Streven. Jaargang 24
(1970-1971)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |
De oude en de nieuwe wereld
| |
[pagina 228]
| |
De stelling van Peter Wiemers over de Derde Wereld als mogelijke norm voor het verziekte Noord-Europa misstaat evenmin onder ‘moderne mensen’. Die suggestie doet denken aan uitspraken van 18e-eeuwse filosofen, die gevleugelde woorden hebben gesmeed als dat van Bernardin de Saint-Pierre: ‘Ik weet niet of koffie en suiker de westerse mens gelukkig hebben gemaakt; wat ik wel weet is dat daardoor West-Indië en Afrika in rouw gedompeld werden’. Men zou nog verder kunnen teruggaan naar de monnik Las Casas, die in 1552 zijn studie publiceerde over De Vernietiging van de Indiën. De Spaanse kolonisator - of in Wiemers' bijdrage de Noordeuropese mens - corrumpeerde door zijn activisme de buitgemaakte Indiaan. Bij Las Casas, die wel eens met Raimondo Pane als de grondlegger van de culturele antropologie wordt gezien, ontdekt men de ook bij Wiemers voorkomende opvatting dat reïntegratie van de activistische westerling ‘van buiten’ moet komen. Zoals Marx de nieuwe mens uit het sociale moeras van de 19e eeuw tevoorschijn toverde, zo hebben Las Casas, de 18e-eeuwse filosofie en ‘moderne’ progressieven die mens gesitueerd in de door Europa onder druk gezette buitengewesten.
Het kan misschien voor de genuanceerdheid van het menu dat de redactie met dit nummer de lezer aanbiedt, geen kwaad, dat Bartalits op een vrij zakelijke, zeer deskundige wijze een volgens sommigen niet-relevante kwestie als het Europese veiligheidsverdrag aansnijdt. Met Thiadens, Medische techniek en technische geneeskunde in de toekomst, neemt hij de ‘informatieve functie’ waar die, gelet op de formule van Streven, onmisbaar is. Het verkennen van de werkelijkheid die zucht onder de gevestigde macht, mag niet leiden tot een nieuw sacrosanct lastdier: elke visie, tendens of stroming moet toetsing en eventueel tegenstoot kunnen en willen verdragen.
De bijdrage van Koerse over Filosofie en Stedebouw wijst op het verlangen van filosofen en stedebouwers elkaar te vinden en de noodzaak daarvan; tegelijk constateert dit artikel dat men geen creatief gereedschap heeft om het niemandsland tussen elkaars ivoren torens vorm te geven. Daarmede preludeert zijn bijdrage op wat Streven als centrale opgave is gaan zien: het nog onbetreden tussenveld exploreren. Nagaan wat de mens ondanks alles kan. Daarom worden zoveel wellicht ten onrechte afgewezen dromen van weleer opnieuw gelanceerd; daartoe worden versleten werkelijkheden zoals machtspolitiek alsnog getest op eventuele overlevingskansen; en tenslotte verklaart dat de durf om nieuwe verbeeldingskracht op te roepen; dat alles wijst - of kan wijzen - op een gerichtheid naar de toekomst.
Het is niet zo'n grote kunst om aan de menselijke reeks van materieel | |
[pagina 229]
| |
en geestelijk geweld andere verschrikkingen toe te voegen. Misschien nietbedoeld en wellicht onbewust, doch in feite in toenemende mate plaatsvindend geweld. Dat komt omdat langzamerhand de mens als meester en schepper van eigen lot de publieke norm - het cultuurbeeld - is gaan beheersen. Dat meesterschap schijnt moord te rechtvaardigen; dat visioen schijnt overheersing eindelijk legitiem te maken; die hybris deinst er niet voor terug om op de bodem van een ontgoddelijkte wereld ten einde raad het macabere spel van het godsgericht te laten voltrekken.
Mischien is het verstandiger tussen oude en nieuwe wereld naar de taal te zoeken die de wilszuchtige mens van zijn kramp geneest. Opdat in alle variabiliteit een cultuurbeeld ontstaat waarin de mens zijn hem gegeven grenzen leert erkennen en beminnen.
Het is een aardig streven.
Theo P.M. de Jong |
|