mijnen naar de havens in handen én de verkoop. Zij beslisten over de prijs. Tussen 1820 en 1900 kochten zij de totale produktie op, bijna twee miljoen ton. De opeenvolgende Chileense regeringen lieten de mijneigenaars en het buitenlandse kapitaal rustig alle winsten opstrijken. Er werd alleen een belasting van 2 à 4% geëist op de export. Niemand hield zich bezig met de prijsschommelingen, er bestond geen enkele wetgeving voor kapitaaloverdracht. Dit gebrek aan interesse was het gevolg van de strijd tussen de grootgrondbezitters en de nieuwe industriële kapitalisten. Staat en grootgrondbezitters konden leven op kosten van de mijnen. In 1882 begonnen de Verenigde Staten naar de kroon te dingen op de kopermarkt. De reusachtige mijnreserves van Michigan, ontdekt in 1850, werkten op volle toeren. De uitbreiding van de Amerikaanse industrie en de crisis van het oudere Engelse kapitalisme, samen met de crisis van de structuren in de Chileense maatschappij (burgeroorlog in 1851, nationalistische hervormingspogingen in 1889-1890) waren voor het Chileense koper catastrofaal. Het Chileense aandeel in de wereldproduktie zakte van 30,07% in 1879 tot 5,5% in 1900. Hand over hand drong het economisch imperialisme binnen. De volgende factoren droegen daartoe bij:
| |||||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Arbeidersbeweging‘Europa stuurt ons kapitaal om onze rijkdommen uit te buiten en dan vertrekt het weer onder voorwendsel van onstabiele wisselvoorwaarden. Het is een leugen, arbeider, dat het kapitalisme vooruitgang brengt, het brengt alleen maar woeker en uitroeiing’. Het nationale bewustzijn van de Chileense arbeidersklasse groeide. De strijd had de discipline doen toenemen. Tussen 1891 en 1900 hadden 300 stakingen plaats. De Democratische Partij, die in 1887 was opgericht, had reeds enkele vertegenwoordigers in het parlement. Een van hen was Malaquias Concha. Rond dezelfde tijd ontstond ook de Autonome Democratische Partij, onder leiding van Luis Emilio Recabarren, de grote held van de arbeidersbeweging, die ook de Socialistische Arbeiderspartij zou stichten. Het was de tijd van de eerste weerstandsbewegingen, waaruit de vakbonden zouden ontstaan. De druk van de arbeiders en de algemene crisis in de Chileense maatschappij brachten ook de middenklasse tot een anti-imperialistische houding. Reeds in 1893 sprak de Conventie van de Liberaal Democratische Partij zich uit voor ‘een weloverwogen nationalisatie’ van salpeter, koper en steenkool. In september 1902 schreef El Defensor de la Clase Proletaria: om de bodemrijkdommen van het land te nationaliseren, moeten er in het presidentiële paleis, de Moneda, echte vertegenwoordigers van het volk komen, die geen andere belangen hebben te verdedigen dan die van de bezitlozen. De Chileense arbeiders zijn dus al lang op weg naar de Moneda. De voornaamste etappes van die lange weg zijn de volgende: | |||||||||||||||
1904-1922: De arbeiders organiseren zich
| |||||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
1922-1931: Dictatuur en massamoorden
| |||||||||||||||
[pagina 440]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
1936-1952: De arbeiders organiseren zich opnieuw
| |||||||||||||||
[pagina 441]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
1965-1970: Periode van de ‘chilenización’ van het koper
| |||||||||||||||
1971: Het jaar van de nationalisatieDe nieuwe regering van Allende wilde direct overgaan tot de nationalisatie van het koper: de contracten en wetten die de vorige administratie had nagelaten, bleken echter zo ingewikkeld, dat het onmogelijk was ze teniet te doen door een gewone wet. De enige oplossing was een grondwetsherziening. Op 23 december 1970 diende Allende daartoe een ontwerp in. In de | |||||||||||||||
[pagina 442]
| |||||||||||||||
kamer, waar de regering geen meerderheid heeft, werd het nog enigszins gewijzigd. De oorspronkelijke tekst sprak van de nationalisatie van ‘goederen’; dat werd vervangen door ‘bedrijven’, zodat nu ook de schulden van de bedrijven door Chili overgenomen moeten worden. Het definitieve ontwerp werd op 11 juli 1971 door beide kamers goedgekeurd met eenparigheid van stemmen, d.w.z. door alle partijen, ook door de oppositie. Daarmee had de regering een geldig juridisch instrument in handen voor de volledige nationalisatie van de grote mijnen. Commissies namen onmiddellijk het beheer over van de Amerikaanse bedrijven. De grondwet voorziet schadeloosstelling, met dien verstande echter dat de President, alvorens de ‘Contralor General’Ga naar voetnoot1 uitspraak doet over het te betalen bedrag, hiervan mag aftrekken wat in de wet ‘rentabilidades excesivas’ of buitensporige winsten wordt genoemd. Deze buitensporige winsten werden door Allende op 28 september als volgt vastgesteld: Chuquicamata 300 miljoen dollar; El Salvador 64 miljoen; El Teniente 410 miljoen. Om deze sommen te berekenen werd uitgegaan van wat een normale winst genoemd kan worden. Er werd zorgvuldig nagegaan welke winst dezelfde bedrijven de laatste vijftien jaar elders in de wereld hadden gemaakt. In zijn totale internationale verrichtingen, met uitsluiting van Chili, maakte de Anaconda b.v. een gemiddelde winst van 3,67%; in Chili bedroeg die winst 21,51%. De Kennecott maakte elders in de wereld, met uitsluiting van Chili, een winst van 9,95%; in Chili een winst van... 52,87%! Op 13 oktober maakte de Contralor General van de Republiek bekend dat de maatschappijen Chuquicamata, El Salvador en El Teniente een negatief saldo overhadden, m.a.w. nog 388 miljoen dollar aan de Chileense Staat verschuldigd waren. Om tot dat cijfer te komen werden de ‘overdreven winsten’ afgetrokken van de waarde die de bedrijven hadden volgens hun eigen boekhouding. Aan de maatschappijen Exótica en Andina daarentegen zal Chili wel een indemnisatie betalen, resp. 10 en 18 miljoen dollar. Tegen deze hele procedure kunnen, volgens de grondwet, zowel de Amerikaanse bedrijven als de Chileense republiek in beroep gaan. Op 28 oktober werd met deze etappe begonnen en het beroep wordt op dit ogenblik bestudeerd. Er is geen tijdslimiet voorzien voor de uitspraak. Maar één ding is zeker: Chili zal niets of bijna niets betalen voor zijn eigen mijnen. Daarbij mag men het volgende niet vergeten: - de hele procedure - grondwetsherziening, beroep, berekenen van de schadeloosstelling - is langs wettelijke wegen gebeurd, met instemming van alle sectoren van de Chileense samenleving; | |||||||||||||||
[pagina 443]
| |||||||||||||||
- Chili moet wel de schulden betalen die de bedrijven op hun passief hadden op het ogenblik van de nationalisatie (700 miljoen dollar); - Chili heeft tijdens de vorige administratie al 81 miljoen dollar betaald aan El Teniente en 197 miljoen aan Chuquicamata en El Salvador, voor de opkoop van 51% van de aandelen; dat is méér dan de waarde, toen in de boekhouding aangegeven; - Chili werd een eeuw lang uitgebuit door buitenlandse maatschappijen; - De mijnen die Chili nu overneemt, verkeren in slechte staat. De Amerikaanse maatschappijen hebben de nationalisatie zien aankomen; in de tijd van de ‘chilenización’ hebben ze zoveel mogelijk uit de mijnen gehaald en er zo weinig mogelijk in geïnvesteerd. In Chuquicamata b.v., de grootste open kopermijn van de wereld, hebben ze alle afvalsteen laten liggen, wat de verdere werkzaamheden belemmert. In El Teniente was geen watertoevoer voorzien voor uitbreiding van de produktie. Chili zal direct minstens 120 miljoen dollar moeten investeren om de genationaliseerde bedrijven rendabel te houden. De nationalisatie gaat gepaard met andere initiatieven, die van groot belang zijn voor de ontwikkeling van het land. Een verkoopsysteem wordt uitgewerkt op wereldschaal, zodat Chili voor het eerst rechtstreeks deel krijgt in de verkoop van zijn eigen produkt. De relaties met andere koperproducerende landen (Peru, Zambia en Zaïre) worden versterkt. De Chileense universiteiten richtten een comité op voor technische hulp aan het mijnwezen. Coldelco (Kopercorporatie) en Enami (Nationale Mijnmaatschappij) zullen samenwerken in de opbouw van een eigen technologie. Verschillende voorstellen van kapitalistische en socialistische landen van Europa worden bestudeerd in verband met technische bijstand, voor een betere exploitatie en verwerking van het koper. Nieuwe markten gaan open, met name de socialistische landen. Met de Verenigde Staten heeft Chili getracht goede vrienden te blijven. Anibal Palma, Ondersecretaris voor Public Relations, verklaarde: ‘De opperste beslissing van het hele Chileense volk om de kopermijnen te nationaliseren, mag niet worden beschouwd als een aanval op de regering en het volk van de Verenigde Staten. We hebben onze wetgeving toegepast en gehandeld in overeenstemming met Resolutie no. 1803 van de Verenigde Naties’. Maar toen het bedrag van de schadeloosstelling bekend werd gemaakt, eiste het State Department dat deze maatregel zou worden herzien. Washington noemde de Chileense beslissing een ‘ernstige internationale overtreding’. Deze officiële stellingname moedigde de grote ‘empresarios’ van het koper aan, de regering van Allende gewoon uit te maken voor een bende dieven. De verhouding tussen Chili en de Verenigde Staten is er sindsdien niet op | |||||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||||
verbeterd. Reeds voor het bedrag van de schadeloosstelling bekend was, had de Eximbank een lening die Chili vroeg voor de aanschaf van vliegtuigen, afgewezen. In oktober besloot het Congres tot een strengere toepassing van de maatregel Hickenlooper, die alle hulp schorst aan landen die geen voldoende schadeloosstelling bieden voor genationaliseerde bedrijven. Chili is, zoals alle ontwikkelingslanden, voor de verkoop van zijn grondstoffen afhankelijk van de prijs op de wereldmarkt. De prijs van het koper staat op de Londense beurs op zijn laagste peil sedert jaren, tussen 45 en 52 dollarcent, terwijl tussen 1964 en 1970 jaargemiddelden werden geboekt van 58 tot 69 cent. Dit betekent dat, niettegenstaande Chili dit jaar zijn koperproduktie enigszins verhoogd zal hebben (van 540.000 ton in 1970 hoopt men te komen tot 570.000 ton eind 1971), het minder inkomsten zal ontvangen. | |||||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||||
Eufrosino Ramirez(Casa Verde - Chuquicamata) We moesten de hete koperen platen
met de handen opnemen en ze dan doorgeven
aan de mechanische schop. Ze waren gloeiend heet,
zo zwaar als de aarde, we waren uitgeput.
Wanneer we de platen van het erts vervoerden,
viel er soms een op een voet, en brak die voet,
of op een hand, en maakte van die hand een stomp.
Dan kwamen de gringos op ons af en zeiden:
‘Neem die platen vlugger op en ga dan naar huis’.
Met veel moeite en om vlugger naar huis te kunnen
deden we wat ze zeiden. Maar dan kwamen ze terug:
‘Nu werken jullie minder, dus verdienen jullie minder’.
Toen zijn we in staking gegaan, in Casa Verde.
Tien weken duurde de staking en toen we het werk weer opnamen,
gooiden ze mij eruit, met een voorwendsel: ‘waar zijn je werktuigen?’
Kijk naar deze handen, ze zijn louter eelt,
eelt gemaakt door het koper.
Luister naar mijn hart,
heb je niet de indruk dat het opspringt?
Het koper heeft het verbrijzeld
en ik kan met moeite lopen van hier naar daar
op zoek naar werk, hongerig, en werk vinden doe ik niet:
het lijkt wel of ik krom loop,
met onzichtbare koperen platen op de rug, die me kapot maken.
Pablo Neruda, in Canto General
|
|