| |
| |
| |
Acht jaar na de opstand
(Een brief uit Hongarije)
Op grond van diverse mededelingen en geruchten, sedert enkele maanden in omloop over ‘ontspanning’ tussen de rode regering van Budapest en het Vaticaan - vaak culminerend in berichten over kardinaal Mindszenty - publiceren we hier enkele delen uit een lang relaas dat ontnuchterend zal werken. De briefschrijver is priester. Zijn identiteit moet uiteraard worden beschermd.
Redactie
WIJ schrijven herfst 1964, en thans zijn de werkelijke problemen voor de Kerk in Hongarije de volgende: vergiftiging der zielen, uitroeiing van de Kerk, en de nationale zelfmoord. Wij behandelen deze punten in het kort.
| |
1. De vergiftiging der zielen.
De grondwet garandeert op papier de vrijheid van geweten. Wat is echter de feitelijke toestand? De scholen zijn genationaliseerd, het gehele leerplan is omgewerkt, en het lesmateriaal herschreven van uit materialistisch oogpunt. Er is geen enkel vak dat niet doordrenkt is van deze materialistische ideologie. De studenten op de universiteiten moeten wekelijks 5 à 6 uur college volgen in ‘ideologie’. Niemand kan een bekwaam arts worden als hij het marxisme niet kent. Een medisch student werd tijdens zijn examen gevraagd te bewijzen, dat God niet bestaat. De betrokkene bleef het antwoord schuldig. Daarop trachtte de professor hem te helpen bij het vinden van een geschikte reactie. Hij zei: ‘Denkt u maar aan kameraad Titov!’ En op universiteitsniveau, op wetenschappelijk niveau was dit het antwoord: ‘Inderdaad, Titov heeft op zijn ruimtevlucht geen ontmoeting met God gehad, er is dus geen God’. De persoon in kwestie gaf dit antwoord, niet uit overtuiging doch alleen met de bedoeling zijn examen te kunnen voortzetten. Na dergelijke antwoorden moeten de communisten toch duidelijk inzien, dat zij de jeugd niet kunnen winnen. Dit komt ook tot uitdrukking in klachten in de pers. Er wordt geschreven dat de Partij de jongeren niet trekt. Ze zijn zelfs niet te bewegen deel te nemen aan danspartijen; zulke vermakelijkheden trekken hen niet als ze door de Partij worden georganiseerd. Men veracht de ideologie van het systeem en ziet deze als een verzameling verouderde en valse opvattingen, die op hun problemen en op brandende levensvragen geen antwoord meer kunnen geven. Onlangs ontstond er grote hilariteit tijdens een college door de leider van de fysische faculteit in Budapest, toen hij sprak over de uitzetting van het universum. Hij stelde, als communist te geloven in de oneindigheid van het heelal, maar als fysicus moest hij erkennen dat het universum niet onbegrensd is... De alleenstaande
wetenschappelijke wereldbeschouwing, welke door het dialectisch materialisme wordt gepropageerd, is door de wetenschap weggevaagd, maar de Partij zweert er nog steeds bij, en eist dat partijgenoten zich aan deze opvatting houden, die
| |
| |
óók op de universiteiten moet worden verkondigd. Wie bespeurt hier niet de vernederende dwang?
Verder is de toestand zo, dat de Kerk geen verweer heeft tegen de massale atheïstische en marxistische propaganda. Terwijl de communisten dagelijks in kranten met een oplage van zes miljoen hun ideeën verbreiden, kan de Kerk slechts één weekblad met een oplage van 60.000 en een maandblad met 10.000 exemplaren uitgeven. Zowel de Uj Ember, (De nieuwe mens), weekblad, als Vigilia, (maandblad), worden tot het laatste exemplaaar verkocht. Men zou een grote oplage kunnen drukken, maar daarvoor wordt geen papier verstrekt. Het godsdienstonderricht op de scholen is onmogelijk gemaakt. De ouders zijn angstig. Godsdienstles is steeds op een onmogelijk tijdstip vastgesteld, dikwijls in onverwarmde lokalen; catechismusboeken ontbreken; platen, films of soortgelijke hulpmiddelen mogen niet gebruikt worden; op de scholen is tegenpropaganda aan de orde van de dag. Het geven van godsdienstlessen bij iemand aan huis wordt door de Staat gestraft. In de voorbije lente werd een pater (tijdens een proces achter gesloten deuren) tot 5 jaar gevangenisstraf veroordeeld, omdat hij les had gegeven bij particulieren. Bij een huiszoeking had men bij iemand een opnameband gevonden, en deze werd gebruikt bij de rechtszitting.
Er is nog meer. In het septembernummer van het blad Pártélet (Partijleven) wordt de klacht geuit, dat in de afgelopen vier jaren de door propagandisten in de provincie Baranya georganiseerde atheïstische voordrachten - in totaal 2100 - niet de verwachte resultaten hebben opgeleverd. De propagandisten wordt verweten, dat zij te weinig zorg hebben besteed aan de scholen en de ouders. Zij tonen te weinig moed - zo wordt gezegd - om bij de onderhandelingen met de ouders overtuigend op te treden.
| |
2. Uitroeiing van de Kerk
Het is de Kadarregering duidelijk, dat vroeger of later de verhouding tussen Kerk en Staat geregeld moet worden. Maar zij wil er niet van af zien, de Kerk in boeien te blijven slaan. Zij tracht haar doel te bereiken door op de vrijgekomen bisschopszetels de door hen aan het Vaticaan voorgedragen ‘vredepriesters’ te laten benoemen. Maar hiervan wil Rome niet weten. Wij zullen na verloop van tijd de vredepriesters door het Vaticaan laten erkennen, zo meent het Kadarregiem. Om dit te bereiken schrikt de regering er niet voor terug om pelgrimsreizen te organiseren naar Lourdes en Rome. Dit gebeurde in de lente van vorig jaar. Verschillende beruchte priesters werden later naar Rome gezonden. Maar zij werden niet door de Paus ontvangen. Het Vaticaan zag duidelijk in wat de bedoeling was. Te kwader faam bekend staande vredespriesters, zoals Menyhért Rozáli, György Vitányi, Ferenc Bády, Elek Rákosi en hun medestanders dachten, als zij tot de Paus zouden worden toegelaten, daaruit in hun land politieke munt te kunnen slaan; zij zouden het thuis zo doen voorkomen alsof de Heilige Stoel de vredespriesters en de priestervredesbeweging zou erkennen. Het toekomstige Hongarije zou het hunne zijn! En het onopgeloste Mindszenty-probleem zou bijgelegd worden. Toen echter na drie dagen van vruchteloze pogingen de (in boetekledij gestoken) pelgrims tot de conclusie kwamen dat de Paus hen niet wenste te ontvangen, kwam uit hun bagage een Christusbeeld te voorschijn. Drie personen torsten
| |
| |
het beeld, brachten het naar het Vaticaan, en droegen het over aan een functionaris met de mededeling dat dit een geschenk was voor de heilige Vader, meegebracht door de Hongaarse pelgrims. De ‘pelgrims’ dachten dat het Vaticaan schriftelijk zou danken voor het geschenk, memoreren van waar het beeld afkomstig was, en wie het naar Rome hadden gebracht. Het Staatssecretariaat echter doorzag de truc. Op de eerste januari zond de plaatsvervangend staatssecretaris een schrijven aan dr. Endre Hamvas, bisschop van het diocees Csanad, destijds voorzitter van de bisschopsconferentie, waarin woordelijk staat:
‘Hoogeerwaarde en zeer geëerde Heer,
Mij werd opgedragen u ervan in kennis te stellen, dat de Heilige Vader het hem onlangs gezonden beeld, voorstellende Onze Heer Jezus Christus, kunstzinnig in erts uit ge houtven, dankbaar heeft aanvaard. Dit beeld brengt hem de Hongaarse natie in herinnering, die hij steeds een vaderlijke liefde toedraagt. Wanneer de Heilige Vader thans zijn dank tot uitdrukking brengt, wenst hij de bisschoppen, priesters en gelovigen van dit volk alle goeds en heil en met grote liefde schenkt hij zijn apostolische zegen’.
Geen woord over de pelgrimage.
Het in München verschijnende blad Uj Hungária schrijft in zijn nummer van 18 september het volgende: ‘Enige dagen geleden overviel de politie plotseling het bisdom Vác. Meer dan twintig priesters werden onverwacht van hun pastorieën verdreven. Het bureau van de bisschop werd grondig doorzocht. Een der AVO-spionnen, de vredespriester Géza Akos, werd door het AEH aan het hoofd geplaatst van de bisschoppelijke kanselarij. Men bekommerde zich er niet om, dat hij in het bisdom reeds lang over de tong ging. Géza Akos was sinds jaren werkzaam op het bureau van de bisschop, en kon uit hoofde van zijn functie de AVO en het AEH rijkelijk van gegevens voorzien. Zijn superieuren beloonden hem daarvoor door hem nu het ambt van directeur van de bisschoppelijke kanselarij toe te bedelen. Tot secretaris van het bisdom werd een boezemvriend van Akos, de eveneens met de AVO samenwerkende priester Arpád Fabián, benoemd.
Door de twee nieuwe ambtsdragers werden, met behulp van de politie, de betrouwbare personen uit de kanselarij verwijderd, opdat zij geen getuige zouden blijven van hun betreurenswaardige activiteit’.
| |
3. Nationale zelfmoord
Wil men het huidig lot van de Hongaren beoordelen, dan mag niet uit het oog worden verloren dat in Hongarije sinds 1945 een toestand groeit die doet denken aan de tijd der Turkse overheersing met alle symptomen ervan, zoals massale uitroeiing, deportatie, moderne slavernij, vernedering van het land tot satellietstaat, oosterse huichelarij, economische uitbuiting, verarming etc. Het enige verschil is misschien hierin gelegen, dat deportatie van een bevolking, 12 miljoen mensen, niet zo'n eenvoudig probleem is als in de Turkse tijd. Dat evenwel deze deportatie in bolsjevistische breinen is opgedo- | |
| |
ken, blijkt uit een opmerking die wordt toegeschreven aan de voormalige Sovjetminister van buitenlandse zaken Molotof: ‘Het Hongaars vraagstuk is slechts een kwestie van wagons’.
De na de opstand van 1956 uitgevoerde massale deportaties kunnen een aanwijzing zijn dat het Sovjetbestuur - en zeker de volgelingen van Stalin - bij een meerderheid in de Staat wéér tot een dergelijke maatregel zou kunnen besluiten. De Hongaarse tegenstand en de ethische hardnekkigheid wisten echter steeds weerstand te bieden aan de vreemde en de eigen tirannieke demonen. Noch de martelkamers, noch massale terechtstellingen, gevangenissen evenmin als de concentratiekampen, konden de kracht van ons volk breken. Integendeel, alle ellende, lijden en ontbering ten spijt, droeg het Hongaarse ras ruimschoots nieuwe loten aan zijn levensboom, zoals statistieken aantonen: De bevolkingstoename bedroeg resp. 0.99% (1953), 1.21% (1954), 1.15% (1955) en bereikte daarmee een uitstekend resultaat, beter dan in de vredesjaren van 1920 tot 1940. De gebeurtenissen van 1956 hebben deze verheugende ontwikkeling tot staan gebracht. De slag, door de oktoberrevolutie van 1956 aan het Hongarendom toegebracht, is in genetisch opzicht ook thans nog niet te berekenen en te overzien. Denken we er alleen maar aan, dat de wereldbevolking dagelijks met 80.000 zielen toeneemt, terwijl in Hongarije, zonder ophouden, in grote getale Hongaars leven wordt vernietigd, waarbij als tragische tegenstelling kan dienen, dat dit geschiedt in kraamklinieken met officiële assistentie. We mogen niet vergeten, dat er een nationale zelfmoordcampagne wordt gevoerd om de Hongaarse Volksenergie te reduceren. Is het bekend, dat in Budapest meer leven wordt vernietigd dan geboren, en dat er meer lijkkisten nodig zijn dan wiegen? Volgens een officiële statistiek was in Hongarije de toestand als volgt: in 1959 werden geboren 151.183 babies; vruchtafdrijvingen in ditzelfde jaar 187.681. In de omringende landen, en in de Sovjetunie, is abortus provocatus thans verboden. Na de inval der Tartaren is ons land weer opgebouwd, de Turkse overheersing hebben wij overleefd, terwijl wij ook
de onderdrukking door het Habsburgse bewind hebben doorstaan. Maar zullen de Hongaren in staat zijn zich tegen de onophoudelijke tirannieke aanvallen op hun geloof, hun lichaam en ziel te blijven verzetten?
In het bezit nu van deze gegevens willen wij de gebeurtenissen van de laatste maanden aan een kort onderzoek onderwerpen, en wel de besprekingen tussen het Vaticaan en de Hongaarse regering. Het Vaticaan heeft vanaf het eerste moment laten weten, dat het bereid is tot onderhandelen, doch dat deze alleen dan van betekenis zijn als de communisten getuigenis afleggen van betrouwbaarheid en zouden bewijzen, met een oprechte goede wil te streven naar een oplossing van de problemen. Het Vaticaan schonk dit vertrouwen. Paus Joannes XXIII ging zelfs zover Adzsjoebej, de schoonzoon van Chroesjtsjow, en diens echtgenote in audiëntie te ontvangen. Adzsjoebej wilde echter in de weinige minuten durende audiëntie goede resultaten boeken. Nauwelijks was het gesprek begonnen, of reeds deed hij het voorstel dat het Vaticaan een nuntiatuur zou openen in Moskou. Misschien was hij van mening, dat de Paus niet wist, hoe Chroesjtsjow met de Orthodoxe Kerk en de andere christenen handelt. In die tijd werden in de Sovjetunie niet minder dan 70 kerken gesloten. Maar uit propagandistisch oogpunt zou het voor Adzsjoebej een prachtig resultaat zijn.
| |
| |
Gedurende de recente onderhandelingen te Budapest en in Rome waren de gemachtigden van Kádár niet geneigd om te spreken over de vraag, of gelovige katholieke kinderen geen enkele achterstelling ondergaan op de scholen en de universiteiten, en of de Hongaarse katholieke pers in vrijheid haar taak zou kunnen vervullen, want - zo werd geantwoord - een dergelijk probleem bestaat niet: katholieke studenten ondervinden geen enkel nadeel, en persvrijheid is door de grondwet gegarandeerd.
De afgevaardigden van de Hongaarse regering wezen de eisen van het Vaticaan tot terugkeer van Bertalan Badalik OP. en József Pétery, resp. bisschop van Veszprém en Vác, met stugheid van de hand. Het resultaat van de reeds maanden, zelfs jaren durende onderhandelingen werd in de wereldpers met ophef gepubliceerd. Naar onze mening is het ‘succes’ pover. De bisschop van Csanád werd benoemd tot aartsbisschop van Kalocsa, als opvolger van de overleden mgr. József Grösz. Verder werden nog vijf hulpbisschoppen benoemd, en wel Pál Brezanóczy met de titel van apostolisch vicaris (hij werd geen aartsbisschop), József Cserháty titulair bisschop van Pécs, József Ijjas titulair bisschop van Csanád (Hamvas is daar aartsbisschop), en verder nog twee hulpbisschoppen József Bank in Györ en József Winkler in Szombathely. In werkelijkheid is dit een voorlopige regeling. Op nog één punt is overeenstemming bereikt, en wel de Vaticaanse toezegging om het pauselijk Hongaars instituut in Rome te ontruimen. In het gebouw van het Romeinse Collegium Hungaricum heerste al sedert jaren een vreemde situatie: in een deel van het huis wonen Hongaarse studenten die een stipendium van de communistische regering ontvangen om in Rome te studeren. In het ander gedeelte van het gebouw werkt het pauselijk instituut, en vinden geëmigreerde Hongaarse seminaristen onderdak. In het geheel woonden er nog slechts twee seminaristen, en deze zijn eind augustus verhuisd.
Wij verheugen ons over dit gedeeltelijke resultaat, doch laten we onze verwachtingen niet te hoog stellen. In het officiële communiqué wordt niet gesproken over een akkoord, maar over de meer neutrale, internationaal gebruikelijke term ‘agreements’. De Kerk in Hongarije leeft thans als het ware in een dooiperiode, hetgeen gevaarlijker kan zijn dan vorst.
Hoeveel kwelling, angst, geestelijk en lichamelijk lijden, hoeveel vernederingen achter deze, hier slechts summier aangegeven omstandigheden schuilgaan, daarvan kan de vrije wereld zich nauwelijks een reëel beeld vormen. Het is daarom des te pijnlijker, dat als gevolg van lichtvaardige conclusies, communistische suggesties in het Westen onnadenkend worden overgenomen. Men ondermijnt daarmee de eer en de heroïsche tegenstand van hen die zwaar beproefd worden, en die in heel hun wezen de harde werkelijkheid van een op atheïstische wereldbeschouwing gefundeerd Staatsregiem ondergaan. Noch kardinaal Mindszenty noch andere representanten van de Katholieke Kerk in Hongarije hebben de strijd met de Staat gezocht. Zij kunnen evenwel niet afzien van de verdediging hunner fundamentele rechten en levensvoorwaarden, als zij zichzelf en hun roeping niet willen prijsgeven.
Indien de Hongaarse Staat ernstig streeft naar een vergelijk met de Kerk, dan geve men deze de haar toekomende elementaire rechten en haar vrijheid weer. Daarmee zullen ook andere problemen een oplossing vinden. Eer het zover is zal het lijden voortgaan; het lijden om onze nalatigheden, en om de fouten van anderen.
| |
| |
Tot slot citeren wij de woorden van kardinaal Wyszynski: ‘Ik ken geen zwijgende Kerk. In het Oosten (achter het ijzeren gordijn) roept en schreeuwt de Kerk, jammer genoeg echter voor dovemansoren’.
Gij martelaren van ons volk
die zich om ons volk bekommeren
kracht, inzicht en eenheid
en smeek om eeuwige, stralende rust
voor hen die hun leven hebben gegeven
voor hun vaderland. Amen.
|
|