| |
| |
| |
Politiek overzicht
Internationaal
Frankrijk
President de Gaulle heeft op donderdag 5 november in een radio- en televisierede aangekondigd bereid te zijn in een nieuwe ambtsperiode voort te zetten wat hij ziet als zijn taak: het herstel van Frankrijk. Eigenlijk had niemand iets anders verwacht, maar zolang de generaal het zelf niet had gezegd bleef de mogelijkheid bestaan, dat hij van een kandidatuur zou afzien. In de Gaulle's ogen is de term kandidatuur verkeerd, daar hij hierdoor op een lijn geplaatst zou worden met andere personen als Mitterand, die steun krijgt van de socialisten, links-radicalen en communisten, of de kandidaat van het midden, de MCP'er Lecanuet. Dezen en enkele anderen beschouwt de tegenwoordige president van Frankrijk als partij-politici, die het onmogelijk goed met het land kunnen voor hebben, daar zij het zouden doen terugvallen in een chaos waaruit het niet meer zou kunnen opstaan. Hij alleen kan Frankrijk redden en hij heeft het gedaan in de jaren 1940-1944 en opnieuw in 1958; voor hem is de keuze niet de Gaulle of een ander, maar Frankrijk d.i. de Gaulle of de chaos. Als de oprechte en massale bijval van de burgers hem zou uitnodigen voor een nieuwe ambtstermijn, zou de toekomst van de nieuwe republiek verzekerd zijn.
Blijkbaar was hij van deze oprechte en massale bijval zo verzekerd, dat hij het beneden zijn waardigheid achtte deel te nemen aan de verkiezingsstrijd; die meende hij te kunnen overlaten aan de kandidaten voor het presidentsschap, zeker als hij was, dat zij geen schijn van kans maakten. Deze rotsvaste zelfverzekerdheid werd blijkbaar niet geheel en al gedeeld door zijn naaste medewerkers; in deze kringen had men meer oog voor de omstandigheden dat velen in Frankrijk het op verschillende punten niet helemaal eens zijn met het door de Gaulle gevoerde beleid al zouden zij hun stem wel aan hem geven, omdat er geen enkele op de voorgrond tredende figuur tegenover hem scheen te staan. Enige onrust bleek al uit de verzekering die premier Pompidou meende te moeten geven in de Nationale Vergadering bij het debat over het Franse vierjarenplan, dat zowel de Franse landbouw als de industrie weinig last zouden hebben van een mislukking van de gemeenschappelijke markt in Europa. Bovendien bleken Mitterand en Lecanuet buitengewoon goed gebruik te maken van de hen overgelaten mogelijkheden om propaganda te maken, zodat bij opinie-onderzoekingen bleek dat het percentage kiezers dat zich positief voor
| |
| |
de Gaulle verklaarde, begon te dalen en volgens het laatste onderzoek zelfs tot 51% was teruggevallen, terwijl het percentage twijfelaars was toegenomen. Men begint nu rekening te houden met de mogelijkheid, dat geen der kandidaten bij de eerste stemming de vereiste absolute meerderheid zal verkrijgen en dat zou voor de Gaulle natuurlijk niet de door hem gevraagde massale bijval zijn. Deze ontwikkeling heeft geleid tot pogingen om de kritiek der Fransen op zijn politiek i.z. Europa te verzwakken. Na een bezoek van de Engelse oppostie-leider, Heath, aan Parijs verklaarde de Franse minister van voorlichting, Peyre-fitte, namens de Gaulle, dat Engeland steeds meer acceptabel wordt voor Europa en dat, als het zo verder gaat, toetreding tot de EEG mogelijk zou worden. Er zijn hierbij echter een paar vragen: de Gaulle verhinderde drie jaren geleden de toetreding van Engeland en men ziet niet in, waarin de veranderingen die zich in Engeland sedert dien zouden hebben voltrokken, nu wel bestaan; verder heeft Heath geen enkele regeringsverantwoordelijkheid en zal hij ook in Parijs niet namens Wilson hebben kunnen spreken. De EEG-partners en de Londense regering staan dan ook vrij sceptisch tegenover de Franse verklaring en speciaal in Brussel meent men er een verkiezingsstunt in te zien.
Tenslotte verklaarde de Gaulle zich juist dezer dagen, waarschijnlijk op aandrang van Pompidou en Peyrefitte, toch bereid voor radio en televisie een verkiezingsrede te houden; deze is inmiddels gehouden en hij heeft eigenlijk weinig anders gegeven dan een opsomming van wat de Gaulle tot stand had gebracht en de belofte dat hij het ook verder goed zou doen. Intussen heeft de Gaulle op 5 december de vereiste meerderheid duidelijk niet gehaald. De spanning is daarmee verlegd naar de 19e december. Hoe de uitslag dan ook zal zijn, de nederlaag van 5 december moet voor de Gaulle een grote teleurstelling zijn.
| |
Rhodesië
De ontwikkeling in Rhodesië is uitgelopen op de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring door premier Ian Smith op 11 november zonder dat de in het vorig overzicht vermelde koninklijke commissie zelfs maar bij elkaar is gekomen; in zijn proclamatie beroept de Rhodesische premier zich herhaaldelijk op de steun van het hele volk en dit was het nu juist, waarvan men in Londen helemaal niet zeker was; integendeel. Prime-minister Wilson reageerde dan ook prompt op deze daad van rebellie en kondigde enkele economische maatregelen af om Salisbury te dwingen de genomen beslissing te herroepen, terwijl hij tevens alle leden van het Gemenebest verzocht met Rhodesië te breken en de Veiligheidsraad in spoedzitting bijeen liet komen. Wilson wist van het Britse parlement vérstrekkende bevoegdheden inzake Rhodesië te verkrijgen, maar de linkervleugel van Labour pleitte voor olie-sancties en zelfs militair ingrijpen, terwijl de rechtervleugel der Conservatieven, met lord Salisbury, naar wiens grootvader de Rhodesische hoofdstad is genoemd, aan het hoofd, de maatregelen veel te streng vond; voor partijleider Heath een moeilijke positie, waaruit hij zich de laatste dagen bevrijd schijnt te hebben door te constateren, dat het rumoer van de groep Salisbury omgekeerd evenredig is aan de omvang van haar aanhang.
| |
| |
Kritiek was er ook op Wilsons beroep op de Veiligheidsraad, maar hij heeft hiermee trachten te voorkomen, dat bv. Afrikaanse staten dit zouden hebben gedaan, tengevolge waarvan de V.N.-inmenging mogelijk niet meer te rijmen zou zijn met de Britse opvattingen van souvereiniteit; Londen wil zelf het initiatief in handen houden en tevens de Verenigde Naties achter zich weten.
Het is echter de vraag of Engeland het initiatief in handen kan houden; verschillende Afrikaanse staten - radicalen en gematigden - zijn niet tevreden met economische sancties en wensen een militair ingrijpen om een einde te maken aan de Rhodesische rebellie. Het kostte Engeland veel moeite in de Veiligheidsraad zijn standpunt te handhaven en het was tenslotte blij met een door Bolivia en Uruguay ingediend compromis, waarin aan Engeland werd verzocht ‘met alle geschikte middelen’ in de Rhodesische kwestie op te treden; deze resolutie werd met 10 stemmen voor en 1 onthouding aangenomen, daar Frankrijk zich op het standpunt stelde, dat de Verenigde Naties zich niet mogen bemoeien met interne aangelegenheden van de leden.
Vooralsnog dus economische sancties, reeds uitgebreid met het stopzetten van de olietoevoer; maar de moeilijkheid hierbij is, dat ook Zambia - het vroegere Noord-Rhodesië - hierdoor zwaar getroffen zal worden; bovendien hebben deze sancties pas betekenis als zij algemeen worden toegepast en van Portugal en de Unie van Zuid-Afrika is men bijna vanzelfsprekend niet zeker. In de laatste dagen heeft president Kaoenda van Zambia bovendien gevraagd om militaire bijstand en Wilson moest wel een snel besluit nemen, daar anders deze hulp verleend zou kunnen worden door Ethiopië of Ghana of - ernstiger reden voor verontrusting in Londen - door Rusland of China. Er zijn door Wilson enige beperkingen aan de te zenden troepen opgelegd en hierover wordt nu nog tussen Zambia en Londen overlegd. Kaoenda weigert n.l. de beperkingen te aanvaarden, daar Wilson de troepen niet wil laten optreden ter bescherming van de Caribadam en Zambia de troepen daar juist nodig heeft, daar deze op Rhodesisch gebied liggende dam ook Zambia voorziet van de elektriciteit zonder welke de kopermijnen niet te exploiteren zijn. Afrikaanse staten hebben nu geëist, dat Engeland voor 15 december een einde moet maken aan de regering van Ian Smith onder dreiging van een verbreken van de diplomatieke betrekkingen met Londen; tot nu toe voelt Wilson er echter nog niets voor zich te laten opjagen.
| |
Afrikaanse Topconferentie
Het standpunt van de Afrikaanse mogendheden inzake Rhodesië was bepaald op de derde Afrikaanse topconferentie van 21-26 oktober in Accra gehouden, waar echter slechts 28 van de 36 aangesloten landen aanwezig waren. Bleek reeds in bovengenoemde kwestie geen eenheid van opvatting te bestaan, dit was nog minder het geval, toen er gesproken werd over de Afrikaanse Eenheid. President Nkroemah van Ghana stelde opnieuw voor een continentale Afrikaanse regering te vormen en een uitvoerend comité op te richten, maar zijn voorstel behaalde niet de vereiste tweederde meerderheid. Wel bleek op deze
| |
| |
conferentie, dat pan-Afrikanisme een minderheidsopvatting is geworden en dat men van plan is zich tevreden te stellen met bescheidener doelen, die door meer realistische politici gesteld worden.
| |
Afro-Aziatische conferentie
Toen in juni van dit jaar de tweede Afro-Aziatische conferentie in Algiers tengevolge van de staatsgreep van Boumédienne en de val van Ben Bella ondanks alle pogingen van Peking toch niet doorging, werd besloten deze conferentie op 5 november wederom in Algiers te houden. De Algerijnse regering deed haar uiterste best, maar er veranderde in de daarop volgende maanden te veel; de verhouding Mao-Nasser was sterk verkoeld naar aanleiding van de Algerijnse gebeurtenissen; de kwestie Kasjmir plaatste Pakistan en India weer fel tegenover elkaar en de houding van Peking in dezen werd niet erg gewaardeerd; Indonesië en Maleisië botsten hevig; de communistische revolutie in Indonesië verzwakte de positie van Soekarno en deed weinig goed aan de betrekkingen tussen Peking en DJakarta. De kans op eensgezindheid in Algiers werd steeds geringer en verschillende landen drongen aan op uitstel. De permanente commissie ter voorbereiding van de conferentie kwam - zij het niet voltallig - in oktober enige malen bijeen maar nam geen besluit; zij liet dit over aan de ministersconferentie, die aan de grote Afro-Aziatische conferentie moest voorafgaan, ondanks het feit dat Peking en enkele andere landen verklaarden, dat het zelfs niet nodig was deze ministersconferentie bijeen te laten komen, omdat het besluit daartoe niet eenstemmig was genomen en dus ongeldig. Toen deze vergadering toch gehouden werd, bleek dat nog geen 2/3 van de aangesloten landen vertegenwoordigd was en de helft hiervan niet door ministers. Na veel heen en weer gepraat besloot men de conferentie uit te stellen zonder een datum voor een nieuwe bijeenkomst vast te stellen.
Had Peking in juni gegronde hoop dat het er in zou slagen Rusland van de Afro-Aziatische conferentie uit te sluiten, nu meende men, dat er wel eens een meerderheid voor toelating van Moskou zou gevonden kunnen worden. De positie van communistisch China is het laatste half jaar verzwakt ook door toenemende Afrikaanse kritiek op de Chinese infiltratie in dit werelddeel. China wil daarom voorlopig tijd winnen en dit is deze keer gelukt.
| |
Peking en Moskou
Daarmee zitten wij in de controverse tussen Peking en Moskou. Na het verdwijnen van Chroesjtsjov is het enige tijd rustig geweest en leek het er op alsof beide partijen pogingen deden de bestaande geschillen bij te leggen. Toen bleek, dat Peking de Afro-Aziatische wereld voor zich bleef opeisen en tevens streefde naar de leidende positie in de gehele communistische wereld, en dat het het Aziatische deel van Rusland wenste te blijven beschouwen als de vrucht van zuiver Russisch imperialisme, lieten de nieuwe Russische leiders het aanvankelijk betijen en wachtten het geschikte moment af om hun kaarten op tafel te
| |
| |
leggen. Dit moment schijnt nu na de verschillende door Peking geleden échecs te zijn gekomen. Rusland heeft zich inmiddels neergelegd bij de zelfstandigheid van de communistische partijen in de Oost-Europese en met-communistische landen; daarmee bereikte Moskou, dat er eerder sprake is van een vrijwillige samenwerking tussen Rusland, zijn vroegere satellietlanden en de overige communistische partijen dan van een ondergeschiktheid van deze aan Moskou. Na op deze wijze zijn positie te hebben versterkt kan Rusland krachtiger optreden tegen China en het - als het zich niet meer aan de Russische hegemonie wil onderwerpen, waarop niet veel kans bestaat - uitstoten. Moskou zou de nieuwe verhoudingen in de communistische wereld tevens kunnen uitbuiten om de niet-gebonden landen tot zich te trekken en zo in sterke positie komen te staan tegenover de Verenigde Staten, die ook als leiders fungeren in een op vrijwilligheid gebaseerd wereldomvattend bondgenootschap. De twee groot-machten zouden daarna tot een akkoord kunnen komen over talrijke bestaande problemen en daardoor het oorlogsgevaar verminderen. Hierdoor zouden zich weer nieuwe mogelijkheden openen voor de verbreiding van de communistische opvattingen, daar zij zich zouden kunnen aanpassen aan de nationale belangen, zodat men het gevaar moeilijker zou onderkennen. Als Moskou probeert op deze manier het Westen te ondermijnen, kan het ook makkelijker gebruik maken van het onderlinge gekrakeel in de Westelijke wereld. Tenzij natuurlijk het Westen toch nog genoeg geestkracht weet op te brengen om de communistische gedachtengang te beïnvloeden.
6-12-'65
J. Oomes
| |
België
Koningin Elisabeth
Op 24 november overleed Koningin Elisabeth, 89 jaar oud. Tijdens haar lange leven is zij getuige geweest van diepgaande maatschappelijke en politieke veranderingen. Haar ervaringen strekten zich uit van het nog half feodale bestaan van de hoge Duitse adel in de 19e eeuw tot de collectivistische regimes van vandaag waarvoor zij een soms bevreemde sympathie liet blijken. Bij verschillende schokkende gebeurtenissen is zij persoonlijk betrokken geweest.
Er zou over haar toch wel iets anders te schrijven zijn dan wat de Belgische journalistiek bij gelegenheid van haar overlijden heeft opgedist. Een soort vaderlandse geschiedschrijving die Koning Albert en Koningin Elisabeth van alle menselijke trekken beroofd heeft en hen het verstarren tot clichés van slecht geconcipieerde toneelhelden, heeft gemaakt dat zij eigenlijk al heel lang dood zijn. Over belangrijke historische problemen, zoals b.v. de rol welke Albert en Elisabeth tijdens de eerste wereldoorlog gespeeld hebben bij het totstandbrengen van contacten met Duitsland via hun Duitse verwanten, werd met geen woord gerept. Geen enkele poging werd ondernomen om eindelijk eens duidelijk te maken welke houding Elisabeth tijdens de tweede wereldoorlog
| |
| |
en daarna aangenomen heeft, toen de dynastie een crisis doormaakte waarvan de gevolgen nog steeds op het vorstenhuis drukken. Bijna niets werd gezegd over het feit dat Elisabeth de Vlamingen in dit land steeds op een ergerlijke wijze genegeerd heeft. Een van de oorzaken waarom vele Vlamingen zich zo weinig met het Belgische staatswezen verbonden voelen, is te zoeken in de gedragingen van het vorstenhuis. Terwijl Elisabeths optreden tijdens de eerste wereldoorlog haar een populariteit bezorgde die ze tot aan haar dood bleef bewaren, heeft zij anderzijds door haar vlaamsvijandigheid - men kan haar optreden in vele omstandigheden niet anders interpreteren - de negatieve instelling van vele Vlamingen tegenover België bevestigd. Men zal het haar, wie het zeker niet aan geestelijke en culturele belangstelling ontbrak en die in dat opzicht van een ongewone werkzaamheid getuigde, moeilijk kunnen vergeven dat zij aan de Vlaamse Beweging, die toch een van de belangrijkste fenomenen is geweest welke het geestelijk aanschijn van dit land tijdens haar leven bepaald hebben, zo geringschattend voorbij gegaan is.
Dit alles hangt misschien samen met het geestelijk klimaat waarin zij leefde, in het bijzonder met de supra-nationale oorsprong van de Europese dynastieën. Deze zijn een overblijfsel van middeleeuws-feodale staatsopvattingen volgens welke vorsten en vorstinnen door huwelijk en erfrecht nu eens aan het ene, dan weer aan het andere politieke complex verbonden waren (soms aan verschillende tegelijk), zonder dat hiervoor de collectieve instemming van de bevolking vereist was. Na de Franse Revolutie heeft het koningschap zich in vele gevallen uitstekend, zij het niet zonder schokken, aan de nieuwe politieke opvattingen aangepast. Met name is de monarchie in België, die toch ontstaan is uit een geslacht dat vroeger nooit enige band met België had gehad, een van de goed geslaagde voorbeelden van interpenetratie van de overgeleverde en de nieuwere staatsopvattingen. Dat er echter toch barsten zijn, bleek duidelijk na 1944 in de jaren van de Koningskwestie, en blijkt nu nog dagelijks uit de onwennigheid die de betrekkingen tussen vorstenhuis en openbare opinie kenmerkt. Doorgaans zoekt de publicistiek haar toevlucht in conventionele vleierijen, die door de koninklijke omgeving in de hand worden gewerkt. Iedere journalist weet b.v. dat de stijl waarin wij dit thema hier behandelen, in hoge kringen helemaal niet op prijs gesteld wordt en tot onaangename gevolgen kan leiden. De meesten gaan die dan maar uit de weg en betokkelen de conformistische snaren.
Objectieve waarnemers kunnen niet wensen dat op een kunstmatige manier aan de dynastie een einde zou gesteld worden. De Vlamingen, die het vorstenhuis na 1945 gered hebben zonder dat ze daarvoor ooit een concreet blijk van dankbaarheid of waardering mochten ondervinden, zijn in overgrote meerderheid nog steeds royalistisch. Maar de integratie tussen vorstenhuis en volk is zeker niet bestendig en staat vaak onder sterke druk. Het feit dat zoiets nooit wordt uitgesproken en dat anderzijds de waardigheid van het vorstenhuis bestendig bedreigd wordt door een infantiele vorm van publiciteit rond prinsen en prinsessen, maakt alles nog veel moeilijker. Men zou misschien beter moeten verduidelijken dat een positieve houding tegenover de dynastie geen synoniem hoeft te zijn van slaafse vleierijen in hovelingenstijl, noch van kinderachtige
| |
| |
sentimentaliteit. Anderzijds blijft als een hypotheek op de betrekkingen tussen Vlaanderen en de dynastie het feit wegen, dat de huidige koning en koningin, wier officieel optreden in het openbaar steeds correct is, tenslotte uitsluitend in een Franse sfeer leven en omringd zijn door een hofhouding die minachtend op Vlaanderen neerkijkt wanneer ze dat ongestraft meent te kunnen doen.
| |
Universiteit Leuven
De Universiteit te Leuven is een tweetalige universiteit, waar de Vlaamse inslag nog altijd overschaduwd wordt door traditionele machtsposities van Frans-taligen en die als tweetalige entiteit geen harmonische betrekkingen gevonden heeft met de geografische en culturele ruimte waarin ze zich bevindt.
Een keerpunt in de evolutie, van Vlaamse zijde dan, lijkt het standpunt te zijn dat op 16 november ingenomen werd door de Leuvense sectie van de Vereniging van Vlaamse Professoren: ‘Het is meer dan tijd dat Vlaanderen te Leuven zijn eigen universiteit verwerft als autonome instelling met eigen beheer, eigen bestuur, eigen begroting en eigen infrastructuur. Autonomie behelst beslissingsrecht. Aangezien het andersdeels psychologisch en sociologisch onmogelijk gebleken is een belangrijke universiteit in stand te houden in een vreemd taalgebied zonder de gaafheid van dit laatste aan te tasten, bestaat de enige gezonde oplossing erin de Franstalige universiteit in te planten in Wallonië, waar zij trouwens in gunstiger voorwaarden haar rol ten bate van de Waalse katholieke gemeenschap kan vervullen’.
Ook de Vereniging van het Nederlandstalig wetenschappelijk personeel van de Leuvense universiteit, Lovan, heeft zich in deze zin uitgesproken. Deze stellingen stemmen niet overeen met de Waalse actieprogramma's, welke integendeel aansturen op het scheppen van een uitgebreide tweetalige driehoek, Leuven-Brussel-Waver, waaraan Vlaams Brabant ten offer moet vallen. Hierrond wordt op het ogenblik druk geageerd, aan beide zijden met zo veel hardnekkigheid, dat het onwaarschijnlijk lijkt dat er nog een compromis kan gevonden worden.
| |
Congres B.S.P.
De crisis in de Belgische Socialistische Partij is niet bezworen. Dit bleek uit het jongste partijcongres (11-12 december). Er loopt iets mis met de verhouding tussen de gematigde en de minder gematigde vleugel, met de verhouding tussen de Vlamingen en de Walen, en met de socialistische pers.
Deze laatste bevindt zich financieel en geestelijk in een moeilijke situatie. De oplagen zijn niet in verhouding met het aantal kiezers, m.a.w. het socialistische kiezerskorps wordt geestelijk en propagandistisch voortdurend beïnvloed door factoren waarop de partij weinig vat heeft. In socialistische kringen zoekt men nu naar een middel om via de overheid de inkomsten van de socialistische pers te verhogen.
Zweden levert er een voorbeeld van hoe men dan gaat zoeken naar vormen van
| |
| |
overheidssubsidiëring, terwijl ook via een fondsvorming door commerciële televisie verschillende formules denkbaar zijn welke die bladen kunnen helpen welke op de particuliere publiciteitsmarkt niet aan hun trekken komen. Daarnaast zijn er in West-Duitsland voorbeelden van subsidiëring van de (grote) partijen. Dat het hier om problemen gaat met een vérstrekkende achtergrond en die de grondslag zelf van de democratie raken, hoeft geen betoog. Welke standpunten gaan de verschillende partijen en bladen hier tegenover innemen? Op het partijcongres werd dit alles nog niet zo duidelijk gezeegd. Het zwaartepunt van de debatten lag meer op twee andere kwesties: de verkiezing van het nieuwe bestuur (de heren Collard en Van Eynde werden herkozen als voorzitter en onder-voorzitter, maar een niet onbelangrijke minderheid onthield zich) en de vraag of de B.S.P. in haar statuten een clausule zou opnemen ter bescherming van de minderheid, m.a.w. de mogelijkheid dat met twee derden van de Waalse (of Vlaamse) stemmen een meerderheidsbesluit ongedaan gemaakt wordt. M.a.w. de overheveling van de artikels 3bis en 38bis van het ontwerp van grondwetsherziening naar de standregelen van de B.S.P. Ondanks de druk van een Waalse minderheid kwam dit er op het congres niet door. De hele problematiek werd overgemaakt aan een commissie.
14-12-'65
H. de Bruyne
|
|