| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
Midden-Oosten
In ons vorig overzicht vermeldden wij, dat er enig uitzicht was op wijziging in de toestand in dit gebied. Meer en meer begon het besef door te dringen dat de situatie zo slecht was geworden, dat een confrontatie tussen de beide grootmachten achter de schermen steeds dreigender werd. Daar geen van beiden hier iets voor voelde, werden van beide zijden pogingen gedaan om tot een schikking te komen en lieten beiden proefbalonnen op om de reacties na te gaan.
Van deze pogingen was die van de Amerikaanse minister Rogers het langste leven beschoren. Zijn plan was gebaseerd op de resolutie van de Veiligheidsraad dd. 22 november 1967, waarin werd vastgelegd dat Israël zich zou terugtrekken uit ‘gebieden, bezet tijdens het jongste conflict’; erkenning van de souvereiniteit, territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid van alle staten en het recht om te leven binnen veilige en erkende grenzen; vrije vaart door internationale waterwegen (Suezkanaal en Straat van Tiran) en een rechtvaardige oplossing van het probleem der vluchtelingen.
Er kan niet gezegd worden dat de voorstellen met gejuich door de partijen werden begroet. Na lange besprekingen van Nasser in Moskou en waarschijnlijk onder sterke druk van zijn Sovjet-vrienden ging Nasser er tenslotte toe over om positief te reageren op Rogers voorstellen tot een bestand voor een beperkte periode, waarin geen van beide partijen zijn posities zou mogen verbeteren. Nasser zag geen nieuws in de plannen, maar meende dat men zelfs de kleinste kans op een vreedzame regeling niet mocht laten voorbijgaan. Van begin af aan waren er echter al moeilijkheden; zo sprak Caïro over terugtrekking van Israël uit ‘de’ bezette gebieden, daarmee meer suggererende dan de Veiligheidsraad had vastgesteld; tevens aanvaardde het een wapenstilstand voor drie maanden, waarmee het de ‘beperkte periode’ meteen vastlegde.
Al eerder was ook aan Israëlische zijde de bereidheid gebleken om te zoeken naar een vreedzame oplossing; premier Meir had reeds verklaard in principe de resolutie van '67 aan te nemen, maar zij onderschreef niet de opvatting dat Israël zich uit alle bezette gebieden moest terugtrekken, daar er bepaalde strategische knelpunten waren waarover Israël wilde praten. Ook had Tel Aviv bezwaren tegen de beperkte duur van een bestand, omdat dit gebruikt kon worden om zich beter voor te bereiden op de hervatting van de oorlog - waarbij speciaal gedacht werd aan de verdere installatie van Russische raket- | |
| |
bases dichter bij het Suezkanaal -, reden waarom Israël liever een definitieve wapenstilstand zag. Nu Egypte echter op Rogers’ voorstellen inging, kwam Tel Aviv in een moeilijke situatie. Afwijzen zou hoogstwaarschijnlijk leiden tot de weigering van de Verenigde Staten om verdere militaire en economische hulp te verlenen en Israël is volgens minister Dayan niet sterk genoeg om zich de weelde van een isolement te kunnen veroorloven; hij meende daarom dat niet vitale compromissen niet verworpen konden worden. Het is mogelijk dat Moskou en Caïro een dergelijke situatie wensten te bewerkstelligen; het is echter ook mogelijk, dat Moskou oprecht is en er rekening mee houdt zijn invloed in Egypte gedeeltelijk te verliezen en in die richting wijst de verhoogde Russische activiteit in Lybië.
Binnen de Israëlische regering bleek onenigheid te bestaan over het te geven antwoord. De zes ministers behorende tot de Gahalpartij wensten onder geen voorwaarde steun te geven aan het plan Rogers; zij dreigden uit de regering te treden, mogelijk in de - overigens ijdele - hoop zo een regeringscrisis te forceren en in de daaropvolgende verkiezingen politiek voordeel te behalen. Ook onder de duiven waren meningsverschillen; men vond 90 dagen lang genoeg voor de Arabische landen om hun posities te verbeteren en te kort om te komen tot een definitieve regeling; daarom wenste men tenminste ijzersterke garanties voor de handhaving van de status quo aan de fronten. Gedachtig de plotselinge terugtrekking van de V.N.-troepen in '67 door Oe Thant voelde Tel Aviv weinig voor een nieuw V.N.-toezicht; ook een gemengd Russisch-V.S. toezicht vond men niet aanvaardbaar, zodat de regeling van het toezicht op de naleving van het bestand eigenlijk alleen maar meer onzeker werd; men spreekt nu over een stilzwijgend akkoord tussen de Verenigde Staten en Rusland geen wijzigingen in de militaire positie te dulden; verder zouden er indirecte verkenningsvluchten plaats hebben door hoogvliegende en speciaal uitgeruste vliegtuigen van Israël en Egypte en zouden S.U.- en V.S.-satellieten elektronische waarnemingen doen.
Ook aan Arabische zijde waren meningsverschillen. De Egyptische instemming werd gevolgd door o.a. Jordanië en Libanon, maar Syrië, Irak en Algerije weigerden en probeerden druk uit te oefenen op Nasser om zijn antwoord te herroepen. In enkele Arabische kringen werd Nasser uitgekreten voor verrader en speciaal de Palestijnse verzetsbewegingen voelden zich in de steek gelaten en verklaarden bij monde van de nog als gematigd genoemde Arafat, dat zij zouden doorvechten tot het bittere einde. Aan genoemde regeringen verweet Nasser, dat zij op het militaire front nooit veel hadden betekend, maar hem de oorlog hadden laten voeren en nu hem de wet wilden voorschrijven; Sovjet-druk op Syrië en Irak bracht beide landen niet tot andere gedachten en Irak en Algerije weigerden deel te nemen aan een conferentie van ministers van buitenlandse zaken te Tripolis op 2 augustus.
Een van de vragen die de Israëlische regering zich had gesteld, was natuurlijk of de diverse Arabische regeringen in staat zouden zijn de Palestijnse verzetsbewegingen er toe over te halen het bestand te handhaven. Vermoedelijk zal zij zich er terecht niet al te veel illusies over hebben gemaakt. Wel kon men
| |
| |
hopen, dat er ook hieronder groepen zouden zijn die zich achter Nasser zouden opstellen. Inderdaad bleek dit het geval te zijn en dit leidde in Jordanië tot bloedige botsingen tussen voor- en tegenstanders van het plan Rogers; bovendien deden tegenstanders tevens herhaalde pogingen in Amman om koning Hoessein ten val te brengen, zodat hier een burgeroorlog dreigde, waarin zich dan ook de in Jordanië gelegerde Iraakse troepen zouden mengen aan de zijde der fanatieke Palestijnen. Voortdurende gevechten tussen het Jordaanse leger en commando's van de Palestijnen maken het nodig ook te gaan praten over een wapenstilstand binnen de Arabische Liga.
Na veel aarzeling stemde Israël in met het bestand, maar binnen 48 uren na het in werking treden - 7 augustus - kwam de eerste klacht over schending binnen; het betrof niet een of andere gewapende aanval, maar een Israëlische bewering dat Egypte met behulp van Rusland nieuwe raketten installeerde op korte afstand van het Suezkanaal; Tel Aviv eiste dat de Verenigde Staten zouden optreden, omdat hierdoor de machtsverhoudingen in het Midden-Oosten ernstig ten nadele van Israël werden gewijzigd, zodat het - hetgeen tegelijkertijd geschiedde - dringend aan de Verenigde Staten verzocht om levering van de reeds lang beloofde phantoms. De Verenigde Staten wilden niet onmiddellijk op deze klacht ingaan; zij bestreden de Israëlische waarnemingen en veronderstelden verplaatsing van reeds aanwezige of hoogstens voltooiing van reeds begonnen installaties. Hun dilemma was of een eis aan Rusland om terug te trekken en een mogelijke confrontatie, of de gevraagde vliegtuigen aan Israël verstrekken en een nieuwe bewapeningswedloop beginnen. In beide gevallen zouden de besprekingen van Jarring getorpedeerd zijn voor ze begonnen waren.
Tenslotte stapte Tel Aviv ook over deze bezwaren heen en konden de onderhandelingen beginnen. Terwijl Israël liever op Cyprus directe onderhandelingen had gezien, stemde het in met New York voor een gesprek à la Rhodos in '49, d.w.z. dat beide partijen niet direct met elkaar spreken, maar de V.N.- vertegenwoordiger, Jarring, moet luisteren naar de standpunten van de verschillende regeringen afzonderlijk om die vervolgens over te brengen aan de anderen. Het is zijn taak om dan een basis te leggen voor overeenstemming, die daarna in directe besprekingen kan worden uitgewerkt. Zover is het nog lang niet; integendeel! Kort na de eerste oriënterende besprekingen werd de Israëlische vertegenwoordiger, Tekoah, voor beraad terug geroepen; de Israëlische beschuldigingen van verdere bestandsschendingen volgden elkaar steeds sneller op en tenslotte moesten ook de Verenigde Staten de juistheid wel erkennen. Zij hopen van Rusland gedaan te krijgen dat het dwang uitoefent op Egypte om zo de onderhandelingen te kunnen voortzetten, maar na dagenlang beraad bleek de situatie onveranderd te zijn en verklaarde Tel Aviv de besprekingen op te schorten totdat de toestand in de aan weerszijde van het Suezkanaal 50 km brede bestandszone was hersteld zoals deze op 7 augustus was; uitdrukkelijk verklaarde zij dat dit geen afbreken betekende, maar ver er van af lijkt het niet te zijn. Praktisch hangt nu weer alles af van de Russische afkeer van een scherp conflict met de Verenigde Staten.
| |
| |
| |
Brandts Ost-Politik
Misschien wel de voornaamste gebeurtenis in de laatste jaren is het Duits-Russisch verdrag, dat op 12 augustus in Moskou werd ondertekend door Brandt en Kosygin. Over de inhoud kunnen wij kort zijn: beide partijen zien af van het gebruik van geweld om de in Europa bestaande toestand te wijzigen; erkenning van de Oder-Neissegrens met Polen en de grenzen van de DDR; erkenning van het recht van de BRD om te streven naar hereniging van beide Duitslanden; vaststelling, dat deze overeenkomst geen inbreuk maakt op andere bi- of multi-laterale verdragen waarbij de beide partijen betrokken zijn. Daarnaast een mondelinge afspraak, dat Bonn het verdrag eerst ter ratificatie aan de Bondsdag zal voorleggen als er vorderingen gemaakt zijn in het overleg der Grote Vier over de kwestie Berlijn.
Hoewel dit geen vredesvedrag is, kan men toch wel stellen dat er nu een einde aan de tweede wereldoorlog in Europa is gekomen. Hiermee bereikte Brandt een eerste groot succes in zijn Ost-Politik, zoals hij die tijdens zijn burgemeesterschap van West-Berlijn formuleerde en sedertdien als minister van buitenlandse zaken in de grote coalitie en vervolgens als Bondskanselier trachtte te verwezenlijken. Na het Russische ingrijpen in Tsjecho-Slowakije in '68 begreep hij, dat hij niet moest beginnen met toenadering te zoeken tot de satellietlanden maar eerst Moskou voor zich moest zien te winnen.
De overeenkomst is ook het begin van een nieuwe periode. Hier ontmoeten elkaar Europa's grootste economische macht, Duitsland, en de grootste militaire macht, Rusland. Dit kan tot gevolg hebben dat Frankrijk meer genegen zal zijn om Engeland tot de EEG toe te laten, al was het maar uit angst voor een Duits overwicht in deze gemeenschap; zo zou de mogelijkheid van één Europa van de Atlantische Oceaan tot de Elbe - niet tot de Oeral, zoals de Gaulle wenste - naderbij komen.
Voor Moskou zijn er voordelen aan verbonden; het bijeenkomen van een Europese Veiligheidsconferentie, waarop het al lang heeft aangedrongen, wordt waarschijnlijker; met behulp van de Duitse industrie kan Rusland proberen zijn grote economische achterstand in te lopen en tevens kan het zijn satellietlanden laten profiteren van grotere economische contacten met het Westen; tevens hoopt Rusland het Westen nu beter te kunnen afhouden van het aanknopen van economische betrekkingen met communistisch China. De Sovjet-Unie heeft het Duitse revanchisme niet meer nodig om haar zware eisen aan het Russische volk te rechtvaardigen nu de moeilijkheden met Peking-China voor iedereen duidelijk zijn en heeft er in deze situatie meer behoefte aan Peking economisch en politiek zoveel mogelijk te isoleren.
Hiertegenover staat echter het gevaar, dat elke ontspanning in de verhouding met het Westen liberale groepen binnen de satellietlanden en binnen Rusland zelf stimuleert om te proberen in eigen land grotere vrijheid te verkrijgen.
Een andere kwestie is de reactie van West-Europa. Het gevaar bestaat dat het zich als gevolg van de ontspanning in slaap laat wiegen; het is onderling nog steeds verdeeld, maar ook één vormt het geen macht vergelijkbaar met de
| |
| |
Verenigde Staten en de Sovjet-Unie; zal het - indien de Verenigde Staten hun interesse in Europese zaken verliezen - in staat zijn aan de Russische druk te weerstaan? Dat deze niet meer zou streven naar de hegemonie over Europa is niet zo zeker, als wij zien hoe zij haar invloed uitbreidt in Azië, het Middellandse-Zeegebied en de Indische Oceaan en tegelijkertijd haar greep versterkt in Praag en op de communistische partij in Frankrijk. Mogelijk geeft de houding van Rusland op de conferentie der vier mogendheden over Berlijn, maar vooral in de veel ernstiger moeilijkheden in het Midden-Oosten wat meer opheldering over de verdere plannen van de Sovjet-Unie.
12-9-70
J. Oomes
| |
België
Onderwijs
Het Ministerie van Nationale Opvoeding (Vermeylen) heeft een ontwerp van wet klaar gemaakt, dat in een prematuur stadium in de pers terecht is gekomen. Het raakt twee belangrijke punten die wel wat stof zullen doen opwaaien. Bij de vrije universitaire instellingen wordt een regeringscommissaris aangesteld voor controle op alle beslissingen met een budgettaire of financiële weerslag. Van katholieke zijde wordt dus verwacht dat men zich akkoord zou verklaren met gemeenschapscontrole op het gebruik van gemeenschapsgelden. Het tweede punt betreft de normen voor het toekennen van toelagen voor de werkingskosten van universitaire inrichtingen. Er wordt uitgegaan van een ‘standaarduniversiteit’, waar de norm neerkomt op tien studenten voor één prof. In feite komt dit overeen met de Université Libre de Bruxelles, die 8.000 studenten telt. Daarnaast een ‘basisuniversiteit’, 5.000 studenten, zoals in de Vrije Universiteit van Brussel. Bedenkelijker lijkt het feit dat de norm vanaf 10.000 studenten progressief strenger wordt, zodat vooral de twee grootste Belgische universiteiten (de twee Leuven's) slecht worden bedeeld. Koren op de molen voor spanning in de schoolpolitiek!
Inzake de universitaire expansie hoopte men begin 1970 nog dat de nieuwe faculteiten van Antwerpen (UIA) en Hasselt in oktober zouden kunnen starten. Maar heeft niet mogen zijn. Vooral het statuut van de nieuw op te richten faculteiten te Hasselt blijft nog ter discussie. Een beslissing wordt verwacht tegen eind september.
De inrichtende macht van UIA krijgt een pluralistisch statuut op basis van 50 / 50 gelovigen - ongelovigen (een moeilijk te objectiveren criterium!). In de BSP zijn stemmen opgegaan om hetzelfde statuut te Hasselt toe te passen. De Limburgers zelf wensen een heel eigen formule van pluralisme, zoals deze in feite al werkt in hun Economische Hogeschool: iedere representatieve organisatie heeft een vertegenwoordiger in de raad van beheer, zodat men een weergave krijgt van wat sociologisch bij de bevolking leeft.
In het secundair onderwijs zijn belangrijke vernieuwingen aan de gang. De
| |
| |
coïnstructie wordt principieel ingevoerd in het Rijksonderwijs en enkele katholieke scholen. Er zijn ook experimenten bezig om het secundair onderwijs in te delen in drie cycli van twee jaar, waarbij minstens het eerste jaar gemeenschappelijk is voor iedereen, zodat de differentiatie tot later uitgesteld kan worden. Een idee die hieraan ten grondslag ligt is: gelijke kansen te scheppen voor iedere jongere, o.m. door een determinatie vanuit sociale afkomst bij de keuze van het middelbaar onderwijs tegen te gaan.
Deze experimenten staan het verst in het Rijksonderwijs in Wallonië. Herhaaldelijk hoort men klagen over een gebrek aan informatie hierover. Dit klopt met onze ervaring. We hebben ons herhaaldelijk tot het kabinet en de diensten van minister Vermeylen gewend, maar werden telkens van Pontius naar Pilatus gestuurd. Het ministerie van onderwijs geeft aldus de indruk dat de vernieuwing van het onderwijs de zaak is van een kliek en dat de bevolking er niets mee uit te staan heeft.
| |
Maatschappelijke Voorzorg
Sinds maanden is er een discussie aan de gang over de vernieuwing van de Maatschappelijke Zekerheid. Deze sector is inderdaad dringend aan coördinatie toe. Stemmen gaan op om de hele opvatting van de M.Z. te herzien, o.m. door de financiering gedeeltelijk te ontkoppelen van de bijdragen op de lonen en over te schakelen naar een vorm van fiscalisering of van heffing op het zakencijfer. Aldus zou men een werkelijke herverdeling van de inkomens krijgen en zouden de lasten rechtvaardiger verdeeld worden. Zoals het nu is, wordt immers de kapitaalintensieve industrie bevoordeeld tegenover de kleine en middelgrote ondernemingen. Het tekort loopt dit jaar tegen de 2,8 miljard aan, volgend jaar waarschijnlijk 6 miljard. Dit lokt niet alleen protest uit maar ook positieve voorstellen tot sanering. Wat hier echter ontbreekt, is een grondig toekomstgericht gezondheidsbeleid. Alle partijen hebben het gevoel dat de gelden inefficiënt gebruikt worden. In België zijn er geen objectieve wetenschappelijke studies op dit terrein en geen ruimte voor goed opgezette experimenten. En wie daarvoor pleit, vindt geen gehoor.
Ook in de dokterssyndicaten is er iets op til. Het syndicaat Wynen, dat vooral in Brussel sterk is, heeft na vier jaar verbeten strijd nu plannen om samen te werken met het syndicaat van de groep Henrard. Het gaat hier om economische belangen, met name zou er druk zijn van firma's die met deze dokters een akkoord willen sluiten tot overschakeling op computers en andere moderne informatietechnieken, zonder dat hiervoor voldoende wetenschappelijke argumenten en organisatorische voorbereiding aanwezig zijn. In ieder geval zijn er dokters die zowel in het beheerscomité van het R.I.Z.I.V. als in de raad van beheer van de computerfirma zetelen. Het Algemeen Syndicaat (30% van de Vlaamse dokters) heeft laten weten dat het ‘niet bereid is om mee te werken aan eenheidspogingen die alleen bedoeld zijn om de werkelijke problemen te verdoezelen’, wel echter tot overleg op voorwaarde dat alle persoonlijke belangen op zij worden gezet.
| |
| |
| |
Sociale vrede of sociaal conflict?
De eerste drie dagen van september was er weer een spontane staking in de mijnen te Zolder en Waterschei. Het gaat hier opnieuw om arbeiderseisen die duidelijk gesitueerd moeten worden in de economische evolutie.
De staalnijverheid, en bijgevolg ook de cokesverwerking en de mijnindustrie, wordt gekenmerkt door een onverwachte bloei. Tijdens de internationale bijeenkomst van het mijnpatronaat te Leon in Spanje werd een blijvende groei van de cokesproduktie in het vooruitzicht gesteld (Bureau Européenne d'Information Charbonnière, april 1970). Dit staat in tegenstelling met de tot voor kort gevoerde politiek van geleidelijke mijnsluitingen, en met de ‘drievoudige stop’ voor de resterende mijnen in ons land: lonen, prijzen en produktie. Tijdens de mijnwerkersstaking van januari - februari was er een gemeenschappelijke belangenlijn tussen de mijndirectie en de stakers. Via een sterke loonstijging zou de prijzenstop doorbroken kunnen worden, waarbij de directie er op rekende vanwege de grote vraag naar cokeskolen hoge prijzen te kunnen halen. In dezelfde gedachtengang zou tenslotte een doorbreken van de produktiestop de mijnen opnieuw winstgevend kunnen maken.
Tegen die achtergrond kan ook de korte staking van begin september worden gezien. De directie had de mijnwerkers verzocht ook tijdens collectieve verlofdagen te werken en betaalde hiervoor een supplementaire premie van 75 F. per dag. Waarop de mijnwerkers zeiden: als dat op verlofdagen kan, dan kan het ook anders. Het Permanent Stakerscomité kondigde een actie aan voor 14 september. Mijnwerkersmacht ving hen af door veertien dagen vroeger een staking te doen uitbreken: 75 F. opslag per dag, pensioen na 25 jaar dienst en bekendmaking van de beloofde en intussen uitgevoerde loonstudie. Aanvankelijk steunde het Permanent Stakerscomité de staking; enkele uren later zette het de mijnwerkers aan het werk te hervatten.
De evolutie van de gebeurtenissen en van de verschillende groepen die hier aan het werk zijn, blijft bijzonder boeiend: wat leeft er bij de mijnwerkers? Hoe stellen zij zich op ten opzichte van de kritiek op de huidige maatschappij? Zullen zij een rol spelen bij een eventuele poging tot grondige vernieuwing? Op het ogenblik schijnen de zusterorganisaties ‘De vrienden van Zwartberg’ en ‘Het Permanent Stakerscomité’ de lijn te volgen van het gemeenschappelijk belang van mijnwerkers en mijndirectie. ‘Mijnwerkers, neem geen risico's, blijf op de mijn. Het blijvend tekort aan cokeskolen is een waarborg voor blijvend werk en verdere loonopslag’. Aldus de Vrienden van Zwartberg in een pamflet.
De communistische partij wil dat de mijnen, nu ze misschien weer expansief worden, genationaliseerd worden. De Socialistische Jonge Wachten willen die nationalisatie onder de controle van de arbeiders stellen. Mijnwerkersmacht zegt: als je de mijnen nationaliseert, komen ze aan de staat, en dat wil zeggen opnieuw in handen van de kapitalisten. Zij willen de strijdbaarheid van de arbeiders verhogen via om het even welke actie en hun organisatie verder uitbouwen in een zuiver revolutionaire lijn.
| |
| |
De vakbonden hebben de septemberstaking niet erkend. Ze zijn gebonden aan het gegeven woord in de akkoorden. De vraag is hier welke houding ze zullen aannemen nu de politiek van mijnsluitingen kan veranderen in een expansieprogramma van de mijn- en cokesindustrie. Zullen zij zich beperken tot een loonpolitiek in afspraak met het kolendirectorium, of een vorm van socialisering of nationalisering eisen?
Met eenzelfde nieuwsgierigheid kan al uitgekeken worden naar de syndicale activiteiten tegen het einde van het jaar. In een aantal bedrijfstakken moeten de akkoorden van sociale programmatie hernieuwd worden. Zullen die akkoorden opnieuw nationaal worden afgesloten, ofwel per onderneming of per gewest? Nog belangrijker echter is de vraag, welke inhoud die akkoorden zullen krijgen. Tot nu toe was de betekenis van de sociale programmatie dat ze een zekere loonpolitiek realiseerde, die tot doel had de werknemers ‘hun deel van de welvaart’ te bezorgen. Dit realiseerde men door de gehele werknemersgroep een loonsverhoging toe te staan die ongeveer overeenkwam met de prognose van de groei van het B.N.P.. De stakingen konden dan beschouwd worden als een correctie daarvan in functie van de conjunctuur. Het is echter ook mogelijk via de programmatieakkoorden een oriëntatie te geven aan de sociale vooruitgang, en een begin te maken met een herstructurering van het produktiesysteem. Of dit er al inzit, is de vraag.
| |
Partijleven
In de partijen is het stil geweest. De militanten hebben te veel werk met de zesjaarlijkse verkiezingskramp in de gemeenten (11 oktober). Alleen studiegroepen en -diensten hebben tijd voor ernstiger werk. Op de oproep van BSP-voorzitter Collard tot frontvorming van alle linkse krachten en die van PVV-voorzitter Vanaudenhove tot ‘levende democratie’ is er vanuit de christendemocratische hoek een afwijzend antwoord gekomen. Een partijdag in Brussel en meerdere plaatselijke bijeenkomsten stonden in het teken van het affirmeren van het eigen gezicht. Ook een vraaggesprek met Minister Tindemans in Het Volk werd betiteld: ‘de ideologie van de christendemocraten’. C. Van Cauwelaert maakte van die gelegenheid gebruik om in weinig bedekte termen te suggereren dat voor Leo Tindemans nog heel wat weggelegd was als voorzitter van een in Christen-Democratische zin vernieuwde CVP. Ondertussen stelde Voorzitter Houben (CVP-PSC) aan de pers een ontwerp voor een christen-democratisch programma voor waarrond hij graag zijn beide partijkinderen wil laten verbroederen. De indruk over het stuk blijkt verdeeld. Voor bepaalde groepen is het zowat de hoopvolle vernieuwing à la Jean-Jacques Servan-Schreiber, door anderen werd het nogal sceptisch onthaald als ‘niet fundamenteel’. Het is wellicht nuttig te vermelden dat sinds een jaar in talloze werkgroepen van de CVP gedokterd wordt aan een uitgebreid programma dat een veel radicaler vernieuwing voorstaat.
In december moet een nieuwe voorzitter van de BSP verkozen worden. Leo Collard is geen kandidaat meer. Heel wat voorstanders van de ‘progressieve
| |
| |
frontvorming’ betreuren dit. Maar Collard zelf vindt dat zijn idee al genoeg voorstanders heeft in het bestuur van de partij, en dat hij als ‘buitenstaander’ meer aanvaardbaar zal zijn voor iedereen en zo al zijn tijd besteden aan de frontvorming. In dit verband wordt de naam van Gust Cool steeds meer in één adem genoemd met die van Collard.
Minister Leburton is de grote favoriet voor de opvolging. Over zijn houding tegenover de frontvorming hoort men tegenstrijdige meningen. Algemeen wordt ook verwacht dat Van Eynde als ondervoorzitter zal heengaan. Zijn opvolger moet een Vlaming zijn. De meest geciteerde namen zijn Bert Van Hoorick, Willy Calewaert en Willy Claes. Bert Van Hoorick, voorlopig de meest genoemde, zou echter vooral het burgemeesterschap van Aalst op het oog hebben. Willy Calewaert wordt van alles verweten: te flamingant, te onafhankelijk, te marxistisch; maar als Van Eynde en de Antwerpse federatie achter hem gaan staan, worden zijn kansen vrij groot. Een handicap voor Willy Claes (Hasselt) is dat hij evenals Leburton uit de mutualiteit komt, en één deelorganisatie mag niet te veel invloed krijgen in de partij. Als 32-jarige is hij volgens de enen te jong, terwijl dit volgens anderen juist een element zou vormen om het imago van de partij te verjongen.
7-9-'70.
Rita Jolie-Mulier en Ward Bosmans
|
|