onze rapido wèl haltgehouden. Maar niet voor mij. En na nóg 'n halfuurtje door een geleidelijk weer vruchtbaarder landschap, is de rit dan beëindigd in Lecce.
't Is niet de naamklank alleen, wat er lieflijk is aan Lecce. Ik was daar in de eerste middaguren en heb de stad gezien terwijl zij sliep. De schone slaapster. Stilte kwam me tegen op de stationsweg die naar de binnenstad voert. En stilte langs het dwarspad aan de stadsrand, waar de koele schaduw van hoge tuinmuren mij noodde tot eerst nog 'n kleine omwandeling alvorens verder de stad zelf binnen te gaan. Stilte ook daarna, in de straten en straatjes, waar de gesloten huizen alle leven schenen teruggenomen te hebben. Terwijl hier en daar een sierlijk witte kerkgevel nu nutteloos te koketteren stond. Mogelijk heeft er links of rechts toch enig menselijk leven zich geroerd zonder dat het mij is opgevallen. Toen echter, bij wat me eerst alleen maar 'n kruising van straten toeleek, dan opeens het domplein vóór me lag, omsloten door de stenen elegantie van kerkgebouw en van rijkversierde paleisfaçaden en volkomen verstild onder de zon.... toen wist ik wel heel zeker dat Lecce in een diepe
sluimer lag verzonken. En terwijl zo de wereld der mensen sliep, scheen juist de wereld der dingen aan werkelijkheid te winnen.
'n Werkelijkheid uit steen. Maar zó feestelijk en fantastisch, zó dartel en speels, zó blij en beweeglijk, als ware zij met een eigen leven bezield. Stenen draperingen die schijnen te gaan wapperen. Stenen loofwerk dat schijnt te gaan ritselen. Stenen kind-engeltjes, zó uitgelaten dat men hun ijle stemmetjes aanstonds verwacht te horen. En heiligen, hoog aan de kerkgevel, die bij hun levendige gesticulaties helemaal schijnen te vergeten dat zij 't zelf niet zijn doch slechts hun stenen namaaksels.
De levensechte ongedwongenheid van al die rijke ornamentiek blijkt niet aan de luchtige fantasie alleen van de ontwerpers en de vaardigheid van de uitvoerders te danken. Maar tevens aan de gunstige eigenschappen van het materiaal waarmee deze laatsten konden werken. Een hier dichtbij gedolven zeer zachte mergelhoudende kalksteensoort die door inwerking van de lucht weldra verstart maar die, vers uit de groeve, nog zó gewillig is dat men ook de soepelste vormen er zonder moeite in kan uitbeitelen. Bovendien tintelt dit materiaal van een lichtende gloed, die al het erin gebeeldhouwde nóg meer doet opleven en waardoor elk daaruit opgetrokken bouwwerk nóg feestelijker aandoet.
En zo, staande nu in de middagstilte tussen die zwijgende feestelijkheid, door geen slapende mensen gestoord en van de wakende door gevelmuren met gesloten vensters en deuren gescheiden, meende ik de lang versteende mensen-dromen rond dit plein al tot leven te zien komen. Doch bemerkte dan opeens hoe, rechts aan de piazza, bij de hoofdingang van het weidse seminariepaleis een poortdeurtje openstond, 'n Smalle donkere opening, waardoor mijn droom dreigde kortsluiting te maken met de feitelijkheid der mensen van vandaag. Toen ik door die deur stapte, was 't eerst echter nog alsof daarbinnen die droom onverbroken zou verdergaan. Ook dáár stenen lovers en vruchtenslingers, die in het midden van de hof de kloosterput sieren en waaromheen het