Streven. Jaargang 24
(1970-1971)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 795]
| |
Aanvaarden of reageren?
| |
[pagina 796]
| |
van een werkkracht voor het bedrijf, of staat hij, ook bij bedrijfskeuringen, mede in dienst van de onderzochte, die toch minstens recht heeft te weten, wat er over hem bevonden wordt? Is het maatschappelijk werk er vooral op gericht om levensonbekwame mensen een steun in de rug te geven, of mag men ook speuren naar de oorzaken, die in objectieve situaties van woonvormen, opvoedingstekorten, vroegere uitbuiting of bestaande maatschappelijke feilen als discriminaties en vooroordelen hun wortel vonden? En hoort het tot de taak van maatschappelijk werkers om zich daartegen uit te spreken?
Dat dit geen vrijblijvende vragen zijn, kan men zien in de discussie over de bedrijfsarts, zoals die o.a. in het tijdschrift Peilingen werd gevoerdGa naar voetnoot3. Met klem pleitte Dr. Kuiper, medisch adviseur van de arbeidsinspectie, ervoor dat de bedrijfsarts zich zou inlaten met de feitelijke gang van zaken binnen het bedrijf. Hij moet niet louter als een soort ‘economisch bioloog’ de menselijke arbeidskracht op peil houden, ziekteverzuim tegengaan door een juiste controletechniek, goede loonslaven selecteren, of de voorkomende en tot op zekere hoogte onvermijdelijke bedrijfsongevallen achteraf helpen genezen. Nee, hij zal het tot zijn taak rekenen om de oorzaken van het ziekteverzuim op te sporen, ook als hij daardoor in conflict komt met bestaande vooroordelen van een bedrijfsleiding; hij zal trachten na te gaan, in hoeverre de psychologische druk van steeds opgevoerde prestaties, carrièredwang en ontslagdreiging mensen ziek maakt; hij zal zelfs niet schromen te onderzoeken, of de aard van het werk zelf in bepaalde gevallen niet zó frustrerend is dat een ‘vlucht in de ziekte’ haast weer een normale reactie wordt op een abnormale situatie. Volgens mededeling van de redactie bleek het zeer moeilijk bij bedrijfsartsen reacties los te krijgen, althans om hen tot publikatie daarvan te verlokken. Een zeer bekwame bedrijfsarts deelde slechts mee die ethische eisen van Dr. Kuiper alleen maar zwaarcalvinistisch te vinden - volgens hem was een bedrijfsarts een beoefenaar van een nuttig beroep dat niet ten onrechte goede verdiensten laat verwerven door hem die het zo uitoefent dat het bedrijf er op vooruit gaat. Slechts iemand die de hele gedachte van een mogelijke kritiek op de aard van het werk zelf zonder meer verwerpt, bleek bereid zijn mening op papier te zettenGa naar voetnoot4. In alle beroepen waar een zorg voor mensen, op welke wijze dan ook. | |
[pagina 797]
| |
wordt aangewend, kan dezelfde belangentegenstelling zich voordoen. Wij worden ons er tegenwoordig langzamerhand meer bewust van. Een bedrijfsaalmoezenier kon constateren hoezeer een mens die schijnbaar op zijn plaats in het bedrijf voldoet en aangepast is, lijdt aan een veel diepere onaangepastheid. ‘In het bedrijfsleve’, stelt hij, ‘kan het voorkomen dat iemand lijdt aan het drukkende gevoel niet waar te kunnen maken wat van hem verwacht wordt, m.a.w. hij zit op het niveau van zijn incompetentie, alswel dat iemand voortdurend geïrriteerd raakt vanuit het gevoel, niet voldoende gewaardeerd te worden en niet de kans te krijgen te doen wat hij eigenlijk zou kunnen doen, m.a.w. dat hij moet werken beneden zijn niveau. Dit soort constateringen kan een mens aansporen alles in te zetten, maar het kan van de mens ook een kankerpit maken. Het werk mobiliseert constructieve en destructieve drijfveren’Ga naar voetnoot5. Aan de hand van dit soort voorbeelden laat deze bedrijfsaalmoezenier zien welke dimensies de pastorale taak kan krijgen als men ingaat op de werksituatie van de mens. Omdat de kerken in het algemeen te weinig aandacht aan dit levensgebied besteden - hoezeer de arbeid, ook in een tijd van automatisering, nog altijd een groot deel van het wakend leven van de meeste volwassenen uitmaakt - heeft de pastor voorlopig in de industriële situatie ‘weinig te zeggen. Hij heeft veel meer te luisteren, maar dan geen passief alleen-maar-luisteren, maar een actief luisteren: en daarmee bedoelen wij zo intens luisteren, dat de mensen met wie je spreekt, leren luisteren naar zichzelf’. Maar ook deze schrijver die zo voorzichtig pleit voor het luisteren, kondigt aan dat de pastoraal, mits men echt luistert naar wat de mensen ‘in de diepte van hun bestaan’ te zeggen hebben, zich op een gegeven moment niet zal kunnen onttrekken aan het aanwijzen en het ontmaskeren van het kwaad. Een pastor die zich ‘verdiept in de werksituatie’ zal die taak voor zich zien opdoemen. Dus wederom: niet alleen beschouwen, ook niet alleen werken om de mens aan te passen aan de bestaande orde, maar zo nodig ook pleiten voor een aanpassing van het bestaande bestel aan de mens. In hetzelfde nummer van PeilingenGa naar voetnoot6 wijst een huisarts erop, dat in moderne stadswijken de mens weer wordt opgeslagen als een produktiefactor, maar dat van echt wonen te weinig sprake was bij de bouw van zulke wijken. Vanuit zijn ervaring, die een bijzonder interessant gevoel van groepsbeleid en samenwerking van artsen en anderen laat zien, is hij wars geworden van het zo gemakkelijk toedienen van medische zorg, pillen enz., in plaats van | |
[pagina 798]
| |
te praten met de mensen, eventueel hen door te verwijzen naar maatschappelijk werkers, pastores en anderenGa naar voetnoot7. Niet alleen de filosofen kunnen de wereld vrijblijvend beschouwen en zo een instrument zijn in de handen van hen die profiteren van een gegeven maatschappelijke orde. Dat is zelfs mogelijk bij mensen die in hun beroep zich inzetten om wat te doen aan de concrete noden van hun medemens. Maar die inzet blijkt in onze tijd meer en meer te moeten leiden tot een nadenken over de gerechtvaardigdheid zelf van onze aanvaarde maatschappelijke feiten en voorstellingen. Men hoeft het met de aard van de reactie niet altijd eens te zijn om toch te moeten erkennen: niemand kan er zich helemaal aan onttrekken. Nu de problemen eenmaal zo gezien worden, is het niet reageren ook een vorm van reactie. |
|