| |
| |
| |
De binnenstad van Amsterdam als uitdaging aan de kerk
B.A.M. Peters
In het rapport Amsterdam als uitdaging aan de kerken heeft prof. Verkuyl in 1963 zeer wezenlijke dingen gezegd over de kerk in de stad. Hij schreef daarin nl.: ‘Het is een onmiskenbaar feit, dat de stad Amsterdam in het Nederlandse volksleven een bijzonder grote rol speelt. Daarom is de beïnvloeding van deze stad in alle lagen van de bevolking van grote missionaire betekenis. Het is opvallend, dat de apostel Paulus in zijn door de Geest geleide zendingsstrategie de nadruk legde op de beïnvloeding van de steden. Want hij wijst erop, dat de steden radiatiecentra zijn. Het zijn infectiehaarden, maar het kunnen ook worden operatiebases voor het Koninkrijk Gods. Zo is het ook met Amsterdam. Welke geest zal de sleutelpersonen van de arbeidersbewegingen beheersen in Nederland? Welke geest zal de jonge intelligentsia beïnvloeden? Welke geest zal de technici, de leiders van handel en verkeer en de captains of industry beïnvloeden? Welke geest zal de artiesten en journalisten beïnvloeden? Het antwoord op deze vragen hangt samen met de vraag, welke invloed wordt uitgeoefend op al die groepen in Amsterdam’. En dan richt prof. Verkuyl de vraag, die Paul Kraemer in het algemeen gesteld heeft: nl. of de kerken in de steden verantwoordelijke kerken zijn, zeer concreet tot de kerken van Amsterdam om dan tot de conclusie te komen dat: ‘willen wij werkelijk uitgroeien tot verantwoordelijke kerken in de grote stad, de gehele struktuur van de gemeente omgebogen moet worden’.
Sinds prof. Verkuyl dit schreef - 1963 - is er nog weinig schokkends gebeurd in de kerken van Amsterdam. En dit lijkt wel samen te hangen met het feit, dat wat hij schreef, om een totale herstructurering vraagt van de presentie en de werkwijze van de kerken: zij zullen dan noodzakelijk op een andere golflengte moeten gaan opereren. Gesteld kan worden, dat de keuze voor een kerk die haar dienst aan de wereld serieus opvat (vgl. Vaticanum II, Gaudium et Spes), belangrijke consequenties heeft voor de wijze waarop zij zich presenteert: de agenda van de kerk wordt dan mede bepaald door de agenda van de samenleving.
Anders gezegd: wanneer wij stellen, en vanuit ons geloof mogen en moeten wij dat stellen, dat de Kerk teken van hoop is in deze wereld, dan heeft dit zware consequenties. Hoop geven betekent:
| |
| |
- | het leven zinvol maken, wanneer men vastloopt in de onzin |
- | uitzicht bieden, waar geen toekomst meer wordt gezien |
- | doorzicht geven, waar geen inzicht meer is |
- | een licht doen oplichten, waar alleen duisternis wordt ervaren |
- | tonen dat er een weg is, waar men alle spoor bijster is |
- | een levensgeborgenheid doen ervaren, waar men lijdt onder verlatenheid. |
De kwestie waar het nu om gaat is juist, dat die onzin, dat niet meer zien van een toekomst, die duisternis, die verlatenheid, enz., grotendeels structureel bepaald zijn door en een gevolg zijn van de aard van onze geïndustrialiseerde en geürbaniseerde samenleving. Wanneer dit niet mede wordt verdisconteerd in de pastorale benadering, dan loopt deze het gevaar alleen maar brokken te lijmen en niet de brokken veroorzakende spanningen aan te grijpen, - alleen maar te werken aan symptomen, maar de infectiehaard buiten behandeling te laten, - alleen maar angstig waarschuwend of veroordelend in deze wereld te staan, maar niet waarachtig zich te engageren en aldus vanbinnenuit waarachtige hoop te wekken door structureel iets open te breken.
De zorg om de mens is een oude opdracht van de kerk, die zij ook altijd behartigd heeft. Maar de mens van vandaag leeft in een andere wereld, waarin het urbaniserings- en seculariseringsproces hem diep beïnvloeden, structureel bepalen. We hoeven daarbij alleen maar te denken aan het typische functionele en pragmatische denken en doen van deze tijd, de pluralisering van de levenssferen, de toenemende mobiliteit, de verandering van de gezagsverhoudingen. Dit alles heeft diep ingrijpende consequenties, waardoor veel van wat het altijd gedaan heeft, het niet meer doet; en dat geldt niet alleen voor de kerk.
Want is het niet zo, dat de kerk irrelevant is geworden voor het maatschappelijk leven, juist omdat zij zich in hoofdzaak gericht heeft op persoon en gezin: de kerkelijke moraal is hoofdzakelijk een privé-moraal; de sacramenten werden vooral beleefd als momenten van persoonlijke heiliging, de prediking was voornamelijk een beroep op persoonlijke bekering. Maar in de huidige maatschappij valt de beslissing niet meer bij de persoon; het gezin is niet meer het hart van de totale samenleving. Hiermee wordt niet gezegd, dat persoon en gezin van geen betekenis meer zijn, en dat het persoonlijk pastoraat dus achterhaald is. Wel wordt gesteld, dat het zich blijven richten van de kerk op de privé-sfeer in prediking en liturgie, katechese en persoonlijk pastoraat in hoge mate onvoldoende is en zinloos kan worden, waar in de feitelijke samenleving de beslissingen niet meer vallen bij persoon en gezin. Het jeugdvraagstuk bv. is dieper dan de optelsom van de individuele jongeren; de ethische vragen n.a.v. de ontwikkeling van de moderne wetenschappen overstijgen de atoomgeleerden, de medici en de technici; vrede op aarde wordt niet alleen bereikt door mensen van goede wil; en wanneer economie sociaal onrecht veroorzaakt, dan is dat niet alleen afhankelijk van de leidinggevende figuren in het bedrijfsleven.
Het leven van de hedendaagse mens speelt zich steeds meer af in georganiseerde verbanden, waartussen een steeds nauwere structurele samenhang groeit: verstoring en beweging hier leiden tot repercussies elders. Het werken aan de
| |
| |
concrete mens in deze is dan vaak alleen maar werken aan symptomen, terwijl de echte beïnvloedingscentra, de werkelijke machten buiten schot blijven, vaak ook geheel niet onderkend worden. Dit blijkt uit het gevoel van machteloosheid, dat zo vaak valt te beluisteren bij mensen: ‘je kunt er zo weinig aan doen’. Verbeteringen schijnen alleen mogelijk, als de totale structuur wordt veranderd (revolutie).
M.i. bedoelde prof. Verkuyl dit, toen hij schreef, dat de stad Amsterdam een bijzonder grote rol speelt in het Nederlandse volksleven, dat de steden radiatiecentra zijn, die infectiehaarden kunnen worden, maar ook operatiebases voor het koninkrijk Gods. Ook een stad is meer dan alleen zijn inwoners. Ook hier gaat het om een eigen geheel van verhoudingen en interacties tussen personen, groeperingen, standen, wonen, werken, ontspanning, dienstverlening, industrie, wetenschap enz., telkens in onderlinge samenhang. Dit komt met name tot uiting in de binnensteden, die meestal de verheviging, de concentratie zijn van de totale stedelijke samenleving.
Het hart van de stad, de city, is city door bepaalde typische kenmerken, en wel uitdrukkelijk in onderlinge samenhang, in onderlinge afhankelijkheid, beïnvloeding en competitie. Het is de plaats waar het leven het meest intens is door de onderlinge samenhang van de componenten van de city: de concentratie van de leidende elementen van sociaal, cultureel en economisch leven (hoofdkantoren, speciaalzaken), zodat de samenleving zichzelf hier herkent; de concentratie van specialiteiten en specialisten; de grote gevarieerdheid van aanbod in onderlinge competitie en concurrentie; de verdichting van het aanbod, waardoor de bezoekers alles bij de hand hebben; een gaan en komen van mensen als noodzakelijk onderdeel van hun leven; een kruispunt van alle soorten van mensen en van activiteiten van allerlei groeperingen en daardoor een ontmoetingspunt, een verdichting van communicatie; de hoge grondwaarde en de strijd om een vestigingsplaats in het centrum.
De city wordt daardoor ‘market place of social activities, a place where norms, values, activities of different groups are exchanged, of groups which are independent from, and invisible to, each other outside the city center, of groups also, whose members belong to various cultural and social affiliations which are not space-bound or of groups, whose members have space-affiliations at other (national, international) levels. Central districts are multifunctional crossing points of various activities of diverse groups. The things which an individual may do in the city center are also multifunctional. He may connect instrumental behavior (like business or shopping) with expressive behavior (like window-shopping or “beeing seen”, etc.)’ (D. Prokop, Image and functions of the city, in: Urban core and inner city, p. 29). Deze onderlinge samenhang en deze onderlinge competitie en concurrentie tussen de componenten van de city leiden tot coördinering van activiteiten door de bezoeker, een coördinering waarop door de city in feite weer wordt gespeculeerd. Deze coördinerende functie van de city is een latente functie; ze is een sociaal effect van de city: de bezoeker heeft niet de uitdrukkelijke bedoeling meerdere activiteiten tegelijk te doen, te coördineren (winkelen en koffie drinken, zaken doen en een kerk
| |
| |
bezoeken, enz.), maar in feite doet hij het door de typische geaardheid van de city.
Deze typische geaardheid van een interactie in de city stelt tegelijk zijn eisen: wie de competitie en concurrentie niet aandurft, wie de flexibiliteit en creativiteit niet opbrengt, wie niet inspeelt op die coördinerende functie welke eigen is aan de city als ‘market place of social activities’, houdt zich niet staande in de city.
Daardoor vervult de binnenstad als city een geheel eigen rol binnen de stad, heeft zij een geheel eigen invloed op de mensen van stad en randstad, veroorzaakt en ontplooit zij een geheel eigen vorm van leven en samenleven, welke radicaal verschilt van het leven in de andere stadswijken, die meer uitsluitend een woonfunctie vervullen. Ook al wonen binnen de city als gebied relatief weinig mensen, het stadsleven speelt er zich af, omdat zij het middelpunt is van sociaal, economisch, wetenschappelijk en cultureel leven. Daardoor is er een dagelijkse eb en vloed van werkende, winkelende, amusement en verstrooiing zoekende mensen, waardoor de binnenstad als city geheel eigen mogelijkheden en moeilijkheden heeft, een geheel eigen grijpbaarheid en ongrijpbaarheid van mensen, geheel eigen kansen tot bepaalde activiteiten, maar ook geheel eigen grenzen voor succes.
De grote vraag nu luidt, of deze typisch structurele uitdaging van de binnensteden, en met name van de binnenstad van Amsterdam, door de kerken wordt verstaan en beantwoord. In het voorjaar 1968 heeft de gemeente Amsterdam het Voorontwerp van de tweede nota over de Amsterdamse binnenstad gepubliceerd. Daarin wordt een structuurbeeld ontworpen voor de binnenstad van Amsterdam. In dit structuurbeeld gaat het om het aanduiden van de hoofdlijnen, waarlangs de stedebouwkundige ontwikkeling kan plaats vinden, en wel op een zodanige wijze dat de samenstellende elementen in het structuurbeeld elkaar ondersteunen. In dit structuurbeeld worden de hoofdbestemmingen aangegeven voor de verschillende wijken van de binnenstad. In het Voorontwerp wordt duidelijk gesteld, dat in de binnenstad van Amsterdam al die instellingen, instituten en bedrijven gevestigd moeten zijn, welke functioneel, ideëel en economisch voor de gehele stedelijke samenleving het grootste belang hebben. Het is echter opvallend, dat over de kerken, die in zo'n groot aantal de binnenstad bepalen, in dit Voorontwerp totaal niet gerept wordt, terwijl alle andere facetten van de binnenstad geïnventariseerd en geanalyseerd zijn. Is dit niet een duidelijk teken aan de wand, dat de kerk in de binnenstad gemakkelijk als een quantité négligeable over het hoofd gezien kan worden?
In een artikel Reclame, publiciteit en vormingswerk in Wending, sept. 1965, stelt mej. Thung de verhouding van kerk en wereld op een verrassende wijze aan de orde. Zij gaat daarbij uit van het verschijnsel van de beeldvorming en komt dan tot de uitspraak, dat alle evangeliserende activiteiten in een gegeven situatie kunnen doodlopen tegen stereotypen die in de samenleving in omloop zijn over christenen. Het beeld van een bepaalde groep wordt nl. niet zozeer gemaakt door bewuste en doelgerichte acties naar buiten, maar in de eerste
| |
| |
plaats door de verhouding tot andere groepen en de totale levensstijl. ‘Wellicht’, zegt zij, ‘is het niet door evangelisatie-akties en campagnes en evenmin door officiële uitspraken naar buiten toe, dat de Christus openbaar wordt, maar door het groepsbeeld, dat van zijn navolgers in omloop is’.
Als we reflecteren op de wijze waarop de kerk in de binnenstad van Amsterdam aanwezig is, dan moeten wij ons realiseren, dat zij, nog helemaal afgezien van andere wijzen van aan- of afwezigheid, in elk geval op een zeer in het oog lopende wijze present is in haar gebouwen. Van deze gebouwen is een groot aantal van hoge monumentale waarde. Dat wil zeggen enerzijds, dat zij een cultuurhistorische waarde hebben, anderzijds dat zij uit een andere tijd stammen en daarom veelszins ‘uit de tijd’ zijn. En het zijn deze gebouwen die naar ik vrees het image van de kerk als een zaak die toch wel min of meer uit de tijd is, regelmatig versterken. De kerk zelf is voor velen niet meer dan een monument. Zij past niet meer in deze tijd. Hoezeer de restauraties van verschillende kerkgebouwen in de binnenstad vanuit cultuurhistorisch standpunt zijn toe te juichen, het is de vraag, of van uit de kerk gezien deze restauratie geen uiterst bedenkelijke kanten heeft.
De binnenstad van Amsterdam telt 10 parochies. En ook al zijn er daarnaast nog verschillende vormen van categoriale zielzorg (bedrijfsapostolaat, vreemdelingenpastoraat, Open Deur, enz.), het beeld van de kerk - om in termen van mej. Thung te spreken - wordt bepaald door de parochies en de parochie-geestelijkheid: zij zijn het gezicht van de kerk, mede als gevolg van het feit dat de territoriale zielzorg altijd als dé zielzorg bij uitstek werd gepresenteerd. Afgezien nog van het feit dat de meeste parochiekerken in de binnenstad van Amsterdam tijdens de weekenden tengevolge van grote onderbezetting een doodse en doffe indruk maken, wat in schrille tegenstelling staat tot de levendigheid en de dynamiek van de city, de parochiestructuur als zodanig is totaal ongeschikt om in te gaan op de uitdaging van de city. Ze mist ten enen male de flexibiliteit en de mogelijkheid om in te spelen op de dynamiek en de coördinerende functie van de city, omdat zij te log is, te autonoom en te verdeeld. Een pastorale herstructurering was noodzakelijk, maar het lijkt tegen de achtergrond van bovenstaande duidelijk, dat deze niet zal kunnen bestaan in een hergroepering van de parochies. Want is een dergelijke reorganisatie pastoraal wel relevant voor de binnenstad van Amsterdam? Is een dergelijke reorganisatie niet te statisch, wanneer men let op het dynamische en vooral functionele karakter van de binnenstad van Amsterdam als city voor de gehele stad en randstad? Wanneer men zich zou beperken tot een parochiële herindeling, en deze zelfs onder een bestuurlijke eenheid zou brengen, is deze pastorale reorganisatie dan werkelijk een adaequaat antwoord op de vraag naar de specifieke taak van de kerk in een gebied als de city van Amsterdam? Zou dan niet de huidige indruk blijven bestaan, dat het bruisende leven van de city geheel aan de kerk voorbij gaat?
Een bisschoppelijke werkgroep, belast met de opdracht een advies tot pastorale reorganisatie met betrekking tot de binnenstad voor te leggen, heeft zich uitdrukkelijk met deze vragen bezig gehouden. Zij heeft haar taak niet gezien in
| |
| |
het opstellen van een verantwoorde liquidatie-formule voor een aantal kerkgebouwen, maar in een creatieve arbeid, in het op gang brengen van een proces van opbouw en zoeken naar nieuwe structuren. Zij heeft een nieuwe wijze van kerkelijke presentie geformuleerd: het city-pastoraat, door te stellen dat de kerk niet afwezig mag zijn in het anonieme ontmoetingsveld van de binnenstad als city. De kerk zal minstens moeten proberen dit waagstuk aan te durven, omdat in de city meer nood, verlatenheid, eenzaamheid, meer vragend zoeken, vergetelheid en wanhoop, maar ook meer creatief denken, doorbraak van ideeën, rebellie en onbegrepen idealisme aanwezig zijn dan in welke woonsector ook; daarom ook zijn hier de aanknopingspunten groter, is er meer vraag, kan meer aan het eigen initiatief overgelaten worden en zijn de mogelijkheden groter voor een echt menselijke ontmoeting. In de binnenstad als city zijn alle factoren aanwezig om tot uiting te kunnen brengen wat Christus bedoelde: mensen om zich heen te verzamelen die in Zijn Geest, in Zijn voetspoor, willen doen, wat Hij deed.... wenkend, lokkend, schokkend, uitdagend; verbondenheid brengen waar isolement is, verzoening waar verdeeldheid, gerechtigheid waar onrecht en onmenselijkheid, liefde waar haat en zelfzucht is, vrijheid waar de mens gevangen is, in één woord - het is een evangelisch woord - sjaloom, vrede en heil brengen waar de mens alleen, en met anderen samen, vaak diep ongelukkig is.
Maar wil de kerk in de binnenstad dit doen - en zij zal dit moeten doen, wil zij de uitdaging van de binnenstad als city au serieux nemen - dan zal zij zich allereerst op een geheel andere wijze moeten presenteren. Kenmerken voor die nieuwe presentie zullen moeten zijn:
| |
1. City-functie:
zij zal moeten deelnemen aan het city-leven. Dit heeft zijn consequenties:
- specialismen: de specialisten die noodzakelijk zijn op theologisch, pastoraal, oecumenisch en maatschappelijk gebied, dienen in de binnenstad werkzaam te zijn; daar moet een beroep op hen gedaan kunnen worden. In en vanuit de binnenstad dienen specialistische activiteiten gestimuleerd te worden, b.v. aparte kerkdiensten, cursussen, opvangcentra. De verschillende liturgische stijlen dienen hier exemplarisch vertegenwoordigd te zijn. Hier dient zich ook de getuigenis van waarachtige oecumene te concentreren.
- centraal contact-adres: in de binnenstad dient een kerkelijk inlichtingencentrum te zijn - nauw samenwerkend met het VVV - waar men over alle gegevens beschikt, vanwaaruit men kan verwijzen naar deskundigen, waar zich de priesteroproepdienst bevindt en vanwaaruit ook de publiciteit wordt verzorgd welke noodzakelijk is om de kerk werkelijk een city-functie te doen vervullen.
- centraal telefoonnummer: de city-kerk zal moeten beschikken over een centraal, gemakkelijk in het gehoor liggend telefoonnummer.
| |
2. Eenheid:
wil de kerk werkelijk kunnen inspelen op het city-gebeuren, dan vraagt dit om
| |
| |
eenheid van aanpak, van overleg en samenwerking. Deze eenheid dient in te houden:
- een bestuurlijke eenheid: er dient een centraal beleid te zijn, vanwaaruit telkens op de voet wordt gevolgd wat er gaande is in de city, en vanwaaruit planning geschiedt.
- eenheid van samenspraak: voor verschillende deelprojekten (b.v. vreemdelingenpastoraat, alleenstaanden, bepaalde noden, buurtgroeperingen, enz.) dienen teams van ambtsdragers en leken ingezet te worden, maar deze teams dienen in een zeer frequente dialoogsituatie te staan.
- oecumenische samenwerking der kerken: centraal staat de city als menselijk gebeuren. De taken waarvoor de kerk staat in de city zijn zodanig van aard, dat zij om een gezamenlijke inzet vragen. Juist t.a.v. de typische city-functie mogen de kerken niet langer gescheiden optrekken.
- eenheid van sociale dienstverlening, welke functioneel is opgezet, zich richtend op bepaalde groeperingen, b.v. logementbewoners, zwervers, prostitutie, kamernood, bejaarden, levens- en gezinsmoeilijkheden, enz.
- financiële eenheid: dit is een noodzakelijke vooronderstelling
- centrale administratie.
| |
3. Gezicht van de city-kerk:
ook al is het noodzakelijk dat de kerk in de city een duidelijk gezicht heeft in de vorm van een contact- en informatie-centrum, en ook al is het belangrijk dat zij herkend wordt in een functionerend kerkgebouw, voor alles zal zij getypeerd moeten worden door:
- afwezigheid van institutionele signatuur: het gaat erom dat christenen zich samen met anderen engageren met alles wat er gaande is in de binnenstad, en dat zij daaraan vanuit hun eigen inspiratie een bijdrage leveren wat betreft leefbaarheid, menselijkheid en zingeving van het bestaan.
- flexibiliteit: het city-pastoraat zal zeer flexibel moeten zijn, gezien het city-gebeuren. Het experiment zal de city-kerk wezenlijk eigen moeten zijn, telkens inspelend op de vraag van het dynamische city-gebeuren.
- dienstbaarheid: deze krijgt in de city een heel bepaald accent. Hier zijn geen vaste aanknopingspunten; hier kan niet jaar in jaar uit een vast program worden afgedraaid; hier kan men niet bouwen op vaste groeperingen. Het anonieme pastoraat zal hier een zeer grote plaats innemen. City-pastoraat betekent werken in de diaspora van de gaande en komende man, van de anonieme vrager en zoeker, van bevolkingsgroepen die vervreemd zijn van de kerk.
Als inhoudelijke taken voor de city-kerk zijn door de werkgroep geformuleerd: vormingswerk, pastorale service en sociale dienstverlening, drie taken, die door drie secties o.l.v. een sectieleider zullen moeten worden gestimuleerd.
| |
1. Kerkelijk Vormingswerk:
Omdat de binnenstad van Amsterdam feitelijk op allerlei manieren zo'n belangrijke rol speelt en kan spelen in de meningsvorming voor zovele mensen op
| |
| |
zovele terreinen, die zo nauw ons leven en onze verantwoordelijkheid raken, daarom ligt daar een taak voor de kerk van Christus. Via prediking, conferenties, cursussen, publikaties, leerdiensten, middagdiensten, enz. kan zij haar evangelische boodschap uitdragen in de vorm van een aanbod, van een meedenken en zoeken, en wel ta.v. de concrete vragen die er liggen in de samenleving, of die moeten worden opgeroepen ten dienste van die samenleving. Te denken valt hier aan de meningsvorming rond de vragen van mens en menselijke samenleving, rond mens en industrialisering, geloofsbeleving en persoonlijke verantwoordelijkheid in deze tijd, maar ook aan de schoolkatechese.
| |
2. Pastorale service:
De binnenstad van Amsterdam biedt een thuis aan haar vaste bewoners, maar door haar city-functie ook aan velen die er gaan en komen om welke reden dan ook. Om daaraan tegemoet te komen, zal grote aandacht moeten worden besteed aan het anonieme pastoraat, aan correlatiecentra, die door hun inrichting, hun sfeer en eerlijke bescheidenheid werkelijk een open deur zijn voor de mens in geestelijke nood. Daarnaast zal er door gespecialiseerde teams pastorale service verleend moeten worden aan groeperingen als buitenlandse arbeiders, studenten, zeevarenden, e.a., voor wie de binnenstad door haar city-functie een ontmoetingsplaats is. Ten aanzien van de vaste bewoners van de binnenstad stelt het Pastoraal Plan Binnenstad voor, om 5 wijkpastoraten in het leven te roepen, a.h.w. 5 verzorgingsgebieden, waarin alle pastorale aandacht wordt besteed aan de vaste bewoners van de binnenstad.
| |
3. Sociale dienstverlening:
Naast een vraag en behoefte - vanuit de woon- en city-functie van de binnenstad - naar meningsvorming en pastorale zorg blijkt er ook een grote behoefte aan sociale dienstverlening via het maatschappelijk werk en via het solidariteitswerk. Te denken valt hier aan het grote aantal bejaarden in de binnenstad, verder de zieken, de saneringsproblematiek, groeperingen als homofielen, zwervers, verslaafden, enz. De sociale nood is vaak in de binnenstad, mede door haar city-functie, het grootste en het duidelijkste te zien. Door de sectie Sociale Dienstverlening zal bevorderd moeten worden, dat op gerichte wijze die hulp wordt verleend waaraan personen en groeperingen behoefte hebben.
Tussen deze drie secties, die ieder onder leiding van een sectieleider staan, is een nauwe samenwerking gedacht: met een directeur als algemeen leider vormen de drie sectieleiders het bestuurscollege. De city-kerk wordt gezien als een werkgemeenschap, welke functioneel via de drie secties haar taak ta.v. de gehele stad vervult. De financiering zal geschieden door een Stichting. Het hoofdaccent ligt niet op het kerkgebouw, maar op de inhoudelijke presentie, op het uitdragen van de christelijke inspiratie langs allerlei kanalen.
Uitingen van een andere verschijningsvorm van de kerk in de binnenstad van Amsterdam zijn behalve de geheel nieuwe structuur, waarbij de parochiestruc- | |
| |
tuur wordt verlaten, de correlatie-centra; vervolgens het informatie- en documentatiecentrum, de verschillende opvangcentra in het kader van de sociale dienstverlening, een centraal telefoonnummer, enz. De kerkgebouwen die blijven, zullen volgens het voorstel van de werkgroep ook ieder een aparte functie moeten gaan vervullen, zodat ieder gebouw op den duur een eigen gezicht gaat krijgen, door het aparte aanbod dat er gedaan wordt in de vorm van een eigen liturgische stijl, welke een follow-up krijgt in een eigen vorm van pastoraat.
T.a.v. de kerk in de binnenstad van Amsterdam zijn nieuwe structuren geformuleerd. Daarmee wordt niet beweerd dat deze structuren de garantie geven dat de kerk langs deze weg verzekerd zal zijn van succes. Het is toch de toon, de stijl, de instelling van de pastorale werkers en de zekerheid dat de gehele kerkgemeenschap er achter staat, die het doen. De enige betekenis van de geplande nieuwe structuren is, dat de Geest de kans krijgt. Bepaalde structuren kunnen heretisch zijn, omdat zij uit zichzelf meer een blokkade zijn voor de Geest, zoals b.v. de parochiestructuur meestal een groot beletsel zal zijn om gezamenlijke problemen aan te pakken van een hele stad of een stadswijk. Daartegenover zal iemand die b.v. is vrijgesteld voor kerkelijk vormingswerk in een stad, meer de mogelijkheid bieden - niet de garantie - dat dit ook werkelijk van de grond komt. Zo is de bedoeling van de geplande nieuwe structuren, dat de Geest vrij komt en de kans krijgt, Zij zijn zodanig dat men kan inspelen op wat de city vraagt.
Tenslotte lijkt het goed om terug te keren naar het citaat van prof. Verkuyl in het begin van dit artikel. In het Pastoraal Plan Binnenstad Amsterdam, waarin de werkgroep haar visie over de herstructurering van de kerk in de binnenstad van Amsterdam heeft neergelegd, gaat het niet zo maar over een of andere pastorale herstructurering. Het gaat hier om de aanwezigheid van de kerk in een van de knooppunten in onze hedendaagse samenleving, waarin de steden radiatiecentra zijn, die infectiehaarden kunnen worden, maar ook operatiebases voor het koninkrijk Gods. Er kan nog zoveel geschreven worden over de kerk in een veranderende wereld, de kerk in de stad van de mens, over geloven bij kenterend getij, de verkondiging in een geseculariseerde wereld, enz., - zolang men er niet in slaagt om juist in onze binnensteden, waar de wereld van vandaag wordt gemaakt en beleefd, de kerk nieuwe gestalte te geven en zolang men zich beperkt in onze binnensteden tot het sluiten van kerkgebouwen en daarnaast geen andere, inhoudelijke en radicaal nieuwe wegen durft te gaan, blijft de kerk een bezienswaardigheid, restant uit het verleden, en blijft alles wat naarvoren wordt gebracht over de kerk in de stad van de mens, boekentaal: dit brandende vraagstuk zal in onze binnensteden uiteindelijk beantwoord worden doordat de kerken gaan functioneren op de golflengte van het city-gebeuren, of onbeantwoord blijven, zolang de kerken een monumentale bezienswaardigheid zijn.
|
|