Streven. Jaargang 21
(1967-1968)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 549]
| |
De opvolger van Ottaviani
| |
BiografieSeper werd geboren in 1905, het sterfjaar van bisschop Jozef Georges Strossmayer, de woordvoerder van de oppositie tijdens het Eerste Vaticaans Concilie, te Osijek, waar ook Strossmayer geboren was. Zo leverde dezelfde stad twee vertegenwoordigers van de Kroatische clerus die in de twee Vaticaanse Concilies een markante rol hebben gespeeld. Sepers vader was een kleermaker, zijn moeder een naaister. In 1910 verhuisde het gezin naar Zagreb. Daar ging de jonge Seper niet naar het klein seminarie, maar naar het staats lyceum. Confessionele scholen waren er overigens niet. In de laatste lyceumjaren kwam hij sterk onder de invloed van zijn leraar-Frans, Dr. Ivan Merz, die aan de Sorbonne gestudeerd had en in Zagreb de organisator werd van de meest verspreide katholieke jeugdvereniging, de ‘Arenden’, later de ‘Kruisvaarders’. Het was ongetwijfeld onder invloed van deze heilige leek (in mei 1967 opende Kardinaal Seper het diocesaan proces voor zijn zaligverklaring), dat Franz in 1924 besloot in het groot seminarie van Zagreb in te treden. Hij werd naar het Germaans College in Rome gestuurd. Hij studeerde aan de Gregoriana, promoveerde er tot doctor in de filosofie in 1927, in de theologie in 1931. In 1930 werd hij daar priester gewijd, samen met zijn zeven jaar oudere, meer bekende, landgenoot, L. Stepinac. Naar zijn land teruggekeerd, werd hij eerst aalmoezenier aan het meisjeslyceum. Toen L. Stepinac in 1934 bisschop werd (de jongste bisschop van de Kerk, 36 jaar) werd Dr. Seper (29 jaar) zijn secretaris. In 1941 werd hij rector van het groot seminarie van Zagreb, in oktober | |
[pagina 550]
| |
1951 pastoor van de Christus Koning parochie in een voorstad van Zagreb. Op 21 november 1954, toen Kardinaal Stepinac, na zijn gevangenschap te Lepoglava, naar zijn geboortestad Kasic was verbannen, werd Dr. Seper benoemd tot bisschop-coadjutor van Zagreb. Na de dood van Kardinaal Stepinac in 1960 werd hij door Joannes XXIII aangesteld als aartsbisschop. In mei 1965 werd hij door Paulus VI tot kardinaal benoemd. | |
Pastorale zorgHoewel hij doctor in de filosofie en de theologie was, heeft Seper nooit gedoceerd aan de theologische faculteit van Zagreb, alleen aan middelbare scholen. Daar wijdde hij zijn beste krachten aan de jeugd en de catechese. Eenvoud is een van zijn grote kenmerken. Nooit heeft hij een opdracht geweigerd, noch gezocht. Hij schuwt alle sensatie en daar zullen de journalisten aan moeten wennen. Als aartsbisschop schafte hij bijvoorbeeld de complimenteuze tafelspeeches af die gebruikelijk waren bij het bezoek van de bisschop. Het gerucht gaat, dat hij er een tijdlang aan gedacht heeft, benedictijn te worden. De liturgie is in ieder geval altijd het centrum van zijn pastorale zorg geweest. In 1957 stichtte hij de ILO (Interdijocezanski liturgijski odbor, Interdiocesaan comité voor liturgie), in 1963 het instituut voor kerkmuziek. In de eerste jaren van zijn episcopaat waren dat ongeveer de enige werkzaamheden die de Kerk toegestaan waren. Zijn tweede pastorale bekommernis was de catechese. In 1961 opende hij het Catechetisch Instituut, waar kloosterzusters en meisjes een tweejarige opleiding krijgen. Sedert 1961 wordt in Zagreb ieder jaar een congres georganiseerd - lezingen, discussies, een tentoonstelling van publikaties en kunstwerken - om de clerus te informeren over de nieuwe stromingen in de Kerk. In september 1967 werd door het episcopaat, onder het voorzitterschap van Kardinaal Seper, een nieuw plan goedgekeurd voor een serie handboeken voor godsdienstonderricht. De manier waarop dat tot stand kwam, is typisch voor de sfeer die hij in zijn diocees wist te bevorderen. Ieder goed initiatief kan op zijn steun rekenen, zelf komt hij niet met gedetailleerde plannen voor de dag om die aan anderen op te dringen. Tijdens het jongste congres voor de clerus besloten enkele priesters een enquête te houden in alle centra en parochies waar zij werkzaam waren. (In Joegoslavië wordt het godsdienstonderricht natuurlijk uitsluitend in de kerk en de sacristie gegeven, niet in de staatsscholen). Een vierduizend jonge mensen werden ondervraagd over wat hen in de godsdienstleer interesseerde en wat niet. In de zomer werd dat materiaal statistisch geordend en de resultaten werden voorgelegd aan het episcopaat. In de derde plaats vermelden we zijn belangstelling voor de katholieke pers. De laatste vier jaar is er in Kroatië een revival van de katholieke pers waar te nemen. Jaarlijks verschijnen er een anderhalf miljoen exemplaren van verschillende tijdschriften, een honderdtal boeken. Men is van niets moeten vertrekken: na de oorlog waren alle katholieke uitgeverijen in beslag genomen, ‘er was geen papier’, en de andere durfden niets religieus drukken, ‘de drukkerijen | |
[pagina 551]
| |
waren overbelast’. Nu, in december, is er een volledige vertaling van de bijbel verschenen... met de medewerking van de communistische staat. De vertaling is gemaakt door professoren van theologie in samenwerking met de Vereniging van Kroatische schrijvers en gedrukt door ‘Matica Hrvatska’, een staatsonderneming. Tenslotte zijn zorg voor armen en misdeelden. Hij stichtte het ‘Fonds Joannes XXIII’, dat de oprichting van nieuwe parochies in de voorsteden van Zagreb moet financieren. Hij steunde de actie van het tijdschrift Glas Koncila, ‘Wie is mijn naaste?’ Een van de laatste dingen die hij gedaan heeft voor zijn vertrek naar Rome was, dat hij van dit initiatief een blijvend werk maakte. | |
Geestelijk profielKardinaal Seper is een man die wars is van alle extremen, zowel van rechts als van links. Hij schuwt alle sektarisme. In de soms heftige twisten die de clerus en de leken van de katholieke actie voor de oorlog verdeelden, heeft niemand ooit kunnen zeggen bij welke partij hij zich schaarde. Die ruzies werden soms belachelijk, zoals bijvoorbeeld het geval was toen een groep toonkunstenaars een lijst publiceerde van kef klieder en die in geen geval meer gezongen mochten worden. Mgr. Seper liet zich niet doen: in de nieuwe editie werden de zeloten gedwongen meer ruimte te laten aan traditie en lokale smaak. In alles getuigt hij van een ‘angelsaksisch’ gezond verstand, dat alle fanatisme verfoeit. Nog beter kan men spreken van een Slavische ruimdenkendheid, die milder is dan het soms koel lijkende angelsaksische pragmatisme. De Slaven zijn grote dromers. In hun beste traditie vindt men altijd weer die ruime, vaderlijke goedheid terug die Herder wel wat geïdealiseerd heeft. In geen geval heeft ze iets te maken met een goedzakkigheid die alles zonder onderscheid goed vindt. Het is bekend dat Kardinaal Seper zijn ongerustheid over sommige ‘extremistische’ bewegingen in het moderne katholicisme niet onder stoelen of banken steekt. Hij heeft er al aan gedacht zijn theologiestudenten terug te roepen uit het buitenland, waar zij teveel nieuwe theologie voorgezet krijgen. Voor een ‘journalistentheologie’ heeft hij niet veel sympathie. De brief die het episcopaat, onder zijn voorzitterschap, enkele jaren geleden publiceerde over gezinsproblemen, handhaaft de traditionele opvattingen. Ik kan me vergissen, maar van de nieuwe prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer verwacht ik niet dat onvoldoend gefundeerde nieuwigheden veel steun bij hem zullen vinden, maar hij zal ook geen niet meer gefundeerde tradities verdedigen. Ik geloof ook niet dat we van hem veel grote initiatieven van bovenaf moeten verwachten, wel een grote openheid voor alle gezonde voorstellen van anderen. Als bisschop van Zagreb muntte hij uit in het juist beoordelen van wat van onderaan aangedragen werd. Tussen de ‘conservatieven’ en de ‘progressieven’ bevindt hij zich ergens in het midden. Ook op het Concilie was dat het geval. Il Giorno van Milaan rangschikte hem bij de conservatieven, de Frankfurter Rundschau maakte van hem een ‘liberaal’, de Frankfurter Allgemeine noemde hem een ‘gematigd hervor- | |
[pagina 552]
| |
mer’. Zijn optreden in het Concilie was in ieder geval alles behalve passief. Dr. Sagi-Bunic, die zijn secretaris was, noemt zijn houding ‘een gematigd openstaan voor alle problemen van de moderne tijd’. R. Rouquette heeft in Etudes eens geschreven dat het hele probleem van de godsdienstvrijheid her-dacht zou moeten worden in het licht van wat Kardinaal Seper daarover gezegd had in de aula. Zijn rede over het atheïsme trok de algemene aandacht. Veel van die interventie werd in het schema verwerkt, schrijft Missi (2, 1966). M. von Galli (Das Konzil und seine Folgen, p. 258) betreurt dat het schema het elan en de diepte van Kardinaal Sepers interventie mist. Zijn reële contacten met het communistisch atheïsme hebben van hem een voorstander gemaakt van een positieve benadering van het atheïsme, een houding van begrip voor de tegenstander en van kritiek op de eigen voorstellingen en opvattingen, die vaak verantwoordelijk zijn voor de verkeerde Godsvoorstellingen van de anderen. Het vernauwde conservatisme en immobilisme, door zovelen aan de katholieke kerk toegeschreven, is niet in overeenstemming met de evangelische geest. Vele waarnemers hebben deze interventie van Kardinaal Seper tot een van de belangrijkste van het Concilie gerekend. Verder pleitte hij voor de volkstaal in de liturgie, de concelebratie, de communie onder twee gedaanten. Zijn positief aandeel in de Verklaring over het Joodse volk ligt in de lijn van zijn houding tijdens de oorlog: hij heeft Kardinaal Stepinac geholpen om vele Joden te redden. Hij stemde voor het diaconaat, ook van gehuwden. Wat hij denkt van de in het Westen verspreide overtuiging, dat de gehuwde diaken slechts een voorstadium is van de gehuwde priester, weet ik niet. De andere Joegoslavische bisschoppen zijn niet zo geestdriftig voor het diaconaat. Zelf heeft hij het in zijn diocees nog niet ingevoerd. In ieder geval schijnt het een andere gestalte te moeten krijgen dan in de oude kerk. De bisschoppen van de Slavische landen hebben niet alleen meer directe ervaring met het atheïsme, zij zien ook van dichtbij hoe de gehuwde clerus in de orthodoxe kerk en bij de Uniaten werkt. Dat wil niet zeggen dat zij noodzakelijk tegen alle veranderingen gekant zijn; ik zeg alleen, dat zij meer ervaring hebben. Bijvoorbeeld, als velen in het Westen menen dat de ontkoppeling van priesterschap en celibaat meer roepingen zou meebrengen, weten zij dat voor de celibataire clerus het aantal roepingen toeneemt, terwijl er voor de gehuwde clerus bij de Uniaten geen zijn. Over zijn nieuwe taak heeft Kardinaal Seper een en ander verteld in een interview in Glas Koncila. Op de vraag of zijn benoeming opgevat kan worden als een teken van een koerswijziging in de Congregatie voor de Geloofsleer, antwoordde hij: ‘De verandering is al vroeger begonnen. Het Motu proprio Integrae servandae van 1965 veranderde niet alleen de naam van de Congregatie, maar reorganiseerde ook haar bevoegdheden en taken. In augustus 1967 werd dat allemaal definitief vastgelegd in de apostolische constitutie De romana curia (...) De opdracht van de Congregatie is: het onderzoek van de nieuwe doctrines, de bevordering van de studie van de nieuwe theologische problemen, het organiseren van theologische congressen. Zij neemt geen defensieve houding meer aan. (...) Zij kan geen auteurs meer veroordelen zonder ze eerst te ho- | |
[pagina 553]
| |
ren’. - ‘U spreekt van theologische congressen. Kunnen de theologen zelf zulk een congres aanvragen en, in het algemeen, zal de Congregatie de theologen direct helpen in de verspreiding en de evolutie van de theologische opvattingen?’ - ‘Dat spreekt vanzelf, het initiatief zal van de specialisten moeten komen. De Synode heeft overigens gevraagd dat er een raad van gespecialiseerde theologen uit de hele wereld zou komen. Die raad zal veel uitgebreider zijn dan de groep specialisten waarover de Congregatie tot nog toe beschikte’. - ‘Hoe is die benoeming bij u persoonlijk aangekomen?’ - ‘Ik was totaal verrast. In december had de paus me van die mogelijkheid gesproken. Ik heb hem gezegd: sedert ik priester ben, heb ik nooit een taak geambieerd, ik heb er ook nooit een geweigerd. Ik heb er heel veel gekregen die ik niet verlangde. Ik heb altijd klaar gestaan. Ook ditmaal. Maar ik heb de paus mijn bezwaren kenbaar gemaakt. Ik heb hem gezegd: ik geloof niet dat ik hierop voorbereid ben. Ik ben nooit professor geweest. Ik ben heel mijn leven lang pastoraal ingesteld geweest. En dan, mijn gezondheid is niet heel fameus. De paus heeft toen geen beslissing genomen. Op 5 januari kreeg ik een brief van Kardinaal Cicognani. Ik las daar dat de paus mijn bereidheid op prijs stelde, dat hij mijn bezwaren ernstig nam. Oef, dacht ik, hij laat me met rust. Maar aan het eind van de brief stond te lezen: de paus wenst u veel geluk bij uw nieuwe taak in de Congregatie. Het was dus beslist’. Herhaaldelijk heeft Kardinaal Seper zijn priesters op het hart gedrukt, dat de Kerk zo spoedig mogelijk erin moet slagen weer een verstaanbare theologische taal te spreken, een taal die de mensen aanspreekt. Eind vorig jaar hebben de vertegenwoordigers van het wereldepiscopaat in de Synode te Rome aan deze man hun vertrouwen gegeven, toen ze hem met 140 op de 188 stemmen verkozen als lid van de commissie voor de geloofsleer. De paus benoemde hem tot voorzitter. Hij leidt nu een van de belangrijkste Congregaties van de Curie. |
|