Streven. Jaargang 19
(1965-1966)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 921]
| |
[1966, nummer 10]
Leuven en de kerkelijke mutatie
| |
[pagina 922]
| |
4. De identificatie van de Vlaamse met de kerkelijk-godsdienstige aspiraties dateert niet van vandaag en voor sommigen, heus niet alleen voor Franstaligen, is ze een ergernis. Gedeeltelijk terecht. Ook ik voel er niets voor om de Vlaamse Beweging te vereenzelvigen met het katholicisme, om van ‘God’ de lijsttrekker van om het even welk nationalisme te maken, om het Concilie nu ook eens voor de wagen van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd te gaan spannen. La Libre Belgique is zo vriendelijk te herinneren aan een document van Kardinaal Van Roey (van 17 november 1927), waarin deze de slogan veroordeelt: ‘alles wat men doet voor Vlaanderen, zelfs de insubordinatie aan het legitieme geestelijke gezag, is een act van religie’. Deze slogan is inderdaad verderfelijk, maar daarmee is het, gewoon volgens de simpele regels van de logica, niet uitgesloten dat het een act van religie, een kerkelijke en christelijke plicht kan zijn, het geestelijk gezag ‘openlijk te weerstaan’ in het belang van de menselijke, sociale en culturele gemeenschap die de onze is. En ik geloof dat men zich radicaal en tragisch vergist wanneer men blijft volhouden dat het dezer dagen alom gehoorde beroep op het vernieuwde kerkbewustzijn slechts een alibi is voor een nationalistische bewustzijnsvernauwing. Of de Belgische (en de Vlaamse) bisschoppen deze vergissing blijven volhouden, weet ik niet (het hoort tot de geplogenheden van kerkelijke overheden, dat wie openlijk kritiek op hen levert, pas heel laat, zoal ooit, en meestal slechts indirect verneemt wat zij daarover denken), maar in de Franstalige katholieke pers, ook in verstandige en meer opene Franstalige kringen, en zelfs in sommige Vlaamse katholieke milieus, blijft ze hardnekkig voortbestaan. Ik geloof dat dit zowel voor de Kerk in België als voor de Kerk in Vlaanderen een heel gevaarlijk misverstand is. 5. Voor de Kerk in België is het gevaarlijk, een opvatting van de eenheid te blijven huldigen die in de Belgische realiteit geen grond meer raakt en juist omdat ze de realiteit niet erkent, de enige reële, wenselijke en nog mogelijke eenheid, de unio in de Catholica, de eenheid in verscheidenheid, op lange termijn steeds onmogelijker maakt. Wil de lokale Kerk in België, als actualisering van de Catholica, het sacrament van de wereld zijn, dan moet zij o.m. in het maatschappelijk conflict tussen Franstaligen en Nederlandstaligen in dit land, voor de ernst waarvan niemand de ogen kan sluiten, het teken van verdraagzaamheid, liefde en samenwerking zijn en ieder van ons die van de Kerk wil zijn, moet dit teken waar willen maken. Maar dat teken kan de Kerk in België nooit zijn, integendeel zij maakt dat teken onmogelijk, als zij de sociale (én culturele én taal-) conflicten tussen de beide gemeenschappen hooghartig als ‘steriele twisten’ blijft bestempelen en de rechtmatige aspiraties van een van de twee gemeenschappen steeds maar blijft negeren of veronachtzamen. Dat de Belgische bisschoppen zulk een volkomen irreële eenheid op het oog hebben, blijkt uit de passage van hun Verklaring waarin zij spreken over de gronden waarop de eenheid van de Leuvense Universiteit moet steunen: ‘De eenheid vindt haar uitdrukking vooreerst in dezelfde gemeenschappelijke visie op de betekenis en de rol van een universiteit in het algemeen, van een Katholieke Universiteit en de Leuvense Universiteit in het biezonder’. Als er één | |
[pagina 923]
| |
punt was waarover de Vlaamse en de Franstalige leden van de Commissie-Leemans het grondig oneens waren, dan was het juist deze visie op wat een katholieke universiteit in dit land kan en moet zijn. Voor de eersten moeten haar katholiciteit en universaliteit diep in de sociale realiteit van het volk verankerd zijn, terwijl de Franssprekende professoren deze sociale werkelijkheid naar de achtergrond schuiven en maar blijven dromen van een ‘universeel geweten van de universele Kerk’. De bisschoppen hebben de voorkeur gegeven aan deze romantische eenheid en universaliteit. Juist daardoor hebben zij de nuchtere samenwerking weer wat onmogelijker gemaakt. Ook Vlaamse academici die helemaal geen voorstander waren van de overheveling van de Franssprekende afdeling van Leuven naar Wallonië zonder meer, erkennen nu dat, tengevolge van de Verklaring van de bisschoppen, deze overheveling binnen afzienbare tijd onvermijdelijk is geworden. Zo moet men, geloof ik, eveneens zeggen: hoe luider de bisschoppen hun onwrikbare wil proclameren om de strakke eenheid van de Belgische kerkprovincie te handhaven, des te onvermij-delijker wordt de breuk tussen het Franssprekende en het Nederlandssprekende kerkvolk in België, des te onmogelijker wordt het voor de Kerk in België, in de Belgische werkelijkheid, een werkzaam teken van broederlijkheid te zijn. 6. De onderschatting van het in de sociale en culturele werkelijkheid verankerde kerkbewustzijn houdt, in de tweede plaats, een groot gevaar in voor de Kerk in Vlaanderen. Het gevaar namelijk, dat er van een mutatie in de kerkelijke verhoudingen helemaal geen sprake zal zijn, doch alleen maar een ondergrondse, nooit meer te overbruggen kloof zal overblijven tussen kerkvolk en hiërarchie. De opstand van nagenoeg de hele Vlaamse katholieke gemeenschap tegen de bisschoppelijke Verklaring is niet alleen op rekening te schrijven van een jarenlang opgekropt Vlaams ressentiment. Ook zij die beter geplaatst zijn dan ik, de priesters van de Leuvense studentenparochie, zijn het erover eens, dat de studentenrevolte mede een kerkelijke opwelling was. En hetzelfde geldt voor het antiklerikalisme waarvan we overal in het land getuige zijn geweest. Zelfs al heeft het mensen in hun geloof in de Kerk geschokt of uit de kerk verwijderd. Wie dit in overweging wil nemen, merkt hoever dit kerkbewustzijn af staat van dat van de Franstalige gelovigen, die de antiklerikale uitbarsting ‘heiligschennend’ en zelf ‘godslasterlijk’ vonden en die oprecht geërgerd waren door de radicale toon waarop ook priesters en religieuzen openlijk uitdrukking gaven aan hun verdriet en hun verzet. Naar mijn gevoel - ik geef het hier maar voor wat het waard is - is de Verklaring van het Belgische episcopaat echter zo in tegenspraak met wat gelovigen van de Kerk en hun bisschoppen het recht hebben te verwachten, dat zij die er vanuit deze verwachting openlijk tegen in opstand komen, ja, omwille van deze steeds maar weer bedrogen verwachting in geweten menen de institutionele kerk voor een tijd of voor goed te moeten verlaten, een juister zicht hebben op Kerk en bisschoppen dan zij die zich voor de zoveelste keer in ‘kinderlijke aanhankelijkheid’ bij de ‘verordeningen’ van de bisschoppen neerleggen. Wie geen oog heeft voor de radicale en vérstrekkende bedoelingen van dit | |
[pagina 924]
| |
binnenkerkelijke antiklerikalisme en voor de positieve kanten ervan, stelt zich bloot aan bittere ontgoochelingen. Het is gericht op een grondige deklerikalisering van de kerkelijke structuren en een even grondige ontmythologisering van het kerkelijke gezag; het heeft zelfs iets van een beginnend verlangen naar secularisering. Dit zijn negatieve termen die iets zeer positiefs dekken. Hoever ik denk dat deze afbraak en deze behoefte aan fundamentele vernieuwing kunnen gaan, moge ik proberen duidelijk te maken aan een extreem voorbeeld. Wanneer de studenten het ‘Tantum Ergo’ op straat gaan zingen en van de andere kant tijdens de Eucharistieviering ‘We shall overcome’ gaan neuriënGa naar voetnoot1, dan heb ik de indruk dat zij liturgievormen die voor hen geen zin meer hebben (en ze verliezen hun zin voor meer mensen dan men bereid is toe te gevenGa naar voetnoot2), tot de grond afbreken en er meteen nieuwe voor in de plaats proberen te vinden. Hetzelfde geldt voor de deklerikalisering van de kerkelijke samenleving en de ontmythologisering van het gezag. Er zijn in de afgelopen weken honderden protestmoties geweest. Geen enkele is er geweest die niet aandrong op dialoog en op nieuwe vormen van besluitvorming en beleidsvoering. Juist vanuit het besef dat de kloof tussen de bisschoppen en het kerkvolk nooit zo duidelijk zichtbaar is geweest als nu en vanuit de overtuiging dat, als wij Kerk willen blijven, wij deze kloof niet mógen laten bestaan, is het verlangen om opnieuw, op een nieuwe basis, met de bisschoppen in gesprek te treden nooit zo algemeen en zo vurig geweest als nu. Vooraf van de bisschoppen te verwachten dat zij openlijk - en niet alleen door een veranderd optreden - erkennen dat zij hun Verklaring betreuren, is vanuit het oude schema der gezagsverhoudingen misschien ongehoord en irreëel. Momenteel is dit schema misschien nog niet te doorbreken. Mijn in De Nieuwe geformuleerde verwachting was waarschijnlijk té mooi om reëel te zijn. 7. Nooit is zo duidelijk gebleken hoe ver de Belgische bisschoppen af staan van wat er in het volk leeft. Nooit is er zo'n algemeen verlangen geweest om daar verandering in te brengen. Ik weet niet hoe men dat gaat doen. Alom gaat men nu spreken van de dialogale structuren die er moeten komen: ‘Het meer dienstbaar maken van de kerkelijke structuren aan het kerkelijke leven, de geleidelijke omschakeling van een pyramidaal bevelende naar een conciliair luisterende beleidsuitoefening brengen mee dat overleg en beraad niet langer alleen psychologisch aanbevelenswaardige doch ook theologisch onmisbare structuurelementen van het kerkelijke leven zijn geworden’ (J. Kerkhofs S.J.). Het feit dat in de Belgische kerkprovincie zulke structuren nog nergens uitgebouwd zijn, heeft misschien het voordeel, zoals B. de Clercq o.p. op de Ontmoetingsdagen Christendom en Wereld in Antwerpen onlangs zei, dat we | |
[pagina 925]
| |
ineens iets goeds kunnen maken. Maar hoe noodzakelijk ook, deze structuren zijn niet alles. De hele mentaliteit moet veranderen. Ook daar waar er een schuchter begin bestaat van zulke overlegorganen (om slechts één voorbeeld te noemen: de Algemene Raad voor Apostolaatswerken) blijkt de overheid er helemaal geen gebruik van te maken, ja, ze rustig over het hoofd te zien: zij verwachten er blijkbaar toch niets vanGa naar voetnoot3. Ik geloof niet dat dit mogelijk zou zijn als er een ontwikkelde kerkelijke publieke opinie was. En die is er niet. Zeker, over ‘Leuven’ bestond er onder de Vlamingen - met inachtneming van belangrijke nuanceringen - een grote publieke eensgezindheid. Dat de bisschoppen gemeend hebben daar geen rekening mee te moeten houden, is de grootste ontgoocheling geweest. Als een refrein heeft men herhaald: zelden heeft de publieke opinie zozeer de indruk gehad dat men met haar de spot dreef. Maar waar bestaat er bij ons een publieke opinie op godsdienstig-kerkelijk gebied? Het is niet alleen zo dat de bisschoppen niet blijken te weten wat er op dat gebied in het volk omgaat, maar we weten het niet eens van elkaar. Er bestaan over het hele land honderden gespreksgroepen, in alle lagen van de bevolking. Wat in vele van die groepen besproken wordt en de manier waarop dat gebeurt, getuigen van een verheugende openheid en een geweldig dynamisme. Maar vertelt men aan mensen van zo'n groep dat er talloze andere groepen met hetzelfde werk bezig zijn, dan valt hun mond open van verbazing. Want wat komt er van dit alles ooit in het publieke forum? Wat komt er van in de pers? Alles wat er in Nederland verschijnt, wordt ook bij ons (zij het dan nog altijd met vertraging) gelezen. Bijna stiekum. En vaak krijgt men de indruk: eigenlijk tegen de zin van het geestelijk gezagGa naar voetnoot4. Jawel, als er een kapelaan zijn ambt neerlegt of een pater last krijgt met de censuur, komt daar ook bij ons wel iets van in de krant, en als er een hoogstaande discussie aan de gang is over een dogmatisch, pastoraal of moreel onderwerp, wordt er door een Nederlandse correspondent wel een verwaterde samenvatting van gegeven. Maar op geen enkele wijze nemen wij publiek aan dit gesprek deel. De Kerk in Vlaanderen heeft terecht geen enkele behoefte om zich (neem dit met een korreltje zout) door Nederland geestelijk te laten koloniseren, maar wij mogen van de andere kant ook niet verzuimen het aandeel te leveren dat wij kúnnen leveren, in het gesprek dat in Nederland pubhek aan de gang is. Laten we eerlijk zijn: een van de droevigste dingen in ons kerkelijk leven is het armtierige niveau van de religieuze informatie. En dit is niet de zaak van de bisschoppen, maar van de persGa naar voetnoot5. | |
[pagina 926]
| |
Ook op dit gebied kan de huidige crisis een mutatie teweegbrengen. Twee keer reeds zijn er in de voorbije jaren pogingen om via de pers tot een publiek gesprek te komen nogal brutaal afgeknakt. Het eerste keerpunt ligt dan, naar mijn gevoel, in de winter van 1958-59, toen een brief van Kardinaal van Roey volstond om het grote gesprek dat Maria Rosseels in De Standaard op gang had gebracht, stop te zetten. (Hoe zou de kerkelijke publieke opinie in Vlaanderen er op dit ogenblik voorgestaan hebben als dit gesprek al die jaren door had kunnen gaan?). Het tweede keerpunt is in 1964 de stopzetting van De Linie geweest, waarmee dit keer de jezuïeten een eind maakten aan een publieke dialoog die nog maar net op gang was gekomen. Laat de huidige crisis het derde keerpunt zijn, ditmaal ten goede. 8. Tot het verlangen naar een breed en open gesprek hoort, steeds nadrukkelijker, de wens om een ‘Concilie’ van de Belgische (of Vlaamse) kerkprovincie tot stand te zien komen. Hoe stelt men zich zo'n Concilie voor? Veel heil is niet te verwachten, geloof ik, van een of andere massale vergadering, met referaten (hoe goed die ook door voorafgaande gesprekken voorbereid zijn) en besluiten (hoe concreet ook). Het hele volk moet, samen met de bisschoppen, aan het woord komen. Niet alleen om de bisschoppen te informeren over wat er in het volk leeft en de bisschoppen de gelegenheid te geven het volk op de hoogte te houden van wat zij willen en wensenGa naar voetnoot6, maar: Kerk is dit gesprek, dit gesprek is Kerk. Er komt nooit een eind aan. Tot de mogelijkheden behoort dan, dacht ik, dat de bisschoppen een beroep doen op wat er, min of meer verdoken en in ieder geval hopeloos verspreid, reeds aan gesprekskernen bestaat. Er zijn gezinsscharen en gezinsgroepen, bijbelkringen en parochiale gespreksgroepen, al de groepen die in Kontakt verenigd zijn, gespreksgroepen in de Katholieke Landelijke Jeugd en de ‘Boerin-nenbond’, in Jong-Davidsfonds en in de middelbare-schoolmilieus rond Floreat, in het V.K.W., de K.A.J. en de K.W.B.... Laat ieder van die groepen zichzelf blijven, haar eigen geaardheid, eigen niveau en eigen belangstelling bewaren, dat is wel een absolute voorwaarde. Maar laten we toch proberen het een beetje te coördineren. Wil er ooit zoiets als een Concilie komen, dan is er daar misschien een kans, een reële mogelijkheid.
Met dit alles zijn we ‘Leuven’ misschien ver voorbij. Niet echter de ‘mutatie’ welke deze crisis in de Kerk in Vlaanderen teweeg kan brengen. Het blijft echter van ons afhangen of deze er inderdaad ook komt. |
|