| |
| |
| |
Politiek overzicht
Nederland
De vervroegde Tweede-Kamerverkiezingen
De mening, dat de Nederlander zich niet interesseert voor de politiek, heeft gedurende de laatste maanden volledig afgedaan. Zelden is er in ons land zo'n felle verkiezingsstrijd gevoerd als die voorafgaande aan de vervroegde Tweede Kamer-verkiezingen op 15 februari j.l. Dag- en weekbladen, radio en televisie - vooral de laatste - kwamen tegemoet aan de weet- en nieuwsgierigheid van lezers en kijkers en stimuleerden op hun beurt weer de belangstelling. Het resultaat? Na een verkiezingsstrijd, waarin alle politieke partijen elkaar voortdurend onduidelijkheid verweten en allen aandrongen op duidelijke uispraken van de anderen, schiep de kiezer een erg onduidelijke situatie in de nieuwe volksvertegenwoordiging.
Het was verwacht, dat de KVP de tol zou moeten betalen voor haar moed om het vertrouwen op te zeggen in de samenwerking tussen haar en de PvdA tijdens het kabinet Cals; dat het verlies acht zetels was viel tegen maar is behalve een gevolg van de tendens tot deconfessionalisering van het politieke leven ook te wijten aan de algemene ontevredenheid met de gang van zaken in ons land.
Deze uitte zich ook in het verlies van de PvdA, die ondanks een nieuwe aanpak van de verkiezingspropaganda door middel van een door het land trekkende karavaan, terugviel van 43 op 37 zetels; dit betekende slechts een minimaal herstel vergeleken met de uitslag van de verkiezingen voor de Provinciale Staten in 1966 en men erkende deze tegenvaller ruiterlijk. Het is mogelijk, dat de propaganda te negatief was gericht en men ook hier de jonge kiezers te weinig aansprak. Eigenlijk kan worden gesteld, dat de kiezers noch het KVP-beleid noch dat van de PvdA hebben goedgekeurd.
Ook de VVD heeft niet de vruchten geplukt van haar twee jaren durende oppositie; zij had meer verwacht dan de winst van één zetel, die zij nu ternauwernood haalde. Deze oppositiewinst werd echter weer te niet gedaan door het verlies van een zetel door de CHU, terwijl de ook oppositionele pacifistische socialisten (PSP) wel hun 4 zetels wisten te behouden, maar hun stemmenpercentage iets zagen teruglopen vergeleken bij 1963 en belangrijk als wij het vergelijken met de resultaten van het vorige jaar.
Duidelijke winst behaalde de ARP maar hierin zal men toch eerder een uitdrukking van vertrouwen in de persoon van Min. Zijlstra moeten zien dan een onderschrijven van het program; het doet ons denken aan de winst, die de
| |
| |
Anti-Revolutionairen in de dertiger jaren behaalden op de jaspanden van hun toenmalige sterke man, H. Colijn.
Ook de Boerenpartij groeide; haar stemmenpercentage verdubbelde vergeleken met 1963 en zij komt nu met 7 afgevaardigden in de Kamer; de enige troost hierbij is, dat zij vergeleken met 1966 bijna twee procent stemmen verloor. Alle onderlinge ruzies en alle ontactische zetten van lijstaanvoerder Koekoek hebben een klein half miljoen kiezers blijkbaar niet aan het denken gezet.
Eén grote winnaar kwam er toch uit de chaos te voorschijn. Een kersverse politieke partij, Democraten '66, zich op moderne wijze aandienend als D '66. die voor het eerst aan de verkiezingen deelnam, behaalde meteen zeven zetels. In haar snel klaargemaakte voorlopig programma pleit zij voor een beter functioneren van de democratie o.a. door verkiezing van de minister-president en invoering van het districtenstelsel; verder stelt zij, dat er een vierjarenplan voor de overheidsbegroting zal worden opgesteld, zodat regeren op langer zicht mogelijk wordt. Haar aanhang heeft deze partij voornamelijk gevonden onder de jonge kiezers in de leeftijd van 21 tot 35 jaren uit de kringen van KVP, PvdA en PSP; deconfessionering en onbehagen met de huidige partijensituatie speelden een rol, maar daarnaast ook een goed geleide reclame en het vlotte-jongen-optreden van de lijsttrekker, mr. H. van Mierlo. D '66 krijgt in de komende vier jaren de kans te tonen wat zij in de praktische politiek waard is; zij schijnt zich hiervoor te willen voorzien van een braintrust, die plannen ontwerpt en uitwerkt en zo de arbeid van de Kamerleden zal verlichten. In elk geval heeft zij nu reeds bereikt, dat men aandacht gaat besteden in de grotere partijen aan zaken waarover men tot nu toe alleen maar praatte, maar waaraan weinig of niets werd gedaan. Speciaal de kiesrechthervorming staat op de voorgrond; het is eigenlijk ook te zot om los te lopen, dat er 23 partijen aan deze verkiezingen hebben deelgenomen, waaronder men zich met een partij voor ongehuwden belachelijk maakte voor binnen- en buitenland. Een voordeel: de schatkist kreeg 66 duizend gulden als gevolg van het niet behalen van ook maar een kamerzetel door negen partijen.
Volgens vrij algemene overtuiging zou het zeer moeilijk zijn om een regeringscoalitie te vormen, die voldoende sterk was om de bestaande moeilijkheden te overwinnen. Na de gewone adviezen te hebben ingewonnen verzocht de koningin de afgetreden minister-president, prof. Zijlstra, als informateur op te treden. Afwijkend van de gewone gang van zaken raadpleegde de informateur ook de fractie-voorzitters der kleine partijen. Deed hij dit om de nadruk te leggen op zijn onpartijdigheid of om een aanvaardbare gelegenheid te scheppen om D '66 te polsen? Het bleek al spoedig dat de laatste in de plannen van de informateur te weinig aanknopingspunten vond voor het realiseren van haar ideeën. Toen de PvdA vasthield aan haar opvatting, dat bij de kabinetsformatie eerst moest worden beslist over de vraag welke partijen zouden deelnemen en pas daarna het programma moest worden besproken, stelde zij een eis, waaraan de andere grote partijen geen gevolg wilden geven en plaatste zij zich zelf buiten de formatie. Zijlstra koos toen voor samenwerking met de VVD, waartegen wel bezwaren bestonden bij de linkervleugels van KVP en ARP, maar
| |
| |
waarvan men in KVP-kringen in elk geval de noodzakelijkheid wel inziet wegens de starre houding van de fractie-voorzitter van de PvdA, Den Uyl.
Van begin af aan heeft men er sterk op aangedrongen, dat prof. Zijlstra ook als formateur en als minister-president zou optreden. Onder zijn leiding hebben de vier partijen n.l. KVP, ARP, CHU en VVD nu een volledig akkoord getroffen over de hoofdlijnen van een regeringsprogram en heeft de informateur zijn eindrapport aan de koningin uitgebracht. Daar hij uitdrukkelijk bij zijn eerste mening is gebleven om geen rol in de actieve politiek te spelen zal het kabinet dus een andere premier moeten krijgen. Het is te hopen dat dit geen aanleiding geeft om alsnog aan de tot stand gekomen overeenkomst te gaan tornen.
| |
Internationaal
EEG
De formatiepoging van prof. Zijlstra was enkele dagen onderbroken door het bezoek van de Engelse prime-minister, Wilson, en zijn minister van buitenlandse zaken, Brown. Dit had plaats in het kader van de pogingen van Engeland om toe te treden tot de EEG en volgt op soortgelijke visites aan Rome, Straatsburg en Parijs. Begin februari was Wilson in Brussel, waar men zich duidelijk uitsprak voor de aansluiting van Engeland, maar in het midden schijnt te hebben gelaten of men hiervoor op dit ogenblik wel een scherp conflict met de Gaulle wil riskeren. Men acht het mogelijk, dat Brussel erop heeft aangedrongen om eerst over te gaan tot associatie van Groot Brittannië met de EEG en b.v. over enkele jaren pas te praten over volledige aansluiting, een suggestie, die ook de Gaulle tijdens het bezoek van Wilson aan Parijs zou hebben gedaan, maar Wilson voelt hier niets voor. Wel heeft hij nu duidelijk uitgesproken, dat gedeeltelijke afstand van souvereiniteit noodzakelijk is in het geval van toetreding en dat Engeland hiertoe dan ook bereid is. Ook maakte hij duidelijk, dat Engeland niet met lege handen in de EEG komt; de technologische achterstand van de Zes op de V.S. is zeer groot; daar Engeland in dit opzicht verder ontwikkeld is dan de Zes - al is het op geen stukken na de gelijke van de V.S. - is het ook voor Europa van belang gebruik te maken van de Engelse kennis om de achterstand in te halen en Wilson en Brown hebben laten weten, dat dit slechts kan geschieden binnen EEG-verband.
De visite aan Bonn half februari heeft Engeland niet veel wijzer gemaakt. In principe blijft Bonn voorstanders van het Britse lidmaatschap, maar in de praktijk houdt de West-Duitse Bondsregering van Kiesinger zich op de vlakte; op dit ogenblik hecht zij veel meer waarde aan een goede verstandhouding met haar buurman de Gaulle dan aan opname in de EEG van een verder afwonende vriend. Deze houding werd Bonn een beetje gemakkelijker gemaakt door een uitlating van minister Brown tegenover de Russische premier, Kosygin, tijdens diens bezoek aan Londen over de Oder-Neisse linie als grens van Duitsland. Men had hiertegen nogal wat bezwaren, maar herinnerde zich
| |
| |
liever niet, dat de Gaulle zich zelfs duidelijker ten gunste van erkenning van deze grens heeft uitgesproken.
Het bezoek aan Den Haag bracht geen nieuwe ideeën. Dat Nederland voor de aansluiting is wist men allang; dat het een eventueel neen van de Gaulle zou kunnen doorbreken is uiterst onwaarschijnlijk. Natuurlijk is het juist, dat Wilson nu ook een bezoek aan Luxemburg brengt, maar is het nog nodig voor het bepalen van zijn standpunt? Hij kan weten hoe de kaarten liggen en het wordt tijd, dat hij beslist. Zijn aarzelen zal zeker uitgelegd worden als een gebrek aan Europese gezindheid en geeft tevens kansen aan de tegenstanders van de toetreding in Engeland zelf; een lid van het kabinet, Jay, heeft zich al uitgesproken als tegenstander en de Gaulle zal - als hij het nodig vindt - niet nalaten dit te gebruiken.
Of meent Wilson te kunnen wachten op andere aanbiedingen? Er wordt gesproken over een mogelijke Atlantische Vrijhandelszone, waartoe de V.S., Canada, Engeland en de Europese Vrijhandels Associatie zouden gaan behoren; dan zouden de rollen zijn omgekeerd, want niet Engeland zou de EEG nodig hebben, maar de laatste zou de hulp van Engeland behoeven om in de Atlantische Associatie te worden opgenomen op straffe van anders een onderontwikkeld gebied te worden. Daarnaast zijn er geruchten, dat ook Rusland voorstellen aan Londen heeft gedaan om de economische betrekkingen te verbeteren en Engeland van zijn Europese plannen af te brengen; afzet in Oost-Europa kan wel opwegen tegen die in de Zes. Wilson kan zo de indruk hebben gekregen, dat hij nog tussen meerdere mogelijkheden kan kiezen en daarom vooralsnog kan afwachten.
| |
Pact van Warschau
Er zijn moeilijkheden ontstaan tussen de zeven leden van het Warschau-pact n.a.v. het feit, dat een van hen, Roemenië, er toe is overgegaan diplomatieke betrekkingen met Bonn aan te knopen. Vooral de DDR is boos, omdat dit gebeurd is zonder dat Boekarest van Bonn heeft geëist, dat het de DDR officiëel erkende. In Roemenië vraagt men zich echter af waarom Ulbricht nijdig is nu men erin is geslaagd de Hallstein-doctrine - volgens welke Bonn geen relaties zou onderhouden met staten die de DDR erkenden - te doorbreken en juist dat te bereiken waarvoor Oost-Berlijn altijd heeft gepleit. Ook Polen was niet te spreken over Roemenië's optreden, daar het met opzet vergeten was erkenning van de Oder-Neisse grens te vragen. Feit is echter, dat niet alleen Roemenië maar ook Boelgarije, Hongarije en Tsjecho-Slowakije weinig of geen interesse hebben in de Oder-Neisse, in erkenning van de DDR of in het eventuele bezit van kernwapens door Bonn, maar wel in betere economische betrekkingen met het Westen en in de mogelijkheid om zich zo zelfstandiger op te stellen in het z.g. Oostblok.
Om deze tegenstelling binnen het Warschau-pact te bespreken zou men eerst in Oost-Berlijn vergaderen, maar daar Roemenië hier bezwaren tegen had, werd de bijeenkomst verplaatst naar Warschau. Ook hier is men het niet eens geworden en men kan spreken van een volledige breuk in het pact. Ulbricht
| |
| |
zou deze alleen nog willen onderstrepen door te proberen binnen het pact bilaterale veiligheidsovereenkomsten te sluiten, waarvoor slechts Polen iets zou voelen.
| |
West-Duitse Bondsrepubliek
Nog op een ander diplomatiek front heeft de BRD een succes behaald. Toen in 1965 Bonn ertoe over ging ambassadeurs uit te wisselen met Israël, verbraken negen leden van de Arabische Liga de diplomatieke contacten met West-Duitsland. In december '66 nodigde Kiesinger deze landen uit de betrekkingen weer te herstellen. Onder invloed van Nasser werd besloten dat dit eventueel zou kunnen gebeuren via de kantoren van de Arabische Liga. Jordanië heeft nu zijn onafhankelijkheid t.a.v. Egypte menen te moeten demonstreren door op eigen houtje de diplomatieke betrekkingen met Bonn te herstellen en dit zelfs te doen zonder te eisen dat Bonn de economische hulp aan Jordanië zal hervatten. Volgens Duitse berichten zouden ook andere Arabische staten, zoals Arabië en Soedan, het voorbeeld van koning Hoessein willen volgen, maar daarmee toch nog willen wachten op de resultaten van een Liga-bijeenkomst half maart in Caïro.
9-3-'67
J. Oomes
| |
België
Volmachten voor de regering
Op 4 maart keurde de Kamer het ‘wetsontwerp 356’ goed, waardoor de regering tot 14 november 1967 gemachtigd wordt in heel veel dingen beschikkingen van wetgevende aard te nemen door middel van koninklijke besluiten. Deze koninklijke besluiten kunnen nadien enkel bij wet gewijzigd worden. Op het ogenblik dat we dit overzicht schrijven, is de Senaat met de beraadslaging over het wetsontwerp begonnen. Ondanks bepaalde wrijvingen verwacht men dat het ook hier, zij het zonder geestdrift, goedgekeurd zal worden. Aldus zou de regering Van den Boeynants bijna acht maanden lang over volmachten beschikken die, formeel gezien, even ver gaan als die waarmee autoritaire regeringen zich in het verleden onafhankelijk gemaakt hebben van de wetgevende macht.
In België ontbreekt het machtsapparaat dat aan een dergelijke volmachtswet een draconisch karakter zou kunnen geven. De algemene democratische spelregels en de fundamentele vrijheden blijven bestaan, de oppositie beschikt over alle normale uitdrukkingsmogelijkheden. De rechtsmacht blijft onttrokken aan de greep van de uitvoerende macht. Noch op het gebied van de politie-organisatie, noch op dat van het leger of van parallelle militaire of politionele organisaties zijn er fascistische verschijnselen. Toch houdt het feit dat de regering een beroep doet op een volmachtswet, een zeer negatieve beoordeling van het partijpolitieke en parlementaire bestel in. De redenen die ingeroepen werden om de volmachten te rechtvaardigen, zijn niet overtuigend. De wetgevende
| |
| |
maatregelen die nodig zijn voor de economische expansie, zouden normalerwijze door het parlement moeten kunnen genomen worden. Hetzelfde geldt voor de conjuncturele en economische en sociale maatregelen. Uit niets blijkt dat de gestelde problemen werkelijk een uitzonderlijk kritisch karakter hebben. Als in dergelijke omstandigheden al volmachten nodig zijn en de normale werking van het parlement onderbroken wordt, wat mag men dan verwachten in een écht moeilijke situatie, b.v. bij een conjuncturele inzinking met massale werkloosheid, ingeval van internationale spanningen, mobilisatie en dergelijke? Men heeft de indruk dat de ingeroepen redenen slechts voorwendsels zijn.
In werkelijkheid ondervond de regeringsleider dat de samenwerking tussen de twee regeringspartijen zo lastig verliep, dat bij elke ietwat onpopulaire maatregel van fiscale of algemeen sociaal-economische aard de C.V.P. en de P.V.V. tot geen eenheid van inzicht geraakten, terwijl tevens in elke partij afzonderlijk de groepen met meer en met minder sympathie voor de huidige formatie het bestaan van de regering in het gedrang brachten. Omwille van deze partijpolitieke zwakheden en onverenigbaarheden heeft de regering Van den Boeynants een ingreep gedaan op het gebied van de bevoegdheid van het parlement zelf, en zich aldus tegelijkertijd tegen de werking van de oppositiepartijen én van de regeringspartijen voor ongeveer acht maanden gevrijwaard. Of hiermee geen gevaarlijk precedent geschapen is, zal de toekomst uit moeten wijzen. De moeilijkheden om tot een krachtig sociaal-economisch en algemeen politiek beleid te komen, zijn door de volmachtswet niet verdwenen. Ze werden alleen naar de schoot van de regering en van de regeringspartijen zelf verschoven, ten koste van een normale werking van de parlementaire instellingen. Misschien is premier Van den Boeynants ervan overtuigd dat de parlementaire instellingen niet geschikt zijn om de normale taken te vervullen (het gaat in de huidige omstandigheden inderdaad - we herhalen het - over vraagstukken die niet van uitzonderlijk ernstige of dringende aard zijn). Maar dan geeft hij een voorbeeld van onrustwekkende skepsis ten aanzien van de deugdelijkheid van ons politiek regiem. Indien deze skepsis zich later ook buiten de regering en de partijleiding zou openbaren, mogen degenen die thans het voorbeeld van zulk een defaitisme gegeven hebben, zich wel herinneren vanwaar het voorbeeld gekomen is.
| |
Ontspanning tussen België en Kongo
Wat in het begin van februari nog onwaarschijnlijk leek - een regeling van het geschil tussen de Kongolese regering en de Union Minière du Haut Katanga - bleek kort daarna tot de mogelijkheden te behoren en kwam zelfs zonder sensationele schokken tot stand. Aan de Kongolese regering werd voldoening gegeven wat betreft haar wens de Union Minière als exploiterende vennootschap uit Kongo te zien verdwijnen. Tevens werd van Belgische zijde niet langer geargumenteerd tegen het bestaan van een nieuwe mijnmaatschappij van Kongolees recht: de Société générale des minerais. De Union Minière trad zelfs niet meer als onderhandelingspartner op te Kinsjasa: de accoorden wer- | |
| |
den van Belgische zijde gesloten door gemandateerden van de Société Générale. Voortaan zal de ontginning van de Katangese kopermijnen, alsmede de commercialisatie van het koper op de wereldmarkt, geschieden door dezelfde Belgische technici als voorheen, maar die technische staf zal a.h.w. door de Union Minière ter beschikking gesteld worden van de Belgische Société générale des minerais en van de Société générale congolaise des minerais. Voor de onteigening van haar bezit in Katanga zal Kongo in beginsel een schadevergoeding aan de Union Minière uitkeren - in welke vorm werd nog niet bepaald. Onopgehelderd zijn ook nog de vraagstukken in verband met de volledige onderschrijving van het kapitaal van de Kongolese mijnmaatschappij, waarvan 40% voorbehouden blijft voor intekenaars buiten Kongo. Het mandaat dat de Kongolese regering aan de groep Lambert gegeven had, om tot de vorming van een internationaal consortium te komen, blijft eveneens gehandhaafd, althans tot het einde van de maand maart.
De crisis heeft bewezen dat situaties die op zeker ogenblik in Kongo hopeloos vastgelopen waren, toch weer opnieuw op gang gebracht kunnen worden wanneer te Kinsjasa de nood dwingt. Formalistische overwegingen van juridische of economische aard spelen dan geen rol meer. Allerlei tegenstellingen verhinderen niet dat er een ontspanning en een praktische samenwerking tot stand komen, waarvan vanzelfsprekend niemand zeggen kan hoe lang ze zullen duren. Zo zullen de betrekkingen tussen België en Kongo nog heel lang een aangelegenheid ‘sui generis’ blijven, die niet kan beoordeeld worden volgens de gebruikelijke normen van het internationale leven.
| |
Manescu te Brussel
Van 6 tot 10 februari bracht de Roemeense minister van buitenlandse zaken, Manescu, een bezoek aan Brussel om er besprekingen te voeren met Belgische regeringskringen. Het communiqué dat uitgegeven werd bij het einde van het bezoek, was gesteld in vage bewoordingen, waaruit men niet kon afleiden of er concrete punten op de agenda hadden gestaan en zeker niet of er resultaten waren bereikt. Er werd gewezen op de wenselijkheid van de bevordering van de Belgisch-Roemeense betrekkingen, en gezegd dat aldus een bijdrage geleverd kan worden tot het tot stand komen van een gunstiger klimaat in Europa. M.a.w. de Belgische regering blijft van mening dat het nuttig kan zijn bilateraal in gesprek te komen met landen van het oostelijk blok en dat deze bilaterale contacten kunnen bijdragen tot een algemene verbetering van de betrekkingen tussen West- en Oost-Europa. Minister Harmel heeft een uitnodiging aanvaard om een tegenbezoek te brengen aan Boekarest. De datum werd nog niet vastgesteld.
Opgemerkt werd de vrijmoedigheid waarmee minister Manescu tijdens een lezing voor een wetenschappelijke kring te Brussel de ontwikkelingen in het Oosten en in het Westen beoordeelde. Hij zei o.m. dat iedere blokpolitiek, volgens hem, door de gebeurtenissen voorbijgestreefd is. Het blok van het pact van Warschau wordt dan even overbodig als de NAVO.
| |
| |
| |
Opvolging Cool
Het Algemeen Christelijk Vakverbond heeft nog enkele maanden tijd om te voorzien in de opvolging van haar voorzitter, August Cool. Een eerste poging om deze zaak te regelen door de benoeming van dhr. Van Steenberghe is niet geslaagd. Bij die gelegenheid is gebleken hoeveel objectieve en subjectieve moeilijkheden er oprijzen wanneer een eersterangsfiguur van de christelijke vakbeweging vervangen moet worden. Er zijn o.m. tegenstellingen aan het licht getreden tussen de centraliserende tendenties, die meestal op de steun van de heer Cool hebben kunnen rekenen, en de middelpuntvliedende invloeden van de verschillende vakcentrales, die het zwaartepunt van hun bekommernissen uiteraard elders situeren.
Met het bedwijnen van A. Cool zal een tijdperk van de christelijke vakbeweging a.h.w. ook symbolisch en menselijk afgesloten worden. Cool (geboren te St.-Niklaas in 1903) heeft de hele groei van de christelijke vakbeweging tussen de twee wereldoorlogen meegemaakt, van in de periode dat ze qua ledenaantal en vooral inzake offensieve kracht nog in de schaduw stond van het socialistische Algemeen Belgisch Vakverbond. De krachtdadigste en meest revolutionaire vormen van de vakbeweging lagen toen in enkele sterke basisnijverheden, die meestal geconcentreerd waren in dichtbevolkte Waalse agglomeraties: de metallurgie en de kolenmijnen in het Luikse en in Henegouwen. Op dit ogenblik echter is de invloed van het Algemeen Christelijk Vakverbond zo groot geworden, dat het A.B.V.V. in geen enkel opzicht nog kan doorgaan voor de enige representatieve syndicale kracht. Dat wordt vanwege de A.B.V.V.-leiding trouwens ook erkend. Geen enkel belangrijk syndicaal initiatief kan nog op touw gezet worden zonder dat de leidingen van beide takken van de vakbeweging overleg plegen. In meer dan één gebied is het A.C.V. de toonaangevende organisatie geworden.
Vaak is Cool het mikpunt geweest van kritiek van diverse zijden, in eigen rangen en daarbuiten. Hij was een tamelijk autoritaire persoonlijkheid, al maakte hij soms een andere indruk. Hij droeg duidelijk het stempel van de periode waarin hij opgegroeid was, maar dat belet niet dat hij de opkomst van nieuwe krachten en van nieuwe opvattingen mogelijk gemaakt, toegelaten of geduld heeft. Het aantrekken van meer wetenschappelijk geschoolde krachten voor de studiediensten en voor het kader is onder zijn bewind een voldongen feit geworden.
Dat de aanduding van zijn opvolger ook gepaard gaat met sommige wrijvingen, is onvermijdelijk. Belangrijker dan deze voorbijgaande moeilijkheden is de vraag hoe het A.C.V. in de toekomst zijn positie zal bepalen als christelijk geïnspireerde syndicale organisatie in een wereld waarin zowel de sociaal-economische verhoudingen als de plaats van de kerk en van de katholieke politieke en sociale organisaties aan een totale herziening onderworpen zijn. Een vergelijking met de ons omringende landen toont aan, dat de stellingen die het A.C.V. bij ons in het openbaar leven inneemt, in zekere zin uniek zijn.
8-3-'67
Hektor de Bruyne
|
|