gen van de directe rede naar de indirecte; de klanknabootsingen; de ‘monologues intérieurs’ of bewustzijnsstromingen, waarna de camera verspringt en het oog van de schrijver zijn heldin van buitenaf gadeslaat.
Elke roman is een filosofie, aldus de wel wat gulle definitie van Camus. Voor dit fragment gaat ze op. Onze daden volgen ons, maar in de gedachtengang van Mauriac zijn de daden van een mens zó tweeslachtig, zó onontwarbaar, zulk een doolhof, dat de vraag omtrent schuld of onschuld open blijft. De gifmoord van Thérèse is maar een motief om dát te belichten. Bij Gide is de misdaad die in Les caves du Vatican Lafcadio pleegt tijdens de treinreis, een poging om zijn hang naar de ‘acte gratuit’, d.i. de volstrekt ongemotiveerde daad, duidelijk te maken, net als die bij het dier. Het vermoorden van de Arabier in Camus' L'Etranger ligt in de lijn van zijn theorie over het absurde, terwijl de scène waarmee La condition humaine van André Malraux opent, de luciditeit van een mens bij de topervaringen van zijn leven schildert: Tchen, die eerst de scherpte van het wapen probeert op zijn eigen lichaam.
Alles is gezegd over het talent van Mauriac in de verantwoording die het toekennen van de Nobelprijs voor letterkunde begeleidde. De kandidaat wordt beloond ‘voor de diepgaande analyse van de mens en de forse kunstenaarshand waarmee hij het menselijk leven heeft uitgebeeld in de vorm van de roman’. Drie elementen: begrip van het leven, doorgronden van het menselijk hart, poëzie van de stijl.
In de Bloc-notes die ons uitgangspunt vormt, vertelt Mauriac dat hij maar één keer op het toneel gestaan heeft en wel in zijn jongensjaren, om de proloog te zeggen van de Piété in Racines Esther. Ik kom daar zo aanstonds in een ander verband nog op terug. Als toneelschrijver begon hij te laat om nog een carrière op te bouwen. Het zij hier voldoende te verwijzen naar Asmodée, al was het maar om één verrukkelijke repliek. Als de verleider het meisje benadert, vraagt hij haar: ‘Voel je je niet erg alleen?’ Emmanuelle, nomen est omen, de naam betekent immers: ‘God met ons’, antwoordt: ‘Ik ben nooit alleen, sinds de pastoor in de catechismusles ons leerde, dat God in ons woont...’.
Het beste wat Mauriac geschreven heeft, is mijns inziens zijn Mémoires intérieurs. Daar vertelt hij van zijn leven aan de hand van de grote figuren uit de Franse letteren die zijn voorkeur hadden: Nerval, Rimbaud, Baudelaire.... of zijn afkeer wekten: Gide met name.
Hierboven viel het woord: piété, vroomheid. Vroom is volgens hem hij die een taal heeft gevonden om zich tot God te wenden, iemand die in gesprek is getreden met God. Mauriac getuigt dat hij die genade vanaf zijn jeugd heeft gekend en hij lijdt er onder, dat gebedsteksten verdwijnen die eindeloos meer dan simpele formules waren. Aan theologie heeft hij een broertje