Eenieder die de vijfentwintig voorbij is, weet toch dat bijvoorbeeld het probleem van de Meirevolte pas in zijn hele scherpte wordt gesteld na het échec ervan. Eenieder die enige levenservaring heeft, weet dat het niet zo moeilijk is het anders te willen, maar het anders te doen. Eenieder is zich ervan bewust dat hét enige probleem uiteindelijk is: zijn onmacht om de wereld waarin hij leeft te vermenselijken.
De grondvraag van iedere jongere op de drempel van de volwassenheid - en dan gaat het om méér dan alleen een leeftijdsgebonden metafysische onrust - is, of zijn dromen van een menselijker wereld en de waarden die hem meegegeven zijn in zijn opvoeding, wel enige kans op realisatie hebben in het leven dat hem te wachten staat. De fundamentele vraag van iedere adolescent is, of er inderdaad geen alternatief bestaat tussen enerzijds het overleven ten koste van de jeugdige idealen, het zich conformeren aan de immer geldende wet van de sterkste, of anderzijds het koppig vasthouden aan de idealen van zijn jeugd, maar dat dan ten koste van een langzame zelfvernietiging en met het perspectief van een bestendige mislukking.
Sommigen menen hierop reeds een antwoord te hebben gevonden. Er zijn er die van iedere poging tot vernieuwing hebben afgezien en zich neerleggen bij hun situatie. Voor hen betekent volwassenworden zich pijnloos laten inrijgen in de bestaande maatschappij en zich, in naam van het realiteitsprincipe, schikken naar de geldende wetten, die nu eenmaal inherent zouden zijn aan de menselijke conditie. Er zijn de zelfmoordenaars van alle slag: de enen doen het door zelfverbranding, anderen vluchten in verdovende middelen en pop-of hippiecultuur, weer anderen trekken naar de derde wereld, maar allen wijzen zij de toestand zoals hij hier bestaat af, zonder er een geldige vervangoplossing voor te kunnen geven.
Er zijn er zelfs nog die zich wenden tot de kerk: biedt zij misschien een uitweg uit de absurditeit van hun levenssituatie? Maar die worden op het ogenblik misschien nog het meest ontgoocheld. De affirmatie van de verhouding tot de Andere, van de verticale dimensie van het leven, komt nog weinig ter sprake, behalve bij enkelen die men als ‘vieillards de chrétienté’ heeft willen doodverven. Ook hier woedt de socialiseringsvirus en gooit men bepaalde grondprincipes, omdat ze tot voor kort op inadequate wijze werden toegepast, overboord in plaats van ze te revaloriseren.
Er zijn er tenslotte die de bestaande maatschappelijke structuren de hoofd-verantwoordelijkheid geven voor het ontmenselijkingsproces dat zich in onze samenleving aan 't voltrekken is. Zij trekken - terecht - van leer tegen wantoestanden op sociaal en politiek vlak en stellen de economische grondprincipes die deze vergroeiingen in de bovenstructuur mogelijk hebben gemaakt, in Frage. De vraag kan echter gesteld worden of zij niet in dezelfde denkfout vervallen als degenen die zij aanvallen. Zien ook zij niet