| |
Boekbespreking
Godsdienst
Schillebeeckx, E., Het tweede Vaticaans Concilie. (Kernen en Facetten, 5). - Lannoo, Tielt - Den Haag, 1964, 128 pp., F. 48.
Dit bundeltje Conciliebeschouwingen bevat een verzameling van reeds elders verschenen, hier licht gewijzigde artikelen. Vanuit zijn rijke theologische en menselijke achtergrond belicht de Nijmeegse professor enkele facetten van dit grote gebeuren waardoor de H. Geest en de Kerk (met haar hele menselijkheid) vernieuwend willen optreden in de huidige wereld. Treffend is o.m. de beschrijving van de veelvormige decentralisering die de grondtendens van het Concilie kenmerkt.
J. Kerkhofs
| |
Lambert, B., Das oekumenische Problem, Bd. 1. Vert. Walter Scheier. - Herder, Freiburg, 1964, 332 pp., DM. 29,50 geb.
Op de boekenmarkt is er geen tekort aan studies over het oecumenisme. Toch is er nog een plaats voor deze Herder-uitgave: het eerste deel van de Duitse vertaling van het tweedelige ‘Le problème oecuménique’ van de Frans-Canadese dominicaan, p. B. Lambert. In tegenstelling tot de meeste werken die slechts één of enkele aspecten behandelen, wil de auteur een inzicht geven in heel de kwestie. Terecht stelt de uitgeverij dit boek voor als een handboek voor de studie van het oecumenisme. De auteur omschrijft het oecumenisme, beschouwt de geschiedenis van de scheiding en van de herenigingspogingen, en handelt in de laatste drie hoofdstukken over het wezen van het christendom, de zending van de Kerk in de wereld en de structuur van de Kerk. In elk hoofdstuk definieert hij eerst het probleem, beschrijft daarna de feitelijke situatie in de oecumene en tracht ten slotte te zien hoe dit probleem echt katholiek, d.i. universeel, kan overstegen en opgelost worden. De auteur is vooral begaan met de methode van het oecumenisme en legt er herhaaldelijk de nadruk op dat we meer aandacht moeten hebben voor de levende, concrete stromingen in de kerken dan voor abstracte en formele beschrijvingen. Deze waardevolle rusti- | |
| |
ge, soms iets wijdlopige bijdrage richt zich tot eenieder, priester, seminarist en leek, die een vrij volledig inzicht in het oecumenisme wil verwerven.
J. Vercruysse
| |
Congar, Yves, Voor een arme en dienende Kerk, vert. L. Van der Paal (De Christen in de Tijd, 19). - Patmos, Antwerpen, 1964, 160 pp., geb. F. 75.
Dit goed verzorgde nieuwe nummer uit de gunstig bekende reeks bevat drie studies van de Straatsburger theoloog. De eerste twee zijn vertalingen van vroegere artikelen (nl. het stuk Quelques expressions traditionnelles du service chrétien in l'Episcopat et l'Eglise Universelle en een korte historische studie Titels en eerbewijzen in de Kerk uit Problèmes de l'autorité). Het laatste hoofdstuk bevat een uiteenzetting voor een groep bisschoppen te Rome over de Kerk der armen. Men mag hopen dat de hier gegeven oriëntaties tot concrete initiatieven zullen leiden in de gehele Kerk en in alle sectoren van haar apostolaat. De vertaler verdient alle lof.
J. Kerkhofs
| |
Lacarriere, J., Les hommes ivres de Dieu. - Arthaud, Paris; Vromant, Brussel, 1962, 340 pp., 50 pl., 4 Ktn., ing. F. 297.
Dit verbazend boek is een historisch-sociologische en psychologische ontleding van het antieke egyptische monnikenwezen, de voor ons zo vreemde geschriften en prestaties van drie eeuwen Woestijnvaders. Volgens L. hebben de fellagha uit het Nijldal zich zo massaal tot het christendom bekeerd, omdat zij in dit nieuwe geloof een herleving zagen van hun vroegere egyptische godsdienst en een protest tegen het hellenisme. Geen wonder dat hun christendom aldus heel eigen kenmerken vertoonde. ‘En devenant monophysites, les Coptes n'eurent nullement l'impression de changer la nature de leur foi mais au contraire de confirmer leur conception du christianisme et leur vision du Christ’ (p. 60). Zij geloofden b.v. in een naderend wereldeinde en wilden door een uiterst strenge ascese de wereld en het vlees uit hun leven bannen, door in de woestijn een soort wereldvreemde ‘anti-gemeenschappen’ te stichten. Binnen dit kader beschrijft L. het geestelijk avontuur van tientallen uit de literatuur bekende eremijten zoals Antonius, Pachomius, Pafnucius. Uit de analyse van hun visioenen, ‘wonderen’, gebedstechnieken en ascese komt hij tot enkele hoofdtrekken van dit ‘unieke religieuze experiment’: een zowel lichamelijke als geestelijke apatheia, het leven in een visionaire wereld, en tenslotte de hesychia, de beeldenloze schouwing. Jammer genoeg heeft dit anecdotisch en fotografisch goed gedocumenteerde boek in het Egyptische monachisme de (wellicht geringe, doch aanwezige) kern van authentiek evangelisch christendom niet kunnen ontdekken. En toch is het juist aan deze kern, aan sommige bladzijden van Antonius en Pachomius, aan enkele essais van Makarios, - en niet aan de buitenissigheden van duizenden half-christen asceten - te danken dat wij de Woestijnvaders tot de katholieke traditie rekenen. Doch L. moest deze kern missen zodra hij zijn materiaal wilde schikken naar de eisen van een bepaalde visie: elementen zoals de
eschatologie bij Paulus en de eerste kerk als motivering van maagdelijkheid, of de authentieke Christus-mystiek bij een Antonius of Makarios, of ook de beoefening van de naastenliefde in de abdijen van Pachomius, moest hij daarom drastisch simplificeren of onbesproken laten. Behoudens dit (fundamentele) bezwaar geeft het boek ons nochtans een diepgaande analyse van heel veel secundaire elementen uit het monnikenwezen, die door latere, slecht ingelichte generaties in onze geestelijke literatuur zijn ingeschakeld, doch waarover ook specialisten als A.-J. Festugière O.P. een streng afwijzend oordeel hebben geveld.
J. Allary
| |
Novak, M., The open Church. Vatican II. Act II. - Darton, Longman & Todd, London, 1964, XIV - 370 pp., sh. 18.
Pedagogie-professor en student te Harvard, reveleert de auteur zich in deze balans der tweede sessie als een briljant journalist. Naast Wenger en Laurentin verdient dit dagboek een ereplaats. Minder genuanceerd wellicht dan zijn beide collega's, heeft Novaks relaas het voordeel de lijnen die de fronten verdelen duidelijker te doen uitkomen. Hij ziet alles tevens meer vanuit de Amerikaanse gezichtshoek, zoals zijn landgenoot Kaiser in het bekende verslag van de eerste sessie. In het aparte hoofdstuk over de Bishops of the US klinkt zelfs heel wat ontgoocheling mee. Het eerder negatieve oordeel over Paulus VI lijkt voortijdig. Boek en besluiten zijn ongetwijfeld lezenswaard, ook voor Concilievaders.
J. Kerkhofs
| |
| |
| |
Catechèse biblique et liturgique de la conversion (Notre Catechèse, 10). - Biblica, Brugge, 1963, 111 pp., F. 60.
In dit boekje worden een aantal artikelen over de bekering verzameld, die vroeger in Paroisse et Liturgie verschenen. Na een uitgebreid overzicht van het thema ‘bekering’ in de Bijbel volgen pedagogische beschouwingen, een celebratie als voorbereiding op de eerste biecht en negen lesschema's voor verschillende leeftijden. Door zijn rijkdom aan bijbelse gegevens over het thema kan dit verzamelwerk inspirerend werken bij de catechese van de Vasten en van het Biechtsacrament.
L. Vandenabeele
| |
Desbuquois, Gustave, Vivre le bon plaisir de Dieu. Itinéraire spirituel, Lettres spirituelles présentés par André Rayez S.J. (Bibliothèque de Spiritualité, 2). - Beauchesne, Paris, 1964, 384 pp., geb. NF. 18,90.
Pater Gustave Desbuquois (1869-1959), medestichter en weldra bestuurder van de Franse ‘Action populaire’ (van 1905 tot 1946) heeft niet alleen een allerbelangrijkste sociale invloed uitgeoefend; hij leefde ook diep inwendig, als een geheel gegevene, en dat gevend berusten heeft hij aan velen meegedeeld. Van die inwendigheid en die leiding geeft dit boek het beeld: zijn ‘itinéraire spirituel’ (van 1889 tot 1905), zijn talrijke ‘lettres spirituelles’ (van 1904 tot 1954). Onder zijn vele geestelijke kinderen merken we Mère Agnès en Soeur Geneviève op, van de Karmel van Lisieux; er zijn ook heel wat ‘Auxiliaires’ bij, leden van een geestelijke familie die hij van het begin af (1923) mocht leiden. Zo vertoont dit boek ons het geheime hart van een man die ook uitwendig grote dingen deed, zijn verborgen invloed die het andere werk misschien overtrof, de nauwelijks verrassende ondergrond van zijn opmerkelijk sociaal bereiken.
Em. Janssen
| |
Liturgie en mission. - 33e semaine de Missiologie de Louvain (Museum-Lessianum). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1964, 288 pp., ing. F. 188.
Op het ogenblik dat de concilievaders het schema over de H. Liturgie behandelden werd door de 33e missiologische Week van Leuven de liturgie in missionair verband besproken. Dezelfde open geest en hetzelfde bewustzijn van het werkelijk universalisme van de Kerk dat de concilievaders heeft geleid, heeft ook de sprekers en deelnemers aan de missiologische week tot het principieel aanvaarden gebracht van de incarnatie van de liturgie in het eigen milieu en in de eigen tijd. Deze opdracht stelt hoge eisen aan al wie verantwoordelijkheid draagt in het liturgische handelen van de Kerk. De algemeen aanvaarde competentie van de sprekers is een waarborg voor de suggestieve voorstellen die tijdens deze missiologische week naar voren zijn gebracht.
R. De Haes
| |
Theologie
Vorgrimler, Herbert, e.a., Gott in Welt. Festgabe für Karl Rahner. 2 dln. - Herder, Freiburg, 1964, 752-972 pp., geb. DM. 98.
Op 5 maart 1964 werd Karl Rahner 60 jaar. Een gebeurtenis die niet kon voorbijgaan zonder het gebruikelijke ‘Festschrift’. Dit ‘Festschrift’ zelf werd een gebeurtenis: twee lijvige boekdelen, een ‘tabula gratulatoria’ met meer dan 900 namen, bijdragen van 72 vooraanstaande geleerden, en een volledige bibliografie van Rahners publikaties, 887 titels. Dit boek te recenseren is onbegonnen werk. We stellen het slechts voor. Even veelzijdig als Karl Rahners eigen oeuvre is het evenals dit oeuvre gericht op de godsdienstige nood van onze tijd. Men vermeed de zuiver historische bijdragen en vroeg de auteurs dat hun artikelen ‘sachlich-vorausschauend’ zouden zijn, dat ze ‘vorwärtsweisen’ en ‘eröffnen’. Verschillende artikelen bieden zo stof tot verdere reflexie en discussie. De grote secties van dit werk geven een beeld van het bestreken terrein: I. Philosophische Grundfragen, II. Theologische Grundfragen, III. Biblische Themen, IV. Zur Theologie von Christus und Kirche, V. Zum Problem der Religionen und Konfessionen, VI. Philosophisch-Theologische Grenzprobleme der Geisteswissenschaf-ten, VII. Philosophisch-Theologische Grenzprobleme der Naturwissenschaften. Om zijn vele waardevolle studies zal dit boek een plaats moeten krijgen in elke theologische bibliotheek. Keurig verzorgd, met een systematisch overzicht van Rahners publikaties, naast de chronologische bibliografie, een naam- en een zaakregister, is dit boek een feestelijk geschenk van de uitgeverij Herder aan Karl Rahner en aan zijn vele vrienden.
J. Vercruysse
| |
| |
| |
Scharbert, J., Heilsmittler im Alten Testament und im Alten Orient (Quaestiones Disputatae, 23/24). - Herder. Freiburg, 1964, 346 pp., DM. 26,80.
Deze rijk gestoffeerde, wetenschappelijk verantwoorde monografie schetst een klaar afgelijnd beeld van de idee van ‘middelaar’ in het Oude Nabije Oosten (Egypte, Mesopotamië, Syrië-Palestina, de Hethieten) en in het Oude Testament. Voor de ontleding van de bijbelse teksten gebruikt S. een dubbele methode: eerst onderzoekt hij de verschillende stijlsoorten (geschiedkundige passages van de Pentateuch, Pentateuchwetten, deuteronomistische geschiedschrijving, de chronistische historiografie, de oudere profeten, de postexilische profeten, vooral Jr. Ez en Is 40-66, de psalmen en de wijsheidslitteratuur). Na dit analytisch deel herneemt S. zijn onderwerp op een synthetische en meer chronologische wijze, om vier typen van middelaar in het licht te stellen, nl. de charismatische koning, de priester, de profeet en de martelaar. Zoals het past in een bijbeltheologische verklaring van het OT, opent S. een duidelijk perspectief op het middelaarschap in het NT (als deelname aan de mediatie van Christus). Dank zij de overvloedige noten (waarin de gehele moderne informatie verwerkt wordt), en de twee registers (auteurs en Schriftplaatsen) is dit aangenaam geschreven boek - reeds het tweede van de S. in dit wetenschappelijk gebied - uitstekend geschikt voor een ernstige bestudering van de belangrijke bijbelse categorie van het middelaarschap. Op enkele punten legt de S. wellicht een te grote weigerachtigheid aan de dag, bv. in de beoordeling en waardering van de notie der ‘gemeenschapspersoonlijkheid’ (corporate personality, personnalité corporative): wellicht vergeet hij iets te veel de grote ‘fluiditeit’ van deze notie, in zover nl. de nadruk in de twee term individu-groep bijna tegelijkertijd zowel op de groep valt als op de (evident van de groep onderscheiden) vertegenwoordigende persoonlijkheid.
J. De Fraine
| |
Schlette, H.R., Die Religionen als Thema der Theologie (Quaestiones Disputatae, 22). - Herder, Freiburg, 1964, 128 pp.
De oprichting van een secretariaat voor de niet-christelijke godsdiensten verleent aan het thema van dit boek een onmiddellijke actualiteit. In tegenstelling met de meeste werken over het heil buiten de Kerk onderzoekt de auteur niet de mogelijkheid der individuele begenadiging, doch wel de heilszin der niet-christelijke godsdiensten, nl. ‘ob und inwiefern die Religionen als “Heilswege”, d.h. von Gott legitimierte und gewollte Möglichkeiten der Heilsvermittlung, angesehen werden dürfen’ (blz. 67). Vertrekkend van het feit dat alleen vanuit een geloof dat men als absoluut aanneemt, de andere godsdiensten ‘verstenend’ kunnen geïnterpreteerd worden, en vooral steunend op het bekende artikel van K. Rahner, Das Christentum und die nichtchristlichen Religionen (Schriften zur Theologie, V), worden hier een aantal perspectieven geopend die een nieuwe ecclesiologie uitzonderlijk kunnen verrijken. Men mag hopen dat de auteur deze ‘quaestio’ zal uitwerken tot een breed tractaat.
J. Kerkhofs
| |
Augustinus, s., Oeuvres de s. Augustin. 29. 4e sér.: Traités Anti-Donatistes, II (Bibliothèque Augustinienne). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1964, 672 pp., geb. F. 390.
De De Baptismo van Augustinus heeft om twee redenen een uitzonderlijk belang: omwille van zijn rijke, dogmatische inhoud enerzijds, en anderzijds omwille van de bijzondere omstandigheid dat dit werk zich niet keert tegen de opinie van een ketter, maar van de vereerde en geliefde martelaar voor het geloof, de H. Cyprianus. Men weet dat vooral in dit werk de duidelijke leer over geldigheid en ongeldigheid van het doopsel werd ontwikkeld, die tot de definitieve verworvenheden van het dogma zou gaan behoren. De polemiek heeft verhinderd dat een volledig tractaat over het doopsel tot stand kon komen: de aandacht gaat vooral uit naar de minimale voorwaarden, die voor een louter geldig doopsel worden vereist. Ofschoon we in de tekst van Augustinus nog uitdrukkelijk het getuigenis vinden van iemand, voor wie de geloofsbelijdenis van de christelijke gemeenschap (in geval van kinderdoop) een constitutief element is van het geldig doopsel, staan wij hier wellicht toch bij het begin van een evolutie, waarin het doopsel gaandeweg haast uitsluitend als de zaak van de dopende priester werd beschouwd. Nu de actieve deelname aan de viering van het doopsel, mede door het invoeren van de volkstaal, weer in ere werd hersteld, zijn we geneigd ook iets positiefs te ontdekken in de positie van Cyprianus. Ook het
| |
| |
onbetwistbaar oecumenisch aspect van Augustinus' positie mag niet al te modern worden geïnterpreteerd: hij erkent inderdaad de geldigheid van het doopsel bij de afgescheurde kerken, maar in het perspectief waarin hij de dingen ziet, kan dit doopsel geen bron van genade zijn. Zolang de afgescheurde niet uitdrukkelijk zijn schisma verloochent, kan het doopsel in zijn leven geen vruchten dragen. Augustinus stond voor een delicaat probleem. Cyprianus was een overtuigd voorstander van de herdoop van christenen die buiten de katholieke Kerk het doopsel hadden ontvangen. Cyprianus en vele andere Afrikaanse bisschoppen verdedigden deze positie met een overvloed van argumenten. Een groot deel van De Baptismo bestaat uit een geduldige weerlegging van deze vele getuigen. De oplossing die Augustinus gaf aan dit probleem is wél verrassend modern. Hij acht het helemaal niet uitgesloten dat een heilige bisschop zich werkelijk zou vergissen, zonder dat hij daarbij zijn heiligheid verliest. Augustinus vindt zelfs in de Schrift een analoog voorbeeld: Petrus die door Paulus werd terechtgewezen, en met reden (zoals bekend, ging Augustinus hier niet akkoord met Hieronymus, die het volkomen onaanvaardbaar achtte dat Petrus zich werkelijk zou hebben vergist!). Belangrijk is vooral dat men, ondanks de meningsverschillen, in vrede en eenheid met de andere broeders in het geloof wenst te leven: en daarin is Cyprianus steeds een voorbeeld geweest. Voor het overige is het begrijpelijk dat er zelfs in geloofszaken verschil van opinie bestaat, zo lang een algemeen concilie van de Kerk de kwestie niet heeft beslecht: en dit was ten tijde van Cyprianus nog niet gebeurd. De aandachtige lezer constateert dus weer dat een nog zo zeer door historische omstandigheden bepaald werk van Augustinus nooit ontaardt tot een banale polemiek. Zoals steeds bevat ook deze uitgave, naast een voortreffelijke vertaling en inleiding, een aantal complementaire
nota's, waarin meermalen over het verschil tussen Augustinus' opvattingen en de moderne theologie wordt gehandeld.
H. Jans
| |
Deiss, L., Synopse de Matthieu, Marc et Luc avec les parallèles de Jean. I: Intr., notes et vocabulaire (Coll. Connaître la Bible). - Desclée de Brouwer, Brugge 1964, 192 pp.
Deel II, dat we reeds vroeger bespraken (juni 1964, p. 910), vindt nu in deze publikatie zijn noodzakelijk complement. Een eerste sectie is gewijd aan de literaire en theologische aard van elk van de drie synoptische Evangeliën. In een tweede deel worden de pericopen synoptisch behandeld, in functie dus van de onderlinge overeenkomsten en afwijkingen tussen de drie Evangeliën. Van belangrijke pericopen wordt ook een korte exegetische studie gemaakt (met bibliografie). Tot slot een vocabularium van de meest voorkomende termen bij de synoptici. Wie gevoelig is voor de eigen tonaliteit van de afzonderlijke Evangeliën zal zich dit werk graag aanschaffen.
J. de Gendt
| |
Moraal
Perquin, S.J., Prof. Dr. N., Verwerkte en verdrongen sexualiteit. - Romen & Zonen, Roermond-Maaseik, 1964, 103 pp., f 4,50.
In dit kleine boekje heeft Schr., zoals wij enige maanden geleden reeds aankondigden, een nadere uitwerking en aanvulling gegeven van het artikel dat hij onder de titel Intergratie en desintergratie der jeugdige sexualiteit in Dux publiceerde. Juist in verband met de vele en soms niet heldere gesprekken die over dit onderwerp gevoerd worden, lijkt dit boekje zeer welkom ter verheldering.
R.S.
| |
Chauchard, Paul, Le respect de la vie (Collection Beauchesne, 2). - Paris, 1963, 208 pp., ing. NF. 9.
Naar aanleiding van het beruchte ‘thalidomide-proces’ van Luik heeft de bekende auteur een beknopt vade-mecum gepubliceerd, dat systematisch de problemen behandelt die op de ‘eerbied voor het (menselijk) leven’ betrekking hebben: gehandicapte kinderen, euthanasie van volwassenen, vruchtafdrijving, gebruik en misbruik van de chirurgie (sterilisatie), van de geneesmiddelen, van het experiment met de menselijke persoon. Ondanks het feit dat aan elk van deze problemen slechts enkele bladzijden zijn gewijd, weet de auteur, zoals trouwens in zijn andere werken, al te voorbarige conclusies of te weinig genuanceerde oordelen, in casu veroordelingen, te vermijden. Bijzonder interessant is de uitdrukkelijke bedoeling een menselijk ethiek op te bouwen, die niet uitsluitend op specifiek ‘kerkelijke’ uitspraken gebaseerd is.
H. Jans
| |
| |
| |
Psychologie en filosofie
Jung, C.G., Zwei Schriften über analytische Psychologie (Gesammelte Werke, Bd. 7). - Rascher-Verlag, Zürich, 1964, X-372 pp., Zw. Fr. 31.
De Duitse reeks der volledige werken van C.G. Jung brengt in dit deel (het vierde dat verschijnt) een zeer belangwekkende aanwinst voor al wie de groei in de inzichten van de Zwitserse dieptepsycholoog wil nagaan. In feite zijn er twee werken van niet al te grote omvang in opgenomen (Ueber die Psychologie des Unbewussten en Die Beziehungen zwischen dem Ich und dem Unbewussten), maar Jung heeft daarin op een bevattelijke wijze het essentiële van zijn dieptepsychologische ontdekkingen vastgelegd. Nu is het wel zo dat de uiteindelijke versies (van 1943 en 1945) slechts na heel wat herwerkingen tot stand zijn gekomen. Aan beide werken liggen immers kortere uiteenzettingen ten grondslag, de eerste uit 1912 (Neue Bahnen der Psychologie), de tweede uit 1916 (Die Struktur des Unbewussten). Ook deze twee teksten werden opgenomen in appendix. Aldus kan men in dit éne deel de hele ontwikkeling van Jung nagaan; dank zij het onderling vergelijken van de drie of vier stadia die in de loop van een dertigtal jaren door Jung werden afgebakend. Daarom is dit deel niet alleen nuttig als een gemakkelijk naslagwerk, maar tevens als studie-materiaal dat een genetisch inzicht verschaft in de opvattingen en de psychotherapeutische werkwijze van een der grootmeesters der diepte-psychologie.
R. Hostie
| |
Berg, Dr. J.H. van den, Psychologische en theologische antropologie. - Uitg. Callenbach, Nijkerk, 1963 (3e druk), 44 pp., f 2,90.
Een slechts in geringe mate gewijzigde herdruk van de rede, waarmee Prof. v.d. Berg in 1952 zijn ambt als hoogleraar in de pastorale psychologie en psychopathologie in Utrecht aanvaardde. Het is verblijdend, dat hiermee opnieuw de aandacht wordt gevestigd op deze belangwekkende bezinning op grondvragen van de psychologie.
J. Kijm
| |
Munier, A., A manual of Philosophy, I 1-2, vert. T.W. Connolly. - Desclée Co, Doornik-New York, 1964, XXIV-580 pp., geb. $8,50.
Dit filosofisch handboek bevat een cosmologie en een wijsgerige psychologie. De cosmologie is iets minder up to date en minder rijk met referenties gestoffeerd dan de psychologie. Alle grote en kleine problemen van wereld en mens worden helder gesteld en met zorg opgelost. Interessante bijvoegsels behandelen ex professo de afwijkende wereld- en levensbeschouwingen van Marx en Sartre. Het zal de Engelssprekenden zeker een vreugde zijn met een van de volledigste en klaarste manualia van het hedendaagse Frankrijk kennis te maken.
A. Poncelet
| |
Geschiedenis
Isacker, K. VAN, Geschiedenis voor mensen. - Nederlandse Boekhandel, Antwerpen, 1964, 54 pp., F. 65.
Een klein mooi essay. De ervaren historicus Van Isacker bezint zich over zijn vak, de geschiedenis, en komt tot het besluit dat geschiedschrijving eerst en vooral de mens in het verleden wil leren kennen, en nog wel om de mens van heden beter te begrijpen. Elke generatie herschrijft de geschiedenis omdat zij vanuit haar eigentijdse hoek het verleden op een nieuwe manier ziet; en in elke generatie zal dan nog de christen en de agnosticus, de jonge en de oude historicus, die hetzelfde materiaal hanteren, anders over het verleden schrijven. Geschiedschrijving is steeds subjectief, maar moet eerlijk zijn en de zin voor het mysterie eerbiedigen. Dit lijkt erg op de aangevochten theorie van Jan Romein, maar kan ook juist begrepen worden. Over het vak geschiedenis zijn nog heel wat andere beschouwingen te maken, maar de fijnproever die dit essay leest, garanderen wij dat hij er rijker mens door wordt en zich de onvervangbare rol van de echte geschiedschrijver beter zal realiseren.
M. Dierickx
| |
Launay, Jacques de, Geheime Diplomatie. De strijd achter de schermen in de tweede wereldoorlog 39-45. - Brepols, Turnhout-Brussel, 135 bl., 16 blz. platen en facsimili's, geb. 110 F.
In het Strevennummer van augustus 1963 (p. 1102), hebben wij de Franse uitgave van dit boek besproken, dat tegelijkertijd in acht talen verschijnt.
M. Dierickx
| |
| |
| |
Verdoodt, Albert, Naissance et signification de la déclaration universelle des droits de l'homme (Etudes Morales Sociales et Juridiques). - Nauwelaerts, Leuven, 1964, XIV-356 pp.
Dit boek is de eerste geschiedkundige studie die verschijnt over het ontstaan en de onmiddellijke voorbereiding van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, zoals deze in 1948 goedgekeurd werd door de Algemene Vergadering van de V.N. De auteur had hierbij als enige bedoeling zoveel mogelijk de rechtstreekse bronnen van de Verklaring te laten kennen, zonder hierbij enig persoonlijk waarde-oordeel van morele, wijsgerige of zelfs juridische aard te laten doorwegen. Hoofdbestanddeel van het boek is dan ook de studie van alle documenten die de geleidelijke groei weergeven van elk der dertig artikelen van de Verklaring. Op die wijze leert men meteen de doelstellingen kennen die de opstellers van de Verklaring bezielden. Verder worden ook behandeld: de werkmethode, voorstellen die werden verworpen, een analyse van het Praeambulum. Het boek biedt verder een bronnenopgave en een bibliografie.
F. Van Neste
| |
Literatuur
Kutscher, Artur, Wedekind. Leben und Werk. - List Verlag, München, 1964, 380 pp., DM. 12,80. - Wedekind, Frank, Prosa. Dramen. Verse. II. Bd. - Langen-Müller Verlag, München, 850 pp., DM. 36.
Kutschers studie, al daterend uit 1922-31 en toen driedelig, is nog altijd hét standaardwerk over de veelzijdig-eenzijdige auteur Wedekind (1864- 1918), voorloper en af wijzer van het expressionisme en in vele opzichten tevens de enige centrale vertegenwoordiger van die houding t.o.v. het leven. S. bewandelt de vertrouwde weg van een monobiografisch panorama met gedetailleerde acribie die gelukkig uitloopt in interpretatie. Meteen is het ook vaak een verdediging en bescherming van Wedekind, bij de eerste publikatie wellicht erg nodig, thans toch nogal overbodig, ondanks de voorbeeldige kniptechniek van heruitgever K. Ude. Vooral het kapittel over Wedekinds psyche en opvatting der artistieke roeping is waardevol. - Kutschers visie kun je meteen toetsen aan de 2e bundel uit het Wedekindoeuvre, die, op Hidalla (1903-04), Schloss Wetterstein (1910), Fvanziska (1911) en Simson (1913) na, vooral de kleinere of de minder bekende dramatische ontwerpen bevat, maar ook een aantal prozaverhalen van gemengde betekenis en zijn politieke Simplicissimus-lyriek. Ook dit deel is niet als een kritisch monument gedacht maar als een waarheidsgetrouw document van wat nu precies de beruchte Wedekind gepresteerd heeft. De commentaar, d.i. de bewaarde expressiviteit achterhalen, is een onmisbare opgave bij elke lezer. Historische notities ontbreken daartoe jammer genoeg; maar uit de vele schakeringen komt in ieder geval meer naar voren dan alleen obsessie en ‘Unzeitgemässheit’: veeleer een nooit aflatend zelfanalist, een tragicus met heel veel zelfspot, een modern romanticus met een vormechte dramatische structuur, een wereldauteur.
C. Tindemans
| |
Schlegel, August Wilhelm, Geschichte der klassischen Literatur. - W. Kohlhammer, Stuttgart, 1964, 359 pp.
Dit derde deel in de heruitgave der verzamelde werken van A.W. Schlegel proclameert met veel nadruk de idealen van schoonheid en harmonie en is precies daardoor direct in de literair-esthetische opvattingen van S.'s eigen tijd te projecteren. Sterk onder de invloed van zijn broer Friediich, is hij eenzijdig geestdriftig over de Griekse literatuur en vindt in de Romeinse niet veel meer terug dan retoriek en virtuositeit, waaronder b.v. Vergilius en Horatius sneuvelen. Uit deze grondstelling klinkt de polemiek met tijdgenoten (o.m. Klopstock) die zich vooral door het Romeinse i.p.v. het Griekse voorbeeld hadden laten inspireren. Vandaar een essentieel document bij de studie van het klassicisme.
C. Tindemans
| |
Toneel
Kotzebue, Agust von, Die deutschen Kleinstädter. - III pp. DM. 6. - Schnitzler, Arthur, Anatol. - 202 pp., DM. 9. - Thieck, Ludwig, Die verkehrte Welt, 148 pp., DM. 6. Walter de Gruyter & Co, Berlin, (Komedia 5, 6 en 7), 1964.
De drie laatste deeltjes in deze serie zijn ook dit keer uitgepikt volgens historische verdienste of interesse. A. von Kotzebue
| |
| |
(1761-1819), destijds ook in beide Nederlanden decennia lang favoriet, valt uit de gangbare burgerlijke dramatiek om zijn cynisme en ongenadige hekeltoon en om het praktisch theatrale, wat dit stuk tot een ook thans nog repertoirehoudend drama heeft gemaakt. A. Schnitzlers (1862-1931) Anatol (1888-91), hier voor het eerst volledig en kritisch afgedrukt, krijgt van heruitgever E. Offermanns een voorbeeldige inleiding mee die S.'s theaterhistorische betekenis gaver demonstreert. L. Thieck (1773-1853) brengt in zijn Verkehrte Welt (1799) een met eruditie volgepropte romantische comedie, met vooral toch Aristofanesscholing en Shakespeareparodie. Heruitgever K. Pestalozzi maakt duidelijk dat S.'s vorm- en conceptierenovaties school hebben gemaakt, o.m. bij Pirandello en Anouilh.
C. Tindemans
| |
Hochwälder, Fritz, Dramen II. - Langen-Müller Verlag, München, 1964, 264 pp., DM. 14,80.
Het begrip ‘schuld’ levert de eenheid op van deze tweede bundel toneelstukken. Der öffentliche Ankläger (1948), rond om de figuur van de Revolutierechter Fouquier-Tinville, weigert het (zo moderne) excuus te aanvaarden van het moorden-op-bevel omdat de innerlijke autoriteit van het individuele geweten en verantwoordelijkheid altijd primeren moet. De streng klassieke structuur met (te) sterke dramatische tegenstellingen evolueert tot een tijdeloze farce. Der Unschuldige (1949) is meer een parabel waarin de moraal wel eens in de coulissen glijdt en S. zich verplicht ziet in een driedubbele finale de lesjes duidelijk te spellen zodat de figuren tot marionetten ontaarden. Vertrokken als karaktercomedie, wordt deze moderne moraliteit door de vaardige kunstgreepjes niet helemaal doodgedrukt. 1003 (1963) is veeleer een gedramatiseerd essay waarin de Leporello-titel discussies suggereert over de hedendaagse mens die vrij pessimistisch uitvallen. Ook de handeling blijft meer bespiegeling dan actie.
C. Tindemans
| |
Kunst
Bougier, A.-M., Georges de la Tour. Peintre du Roy. - Desclée de Brouwer, 1963, 275 pp., 16 pl.
Met heel veel toeleg en nog meer enthousiasme wil Annette-Marie Bougier ons overtuigen van de mystieke grootheid van Georges de la Tour, peintre du roy. Niemand betwist nog het belang en de oorspronkelijkheid van de Lorreinse schilder uit de XVIIe eeuw die bij het begin van onze eeuw opnieuw werd ontdekt en vooral door Malraux' opgetogen bewondering een ruime bekendheid verwierf. Men heeft echter redenen te over om uit te zien naar een rustige, overwogen, objectieve voorstelling van deze schilderkunst die een te gemakkelijk object is geworden voor literaire ontboezemingen. De auteur bezat de elementen voor een dergelijke voorstelling. Maar zij heeft zich laten verleiden. Zij laat haar wetenschap en eventueel begrip van deze schilder vervloeien in een onbeheerste en niets ter zake doende overdaad van persoonlijke opmerkingen die moeten getuigen van haar onderzoekingen (bijvoorbeeld over de flora van Vic, die de auteur dan aanwendt voor een min of meer poëtische inkleding van de ontmoeting van de la Tour met zijn aanstaande bruid) of van haar literaire belezenheid. A.M. Bougier heeft het ons daardoor moeilijk gemaakt het eigenlijk object van haar boek te onderkennen en helemaal in haar soms aandoenlijk enthousiasme op te gaan.
G. Bekaert
| |
Gaiser, Gerd, Moderne Malerei. - Knorr & Hirth Verlag, München, 1963, 240 pp., 108 klpl, geb. D.M. 24.
Van Gerd Gaiser, de schilder, pedagoog en romancier, zijn vroeger in de serie Das Kleine Kunstbuch drie afzonderlijke deeltjes verschenen: 1. van Cézanne tot Bonnard, 2. van Matisse tot Miro, 3. van Arp tot Wols. Deze drie vormen nu, samengebracht in één volume, een uitstekende inleiding op de moderne schilderkunst, voor iedereen bevattelijk. Men verwarre ze niet met het kleine Moderne Kunst door dezelfde auteur in dezelfde serie uitgegeven. Als doorwinterde pedagoog heeft Gerd Gaiser zijn boek in twee delen ingedeeld. Hij begint met een korte algemene inleiding waarin hij op originele wijze de kunstenaars en de ismen waarin ze waren betrokken situeert. Het grootste deel van het boek bestaat echter uit een serie van honderd-en-acht kleurreproduc-ties, waarbij de auteur telkens een vrij uitvoerige bespreking voegt. De reproducties zijn betrekkelijk klein, maar voortreffelijk. Samen vormen zij een van de beste overzichten van de moderne schilderkunst, al moeten we hier dan toch aan
| |
| |
toevoegen dat schilders als Picasso, Klee, Kandinsky en andere van de grootsten met één of twee reproducties een beetje in het gedrang komen omwille van het overzicht.
G. Bekaert
| |
Wetenschap
Deraemaeker, R., Menselijke erfelijkheid (Randgebieden. 9). - Lannoo, Tielt, 1963, 240 pp., ing. F. 95, geb. 120.
Zo lang is het nog niet geleden, dat men in katholieke kringen een zekere angstvalligheid of zelfs ongenoegen manifesteerde voor de wetenschappelijke behandeling van de menselijke erfelijkheid. De vrees dat specifieke waarden van de menselijke ethiek, o.m. de vrije wil, daardoor in het gedrang zouden komen, werd gevoed door de inderdaad extreme posities die door sommige beoefenaars van deze wetenschap werden ingenomen. Gaandeweg drong echter toch de overtuiging door, dat men, ook als christelijk moralist, onvermijdelijk in een slop geraakt, wranneer men weigert te erkennen en te aanvaarden wat is, d.w.z. wat de mens ook is, als biologisch en psychologisch wezen. Het lijdt dus wel geen twijfel dat een boek als dat van Dr. Deraemaeker voorziet in een nog steeds actuele behoefte aan degelijke en verantwoorde informatie op dit gebied. De auteur behandelt achtereenvolgens de biologische grondslagen van de menselijke erfelijkheid, de problemen van de familiegenetiek en van de bevolkingsgenetiek. Gemakkelijke lectuur is een goed boek over erfelijkheid nooit: daaraan hebben de ingewikkelde verschijnselen zelf schuld! De auteur is er evenwel in geslaagd de lezer geleidelijk en systematisch in te leiden. Het ethisch aspect werd niet verwaarloosd en telkens als het nodig bleek, werd de interferentie van ethische normen en wetenschappelijke gegevens kritisch onderzocht. Bijzonder aangenaam is de zakelijke, objectieve stijl, waaraan het te danken is dat haast iedere bladzijde werkelijke nieuwe informatie bevat en het geheel van het werk een indrukwekkende massa feiten verzamelt.
H. Jans
| |
Overhage, Paul, Die Evolution des Lebendigen. Das Phänomen. (Quaestiones Disputatae, 20/21). - Herder, Freiburg, 1964, 262 pp.
P. Overhage heeft reeds bekendheid verworven door zijn pogingen om biologisch niet gespecialiseerd publiek vertrouwd te maken met de meest recente feiten én hun interpretaties die de grondslagen vormen van de wetenschappelijke evolutieleer. In dit werk worden weer enkele gegevens en de daarop gebaseerde begrippen kritisch onderzocht: de evolutie van het leven in zijn geologische opeenvolging, de ‘snelheid’ van het evolutief proces, de ‘gerichtheid’ van een evolutie, de onomkeerbaarheid van het proces, de zg. transitievormen in het proces, het probleem van het ‘uitsterven’ van een bepaalde groep of soort, de specialisatie en diversificatie van een groep, de constructie van een ‘stamboom’. Telkens krijgt de lezer eerst de onontbeerlijke feiten, vaak met behulp van tabellen en figuren, voor ogen, om dan pas met de auteur te gaan nadenken over de gefundeerdheid en betrekkelijkheid van de op deze feiten gebaseerde begrippen, wetten en redeneringen. Het hoeft wel geen betoog dat deze methode de enige is die met een zekere kans op succes de kloof kan overbruggen tussen de vaak goed bedoelde filosofische en theologische bespiegelingen over dit onderwerp en de door de wetenschap oorspronkelijk verworven begrippen en redeneringen. Een minimum aan informatie, en laten we dat minimum niet al te eng opvatten, is absoluut nodig om te vermijden dat men van meet af aan langs elkaar heen zou praten. Ons inziens is de auteur op merkwaardige wijze in zijn opzet geslaagd. Zijn boek is meer dan een goed gebouwd en helder geschreven werk: het is een dienst die hij bewijst aan de christelijke gemeenschap van onze tijd.
H. Jans
| |
Varia
Leclercq, J., De vrijheid van opinie en de katholieken, vert. A. Vandenbunder. - Patmos, Antwerpen, 1964, 200 pp., F. 110.
De oorspronkelijke, Franse uitgave bespraken wij reeds eerder in ‘Streven’ (mei 1964, 821-822). Dit voortreffelijke boek nu ook in een Nederlandse vertaling ter beschikking te stellen was een zeer gelukkig initiatief. Zo zal de Nederlandse lezer kunnen deelnemen aan deze evenwichtige en persoonlijke bezinning over de vrijheid van opinie in Kerk en wereld. De actualiteit en de noodzake- | |
| |
lijkheid van deze bezinning behoeft wel niet onderstreept te worden. We betreuren het toch dat de - wellicht aan te passen - bibliografie achterwege bleef.
J. Vercruysse
| |
Farine, Ph., L'Europe en devenir. - Ed. Centurion, Paris, 1964, 176 pp., geill.
De secretaris van de Franse actie tegen de honger, tevens voorzitter van verschillende Europese bewegingen in zijn land, wil hiermee aan een breder publiek, vooral van jongeren, de zin en de huidige stand van de Europese eenmaking meer bekendheid geven. Bewust accentueert hij de plicht van Frankrijk zich in deze evolutie in te schakelen. Het vlot geschreven werkje, geïllustreerd met talrijke foto's, kaarten en grafieken zal o.m. in het onderwijs goede diensten bewijzen.
J. Kerkhofs
| |
Troisfontaines S.J., Roger, I do not die. - Desclee Company, New York, 1963, 295 pp., BF 190.
Van het voortreffelijke boek ‘Je ne meurs pas...’, waarvan vorig jaar een nederlandse vertaling verscheen, is nu ook de engelse vertaling gereed gekomen. Een prachtige meditatie over de dood - en dus over het leven - die uiteindelijk in Christus zijn volle betekenis krijgt. (Cf. Streven, november, 1963, p. 182).
R.S.
| |
Utz, A.-F., & Groner, J.F., Relations humaines et société contemporaine, t. III, version franç. par H.Th. Conus. - Edit. St-Paul, Fribourg-Paris, 1963, pp. 2383 à 3831, ing. ZW.F. 49,50, geb. F. 54.
Met dit derde deel wordt de sociale ‘summa’ van Paus Pius XII voltooid. Het werd met evenveel zorg en kunde samengesteld als de vorige: het geheel werd systematisch geordend, aan elke tekst gaat een overzichtelijke korte inhoud vooraf, een uitgebreid zaken-register vergemakkelijkt de opzoekingen. Op enkele jaren afstand is het mogelijk de geschriften en redevoeringen van Pius XII naar waarde te schatten. Ongetwijfeld werden deze laatste jaren de accenten anders gelegd; doch Pius XII was zich ten volle bewust van de zending van de Kerk in de wereld van vandaag. Hij ondernam een grootse poging om de Kerk uit haar isolatie los te werken en het licht van het geloof in deze wereld te doen stralen. Op dat werk bouwen we thans verder; weliswaar met meer inzicht in de dynamische aspecten van de christelijke grondvisie en in de consequenties der menselijke vrijheid, die zich steeds voor nieuwe situaties geplaatst weet.
F. Vandenbussche
| |
Pocket
Elsevier
ROGIER, L.J., Geschiedenis van het katholicisme in Noord-Nederland in de zestiende en zeventiende eeuw. - Bij zijn verschijnen in 1945 en 1946 werd dit werk door vakmensen bizonder geprezen. Bij een groeiende bezinning op de verhouding tussen refomatie en katholicisme in ons land kan men het slechts toejuichen, dat wij deze studie thans ook in pocketeditie hebben. De auteur vermeldt zelf, dat hij enkele verbeteringen en aanvullingen heeft aangebracht en dat de noten hebben plaats gemaakt voor een bibliografisch overzicht.
R.S.
| |
Salamander-pockets
Leonard HUIZINGA, Tien glazen wijn. - Em. Querido, Amsterdam, 1964, f 1,75.
Dat er blijvende vraag zou zijn naar ‘Tien glazen wijn’, is allerminst verwonderlijk. Het is een kostelijke wijn die hier geschonken wordt. De verhalen, of wil men liever, de avonturen van Pieter Bok vormen een allerprettigste lectuur. Huizinga verstaat de kunst een kort, geladen verhaal te schrijven dat de lezer vasthoudt tot het einde. De verhalen worden gedaan in de avondlijke en nachtelijke rust van een stil bergdorp. Ieder verhaal voert de lezer ver weg van de vredige dorpsherberg waar de twee vrienden zitten met hun heerlijk glas wijn; telkens echter wordt de lezer terug-gevoerd naar de ongestoorde vrede van het slapende gehucht én.... de overgang gaat als vanzelfsprekend en heel natuurlijk. De nachtelijke vrede omraamt deze verhalen als momenten van stilte tussen de bewogen belevenissen van de verteller.
Joh. Heesterbeek
| |
A.T.W. Simeons, Wie het leeuwenmasker dragen, Vertaling van A. Rutgers van der Loeff-Basenau. Em. Querido, Amsterdam, 1964, f 1,75.
In de oosterse wereld van India, voor westerlingen vaak zo vreemd, in een we- | |
| |
reld van schoonheid en tragiek voert ons dit werk van Simeons. Het is de geschiedenis van Govind, een welgestelde kleermaker, die door de lepra wordt aangetast; huisgezin, bedrijf en samenleving moet verlaten, om zich aan te sluiten bij een groep leprozen die, verafschuwd en gemeden door hun medemensen, bedelend en in de grootste ellende met hun wegrottende lichaam langs de wegen voorttrekken, levend van wat hun toegeworpen wordt of wat deze stakkers door diefstal weten te bemachtigen. Het is een hel waarin deze Govind zich verplaatst ziet, een bestaan dat hem walg inboezemt, doch waaraan ook hij zich in verloop van tijd overgeeft. Er is geen andere keuze. Diep in hem blijven toch smeulen hoop en vertrouwen dat er misschien nog redding mogelijk is. En inderdaad - na veel ellende en harde slagen - geraakt Govind in een der lepra-ziekenhuizen en na een jarenlange kuur herkrijgt hij zijn gezondheid en daarmede zijn hereniging met vrouw en kinderen; zijn terugkeer in de samenleving.
‘Wie het leeuwenmasker dragen’ is met grote kennis en diep inzicht en begrip van de oosterse mens en mentaliteit geschreven. Zo geheel anders toch reageert de oosterling, mediterend over zijn levensgang, op de wisseling van geluk en rampspoed. En vooral ervaart de lezer de warme mensenliefde waarmede de auteur deze levensgeschiedenis van vreugde en leed en menselijke hartstocht heeft weergegeven. - De vertaling is een zéér verzorgde.
Joh. Heesterbeek
| |
A. Rutgers Van Der Loeff-Basenau, Mens of wolf? - Querido, Amsterdam, 1964, f 1,75.
Het verhaal van een ‘sterke’ vrouw met haar zoontje bij het einde van de oorlog in 1945 in Silezië. De Duitsers trekken weg - Russen en Polen komen en gaan, plunderend, meeslepend wat hun hebzucht opwekt. Het zijn harde en bittere dagen, weken, maanden die de moeder en het kind moeten doormaken. Doch deze vrouw die geen haat kent, doch in ieder, vriend of vijand, een mens ziet, doorstaat dit alles ongebroken. Tot ten slotte tijding komt van haar man en zij met haar jongen de langdurige reis kan ondernemen naar het Noorden van Duitsland. Ook dan houden de beproevingen en moeilijkheden niet op. Het is een lange lijdensgeschiedenis doch die ten slotte in het zuiden in het stadje Olmenheim zijn einde vindt. Menselijke goedheid in een wereld van haat. Mevrouw van der Loeff heeft met een diep inleven en een liefdevol hart dit verhaal geschreven, dat een aanklacht is en een troost. Zeer aanbevolen.
| |
Ina Boudier-Bakker, Honger en Als de hoge vloed komt. - Em. Querido, Amsterdam, 1964, f 1,75.
Onder het respectabele aantal werken dat Ina Boudier-Bakker in haar lange schrijversloopbaan gepubliceerd heeft, komen mij de korte verhalen nog steeds als de meest geslaagde voor. De schrijfster heeft er haar loopbaan mede ingezet en zij heeft haar liefde ervoor nimmer verloren. Levendig en scherp van contour zijn haar korte verhalen; zij missen de hinderlijk lange bespiegelingen die de nederlandse romans - gelukkig niet alle - zo vaak gerekt en statisch maken. Lees hier in deze pocket het mooie verhaal ‘Honger’: een kort, gaaf, sterk geheel. Het boeit, niet zozeer door superieure stijlkwaliteiten noch door bijzondere eigenschappen van taal (die zelden bij Boudier-Bakker opmerkenswaardig is), doch door een onafgebroken sterke spanning. Het is een voortreffelijke keuze van de uitgever geweest dit verhaal met de schets ‘Als de hoge vloed komt’ opnieuw uit te geven.
Joh. Heesterbeek
| |
Penguin Modern Poets, vol. 3. - George Baker, Martin Bell, Charles Causley, Penguin Books 1962, 125 pp., 2/6.
In een prijzenswaardige poging om de moderne lyriek dichter bij het grote publiek te brengen, heeft Penguin nu zijn derde deeltje in de Modern Poets uitgebracht. Een zestigtal gedichten van drie moderne Engelse dichters vormen de inhoud.
Van alle drie de auteurs mag gezegd worden dat zij meer belang hebben als representanten van een vrij acute lyrische malaise dan als dichters. Bakers eenkennige, niet aflatende nadruk op de chaotische eigenschappen van het leven in vergelijking met de serene, hoewel onkenbare rust voor de geboorte en na de dood is weinig interessant. Hij schrijft onder enige atmosferen emotionele druk, maar zonder precisie, effectiviteit of nuance. Martin Bell maakt een sympathiekere indruk: onder het mom van descriptive verse geeft hij zijn verlegen, soms ietwat cynisch, altijd sophisticated commentaar op de dingen die de bourgeois stadsmens van de beschaving te genieten krijgt, daarbij een intelligent gebruik makend van een vrij spitse algemene ont- | |
| |
wikkeling. Charles Causley is de minst grijpbare van het drietal. Nu eens bedriegelijk eenvoudig à la Blake, dan weer sophisticated à la Laforgue/Eliot. Hij is ook het minst thematisch van de drie, in de zin dat hij niet zo zeer de schijn wekt, een appeltje met het leven te schillen te hebben.
Maar alles bij elkaar is de oogst niet imposant.
F.J. van Beeck
| |
Phoenix-Pockets
C.M. Stibbe, Kreta en Mykene. - W. de Haan, Standaardboekhandel, Zeist - Antwerpen, 1964, 135 pp., geïll.
Sinds Schliemann en Sir Arthur Evans ons de Griekse beschaving, zoals die bloeide in het moederland, Kreta en Klein-Azië, naderbij brachten, is de belangstelling voor dit rijke cultuurgebied nog steeds toegenomen. Vele nog niet volledig opgeloste problemen blijven de geleerden intrigeren. Ook Stibbe werd zeer geboeid door de oergeschiedenis van onze cultuur, bijzonder door de mysteries van Kreta en Mykene. Hij nam sinds 1956 deel aan de Grieks-Nederlandse opgravingen op Kreta en in dit interessante boek vertelt hij van ontdekkingen en ervaringen, daar opgedaan. Zijn persoonlijke deelname aan de expeditie stelde hem in staat een boeiend relaas te schrijven over die oude geschiedenis. Vele, zeer instructieve, illustraties dragen er toe bij om zijn betoog met succes te volgen.
C. de Groot
| |
Prisma pockets
HARTOG, Prof. C den, Gezonde voeding gezonde mensen. - Na de Nieuwe voedingsleer uit de Aula-reeks, dat voor niet-deskundigen wellicht wat moeilijk is, thans een eenvoudige en duidelijke uitleg over krachten en waarden in de voeding. Enige wenken voor goede voeding besluiten zijn uiteenzettingen.
PICARD, Charles, Het dagelijks leven in het oude Griekenland. - Voor belangstellenden biedt dit boekje van een archeoloog en kunsthistoricus zeer veel interessante details.
BUDDINGH, C. Prisma citatenboek 3. - De naam van de samensteller staat borg voor een bundel waar men op regenachtige middagen veel plezier aan kan beleven en intussen bij goed lezen ook heel wat zelfkennis kan opdoen.
HEINLEIN, Robert. Science-fiction verhalen 2. - Spreekt voor zichzelf.
CLARKE, Arthur C., De geheimen van de zee. - Schr. heeft naam op het gebied van populariseren en science-fictionverhalen. Hier gaat het over de wereld onder het zee-oppervlak.
GORDON, Donald, Proefvlucht met de dood. - Over de wereld van vliegtuigbouwers en testpiloten.
BLANC, Suzanne, Moord in Mexico. - Deze detective kreeg een prijs voor het beste detective-debuut in de Verenigde Staten.
R.S.
Ruim voor de vakantie verschenen in de Prisma-reeks een aantal soms nuttige, soms vermakelijke, soms spannende boekjes. Wij vermelden hier:
PECK, Joseph, H., Alles over vrouwen. - Van de auteur van ‘Alles over mannen’ kan men een aantal praktische ervaringswijsheden verwachten, in een smakelijke humor verpakt.
MAREE, Piet, Knutselen in huis. - Vooral voor hen die behoefte hebben aan kastjes, planken en tafeltjes. Met tekeningen en uitleg.
AFANASJEW, Alexander N., Sprookjes uit het oude Rusland. - Een vijftigtal aardige verhalen uit de zeshonderd die Schr. verzamelde in de vorige eeuw.
BEHN, Friedrich, Uit de Europese prehistorie. - De ondertitel ‘Speurwerk met de spade’ geeft aan, waar het over gaat. Mede dank zij de illustraties zeer interessant. Popularisering door een vakman.
Aan de oorlog herinneren:
WILLIAMS, Eric, De tunnel. - De bekende geschiedenis van een mislukte ontsnappingspoging, doordat het kamp wordt verplaatst voor de tunnel klaar is.
HUNT, Leslie, Bill WHARTON e.a., Zij kwamen terug. - Avonturen van R.A.F.-mensen die zich uit de benardheden wisten los te werken.
CHAPELLE, Dicky, Wat moet die vrouw? - Boeiende avonturen van een vrouwelijke oorlogscorrespondent, die zowel in het Verre Oosten alsook in Hongarije. Algerije en Cuba de gebeurtenissen van zeer dichtbij meemaakte.
Tot slot een paar zeer bekende auteurs:
MACDONALD. Philip, Bewijs met de handschoen.
SAYERS, Dorothy, Lijk in zicht.
WALLACE, Edgar, Moord in het villapark.
STOUT, Rex. Drie getuigen.
R.S.
|
|