Streven. Jaargang 20
(1966)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |
Brief aan een jonge niet-katholiek
| |
[pagina 254]
| |
optelsom: arm en smerig weer. Natuurlijk zouden er hele theologische, sociologische en filosofische theorieën op te bouwen zijn op dit ‘smerig en arm’, dat is mijn zaak niet, mij interesseert nu alleen het geweten van de aardige gewone huisvrouw dat door een wasmiddel tot rust gebracht moet worden, en het valt me niet moeilijk me de heer Zuiver in een of ander ‘zuiveringspeloton’ voor te stellen. Waarschijnlijk zou een naar geloofsrichting opgezette statistiek aantonen, dat de katholieken nog altijd minder wasmiddelen gebruiken dan de protestanten, en deze waarschijnlijkheid - niet de resultaten van het concilie, waarover ik later nog zal spreken - is een van de redenen voor het feit dat ik doorga katholieke kerkbelasting te betalen en dat ik hoop katholiek te sterven. Lichamelijke reinheid is in extreme levensomstandigheden: armoede, gevangenschap, bekrompen woongelegenheid, een luxe die wonderen bewerkt, het is iets religieus. Ik heb onder de oorlog en in het gevangenkamp begrepen, dat wassingen een religieus element kunnen bevatten en ik betreur het steeds weer, dat de priesters met zulke schone handen de eredienst beginnen en de handwassing zo tot een zinloze ritus verstart. Hun handen zijn altijd zo schoon, dat men de indruk krijgt dat het water dat hun voor de wassing wordt aangeboden, smerig is. Daarom interpreteer ik ook het geweten van de aardige gewone huisvrouw en het gezin Zuiver religieus: men voelt zich smerig als men ze ziet, d.w.z.: katholiek, russisch, joods, pools, als een neger. De politici spreken er altijd zo graag over, laten zich er bijna op voorstaan, dat hun ‘beroep’ smerig is; ze hebben deze constatering altijd klaar als iemand hun met moraal aan boord wil komen, en toch is deze uitspraak niet meer dan de meest goedkope vorm van koketterie. Per slot van rekening zijn alle beroepen ter wereld smerig: de kolen- en de nieuwshandel, de literatuur en de televisie; de politici hoeven zich dus heus niet zo veel op hun ‘smerigheid’ te laten voorstaan en niet zo dikwijls en zo lang huilerig al maar te zeggen hoezeer ze zich opofferen doordat ze zich noodzakelijkerwijs ‘smerig maken’. Zulk een sentimentaliteit zou men hoogstens van een prostituée kunnen billijken. Ik geloof dat het ook met de ‘macht’ (‘ik heb nu eenmaal een verhouding tot de macht’ is de gebruikelijke formulering) niet veel anders is. De literaire huis-ezel van een Duits weekblad oefent heel wat meer macht uit dan de doorsnee politicus en de huis-ezel oefent ze grinnekend en in volledig behagelijk machtsbewustzijn uit, hij is slechts op één punt aan de politici gelijk: hij wordt huilerig en sentimenteel, hij wordt ‘persoonlijk’, als iemand hem eens een keer op de vingers kijkt of zelfs op de vingers tikt. Mijn God, is dat soms zuivere koffie! Alsof het een kunststuk zou zijn over Duitsers macht uit te oefenen: waar die macht bespeuren, kan men zeker zijn van hun aanbidding, en het hart van menig groot uitgever kan weer opgelucht lachen, als de huis-ezel genade laat gelden. Laten we maar zwijgen van de bankiers, die het ‘macht en smerigheid’ gedoe van de politici nog al belachelijk moeten vinden. Diezelfde politici die zich koket op hun smerig beroep laten voorstaan en zich vol opoffering dag en nacht in Bonn smerige handen halen, lijken verbluffend veel op de heer Zuiver, en hun vrouwen verbluffend veel op de aardige kleine | |
[pagina 255]
| |
huisvrouw die haar geweten naast zich heeft staan. Bijzonder opvallend is de gelijkenis met de heer Zuiver van de beide jonge heren van de beide grote partijen die ‘onder verdenking staan kanselier te kunnen worden’. De toekomst is door de reclamevaklui al in een bepaalde richting geduwd: Wee de smerige mensen! Drievoudig wee over hen, als ze niet in de modecliché's Beatnik of Gammler of Provo passen, maar alleen maar smerig zijn! De heer Zuiver en zijn aardige kleine gewone huisvrouw zijn het laatste, het allerlaatste waarschuwingsteken om een gewetenloze maatschappij geen inzicht in het geweten meer te geven. Uw verslag over de ervaringen van een principiële dienstweigeraar sluit voor mij onmiddellijk aan bij het gealarmeerde geweten van de aardige kleine gewone huisvrouw en beide vormen een griezelige verbinding met de politiek, want het zijn toch dezelfde politici die zich zo koket op hun smerig beroep laten voorstaan, die de commissies uitgevonden hebben waarvoor een twintigjarige de zuiverheid van zijn geweten als dienstweigeraar moet bewijzen, en de argumentatie van de leden van de commissie is politiek, en dus - overeenkomstig hun en niet mijn theorie - smerig. Het is werkelijk absurd, het is onbegrijpelijk dat geestelijke heren zich ertoe lenen dergelijke commissies ook nog een kerkelijke achtergrond te geven, aan de commissies van een gewetenloze maatschappij, waarvan het eigenlijke geweten op het beeldscherm als medium voor een reclame voor wasmiddelen naast een aardige kleine huisvrouw staat. Ik sta er helemaal niet verbaasd over, dat politici met alle middelen proberen de dienstweigering tot een moeilijke procedure te maken, dat zij hun smerig beroep uitoefenen. Zij hebben een duidelijk omschreven doel gewild: de herbewapening van de Bondsrepubliek tegen de wil van de toentertijd vredelievende Duitsers; ze hebben met terreur, met geld, propagandamiddelen, door een bijna volledige gelijkschakeling van de oppositie, van de kranten, door systematische verdachtmaking van alle tegenstanders van de herbewapening hun doel (voorlopig) bereikt. Goed. Zo wordt blijkbaar politiek gemaakt. Waar ik me over verbaas: dat alle (in letters en cijfers: alle) vrouwenverenigingen blijkbaar sneller gelijkgeschakeld waren dan in 1933. Ach, deze aardige kleine gewone huisvrouwen! Hun geweten staat intussen op het beeldscherm naast hen. Een bijzonder kwalijke duistere rol moeten bij de gelijkschakeling de katholieke vrouwenverenigingen hebben gespeeld: men heeft niets van hen gehoord. Waarschijnlijk was er met hun geweten het gemakkelijkst te manipuleren. Het ging allemaal zo snel en geruisloos, sneller, geruislozer dan in het jaar 1933. En natuurlijk: zuiverder. Zuiver - dat schiet me nu te binnen - was eens het modewoord van de katholieke jeugdbeweging tussen 1918 en 1933. Goede morgen, fijn dat we u opnieuw in ons midden hebben, meneer Zuiver, politiek is een smerig beroep! De poging om in het reine te komen met het katholieke verleden, door Hochhuth in zijn onschuld aan de orde gesteld, gaat de hele wereld over, maar ze zal misschien ooit volkomen kinderspel blijken vergeleken met de noodzakelijke poging om in het reine te komen met het laffe verraad dat door katholieken aan katholieken in dit land tussen 1953 en 1965 is gepleegd. Er zijn aanwijzingen, dat men met dit verleden graag in het reine zou komen zolang het nog heden is. | |
[pagina 256]
| |
Er zijn mensen die het zien, zwak, mat, tam (vervloekt, wat zijn de Duitsers een braaf gehoorzaam volk!). Een zo intuïtief politicus als Strauss begint zich zo nu en dan reeds ‘antiklerikaal’ te uiten en hij gedraagt zich politiek juist: als de katholieke kerk werkelijk weer religieus zou worden, zou zij in de CDU, en deze in haar, haar doodsvijand moeten erkennen. Ach, gij brave, zuivere katholieke vrouwen: waarheen hebt gij u laten leiden. Wat overblijft is het domme, drieste gezicht van de heer Zuiver. De katholieken als de enige grote statistische massa zouden een kans hebben gehad dit volk tot vrede bereid te houden. De kans is verspeeld: wat overblijft is het stralende, vrolijke, reine, niet helemaal van ijdelheid ontblote gezicht van de katholieke legerbisschop die in een stormboot van de Bundeswehr een duitse rivier oversteekt. Goede morgen, fijn dat u weer in ons midden bent, meneer Zuiver! Wij willen ons niets wijsmaken, ons niet door de schijn laten bedriegen: ook de intellectueel die eens ‘kritisch’ stond tegenover de dienst, zowel van rechts als van links, lijkt vervloekt veel op de man van de aardige kleine gewone huisvrouw die graag een witte was heeft, maar wel van ‘smerige’ literatuur houdt. Ik sta niet verbaasd over een bisschop met een fatale propagandistische uitwerking, maar ik verbaas me, verbaas me hevig over de heer Walter Dirks, die het geweten bijna uitgevonden heeft, en in de brochure Hoe sta je tegenover de Bundeswehr een lamme, tamme, hopeloos banale, nietszeggende kleine moralistische opmontering voor dienstplichtigen geeft op een niveau dat in tegenspraak is met zijn andere publicistische capaciteiten. De herbewapening geschiedt op politieke gronden en er is met uitdrukkelijke toestemming van de Frankfurter Hefte toe besloten. Hoe komt deze gewetensvolle bende ertoe het geweten van een twintigjarige te willen doorlichten? Gaven soms gewetensoverwegingen de doorslag, toen de heren Adenauer en Strauss tegen de wil van de toenmaals tot vrede bereide Duitsers, met uitdrukkelijke, effectieve steun van alle katholieke groeperingen en van de katholieke clerus de herbewapening doorzetten? Het waren politieke motieven. Politieke motieven kunnen wegvallen of veranderen. Wat zou er eigenlijk uit die talrijke goedkatholieke gelijkgeschakelde gewetens worden, als plotseling in Bonn - of wat waarschijnlijker is, ergens anders - besloten zou worden de Bundeswehr in te krimpen of zelfs helemaal af te schaffen? Dan moet er toch weer iets in hen ‘ineenstorten’. Of hoe zou het zijn, als men een onderzoek naar het geweten zou invoeren voor hen die tot elke prijs naar de Bundeswehr willen? Bij het lezen van uw verslag, met de aardige kleine gewone huisvrouw, de heer Zuiver, de legerbisschop, de gezichten van de politici voor ogen, met de tekst van Dirks in de geciteerde brochure in mijn oren, met de geur van kostbare amerikaanse zeep in de neus waarmee ik in het gevangenkamp iedere dag mijn rituele wassingen verichtte (de zeep was inderdaad een element van bevrijding, zoals DDT dit eens was, waarvoor zich jong en oud, hoog en laag, rijk en arm te buigen hadden, opdat de Duitsers van de luizen bevrijd zouden worden!), komt de gedachte bij me op dat uw generatie nog schandelijker verraden is dan de onze, schandelijker, omdat er geen nood en geen noodzaak voor was, en ik begrijp steeds beter, dat het uw generatie steeds zwaarder valt, bijna lichame- | |
[pagina 257]
| |
lijke onpasselijkheid veroorzaakt, als ze het woord ‘christelijk’ te horen krijgt. Er zou een concilie van duitse katholieke en protestantse theologen tot stand moeten komen, dat aan de CDU-CSU het recht zou moeten ontzeggen het adjectief ‘christelijk’ nog verder dodelijk te schenden. Dat zou natuurlijk tot een openlijke breuk leiden tussen dit concilie en de bisschopsconferentie van Fulda, maar dan pas zou er hoop bestaan, dat de heftige omarming, deze Adenauerse overmeesteringsclinch, waarin de CDU-CSU de katholieke kerk in Duitsland heeft genomen, los begon te laten, maar dat zijn dromen en zelfs als ze nu nog waar zouden worden: het is te laat. Eigenlijk heeft de CDU-CSU de kerk al lang niet meer nodig, wat moeten de arme lieden dan stemmen, voor mijn part SPD; het zou niet eens veel uithalen als in de eerstvolgende herderlijke brief bij de verkiezingen openlijk zou worden toegegeven (wat eigenlijk nooit bestreden had kunnen worden): dat katholieken ook op de SPD mogen stemmen. Wat zou daarmee gewonnen zijn? Waarschijnlijk de grote coalitie: alstublieft. Meneer Zuiver I en meneer Zuiver II. Dan kunt u wel iedere avond op het beeldscherm uw geweten consulteren: het zal u duidelijk maken, dat uw auto uit de mode is, uw das onmogelijk, dat uw geweten het u niet toestaat dat uw vrouw bij welk werk in huis ook haar mooie handen bederft. Natuurlijk zullen er altijd dwazen zijn, maar wie mag voor dwaas spelen? Dat maakt de heer Zuiver uit. De dwaasheid om dienst te weigeren is niet toegestaan: dan moet u uw geweten laten zien! U heeft getracht de dwaas te spelen: met een bloem in de geweerloop te lopen! Zulke dwaasheden zijn echter alleen aan de heer Chaplin toegestaan en dan nog slechts in de film. Dwaasheid is een kunst en kunst is toegestaan. U eindigde met uw dwaasheid, op grond van de manipulaties van een katholieke, dus gewetensvolle garnizoensarts, in het gesticht, waaruit de gewetensvolle Bundeswehr u alleen los liet, omdat u begon u publicity te verschaffen. Wee degene die geen publicity heeft: hij eindigt in de vuile was van mevrouw Zuiver. Als het verstand - afschaffing van de dienstplicht! - zou zegevieren, dan zullen de katholieken daaraan het kleinste aandeel hebben. Integendeel: zij zullen zich het heftigste daartegen verzetten. Het was geen katholiek, noch een ‘linkse’ noch een ‘linksprogressieve’, en het was nog minder een sociaal-democraat die het verstandige voorstel deed de Bundeswehr in te krimpen. Het was de conservatieve admiraal Heye, die in zijn tijd door de katholiek Dr. Jaeger op waarlijk christelijke, d.w.z. politieke, hetgeen betekent: smerige wijze ‘neergeschoten’ is. Wellicht is er bij de oude militairen nog een rest aan die werkelijkheidszin die hen laat vermoeden, dat de Bundeswehr wel reëel, maar onwerkelijk, dus griezelig is: in haar maatschappelijke bodemloosheid, in haar hysterische kwetsbaarheid. Het is toch werkelijk meelijkwekkend de ondertonen van een huilerige gekrenktheid te horen in de rede van de heer Von Hassel gedurende het starfighter-debat; heeft hij werkelijk gedacht, dat een zelfs maar half opmerkzame publieke opinie alles zo maar slikt? Weet hij dan niet, dat de politiek werkelijk een smerig beroep is, even smerig als de literatuur en de televisie, de kolen- en de nieuwshandel, en dat in alle beroepen op deze smerige aarde maar één ding telt: het succes? Ik benijd de heer Von Hassel niet: er staat hem nog | |
[pagina 258]
| |
wat vervelends te wachten en het kan hem niet erg getroost hebben door zijn gehele fractie witter gewasser te zijn dan het witste wit, op een bijzonder pijnlijke, bijna onderdanige manier door de katholiek Rommerskirchen, die toch waarschijnlijk als vertegenwoordiger van de duitse katholieke jeugd in de bondsdag zit en, in aanwezigheid van de weduwen van de neergestorte jonge vliegeniers, zonder ertegen te protesteren, het ‘slijtingsquotient’ X bij het testen van een nieuw type vliegtuigen billijkte. O heilige heer Zuiver, waar mag ik u mijn geweten tonen! (daar schiet me ineens te binnen: ik heb ook kinderen die jong, duits en - in ieder geval voor een deel - katholiek zijn; behartigt de heer Rommerskirchen ook hun belangen?) Het is schandelijk, schandelijk, schandelijk. En niemand in dit parlement loopt uit de ‘christelijke pas’. De katholieke jeugdbeweging heeft de katholieken ook niet veel meer bevrijding gebracht dan die van de das en zelfs die nog maar tijdelijk. Wat van haar vrijheid overgebleven is, is intussen gebleken: een paar in de mode zijnde sexuele vrijheden à la Stijfkopje van Emmy van Rhoden, een paar ordinaire uitdrukkingen waar men erg trots op gaat ze te durven gebruiken, dus geen erg belangrijke vrijheden. Tegenover deze bewustzijnstoestand, deze door de absolute gelijkschakeling in de kwestie van de herbewapening tot een defintieve gemaakte gehoorzaamheidsbereidheid, tegenover deze van verraad verzadigde schijnheiligheid van het politieke duitse katholicisme komt mij de geweldige reputatie van progressiviteit die het in de rest van de wereld geniet, nogal problematisch voor. Als dat maar goed gaat! Tenslotte heeft ook oplichterij zijn grenzen. Het gaat er hier niet om, zulke voortreffelijke theologen als Rahner, Ratzinger en Küng geloofwaardigheid te ontzeggen, maar de bodem waarop deze theologie wortel zou kunnen schieten, is niet alleen ondiep, ze is in Duitsland ook met de slechtste mest, met politieke gehoorzaamheid bemest. Wat hebben binnenkerkelijke vrijheden voor nut, als de katholieken verder politiek zo braaf blijven? Zo zou Rome een welkome afleiding van Bonn kunnen zijn: in Bonn en nergens anders zal beslist worden, of de duitse katholieken werkelijk vrij kunnen zijn. Voor een schrijver zijn de (binnenkerkelijk gezien, hoogst verheugende) resultaten van het concilie toch al niet zo sensationeel, zelfs bijna onbelangrijk. Schrijven is waarschijnlijk (evenals schilderen, componeren, dansen, etc.) een van de weinige verschijningsvormen van de vrijheid en de bevrijding. Iedere schrijver en kunstenaar moet illegaal een of andere grens overschrijden: hij merkt dat al gauw genoeg, als er op hem ‘geschoten’ wordt. Misschien zullen ook de katholieken weer eens begrijpen, dat kunst en vrijheid een en hetzelfde zijn; dat zij in zich geordende, gevormde vrijheid zijn, dat vorm niet ‘leeg’ is, maar geest. Een auteur neemt eenvoudig de vrijheid en hij probeert - door ze te ordenen en vorm te geven - zo veel mogelijk ervan te delen, wat betekent: mee te delen. Iedereen wordt uitgenodigd aan deze vrijheid deel te nemen, zijn deel ervan te nemen. Het witste wit van de aardige kleine gewone huisvrouw en van haar man, de heer Zuiver, is het volkomen niets, dat zich niet meer laat ordenen. Het is geen toeval, dat de beoefening van iedere, iedere kunst smerig maakt. De schrijver - gewoonlijk een tamelijk hoogmoedig persoon - weet ook allang voordat ze veranderd worden, dat kerkelijke voorschriften volledig bijzaak zijn. Neem bijvoorbeeld het | |
[pagina 259]
| |
barbaarse voorschrift van het nuchter-zijn voor de communie, waar hele puriteinse theologieën op gebouwd zijn en dat nu met één snode pennestreek opgeheven werd. Een schrijver weet ook, dat de ongemotiveerde opheffing even snood is als de tientallen jaren of bijna honderdtallen jaren durende praxis en hij moet allebei zijn: voortvarend en moeilijk te bewegen, welwillend en boosaardig. Voortvarend, doordat hij alle vrijheidsdorstige katholieken aanspoort zich ten opzichte van alle kerkelijke geboden niet met huidige, toegestane vrijheid te gedragen, maar met toekomstige, nog niet toegestane vrijheid: precies zo als de katholieke adel zich eeuwen lang gedragen heeft: daar werden gemengde huwelijken, maitressen, bekeringen naar de ene of de andere kant stilzwijgend geduld. Het feodale gebruik om bij huwelijken van koningen of vorsten een hoge geestelijke, liefst een kardinaal, de huwelijkssluiting te laten doen, is een pijnlijk overblijfsel: men zou dan juist een stotterend, een beetje smoezelig kapelaantje moeten sturen. Wat moet al dat erbarmelijke geïllustreerde-bladengedoe? Voortvarend moet een auteur zijn, door dit alles uit de weg te ruimen, moeilijk te bewegen door de vlotte en gladde aanpassing verdacht te vinden en door in het licht van de hervorming van de liturgie te gaan houden van de rozenkrans en het meilof. Als de scherpschutters die zo op hem geschoten hebben toen hij - nog illegaal - de grens overschreed, zo voortvarend progressief en vrij worden, moet hij in zijn boosaardigheid teruggaan, al maar verder terug, en aan zijn grootmoeder denken, die onder objectief volkomen onbeduidende geboden subjectief hellepijnen verduurd heeft, b.v. onder het nuchterheidsvoorschrift voor de communie. Boosaardig als hij moet zijn, zal hij steeds en steeds weer op zijn grootmoeder terugkomen, die hem als bitter en dweperig is afgeschilderd. De gladde progressieven lopen hem te gemakkelijk en te snel over de lijken van zijn moeder en grootmoeder heen. Vrijheid heeft hij in zich genoeg, anders is hij geen schrijver. De door het concilie bewerkte euforie, deze grote opluchting, leidt van Bonn af: daar zetelt het politieke katholicisme en er komt geen greintje vrijheid uit voort, als de katholieken die niet eenvoudig zelf nemen. De pijnlijkste figuur in uw verslag, beste heer Walraff, is dan ook de aalmoezenier, wiens vocabulair en gebaren u beschrijft. Alle concilievrijheden helpen de duitse katholieken weinig, als de legerbisschop (wat een onmogelijk ambt), zich zulke pijnlijke figuren niet kan besparen. Het probleem wordt daardoor nog verzwaard dat de duitse katholieke geestelijkheid door haar opvoeding, door haar selectie, door de extreem burgerlijke manier waarop ze gevormd, getraind en behandeld wordt, in een exclusiviteit wordt gedrongen waarbij de militaire dienst als een mogelijkheid tot ‘contact met het volk’ ideaal lijkt. Misschien zou het juist goed zijn, als de theologen werkelijk in dienst moesten, maar - en dat is nu het meest paradoxale en het pijnlijkste - zij zijn er nu net van vrijgesteld! Zij hebben dus helemaal geen mogelijkheid het bedrijf werkelijk van binnen uit te leren kennen, want wat bij ‘bezichtigingen’ - niet slechts van kazernes, maar ook van fabrieken en bedrijven - voor een spel wordt opgevoerd, is toch puur bedrog. De theologen blijven dus ‘onberoerd’, rein, zuiver: fris uit de wasmachine van de aardige kleine huisvrouw! In andere europese landen ligt dat | |
[pagina 260]
| |
anders, is ook de instelling van de geestelijkheid tegenover de dienstplicht anders; men maakt van de vraag of men de dienstplicht moet vervullen of niet, geen gewetensacrobatiek à la Walter Dirks; men weet dat de militaire dienst een zelfs niet noodzakelijk en dus zoveel mogelijk te ontduiken kwaad is. Geen Europa-, Nato-, Westenideologie. Men accepteert de militaire dienst zoals men belasting accepteert (die men juist zoveel mogelijk niet accepteert), en heel zeker kan een jonge Fransman of Italiaan niet slechts op de steun, maar zelfs op de aanmoediging van de geestelijkheid rekenen, als hij een weg zoekt om zich die zinloosheid te besparen. In Duitsland is dat helaas anders, en dat maakt het probleem nog ingewikkelder, omdat zelfs geestelijken die anders veel inzicht tonen, onder deze burgerlijke meneer-Zuiver-expressie lijden, zich heel graag een keer smerig zouden willen maken, en daarom kennen ze de militaire dienst altijd nog een ‘opvoedende’ waarde toe die deze nooit gehad heeft. Ook het feit dat ze hun salaris voor een ‘zuivere’ bezigheid krijgen, het niet eigenlijk ‘verdienen’, hetgeen betekent: zich niet smerig hoeven te maken, drijft ze nog dieper in hun burgerlijk isolement. Misschien zou het mogelijk zijn, dat jonge theologen een soort geheime orde zouden stichten, waarvan de leden als plaatsvervangers voor leken die niet voor de militaire dienst voelen, in dienst zouden gaan: zo zouden zij uit het snel-reinigingsisolement komen en een werk van naastenliefde verrichten; beide dingen zijn onmogelijk: zowel het episcopaat als het ministerie van defensie zouden dit verhinderen. Men ziet dus hoeveel werkelijke vrijheid zo'n jonge mens heeft die priester wil worden. In de staten van het oostelijk blok noemt men de priesters die tot collaboratie met het systeem bereid zijn, ‘progressieve’ priesters, misschien zouden wij priesters zoals degene die u tekent, CDU-priesters moeten noemen; progressief aangepast is de door u beschreven priester in ieder geval: hij heeft zijn vocabulair met enkele aftandse huurlingen-uitdrukkingen verrijkt, weet zelfs, hoe de ‘hormonen tsjilpen’, heeft een primitieve politieke idiotenwoordenschat, en ik kan slechts hopen dat zijn legerbisschop aan deze tsjilper echt vreugde beleeft! Noemt men zo iemand niet een ‘echte man’? Hopen we maar, dat zijn hormonen niet gaan tsjilpen. O deze ijdele ‘moderndoenerij’, deze akelige aanpapperij. Er ligt een zekere logica in, beste heer Walraff, dat uw poging om de dwaas uit te hangen in een inrichting eindigde. Deze maatschappij, die toch zo machtig is, kan dwaasheid slechts als kunst en niet als levenshouding dulden, en er is blijkbaar niemand in deze schaamteloos van haar macht bezeten ‘christelijke partij’, die zich onsympathiek, wat zou betekenen: smerig en belachelijk, zou willen maken, en die aan deze schandelijke comedie waaraan de dienstweigeraars worden blootgesteld, een einde zou willen maken. Zou het niet voldoende zijn de harde plaatsvervangende dienst te bevelen, die zwaar genoeg is in vergelijking met de gemakkelijke militaire dienst, die na de basisopleiding nog slechts in georganiseerde luiheid bestaat? Zou de plaatsvervangende dienst zonder deze gewetensfoezelarij niet afschrikwekkend genoeg zijn? En zou zelfs die plaatsvervangende dienst niet overbodig worden, als bekend zou worden hoe gemakkelijk in de Bundeswehr geld te verdienen is? Aan u dank ik de ontdekking van het feit dat een jonge kapitein, die met 32 jaar ontslagen wordt, een | |
[pagina 261]
| |
schadeloosstelling krijgt van 80.000 DM. Dat is een heel aardig middelgroot vermogen, waar nog bij komt hetgeen hij misschien gespaard heeft, plus andere genoten voordelen, en ik zou geen enkel ander beroep kennen, waar een jonge mens met zulk een schep geld op de bank op zijn 32ste jaar mee ophouden kan. Laat er dan nog maar iemand komen om het geweten te onderzoeken van hen die zo'n job afwijzen. Het is een goedbetaald, niet bijzonder inspannend en geenszins in kwade reuk staand beroep, in ieder geval niet in een kwader reuk staande als het beroep van een ‘linkskatholiek’. Zoals ik uit ‘betrouwbare bron’ vernomen heb, moet er intussen in de Bundeswehr al een katholieke moraal-terreur zijn, die ongeveer op de volgende wijze tot uiting komt: een officier b.v. wiens huwelijk op een scheiding uitloopt, heeft niet alleen weinig kans op bevordering, hij is bijna gedwongen ontslag te nemen. Dat brengt bijna op de gedachte, het ministerie van defensie en alle sleutelposities daar na het komende starfighter-debat helemaal in handen van de ‘Neudeutschland’-bond te leggen. Zuivere leiding, zuivere moraal - en dan de ‘zuivere’ bom in deze zuivere handen. Dan zou men misschien bij een nieuw te ontwerpen liturgiehervorming de handwassing onder de mis op zijn minst voor Duitsers kunnen afschaffen. Waartoe moeten zuivere handen in contact gebracht worden met smerig water? Ook de biechtstoelen moeten dan weg - daar hebben we dan gestichten, sanatoria en klinieken voor, waar voor ziel en lichaam het witste wit wordt gegarandeerd. Tenslotte zijn de gestichten, sanatoria en klinieken niet veel meer dan was-instituten en wee degene bij wie de vlekken er niet uit willen, die vlekken die de belangrijkste ziektekiemen, liefde en godsdienst, hebben achtergelaten. Het einde is dan, zodra de ‘Neudeutschland-bond’ het ministerie van defensie overgenomen heeft, in zicht: een zuivere, katholieke armee, die ook tot een smerige oorlog bereid is. |
|