| |
Boekbespreking
Godsdienst
Bea, A. Kard., De eenheid van de Christenen. - Brand, Hilversum/Antwerpen, 1962, 171 pp., f 8,90.
Deze bundel voordrachten van de voorzitter van het Secretariaat voor de Eenheid der christenen lijkt van grote waarde voor het interconfessionele gesprek, waarbij het aan duidelijkheid nog zo vaak schort. Aantrekkelijk zijn de heldere stijl en denktrant, alsook het voorzichtig dóórdenken van de Encycliek Mystici Corporis inzake het lidmaatschap en de grenzen der Kerk. De princiepen worden het beste aangegeven in de eerste (De katholiek en het probleem van de eenheid der christenen), de tiende en de elfde (Het Concilie en de Protestanten) lezing.
W. Boelens
| |
Aubert, R., Problemen van de kristelijke eenheid (De Christen in de tijd, 16). - Patmos, Antwerpen, 1963, 111 pp., geb. F. 48.
Het probleem van de toenadering tussen de Kerken is door het samenroepen van het tweede Vaticaans Concilie en de reis van Paulus VI naar Palestina weer dringend aan het christelijke geweten gesteld geworden. Nauwkeurige inlichtingen over de grote oecumenische beweging binnen en buiten de Kerk worden hier door een autoriteit in het vak bondig voorgedragen. Bovendien draagt dit werk er positief toe bij de katholieken bewust te maken van hun eigen zwakheden en tekortkomingen bij de breuk in het verleden. Dit in 1952 voor het eerst verschenen boek
| |
| |
werd voor de recente geschiedenis van de oecumenische beweging gelukkig bijgewerkt.
R. De Haes
| |
Congar, Yves, Evangelie en beschaving, I. - Patmos, Antwerpen, H. Nelissen, Bilthoven, 1963, 168 pp., F. 95, f 8,25.
Met het herwaarderen van de Kerk als het priesterlijk volk van God gaat noodzakelijk gepaard een vernieuwde theologie van het laicaat en een verdiept inzicht in het functionele van het priesterschap van de priesters. Deze gedeeltelijke vertaling van een van Pater Congars laatste werken kan reeds een veilige gids zijn om een open dialoog tussen leken en priesters op gang te brengen in hun gemeenschappelijk zoeken naar een authentiek evangelisch Kerkbeleven.
R. De Haes
| |
La Pénitence est une célébration - Publications de Saint-André, Biblica - No. 58 ‘Paroisse et Liturgie’, coll. de pastorale liturgique, 1963, 124 pp.
In dit boek werden de artikelen gebundeld die in het tijdschrift ‘Paroisse et Liturgie’ in 1962 en 1963 verschenen zijn en handelen over de Biechtcelebratie. De inhoudstafel onderscheidt ‘Principes’ en ‘Catéchèse et expériences concrètes’. In dit laatste deel treffen we o.m. praktische toepassingen aan op de pastoraal van verloofden (P. de Locht) en van kinderen (o.m. van H.A.A. Tysmans, een uit het Nederlandse tijdschrift Sanctissima Eucharistia, sept. 1962, vertaalde studie). De leerstellige en historische bijdragen van Th. Maertens, E. Marcus en R. Blomme, betogen dat in de Biecht de psychologische beschouwingen slechts op de tweede plaats komen: het Sacrament van de Biecht is allereerst de handeling waardoor de Kerk de gelovigen oproept tot de Eucharistie, en ze erkent als waardige leden van de eucharistische gemeenschap.
G. Neefs
| |
Hastings, A., One and apostolic. - Darton, Longmans & Todd, London, 1963, 200 pp., geb. sh. 30.
De auteur heeft de verdienste de H. Eucharistie te beschouwen als centrale beleving en teken van de éénheid in de Kerk. De verschillende aspecten van deze éénheid worden niet genoeg ontleed. Interessant ware het te onderzoeken op welke wijze ook zij die buiten de zichtbare eenheid van de Kerk leven, in de gemeenschap van Christus' Lichaam kunnen delen; hoe de gehele Kerk een sacrament is van Christus leven onder de mensen. In de formulering van onze gebeden en verlangens spreken we liever over de éénheid met de Kerk van Christus die nog moet groeien, dan over schisma's, waar men een einde aan moet stellen.
F. Bossuyt
| |
Pfleger, K., Christlicher Aufschwung. - J. Knecht, Frankfurt, 1963, 272 pp., geb. DM. 13,80.
De Elzasser-priester Karl Pfleger, de bekende schrijver van Geister die um Christus ringen en van Kundschafter der Existenztiefe, neemt, in meer dan één opzicht, een centrale plaats in. Tussen Frankrijk en Duitsland, als geworteld in elk van beide culturen; - tussen kunst en theologie, om het ene door het andere te vestigen, te voeden, te richten; - tussen vast geloof en open existentialisme, waarbij de openheid zelf het geloof in liefde doet leven. In het midden plaatst hij Christus, het teken van tegenspraak en de Verlosser; en het is zijn kenmerk die Verlosser, ook te midden van veel tegenspraak, aan het werk te zien, - ook te midden van het moderne leven waarin Hij, in offer en strijd en liefde, groeit en verovert... Lees en beschouw, van dat standpunt uit, de vijfentwintig hier gebundelde opstellen: over vreugde, narren, moeizaam geloof, domheid, de vrouw, sterven...; - over Schneider, Bernanos, Mauriac, Marie Noël, Bloy, Gertrud von Le Fort... Lees en laat doorwerken, dit boek is, voor de gelovige cultuurmens, een der meest lichtende en bevrijdende uit de laatste jaren.
Em. Janssen
| |
Butterwegge, H. & Erdle, A., Diaspora heute. Weg und Wandlung. - Bonifacius-Druckerei, Paderborn, 1963, 220 pp., rijk geïll., geb. DM. 12.80.
Oecumenische toenadering belet niet dat de verscheurde Christenheid een overal diep verwortelde werkelijkheid blijft. In deze door kaarten en foto's rijk geïllustreerde uitgave van de Bonifatius-verein, de Duitse interdiocesane centrale voor diaspora-zielzorg, worden de huidige tendenzen in het leven der katholieke minderheden in overwegend protestantse of ongelovige zones voor de beide delen van het gescheiden Duitsland treffend voorgesteld. Naast cijfers en sociologische beschrijvingen (per diocees) geven uittreksels uit brieven en korte litteraire schetsen dieper inzicht in de kracht en de zwakheid van dit verspreide Godsvolk.
J. Kerkhofs
| |
| |
| |
Christian Responsibility and World Poverty. A Symposion edited by Arthur McCormack. - Burns and Oates, London, 1963, 314 pp., 35 S.
Het probleem van de armoede in de wereld is een uitdaging waaraan niemand zich mag onttrekken. De plotselinge versnelling van de bevolkingsgroei is een van de vele factoren die de oplossing van dit probleem bemoeilijken. Een voor de hand liggende deeloplossing is daarom het afremmen van de bevolkingsgroei door geboortebeperking. Hierbij doet zich echter voor de katholieken een complicatie voor, dat de methoden van geboortebeperking die de anderen als de meest efficiënte zien, door de katholieke Kerk als ongeoorloofd verworpen worden. Daardoor krijgt de uitdaging, aan de katholieken gesteld, een ander accent. Dit boek, een verzameling van een twintigtal bijdragen van de meest bekende katholieke auteurs over het onderhavige probleem, tracht een katholiek antwoord te geven. Mij dunkt, dat het katholieke antwoord er niet langs kan om de plaats van het bevolkingsvraagstuk in het geheel van de ontwikkelingsproblematiek te situeren. Hoewel men in dit boek heeft vermeden om uitsluitend over het bevolkingsvraagstuk te handelen, is men er toch niet in geslaagd te laten zien, dat dit vraagstuk een onderdeel is van het hele complex en dat het dezelfde factoren van sociale, culturele, godsdienstige en politieke aard zijn, die het geheel van vraagstukken en daarom ook het bevolkingsprobleem uitermate moeilijk oplosbaar maken. Het werk is nu wel erg verbrokkeld geworden. De bijdragen zijn ook erg ongelijk van kwaliteit, en sommige maken op ons wel een erg ouderwetse indruk. Er zijn er bij die journalistiek aandoen, zoals die van Douglas Hyde en Christopher Hollis, andere hebben iets van een (mooie) preek, zoals die van Mgr. Ligutti over de agrarische revolutie; sommige zijn algemeen en wetenschappelijk van toon, zoals de bijdragen van de Belgen Mertens en Mertens de Wilmars, andere zuiver feitelijk, zoals artikelen van Smyth over coöperaties en van Stark over migratie. Colin Clark laat weer een optimistisch geluid horen over de mogelijkheid dat de aarde de mensen
kan voeden, maar gaat toch aan het probleem op het nationale en regionale vlak voorbij, hoewel daar juist de moeilijkheden liggen. Verder zijn er natuurlijk een tweetal fundamentele beschouwingen t.a.v. het katholieke standpunt tegenover verantwoord ouderschap en geboortebeperking, resp. van Kardinaal Suenens en van Dr. Marshall, terwijl de Lestapis pogingen tot verbreiding van de geboortebeperking in de ontwikkelingslanden nog eens onder de loupe neemt. Alles bij elkaar staat er niet veel nieuws in, maar misschien is het juist een voordeel, dat katholieken, die zich nog niet in het vraagstuk verdiept hebben, hier de traditionele opvattingen en beschouwingen bij elkaar vinden.
L.H. Janssen
| |
Naudon, Paul, L'humanisme maçonnique. Essai sur l'existentialisme initiatique (reeks: Histoire et tradition). - Dervy-Livres, Paris, 1962, 124 pp., ing. N.F. 7,5.
Dit is op tien jaar tijd het vijfde boek van de vrijmetselaar Naudon over de vrijmetselarij. Over riten en symbolen wordt veel geschreven, zegt hij, ook over de geschiedenis van de vrijmetselarij, maar in dit boek wil hij een samenhangende synthese bieden van de maçonnieke leer, iets wat tot nog toe weinig schrijvers heeft bekoord. Het gaat hier dus uitdrukkelijk over de levensbeschouwing van de echte vrijmetselaar, over metafysica. Het wil ons voorkomen dat de auteur niet afzijdig staat tegenover een meer spiritualistische opvatting, waarin de ‘Grote Bouwer van het Heelal’ niet meer een vaag begrip van het absolute is, maar toch ook nog niet de persoonlijke God van de christenen, en waarin tevens de onsterfelijkheid van de ziel, het leven na dit leven wel een sterke nadruk krijgt. Voor wie reeds voldoende vertrouwd is met de vrijmetselarij, en voor de vrijmetselaars zelf is dit boek zeer interessant omdat het een eerlijke bezinnen is van een vrijmetselaar op de Weltanschauung van deze esoterische instelling.
M. Dierickx
| |
Champdor, Albert, Les civilisations de la Mer Morte (Les Hauts Lieux de l'Histoire, 11) - A. Guillot, Paris, 1958, 176 pp., 80 pl., 2 krtn., NF. 24.
Van het neolithicum tot de Kruisvaarten volgden de culturen elkaar op in de depressie van de Dode Zee en in het bergland van Edom. S. leidt ons op meeslepende wijze binnen in deze fascinerende wereld: Petra, Sodoma, Qumrân... De overzichten zijn soms iets oppervlakkig en weinig accuraat. Men zal het boek vooral waarderen om zijn suggestieve foto's. Jammer dat de documentatie over Qumrân en Abda zo goed als ontbreekt.
J.M. Tison
| |
| |
| |
Cropper, Marg., Shining lights. Six Anglican saints of the 19th century. - Darton, Longmans & Todd, London, 1963, 192 pp., geb. 25. sh.
Nu de oecumenische gedachte niet langer het weleer bedenkelijke voorrecht is van alleenstaande specialisten, moeten wij van harte een boek als dat van M. Cropper begroeten. Het stelt ons immers in staat onze nog zo goed bedoelde waardering van de ‘gescheiden broeders’ te bevrijden van de onvermijdelijke abstractie, waarmee alle algemene beschouwingen behept zijn. Wat ons in deze levensbeschrijvingen wellicht het meest treft is het zo uitdrukkelijk Angel-Saksisch karakter van deze personen en de wereld waarin zij hebben geleefd. Een tweede kenmerk is de typisch negentiende-eeuwse sfeer die alles doordringt: de auteur wijst er zelf op dat de huidige lezer daardoor wel eens zo kunnen worden geërgerd, of althans verhinderd door te dringen tot de kern van het authentiek christelijk ideaal, dat deze mensen bezielde. Dit zal echter geen onoverkomelijke moeilijkheid zijn voor de katholieke lezer, die geleerd heeft dat dit verschijnsel even uitgesproken in zijn Kerk voorkomt. Naast de figuur van een Lord, die zich pijnlijk bewust wordt van het sociaal probleem, naast de figuur van een dichteres en twee clerici, van wie een zijn leven geeft in de missie, treffen wij in het boek nog twee vrouwen aan die zich geheel aan de dienst van de armen en misdeelden hebben gewijd, en van wie een, met dat doel voor ogen, een soort religieuze congregatie stichtte en leidde. Duidelijker dan gelijk welke algemene bespiegelingen tonen deze korte levensschetsen aan, dat de Geest van God in de Anglicaanse Kerk aan het werk blijft.
H. Jans
| |
Mellor, Alec, La Franc-Maçonnerie à l'heure du choix. - Mame, Paris-Tours, 1963, 480 pp., N.F. 17.
Van de talrijke boeken die wij over de vrijmetselarij hebben gelezen, is dit het meest betrouwbare en het best gedocumenteerde. Twee jaar geleden schreef deze katholieke auteur, advocaat aan het Gerechtshof van Parijs, een boek dat heel wat deining veroorzaakte: Nos frères séparés, les francs-maçons. Sindsdien heeft hij de geschiedenis en de huidige toestand van de vrijmetselarij nog grondiger onderzocht, en vooral - wat bij deze geheime organisatie onontbeerlijk is - hij heeft met talrijke vooraanstaande vrijmetselaars in en buiten Frankrijk gesproken of gecorrespondeerd. De grondstelling van het boek kunnen wij zo samenvatten: de vrijmetselarij is van christelijke oorsprong - wat niemand betwijfelt -, in de negentiende eeuw, de eeuw van het nationalisme en het rabiate antiklerikalisme, is de vrijmetselarij, vooral in de Romaanse landen, van haar grondprincipes, de bekende landmarks, afgeweken; nu geven zich meer en meer vrijmetselaars rekenschap van deze afwijking en willen naar de oorspronkelijke opvatting terug. De titel van het boek duidt precies de inhoud aan, de vrijmetselaars staan voor de keuze. Zoals men weet, verdedigde de auteur reeds in zijn vorig boek de stelling dat de excommunicatie van de vrijmetselaars geen echte reden meer heeft; zelf hebben wij in dit tijdschrift (Streven, februari 1963) geschreven dat op het tweede Vaticaans concilie Mgr. Mendez, bisschop van Cuernavaca in Mexico, het opheffen van de kerkelijke ban tegen de vrijmetselarij heeft bepleit. Zoals in andere oecumenische kwesties wordt van katholieke zijde heel wat gedaan om de atmosfeer van verouderde tegenstellingen te zuiveren: het wachten is in vele gevallen op de oude tegenstander. Intussen zijn ook in België sinds 1959 acht loges tot de regelmatigheid teruggekeerd, wat het geloof in God en in de onsterfelijkheid van de ziel insluit. Wij kunnen slechts hopen dat het boek van Alec Mellor
zowel bij vrijmetselaars als bij katholieken vele lezers vindt, en dat zijn pleidooi inslaat.
M. Dierickx
| |
Lacko, M., s.j., Saints Cyril and Methodius. - Slovak Editions, Rome, 1963, 235 pp.,
In 863 had de kerstening plaats der slavische volkeren door de HH. Cyrillus en Methodius. Bij de 1100ste verjaardag van deze grote gebeurtenis werden over de apostelen der Slaven verschillende wetenschappelijke biografieën geschreven. De vrucht van deze werken wordt hier samengevat en aan een breder publiek voorgesteld. Cyrillus is vooral bekend door het feit dat hij van Rome de toelating kreeg om de liturgie in de volkstaal te celebreren. In de Byzantijnse ritus bleef dit gebruik universeel bestaan, maar ook in de Latijnse ritus bleef het een voorrecht voor sommige kerken in Moravië, waar de H. Mis in de glagolitische taal wordt opgedragen. Een tiental kaarten, vele illustraties en een goede bibliografie verhogen nog de waarde van
| |
| |
dit interessante werkje, geschreven door een specialist, professor in de geschiedenis van de Slavische volkeren aan het Oosters Instituut in Rome.
F. Bossuyt
| |
Serbanesco, Gérard, Histoire de la Franc-maçonnerie universelle, son rituel, son symbolisme. Eerste deel. - G. Serbanesco, 7bis rempart de l'est, Angoulême, 497 pp., 120 platen, geb. N.F. 60.
De auteur, vroeger advocaat aan de balie van Boekarest, nu uitgeweken naar Frankrijk, neemt zich voor, een zesdelige geschiedenis van de vrijmetselarij te schrijven in drieduizend bladzijden met 1300 illustraties. Wij moeten erkennen dat dit eerste deel ons perplex laat. Hierin beschrijft Serbanesco de esoterische cultussen vanaf de verre oudheid, van Rama en Krishna tot Jezus, daarna wijdt hij lang uit over de maçonnieke legenden als die van de Graal en van Hiram, beschrijft de ‘werkende’ metselarij vanaf de Griekse stijlen tot de gothische, heeft tachtig bladzijden over voor de Tempeliers, en eindigt met de oprichting van de ‘speculatieve’ vrijmetselarij in Groot-Brittannië in het begin van de 18e eeuw. Uit de tekst blijkt niet dat de auteur zelf vrijmetselaar is, wel dat hij geen gelovig christen is, want wat hij over Jezus vertelt, raakt kant noch wal. Op het einde merken wij zelfs dat hij de ‘religieuze’ grondwet van de vrijmetselarij van 1738 verwerpt, om de meer nationalistische van 1723 te verdedigen. Het boek is royaal en origineel uitgegeven, het staat vol legenden en eigenaardige gebruiken, maar met de echte vrijmetselarij heeft het nog maar weinig te maken. Wij behouden ons oordeel voor tot na de lezing van volgende delen: van de vijf nog te verwachten zullen twee-en-een-half deel handelen over de Franse vrijmetselarij, de rest over de vrijmetselarij in andere landen.
M. Dierickx
| |
Filosofie
Vos, Dr. H. de, Inleiding tot de wijsbegeerte van de Grieken en Romeinen. - Callenbach N.V., Nijkerk, 1963, 208 pp., f 14,90.
Bedoeling van dit boek is een eenvoudige inleiding te geven op de geschiedenis van de wijsbegeerte der Oudheid en tevens op de wijsbegeerte als zodanig. Alle wetenschappelijk apparaat van noten of bibliografie wordt weggelaten. Alleen aan het einde vindt men een praktisch chronologisch overzicht van de Grieks-Romeinse wijsbegeerte. Natuurlijk mist men op deze wijze nuttige informatie, maar tenslotte kan men die ook elders krijgen. Prof. de Vos is uitstekend in zijn speciale dubbele opzet geslaagd door zijn heldere stijl en de gave steeds op eenvoudige wijze door te dringen tot de kern. Persoonlijk hadden we nog graag gezien, dat er meer aandacht zou zijn besteed aan de mythe en haar invloed op het Griekse wijsgerige denken. Dan was wellicht ook de interpretatie omtrent Sokrates' en Plantoons godsdienst iets anders genuanceerd geweest. In verband hiermee: hoe combineert schr. Platoons gemis aan aandacht ‘voor het gebed als gesprek van de enkeling met God’ (p. 120) met de gebeden van de enkeling in de dialogen?
J.H. Nota
| |
Buytendijk, Prof. Dr. F., Strasser, Prof. Dr. S., Fortmann, Prof. Dr. H., Mens, dier en natuur. (Serie Geestelijke Volksgezondheid, No. 24). - Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1963, 38 pp.
Deze bundel voordrachten over de verhouding van de mens tot dier en natuur, stelt een hoogst actueel probleem aan de orde, waarbij de waardigheid van de mens en meer speciaal pedagogische en religieuze vragen ter sprake komen. De auteurs zijn erin geslaagd met vermijding van romantische sentimentaliteit duidelijk te maken, welke vragen en opgaven zich hier voordoen. In verband met de discussies over de godsbeleving, welke thans zo sterk de aandacht trekken, moge hier bijzonder gewezen worden op de bijdrage van Prof. Fortmann over ‘De functie van het dier en het landschap in de wereld van het religieuze’.
J. Kijm
| |
Hylkema, Dr. G.W., Homo duplex. Het geweten als kern der ethiek. - De Erven F. Bohn, Haarlem, 1963, 200 pp., f 5,-.
Het veelbesproken vraagstuk van het geweten is een wezenlijk probleem van de moraalfilosofie. En elke ethica hangt weer onverbrekelijk samen met een bewuste of onbewuste ontologie. In dit boek waagt de schrijver zich aan de behandeling van de visies die Kant, Hegel en Heidegger hebben ontwikkeld. Hij doet het zo grondig, dat hij zijn probleem belicht vanuit de totale denkhouding der drie wijsgeren; daardoor krijgt men ook nader inzicht in de drie filosofische systemen. Het boek is uitsluitend leesbaar
| |
| |
voor degenen die deze wijsgeren reeds grondig kennen, en voor hen is speciaal de vergelijking aan het slot interessant.
P. den Ottolander
| |
Geschiedenis
Nouvelle histoire de l'Eglise s.d.d. L.-J. Rogier, R. Aubert, M.D. Knowles. Tome I: Des origines à saint Grégoire le Grand par Jean Daniélou et Henri Marrou. - Editions du Seuil, Paris, 1963, 615 pp., 16 krtn., geb. 24 NF. Geschiedenis van de Kerk in tien delen o.r.v. L.-J. Rogier, R. Aubert, M.D. Knowles. Deel I: J. Daniélou, Van de stichting van de Kerk tot de vierde eeuw. - Brand, Hilversum-Antwerpen, 1963, 333 pp., 4 krtn., 16 platen, geb. 280 F, f 17,90. (Bij intekening op de uitgave ‘Adventus Domini’ f 16,90 per deel.)
Enkele eminente kerkhistorici uit verscheidene landen beginnen met dit eerste deel een Kerkgeschiedenis, die tegelijkertijd in vier talen verschijnt: de Franse uitgave zal vijf en de Nederlandse tien delen omvatten. Zonder apologetische of stichtelijke bijbedoelingen willen de auteurs een streng-kritische geschiedenis van de Kerk bieden, waarin de nadruk ligt op de ‘gewone’ man in zijn dagelijks godsdienstig leven; aan het Germaans, het Slavisch en het Angelsaksisch aandeel in het leven van de Kerk willen zij een bijzondere aandacht wijden, zoals ook aan de jonge opkomende christenheden; tevens zullen zij de Kerk midden in het tijdsgebeuren plaatsen en onbevangen de echte redenen van de scheuringen binnen de Kerk blootleggen. Beantwoordt dit eerste deel aan een zo loffelijke opzet? Als inleiding schreef Kan. Aubert van Leuven een diepzinnig en verhelderend exposé over de opvatting die aan deze Kerkgeschiedenis en tenslotte aan alle kerkgeschiedenis ten grondslag ligt. Jean Daniélou S.J., de grote kenner van de primitieve Kerk, ontwerpt met een uitvoerie kritisch apparaat het rijke leven van de Kerk in de eerste drie eeuwen, maar, als ervaren patroloog, wijdt hij opvallend veel aandacht aan de vele ketterijen en de ontwikkeling van de leer. Prof. Marrou, bekend om zijn studiën over Sint-Augustinus, schrijft meer vulgariserend dan de vorige auteur en geeft slechts een beknopt kritisch apparaat, maar heeft meer aandacht voor het concrete leven van de gelovige, terwijl hij de doctrinaire twisten om het arianisme, het nestorianisme, het monofysisme en zovele andere ketterijen binnen de perken houdt. Deze twee eminente kerkhistorici hebben, elk op zijn manier, eersterangs werk geleverd. Toch hadden wij graag iets meer vernomen over de rol van de leken in de primitieve Kerk, over de manier van verspreiding van het geloof en over de Thomas-christenen in Indië. De vertaling is over het algemeen goed, al zijn hier en daar zinnen
wel wat duister. In de Nederlandse uitgave moeten wij speciaal loven dat de bibliografie met tal van Nederlandse en zelfs andere werken is aangevuld, en dat zestien platen het boek verluchten, wat niet het geval is in de Franse uitgave. De kaarten zijn nogal elementair en houden geen tred met de grote vooruitgang van de cartografie in de laatste jaren: waarom b.v. geen raster leggen op zee? Een uitvoerig register besluit de twee uitgaven.
M. Dierickx
| |
Weltgeschichte der Gegenwart o.l.v. F. von Schroeder. Band II: Die Erscheinungen und Kräfte der modernen Welt. - Francke Verlag, Bern-München, 1963, 732 pp., geb. D.M. 48.-.
Het doet ons groot genoegen de tweede en laatste band van deze Weltgeschichte der Gegenwart te mogen voorstellen. Terwijl de eerste band de afzonderlijke staten behandelde (zie Streven, juli 1963, p. 990), handelt deze band over alle stromingen, bewegingen en organisaties die staten overkoepelen. Politieke geschiedenis van 1919 tot 1960, de economische stromingen en het voedingsprobleem, de hulp aan de ontwikkelingslanden, cultuur, wetenschap en techniek, arbeidersbewegingen en sociale structuurveranderingen, volkenrechtsordening en verandering in de staatsstructuren, politieke vervolgingen en wereldcommunisme, om te eindigen met een reeks hoofdstukken over de godsdiensten: de Katholieke Kerk, het wereldprotestantisme, de orthodoxie, de Joodse geloofsgemeenschap, de islam, het hindoeïsme, en het boeddhisme. Achteraan vinden wij een aanhangsel met tabellen van de bevolkingsevolutie en de economische ontwikkeling vooral, maar niet uitsluitend gedurende de laatste decenniën; hierop volgt nog een chronologisch overzicht van de ontwikkeling van de wereldpolitiek tussen 1919 en 1963 en een uitvoerig personen- en plaatsnamenregister. De behandeling van de soms delicate problemen gebeurt zake- | |
| |
lijk-wetenschappelijk en steunt op een degelijke voorstudie. De 24 hoofdstukken zijn door even zovele specialisten geschreven, meestal Duitsers, Oostenrijkers en Zwitsers, maar ook door een Nederlander, een paar Spanjaarden, een Noord-Amerikaan en een professor van Tokio. Het is onvermijdelijk dat deze onderwerpen niet alle in dezelfde geest werden geschreven, en dat soms zelfs een kleine tegenspraak om de hoek komt kijken: zo schrijft W. Jaksch uit Wiesbaden dat het aantal vermoorde Joden ligt tussen 4 194 000 en 4 581 200 (p. 473), terwijl Ernst Ehrlich uit Basel dit aantal op 5 800 000 schat (p. 568). De hoofdstukken over de zeven godsdiensten beslaan elk 17 à 27 bladzijden, en opvallend is dat die over het
boeddhisme en de islam de langste zijn. Dit zijn kleine details. Wij kunnen alleen onze bewondering uitdrukken voor de massa betrouwbaar materiaal die in deze band is verwerkt, en voor de manier waarop de auteurs speuren naar de oorzaken en wortels van de snelle evolutie en de diepgaande crisis van onze huidige tijd.
M. Dierickx
| |
Henze, Anton, Les conciles. Les arts, les hommes. - Editions Sequoia, Paris-Bruxelles, 1963, 312 pp., 184 platen.
Het is ons een waar genoegen dit concilieboek voor te stellen. De auteur heeft zich niet tot doel gesteld een synthetisch beeld te schetsen van de 20 tot nog toe gehouden algemene concilies, al geeft hij wel enige details over elk van die concilies, neen, zijn bedoeling is de steden waar de concilies zijn gehouden, de schilderijen, standbeelden, mozaïeken, kerken, en zo meer, die herinneringen aan die grote concilies te behouden, te reproduceren en te commentariëren. De meeste platen zijn volbladillustraties, zodat wij hier met een prachtig kijkboek te doen hebben. De begeleidende tekst beslaat een honderdtal bladzijden en geeft allerlei interessante gegevens over de platen in verband met de concilies. Een uitslaande tabel geeft onderschriften bij de 184 platen en laat de lezer gemakkelijk een plaat identificeren en terugvinden. Tenslotte geeft een synoptische tabel, naast elkaar, de plaats en de datum van elk concilie, de heersende vorsten, de thema's van het concilie en enkele feiten uit de algemene geschiedenis; de thema's van de concilies konden met meer zorg aangeduid zijn. Het mooie boek wensen we vele lezers en kijkers.
M. Dierickx
| |
Lory, Jacques, Panorama de la presse belge en 1870-1871 - (Centre interuniversitaire d'histoire contemporaine, Cahiers, 32), Nauwelaerts, Leuven, 1963, 39 pp., ing. F. 45.
Bedoeld als een bijdrage tot de nog te schrijven geschiedenis van de Belgische pers. Geeft geen volledig overzicht van de pers in 1870-1871, maar steekproeven die een idee kunnen geven van het geheel. De jaren 1870-1871 zijn waardevol voor een dergelijk ‘staal’, aangezien België dan economisch, politiek en sociaal op een keerpunt staat. Achtereenvolgens worden behandeld: de Brusselse bladen, de tijdschriften, de bladen buiten Brussel, en de socialistische bladen. Deze laatste afdeling is erg summier.
K. Van Isacker
| |
Daniel-Rops, Histoire de l'Eglise du Christ, tome VI. 2: Un combat pour Dieu. 1870-1939. - Fayard, Paris, 1963, 982 pp., ingen. N.F. 27.50.
Dit deel van Daniel-Rops' Kerkgeschiedenis bestrijkt de uiterst belangrijke periode van de inname van de pauselijke staten tot het begin van de tweede wereldoorlog. De gevaarlijke aanval van het modernisme met de dwaze reactie van de integralisten, de sociale actie van Leo XIII en Pius XI met hun beroemde encyclieken, de stellingname van de katholieke democraten in de politiek van hun land, de strijd van de Kerk vóór de vrede en tégen het communisme en het nazisme, de geweldige opbloei van het kloosterleven en van de missies, het bijwerken in de eerste helft van de 20e eeuw van de intellectuele achterstand der katholieken in de 19e eeuw, en vele andere vragen worden hier uitvoerig behandeld. Zoals andere delen, eindigt de auteur ook dit deel op een orgelpunt: een laatste hoofdstuk over de H. Thérèse de Lisieux. Het valt niet te negeren: Daniel-Rops is een groot schrijver; hij weet de aandacht van de lezer gespannen te houden en biedt toch degelijke lectuur. Zeker zullen wetenschapsmensen hier en daar iets af te dingen hebben, anderen zullen zich ergeren aan de zalvende toon, nog anderen aan het te Franse standpunt. De enorme oplage van de lijvige delen van deze Kerkgeschiedenis bewijst dat de auteur de weg naar vele lezers heeft gevonden. Een honderdtal bladzijden worden achteraan in dit deel ingenomen door een beknopte, hoofdzakelijk Franse bibliografie, door tijdstabellen, een uitvoerige index en een gedetailleerde inhoudstafel.
M. Dierickx
| |
| |
| |
Haag, H., Les archives personnelles des anciens ministres belges. - (Centre interuniversitaire d'histoire contemporaine. Cahiers, 29), Nauwelaerts, Leuven, 1963, 36 pp., ing. F. 45.
Zoals alle Bijdragen van het Interuniversitair Centrum, een belangrijk werkinstrument voor de beoefenaars van de hedendaagse Belgische geschiedenis. Verstrekt in alfabetische volgorde gegevens betreffende de inhoud en consultatie van de persoonlijke archieven van Belgische oud-ministers, over wie ook een korte biografische nota gegeven wordt. Van sommige belangrijke personaliteiten - bijv. een Vandervelde - zijn de archieven onvindbaar: dan wordt aangeduid langs welke weg men op hun spoor probeerde te komen. Een opvallende leemte is het ontbreken van een nota over Henry Carton de Wiart, waarvan het persoonlijk archief nochtans bestaat en overigens reeds voor historisch werk werd gebruikt.
K. Van Isacker
| |
Wetenschappen
Bok, Prof. Dr. S.T., Het ontstaan van het leven. (Aulaboek). - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1963, 293 pp.
In deze pocket wil de schr., vooral gespecialiseerd in studies over het zenuwstelsel, aangeven hoe het mogelijk is het ontstaan van het leven te verklaren uit de niet-levende materie, door alleen gebruik te maken van de eigenschappen van de materie zelf, zoals deze bij afkoeling blijken naar voren te komen. Voor nadere gegevens hierover gaat hij te rade bij de astronomie. Uitvoerig betoogt hij, hoe groei, stofwisseling, vermenigvuldiging, mutaties, als eigenschappen van de materie als zodanig kunnen worden begrepen. In zijn weerlegging van het vitalisme wijst hij er op, dat orde en totaliteiten ook in de anorganische natuur voorkomen. Bok voert een nieuw begrip in voor van elkaar afgegrensde totaliteiten, nl. normgebonden eenheden, en hij vindt deze zowel in de anorganische als in de organische natuur. Hij wijst op de vrije elementaire deeltjes als vrije atomen en vrije moleculen, en op die levende totaliteiten die in feite als individuen worden betiteld. Op afdoende wijze worden de moeilijkheden weerlegd, die veelal werden aangevoerd uit het entropie-begrip. Het betoog van Prof. Bok is interessant, hoewel wat breedsprakig. Didaktisch evenwel is het nuttig, dat voortdurend in de tekst samenvattingen van het voorafgaande worden gegeven. Dit kan echter het gemis van een register niet goed maken. Toch heeft het betoog als geheel mij niet overtuigd. Het is net iets teveel getheoriseer, iets teveel aprioristisch. Ook ondergetekende is van mening dat leven uit niet-levende materie is ontstaan en dat het niet nodig is een beroep te doen op een apart ingrijpen van een hogere macht. Het doet echter vreemd aan, dat de experimentele gegevens die hiervoor een aanwijzing kunnen geven, zoals de proef van Miller en de gegevens uit de anabiose, in Boks boek niet ter sprake komen. Duidelijker had m.i. naar voren moeten komen dat het begrip normgebonden eenheid geen eenzinnig begrip is, maar analoge verwerkelijking kent, in gradaties van meer en minder. Het
enige onderscheid dat bij Bok naar voren komt, is van kwantitatieve aard, van klein naar groot, maar het belangrijke is juist, dat dit ook kwalitatieve gradaties met zich mee brengt. Heeft de schrijver er wel rekening mee gehouden, dat de levensprocessen, ook de groei dus in de levende natuur, door een optimumkromme kunnen worden weergegeven, zodat in het leven grotere afkoeling niet altijd sterkere groei betekent (p. 58, 272, 274)? Als zoveel molecuul-vormingsprocessen exotherm zijn, zoals schrijver betoogt, dan is het toch wel merkwaardig dat de vorming van complexere verbindingen in de biologie juist endotherm is; het komt mij voor dat de stralingsinvloed b.v. in de fotosynthese groter is dan de schrijver wil voorgeven (p. 101, 160, 161, 279). De redeneringen over de energiehuishouding van het organisme laten dan ook nog vele vragen open. Zo neemt Bok een ‘milieu central’ aan, (p. 156 e.v.), dit is het levende protoplasma zonder de voorraad van energierijke voedselstoffen die meest in de vacuolen liggen, om te kunnen betogen dat dit centrale milieu als grotere normgebonden eenheid op lager energieniveau staat. Maar er wordt geen rekening mee gehouden met de moeilijkheid dat energierijke fosfaten, zoals ATP, wel binnen dit centrale milieu liggen. Of behoren ook deze niet wezenlijk tot het levende protoplasma? Dan kan men alles bewijzen. Er is voorts de tegenspraak, dat in de weerlegging van het entropie-argument terecht het open-systeem-zijn een beslissende plaats inneemt, terwijl bij de verdere bespreking van de energiehuishouding de openheid in feite weer
| |
| |
wordt prijsgegeven (b.v. op p. 161). Ook lijkt het mij niet logisch dat als voorbeeld van de orde in de levenloze natuur een DNA molecuul wordt gehanteerd (p. 133), dat bovendien nog foutief als een bestanddeel van eiwit wordt gekwalificeerd. Deze opmerkingen willen echter niet insinueren, dat het lezen van dit boek niet de moeite waard zou zijn. Eerder het tegendeel. Het stimuleert en dwingt tot denken, en dit is wel de hoofdbedoeling van de schrijver geweest, wiens zienswijze ‘het meest tot psychomonisme’ (p. 265) nadert. Deze beoordeling was reeds geschreven voor het bericht van schrijvers overlijden ons bereikte.
M. Jeuken
| |
Beckmann, Peter: Ziekte en gezondheid. - de Haan Zeist, Van Loghum Slaterus, Arnhem; Standaard Boekhandel, Antwerpen, 256 pp., f 6,90.
De arts Beckmann ontwierp in een cultuurfilosofisch gekleurd bestek een beeld van de mens in ziekte en gezondheid. Speciaal de civilisatie-invloeden welke meespelen in het ontwrichtingsproces, hebben zijn aandacht. Dit boek zal de lezer met name in het preventief geneeskundige en psycho-hygiënische vlak inspireren en stimuleren tot een instelling die een harmonischer leven waarborgt. De rijkdom aan aesthetisch verantwoorde illustraties bevordert de rust waarin deze populaire lectuur kan worden genoten.
J.J.C. Marlet
| |
Walter, A.K. (Herausgeber), Elektrostatische Generatoren. - Akademie-Verlag, Berlin, 1963, 234 pp., DM. 46.-.
Wie zich uit zijn tijd op de schoolbanken nog de elektriseermachine herinnert, heeft daarmee een zeer eenvoudig voorbeeld van een elektrostatische generator voor ogen. In het algemeen is het een machine, die langs elektrostatische weg hoge spanningen opwekt (bijv. hoger dan 100.000 volt). Deze machine heeft vooral in de laatste decennia een grote vlucht genomen, omdat men ze in de kernfysica gebruikt om grote snelheden te geven aan geladen, elementaire deeltjes. Vaak ook vormen zij de eerste stap bij de grote cyclotrons: de generator geeft dan aan de deeltjes voldoende aanvangssnelheid voor zij in het cyclotron geïnjecteerd worden. Gaandeweg is men met elektrostatische generator dan ook dikwijls zonder meer elektrostatische versnellingsmachine gaan bedoelen.
In het onderhavige boek wordt het woord ook in deze laatste zin gebruikt. Het bundelt 19 artikelen, die op bijna uitsluitend experimenteel en technisch niveau allerlei bizonderheden beschrijven, die bij bouw en gebruik van elektrostatische generatoren een rol spelen.
P. v. Breemen
| |
Barber M. and L.P. Garrod: Antibiotic and Chemotherapy. - E. & S. Livingstone Ltd., Edinburgh and London, 1963, 366 pp., 35s.
Vanuit hun bacteriologische ervaringen schreven de auteurs over de sulfonamiden en de meest bekende antibiotica, alsook over het gebruik van deze middelen in de kliniek, De indicaties beperken zich tot de infectieziekten, met uitzondering van protozoën-infecties en helminthiasis. De huidige stand van zaken op dit therapeutisch gebied wordt door Barber en Garrod uitstekend weergegeven. De bruikbaarheid van het geschrift wordt verhoogd door een uitvoerig register.
J.J.C. Marlet
| |
Dawydow, A.S., Theorie des Atomkerns. - Deutscher Verlag der Wissenschaften, Berlin, 1963, 597 pp., DM 56.-.
Dit leerboek van de kernfysica verscheen oorspronkelijk in het Russisch in 1958. De auteur doceert als hoogleraar aan de Lomonossow Universiteit te Moskou; ook als research-fysicus heeft hij naam verworven (naar hem zijn de Dawydow-splitsingen bij excitonen genoemd). In dit boek geeft hij de verworvenheden van de kernfysica anno 1958 weer. Het niet-behoud van pariteit bij zwakke wisselwerking was toen juist bekend en is in het boek verwerkt. Daardoor heeft dit werk nu veel voor op het boek van Blatt en Weisskopf, dat jarenlang een (of hèt) standaardleerboek over kernfysica is geweest, en waarmee het hier besproken werk qua inhoud en qua aanpak vergeleken kan worden. Een ander winstpunt ten opzichte van Blatt en Weisskopf is, dat Dawydow met name in de eerste hoofdstukken meer aansluit bij de experimentele resultaten; voor een experimenteel fysicus is dit boek daarom aantrekkelijker dan Blatt en Weisskopf. Overigens is Dawydow uiteraard ook achter op de huidige stand van zaken (het Mössbauer-effekt wordt bijv. nog niet vermeld). De meer theoretische vragen naar de natuur van de kernkrachten worden nauwelijks behandeld. Het boek veronderstelt een goede kennis van de quanten-mechanica, en voert dan snel, zakelijk en duidelijk tot een basiskennis van de kernfysica.
P. v. Breemen
| |
| |
| |
Politiek
Welvaart, welzijn en geluk. Uitgeverij Paul Brand, Hilversum.
Deel III: Christelijke economische politiek (237 pp.)
Dit boekwerk bestaat uit een algemeenen een bijzonder deel. In het algemeen deel - dat theoretisch is van aard -, worden onderwerpen behandeld met betrekking tot de christelijke geest en het economisch leven, de algemene doelstellingen van het sociaal en economisch beleid en de daarbij behorende instrumenten. In het bijzonder deel - dat op de praktijk is afgestemd - worden enige aspecten belicht van de sociale politiek, alsmede van het landbouwbeleid, het middenstandsbeleid en de woningpolitiek. Tenslotte worden nog besproken het welvaartsbeleid en de internationale samenwerking. Vele van de medewerkers aan dit deel zijn afgestudeerden van de Economische Hogeschool van Tilburg. Dit verklaart ongetwijfeld het feit dat als een rode draad door het algemene deel de voortreffelijke theorieën lopen van wijlen Professor Cobbenhagen.
| |
Deel IV: Sociaal-Culturele beleidsvragen. (295 pp.).
In dit deel wordt allereerst een uiteenzetting gegeven van de eigen aard van de cultuur, haar eigen-wettelijkheid alsook haar eigen onvervangbare betekenis. Vervolgens worden enkele capita selecta gegeven, met name betreffende het jeugdbeleid, de sport, de publiciteitsmiddelen als kanalen van cultuurspreiding (dag- en weekbladen, film, radio, T.V.) alsmede met betrekking tot het onderwijsbeleid. Tenslotte wordt nog aandacht gevraagd voor de cultuurspreiding en haar financiering, alsmede voor de culturele revalidatie.
| |
Deel V: Internationale samenwerking. (380 pp.).
Na een proloog betreffende katholiek en wereldburger wordt in dit deel behandeld de internationale samenwerking als opdracht voor een constructief buitenlands beleid, de Europese eenwording en de Atlantische samenwerking en de ontwikkeling van de landen die zijn achtergebleven. Tenslotte wordt besproken de Oost- en West verhouding en datgene wat in de encycliek ‘Pacem in Terris’ wordt gezegd over de internationale samenwerking. Ten aanzien van elk van deze aspecten wordt eerst een uitvoerige beschrijving gegeven. Vervolgens worden dan richtlijnen uitgestippeld voor een wenselijk te volgen beleid. In dit verband komen bijzondere actuele problemen aan de orde, als daar zijn het bevorderen van de Europese eenwording en het verkrijgen van een open karakter van dit Europa t.o.v. de rest van de wereld, het zien te bewerkstelligen van een meer doelmatige, bredere en op de mens afgestemde hulp in die landen die economisch nog tot ontwikkeling moeten komen, de politiek van de vreedzame coexistentie enz.
Het merkwaardige van dit werk is dat het niet tot een eenheid is geworden. Nu zijn de verschillende artikelen waard wat hun auteurs waard zijn en dat is heel verschillend. Er zijn uitstekende artikelen bij - b.v. in deel III - en er zijn bijzonder zwakke artikelen bij. Het is wellicht jammer - maar het was te voorzien - dat er geen katholieke synthese uit al de behandelde onderwerpen naar voren komt. Voor kritische en deskundige lezers interessant als tijdbeeld.
J. v. Lierde
| |
Baerwald, H. en R. Maerker, Der SED-Staat, Verlag Wissenschaft und Politik, Köln, 1963, 124 pp.
Een nogal vluchtig, niet erg wetenschappelijk geschrift. Het eerste deel geeft een sobere en duidelijke schets van de interne geschiedenis van de D.D.R. onder de titel ‘so fecht Ullbricht’, vervolgens wordt een kort overzicht gegeven van de apparatuur waarover het regime beschikt voor de opbouw van de D.D.R. en de omschakeling van de bevolking. Onder de misleidende titel ‘Stoszrichtung Westen’ worden de verschillende etappes naar het socialisme geschetst die de D.D.R. tot nog toe heeft doorlopen.
A. van Peteghem
| |
Arends, Henri e.a. Le dossier Afrique (Marabout Université, 21). - Ed. Gérard, Verviers, 1964, 320 pp., rijk geïll.
Afrika is na eeuwen verborgenheid in het volle daglicht van de internationale geschiedenis getreden. De auteurs van dit Afrika-dossier, zeer verschillend van oorsprong en dikwijls ook van opinie, geven een bondige beschrijving van de krachtlijnen die het Afrikaanse denken beheersen en zijn vitaliteit schragen. Deze bladzijden spreken een grote liefde uit voor de Afrikaanse volkeren en een diep vertrouwen in hun toekomst.
R. De Haes
| |
| |
| |
Wijnbergen, Prof. mr. S.F.L. Baron van. - Bestuursvoorzieningen voor stedelijke concentraties. - Centrum voor Staatkundige Vorming, Den Haag, 1964, 35 pp., f 2,25.
Het is geenszins verwonderlijk dat ook het Centrum voor Staatkundige Vorming een beknopt rapport deed opstellen inzake de bestuurssituatie in stedelijke concentraties, nu immers menige beslissing van een gemeenteraad direct interlocale gevolgen met zich brengt. Unaniem heeft thans de gedachte post gevat dat ons binnenlands bestuursbestel aanpassing aan de gewijzigde tijdsomstandigheden behoeft. De bestuurskracht van de grotere concentratie is onder meer ten opzichte van de Rijksoverheid aanmerkelijk krachtiger dan die van de kleine gemeenten. Het is dan ook verheugend dat het rapport juist ook in dit verband aandacht vraagt voor het werkzame staatsburgerschap. Men kan strijden over de vraag, hoe groot een nog te besturen nederlandse stad kan of moet zijn. Een vergelijking terzake met andere West-Europese landen lijkt niet zonder gevaar zolang die niet tevens aangeeft, op welke wijze dan onder meer de gemeentewet en de provinciewet wijzigingen dienen te ondergaan. Vanzelf geeft het rapport ruime aandacht aan de districtsvorming. Men zou wat gereserveerd willen staan tegenover de opmerking in het rapport dat de districts-gemeenten een ander type gemeente gaan vormen. Is de vrees niet aanwezig dat dan een type gemeente gaat onstaan zonder reële betekenis? Veeleer dienen de gemeenten hun eigen gezicht te behouden. In dit verband is van groot belang het antwoord op de vraag wat tot de huishouding van het district moet gaan behoren. Het lijkt aantrekkelijk hier een limitatieve opsomming te geven. Anderzijds wordt de opmerking van het rapport onderschreven dat er van district tot district enige verschillen kunnen zijn. Overigens komt het ons voor, dat de in het rapport neergelegde suggesties inzake de takenverdeling aanvechtbaar zijn. Het district zal, naar gevreesd wordt, (te)veel taken aan zich gaan trekken; daarom gaat onze voorkeur uit naar de limitatieve opsomming, waarbij vooral aan de ruimtelijke ordening en het verkeerswezen wordt gedacht. Belangwekkend
lijkt de opmerking in het rapport, dat districtsvorming ertoe kan leiden dat de provincie bepaalde taken niet meer ter hand behoeft te nemen. Moge dit waardevolle rapport ertoe bijdragen dat thans spoedig de mogelijkheid wordt geopend om met een proef te beginnen. Mede gezien de vaak verrassend snel wijzigende inzichten inzake de ruimtelijke ordening van bijvoorbeeld de Randstad Holland zou een ‘proef’neming alleszins gerechtvaardigd zijn.
C. Bevers
| |
Hamm, Harry, Rebellen gegen Moskau. - Verlag Wissenschaft und Politik, Köln, 1962, 190 pp.
Over Albanië bezitten we bijzonder weinig informatie. Slechts enkele West-Europese journalisten hebben tot nu toe gelegenheid gekregen het land te verkennen. Een van de eersten was de auteur van dit boeiend en verhelderend boek. Schr. combineert het genre van het moderne reisverhaal met een vlot lezende studie van de politieke ideologie en de daaruitvolgende economische toestanden. Voor Albanië's heel eigen politieke koers - die reeds in 1956 in potentie aanwezig was, gezien de aarzelende reactie van Enver Hodscha op de beruchte de-Stalinisatie rede van het twintigste partijcongres - zoekt de auteur geen absolute verklaring, maar hij volgt Albanië's feitelijke reactie op de Chinese houding.
A. van Peteghem
| |
Ayih, M., Ein Afrikaner in Moskau. - Verlag Wissenschaft und Politik, Köln, 197 pp.
Onder de vele geschriften over het leven in de Sovjet-Unie neemt dit werk een eigen plaats in: de auteur, een Togolees, die van 1958 tot 1960 in Moskou studeerde, schrijft hier over het leven van de Afro-Aziatische student aan de Russische universiteiten, over zijn verhouding tot zijn medestudenten, de houding van de Sovjetmens tegenover de neger, de organisatie en strakke reglementering van de Sovjet-instituten. Het boek gaat niet diep, maar laat toch wel enkele interessante aspecten zien. In een voorwoord wijst de bekende sovjetoloog W. Leonhard erop dat het leven aan de universiteit in Rusland veel versoepeld is sedert 1940. En een vraag die bij me opkomt: hebben kleurlingen-studenten die aan Chinese universiteiten studeren, ook zo gemakkelijk de indruk dat hun moeilijkheden toe te schrijven zijn aan rassendiscriminatie? Misschien heeft de Chinese Volksrepubliek op dit gebied een enorm voordeel in de strijd om de ontwikkelingslanden.
A. van Peteghem
| |
| |
| |
Hamm, H. en J. Kun, Das Rote Schisma, - Verlag Wissenschaft und Politik, Köln, 1963, 288 pp.
Hamm geeft een overzicht van de oorzaken van het schisma tussen Peking en Moskou. Kun schetst historisch het open conflict tussen de twee blokken en de gevolgen ervan op de landen van het Oostelijk blok. Een vertaling van diverse documenten en verklaringen, verschenen in China en Rusland tussen 15-11-1962 en 22-7-1963, sluiten het geheel af. De uitgave is verzorgd door het bekende Institut für Sovjetologie van Bonn o.l.v. B. Meissner en E. Kordt. Een onmisbaar document voor wie zich een ernstig oordeel wil vormen over het grote conflict van deze tijd.
A. van Peteghem
| |
Wint, Guy, China, Groszmacht der Zukunft. - Verlag Wissenschaft und Politik, Köln, 157 pp.
De auteur, die zich door jarenlange studie en vele reizen vertrouwd heeft gemaakt met het Verre Oosten in het algemeen en China in het bijzonder, geeft ons een goede inleiding op deze nieuwe wereld. In het eerste deel neemt hij het China van vóór de revolutie, vooral vanaf Sun-Yat-Sen, onder de loep. Het tweede deel, het belangrijkste, behandelt het eigenlijke China van Mao-tse-Toeng. Een goede bijdrage in de discussie over dit grootscheepse en eigenlijk nog steeds mysterieuze experiment. Jammer echter dat een bibliografie ontbreekt.
A. van Peteghem
| |
Maser W., Genossen beten nicht, Kirchenkampf des Kommunismus. - Verlag Wissenschaft und Politik, Köln, 1963, 254 pp.
In het eerste deel wordt een grondige studie gewijd aan de ideologische stellingen van Marx en Engels t.a.v. de godsdienst. Het tweede deel onderzocht de toepassing daarvan in de Sovjet-Unie zoals die ideologisch blijkt uit de geschriften van de grote Russische leiders en praktisch uit de anti-godsdienstige Sovjet-politiek. Het derde deel handelt over de godsdienstpolitiek van de DDR. Uiteraard meer t.o.v. het protestantisme (80% van de bevolking) dan van het katholicisme (12%). Achtereenvolgens worden de verschillende ersatz-plechtigheden behandeld, die op de hoogtepunten van het menselijke leven de kerkelijke moeten vervangen: de naamgeving (doop), de Jugendweihe (vormsel) de Eheweihe (huwelijk) en de Grabweihe (begrafenis). Ook een hoofdstuk over de Joden in de D.D.R.
A. van Peteghem
| |
Voies africaines du socialisme. Journées africaines, Louvain, 1963 (Cahiers, Documents pour l'Action). - Bibliothèque de l'Etoile, Leopoldstad, 1963, 176 pp.
Dit Cahier door het tijdschrift Documents pour L'Action uitgegeven, bevat de lezingen en debatten, op een congres te Leuven gehouden in het voorjaar 1963, over het Socialisme africain. Dit congres werd door de Theologie-studenten s.j. van Centraal Afrika georganiseerd. We maken er kennis met het Afrikaans socialisme zoals het vooral voorkomt in de leer van L.S. Senghor en M. Dia van Senegal; dit Afrikaans socialisme blijkt als ideologie inderdaad een voorname rol te kunnen spelen in de opbouw van de jonge Afrikaanse onafhankelijke staten. Eerst wordt er de aandacht op gevestigd dat oorsprong en bronnen van deze ideologie in de Afrikaanse cultuurbodem moet worden gezocht. Niettemin onderging Senghor de invloed van Marx en Teilhard. Verder vernemen we wat het Socialisme africain als politieke en economische leer voorhoudt, en in hoeverre het, samen met de Afrikaanse kerk, de nieuwe gemeenschap kan opbouwen. Tenslotte wordt ons een overzicht geboden van wat het Afrikaans socialisme reeds verwezenlijkt heeft of als perspectieven in zich draagt. Het boekje biedt een interessante, levendige close-up van het hedendaagse Afrika, waarin zovele contrasterende elementen en krachten op een verrassende wijze naar elkaar toe groeien en naar een hogere synthese zoeken, vol beloften voor het jonge continent.
F. Van Neste
| |
Literatuur
Heil, Piet: De dwarsliggers. - Querido, Amsterdam 1963, 183 pp., f 8,90.
Het groepje dwarsliggers in dit verhaal wordt gevormd door de nonconformisten, die niet het gevaar zoeken te ontvluchten in een illusie van veiligheid, terwijl de meerderheid der employés van de experimentele atoominstallatie een muur optrekt voor de stad om zich achter die waan te kunnen verschuilen voor de angst. De dwarsliggers zien het gevaar onder ogen en trachten met de angst te leven. Daarom worden zij door de stads- | |
| |
bewoners als sectariërs gehaat. Piet Heil beschrijft vakkundig het vervreemdingsproces van de twee groepen en hun uiteindelijke verzoening. De hoofdstukken van zijn roman zijn evenzovele peilingen van de opeenvolgende stadia der groepsvervreemding. Dat levert een boeiend boek op, doch niet een overtuigend: daarvoor blijft de karaktertekening van personen binnen de groep te schematisch, terwijl bovendien op vele plaatsen de allegorische bedoeling door het verhaal heen steekt.
F. van Tartwijk
| |
Hollander-Bronder, W. den, Land van zon en wijn. - Kosmos, Amsterdam, 1963, 182 pp., f 9,75.
De schrijfster van dit boek emigreerde, een zestiental jaren geleden, met man en kind naar Frankrijk; het land van ‘zon en wijn’. Zij heeft geen vermoeden gehad van hetgeen haar en haar gezin aldaar wachtte: moeilijkheden op allerlei gebied; vooroordelen, conservatisme op landbouwgebied en woningtoestanden die men in Nederland nauwelijks kent. Harde jaren zijn het geweest voor deze zuidhollandse boer en boerin, doch met onwrikbare hardnekkigheid en vastberadenheid hebben zij deze zware jaren doorworsteld. Wat hen in dit nieuwe vaderland te beurt gevallen is, heeft deze boerin in bovenvermeld boek beschreven: eenvoudig, levendig. Van een scherpe blik op personen en toestanden, van een gezonde levenszin en een weldadige humor legt dit boek op bladzijde na bladzijde getuigenis af en niet minder van de originele geest van de schrijfster. Een krachtige en tegelijk gevoelvolle natuur komt ons uit dit boek tegemoet. Al lezend is het de lezer alsof de eigen stem van de auteur wordt gehoord; een stem waarin vreugde en droefheid, angst en weemoed trilt. Dit harde boerenbestaan heeft de schrijfster weten weer te geven op een wijze die de lezer boeit tot het einde.
Joh. Heesterbeek
| |
Baklanov, Grigorij, De doden schamen zich niet. - H. Nelissen, Bilthoven, 1963, 147 pp., f 4,90.
‘De doden schamen zich niet’ is een opmerkelijk boek waarin oorlogservaringen verhaald worden. Over vaderlandsliefde, soldateneer of heldenmoed wordt hier nauwelijks gerept; wel echter over de angst, het leed, de verlatenheid in de mens die zich midden in het oorlogsrumoer bevindt. De auteur beschrijft de lijdensweg van een kleine artillerie-afdeling die bij de opmars van de Duitsers achter hun linie geraakt en ten dode is opgeschreven. Baklanov laat in zijn boek zien de eenvoudige, kleine mens in de oorlog, die in zekere omstandigheden ook inderdaad klein is. Alle gebral over 't veld van eer, onversaagd standhouden, de eer van de vlag, het heil van het (sovjet-)vaderland blijft hier achterwege. Van haat tegen de vijand is nauwelijks sprake. Wat er in de eenvoudige soldaat, in de mens omgaat in de barbaarse gruwelijkheid die oorlog heet, is door de auteur voortreffelijk weergegeven. Dat het boek in Sovjet-Rusland geen al te vriendelijke pers ontmoet heeft, is te begrijpen.
Joh. Heesterbeek
| |
Mayring, Lothar Philipp, Pieter Stuyvesant, de man die New-York bouwde. Vert. van Jaap van de Merwe. - Erven J. Tijl, Zwolle, 1963, 256 pp., f 8,90.
Een grote naam: Nieuw-Amsterdam; de werkelijkheid was een aantal gammele huizen en een paar smalle straatjes. Wantoestanden waren er genoeg en de eerste daad van de nieuwe gouverneur was het uitvaardigen van een aantal verordeningen om hieraan paal en perk te stellen. Wetten en straffen moesten een eind maken aan gezagsondermijning en corruptie. Was het wonder dat deze bestuurder blootstond aan felle kritiek, zowel van de kant zijner onderdanen als van de zijde zijner opdrachtgevers in het moederland? Zeventien jaar duurde Stuyvesants ambtsperiode; een roerige en moeilijk tijd: moordlustige Indianen, aanvallen van Zweedse kolonisten, sektariërs en heksejagerij maakten zijn bestuursperiode tot een zware en moeitevolle tijd met veel tegenwerking en bitter weinig dankbaarheid, tot de dag kwam dat hij in 1664 voor de overmacht van Engeland moest capituleren. De Brede Weg wordt Broadway en Nieuw-Amsterdam wordt New-York. Aldus in korte trekken de geschiedenis van Stuyvesants gouverneurschap. Een krachtige persoonlijkheid, deze Pieter Stuyvesant: een heerser die wist wat hij wilde, doch wiens beste bedoelingen en plannen maar al te vaak schipbreuk leden; niet in de laatste plaats door de vele geboden en adviezen e.d. van de al te bedachtzame bewindhebbers der W.-Indische Compagnie, die kool en geit wilden sparen. Het is een verdienste van de auteur deze bizondere man zo levendig getekend te hebben. Een vie romancée dat men met onverdeeld genoegen leest.
Joh. Heesterbeek
| |
| |
| |
Greup-Roldanus, S.: Het gestoelte der spotters. - Querido, Amsterdam 1963, 227 pp., f 8,90.
Op het gestoelte der spotters (naar de Psalmist) zit in deze historische familieroman vooral de Walenwees Odette Macconard, als ‘mamsel’ (gouvernante) van drie generaties Eggersen tegelijk vertrouwelinge en kritisch toeschouwster. Met een ironie als van Betje Wolff begeleidt zij vanuit haar zitpunt het leven op de Eggershof onder Voorburg. Even vrij- als lichtzinnig ontrolt zich voor haar oog het familiale leventje op de grens van de 18de naar de 19de eeuw. Het boek biedt een aaneenschakeling van rarekiekprenten, mengeling van historische wereldgebeurtenissen en gefantaseerde familiegeschiedenis. Bij een dergelijke opzet moet het verloop van het verhaal wel zeer willekeurig worden; erger, het haalt daardoor geen groter vaart dan de veelbesproken trekschuit.
F. van Tartwijk
| |
Botew, Christo, Der Balkan singt sein wildes Lied. Gedichte und Publizistik. - Aufbau-Verlag, Berlin und Weimar, 1964, 225 pp., geb. DM 10.80.
De literatuur van het Balkanschiereiland is voor veel westeuropese lezers een volkomen onbekend terrein. Wel heel bijzonder geldt dit van het werk van bulgaarse schrijvers. Sinds kort is er een begin gemaakt met het opvullen van deze leemte, en wel met een oostduitse bloemlezing uit de werken van Christo Botew. Dat voor een eerste kennismaking met de bulgaarse literatuur de keuze juist op Botew viel, is niet alleen te danken aan het feit, dat Botew een door de Oostduitsers alleszins aanvaardbaar revolutionair is geweest. De naam van Botew ligt ook nu nog op alle bulgaarse lippen bestorven. Want Christo Botew, die in 1876 op 28-jarige leeftijd viel in de strijd tegen de turkse overheersers, moge dan misschien niet de allerbeste schrijver van de Balkan geweest zijn, hij was wel een van de meest inspirerende figuren. Bovendien liet hij bij zijn dood een verbluffend groot literair oeuvre na: gedichten, korte verhalen, satiren en feuilletons. Zijn korte opleiding in Zuidrusland had hem in contact gebracht met de russische sociaal-democratie. Met name de kring van Tsjernysjewskij had op Botew een blijvende invloed. De bloemlezing geeft een goed overzicht van en inzicht in Botews literaire activiteiten, die voor het overgrote deel uit een politieke hartstocht voortsproten. De zestien pagina's tellende inleiding van Wolfgang Köppe (die ook mede ondertekent voor de uitstekende vertaling) geeft een goed overzicht van Botews rusteloze leven op het keerpunt van de bulgaarse geschiedenis. Deze - voor velen - eerste kennismaking met de bulgaarse literatuur en geschiedenis is beslist een verrijking.
L. v. Vlijmen
| |
Dobraczynski, Jan, To Drain the Sea. - Heinemann, London, 1964, 279 pp., 21 sh.
Een geweldige kernbomexplosie heeft onvoorstelbare verwoestingen aangericht in West Europa, en Rome zelf is praktisch verwoest. Overlevenden, waaronder enkele kardinalen, priesters en een onmogelijke moeder-overste met haar Karmelietessen, worden in een kamp dat onder de leiding staat van niet-blanken, ondergebracht; hier vindt een nieuwe Pauskeuze plaats en zal de kerk uit eigen as moeten herrijzen. Wat men ook over het gegeven uitgangspunt moge denken, de roman zelf is van weinig waarde. Een idee wordt niet overtuigend uitgewerkt wanneer de hoofdpersonen van de roman weinig overtuigend zijn; schabloonfiguren die men in andere romans ontmoette en weinig, soms zelfs geen overeenkomst hebben met mensen van vlees en bloed.
W. Peters
| |
Kunst
Roger-Marx, Claude, De meesters der prentkunst in de 19e eeuw. - W. Gaade, Den Haag, 1963, 255 pp., geïll. f 19,50.
Claude Roger-Marx is ongetwijfeld een der beste kenners van de prentkunst in de 19e eeuw. Het is daarom verheugend dat W. Gaade diens voortreffelijk boek over dit onderwerp ook opnam in de omvangrijker wordende serie boeken van zijn kunstgalerij. Roger-Marx is Fransman en uit de aard der zaak is dit ook bemerkbaar aan de keuze en indeling van zijn stof. Franse kunstenaars nemen er een zeer belangrijke plaats in. Dit is zeker wel verantwoord, aangezien het Franse aandeel op dit gebied ook zeer belangrijk is. Het 19de eeuwse Frankrijk heeft op dit terrein meesters opgeleverd, die de moderne kunst blijvend hebben beïnvloed. Roger-Marx wijdt aan ieder van de grootste kunstenaars een korte, goed-oriënterende biographie, doorgaans toegelicht
| |
| |
met enkele karakteristieke prenten van de besproken kunstenaars. 't Is enigszins jammer dat aan Nederlandse kunstenaars weinig of geen aandacht wordt besteed. Wel treden Jongkind en Van Gogh aan, maar dezen waren voor de schrijver meer Fransman dan Nederlander. Men kan als verontschuldiging aanvoeren, dat in de 19de eeuw de Nederlandse bijdrage op dit gebied niet belangrijk was; bekende figuren treden vooral pas in het begin van deze eeuw op. Toch zijn er wel enkele interessante figuren te noemen uit de vorige eeuw. Misschien dat de uitgever ook hier een initiatief kan nemen. Wij zijn in ieder geval zeer gelukkig met dit mooie en interessante boek.
C. de Groot
| |
Sherrard, Philip, Konstantinopel. Bild einer heiligen Stadt. (serie Stätten des Geistes), vert. Titus Burckhardt, Urs Graf Verlag, Olten, 1963, 140 pp., DM 42.-.
De serie behoeft beslist geen aanbeveling meer, met haar prachtige platen en kaarten en de verantwoorde tekst. Dit deel trekt op het ogenblik bizonder de belangstelling, nu de toenadering tussen Orthodoxen en Rooms-katholieken in de aandacht staat. Constantinopel, destijds gesticht als het nieuwe Rome en gezien als het nieuwe Jerusalem, heeft daardoor een geschiedenis, welke zich beweegt om een der voornaamste wereldlijke en kerkelijke centra. Aan deze stad doet zich voelen de (te) nauwe binding tussen de keizer en de kerk. Aan de spanning tussen beide gaat Constantinopel ten onder. Dat is wat Sherrard aantoont en illustreert. Van bizondere waarde.
R.S.
| |
Baburao, Joshi, Understanding Indian Music. - Asia Publishing House, London, 1963, 102 pp., 21 sh.
Barburao Joshi, een advocaat te Kolhapur, beoefende de muziek aanvankelijk als hobby. Later kreeg hij door zijn intense belangstelling voor de inheemse muziek van Voor-Indië een grote naam als promotor van de klassieke Indische muziek. Hij trachtte zijn doel te bereiken door overal lezingen te geven in een voor ieder begrijpelijke taal; verder voerde hij deze muziek zelf uit en schreef kritische essays. Bovenvermeld boek is eveneens de vrucht van zijn streven deze vorm van Oosterse muziek een ruimere bekendheid te geven: overzichtelijk van vorm en helder in de uitwerking van vaktechnische begrippen getuigt het boek van een intense liefde voor deze kunst, die bij de lezer alleen maar het verlangen doet opkomen het gelezene nu ook eens werkelijk te horen. (Was het bijv. niet mogelijk geweest het boek van een kleine 45 t. grammofoonplaat als bijlage te voorzien?). Bijzonder interessant, ook door zijn eventuele toepassing op onze Westerse muziek, is het hoofdstuk ‘Classification and values’ waar de schrijver nieuwe ideeën poneert omtrent de zo onbevredigende indeling van de muziek in het algemeen in ‘klassiek en licht’. De docerende ondertoon van het laatste hoofdstuk: ‘Methods of education’, waar de schrijver adviezen geeft voor de Indische radio, filmproducers, artisten en het Gouvernement schrijven wij op rekening van het fanatisme, waarmee Baburao Joshi zijn propaganda voert; ons interesseert des te meer het vakkundige gedeelte van zijn uniek boek.
Fons Schellekens
| |
Barraque, Jean, Debussy. - Ed. du Seuil, Paris, 1962, 189 pp.
Marnat, Marcel, Moussorgsky, - Ed. du Seuil, Paris, 1962, 187 pp.
Het 21ste en 22ste deel van de uitstekende reeks ‘Solfèges’. Over Debussy schrijft de jonge componist Jean Barraqué niet enkel met echte bewondering maar ook met een zekere tederheid, als over een vader, en zonder enig chauvinisme. Moussorgsky wordt op een meer verstandelijke manier behandeld; de studie geeft een duidelijk inzicht op deze bij ons te weinig bekende componist.
A. Grammens-Sandoz
| |
Mooser, R. Aloys, Visage de la Musique contemporaine 1957-1961, - René Julliard, Paris, 1962, 379 pp.
Een belangwekkende verzameling kritieken van grote Europese festivals van hedendaagse muziek. Ook wie wel eens van mening verschilt met de ervaren Zwitserse criticus, zal deze teksten uit de jaren 1957-1961 met genoegen lezen. De speelse humor van de auteur draagt daar niet weinig toe bij.
A. Grammens-Sandoz
| |
Kolb, Annette, König Ludwig II von Bayern und Richard Wagner. S. Fischer, Hamburg, 1963, 84 pp., D.M. 5.80.
De steun van Ludwig II is van zo groot belang geweest in het leven van Richard Wagner dat de eigenaardige maar ontroerende vriendschap tussen deze twee mensen beslist een boek waard was. De ouders van schr. woonden in het domein
| |
| |
van de Beierse koning, naast het huis van Cosima (toen nog von Bülow). Zo was Annette Kolb in staat een heel eigen licht te werpen op de figuren, die zij beschrijft. De sfeer van het boek is die van de zuivere Duitse romantiek. Und est passt gut dazu.
A. Grammens-Sandoz
| |
Toneel
Stoll, E.E., Art and Artifice in Shakespeare. - Methuen, London, 1963 178 pp., 10 s. 6 d.
Herdruk (1933 I) van een pikant werkje dat Shakespeare poogt los te maken van zijn karakters als dramatische kern en weer alle aandacht wijdt aan de situaties. Als ‘kunstgrepen’ beschouwt hij de talrijke momenten van verraad, jaloersheid, woede of laster, en uit de inwerking van deze externe elementen op een gegeven basissituatie leidt hij de hele dramatische situatie af, geïllustreerd aan ‘Othello’, ‘Macbeth’, ‘Hamlet’ en ‘King Lear’. Af en toe waagt hij ook schuchtere parallellen. zelfs analogieën met hedendaagse auteurs (O'Neill).
C. Tindemans
| |
Jones, D.E., The Plays of T.S. Eliot. - Routledge and Kegan Paul, London, 1963, 242 pp., 7 s. 6 d.
S. stelt het Engelse versdrama der 20e eeuw voor als een van conceptie en overtuiging naar experiment en afwerking klimmend proces. Hij bespreekt eerst het verschijnsel poëzie op het toneel, gaat dan in op de metrische en ideologische vernieuwingen van de Imagism-beweging. Ook hij houdt aan de mening vast dat ‘Murder in the Cathedral’ (1935) Eliots eerlijkste produkt is, zowel technisch als ideëel, vooral (centrum van S.'s synthese) omdat het opnieuw aanknoopt bij de religieuze oorsprong van het medium. T.o.v. de latere drama's verbergt hij dan ook zijn bezwaren niet; hij meent incongruentie bij Eliot zelf vast te stellen, vooral in diens verantwoording, maar hij eist toch dat alle versdrama's als een eenheid worden behandeld, omdat poëtische vorm en impliciet-christelijke inhoud als complementen zijn gedacht.
C. Tindemans
| |
Miles-Brown, J., Speech Training and Dramatic Art. - Pitman, London, 1963, 184 pp., 30 s.
Een zeer genietbaar handboek voor amateur en professional (en de leraar Engels), dat de moeilijke opleiding van stem en spraak, gecombineerd met toneelbeweging, intensief uiteenzet. Naast het Engelse fonetische systeem, krijgen de erg technische elementen als prosodie in het spel, improvisatieoefeningen, stembeheersing en historisch taalritme grote ruimte, terwijl praktische suggesties voor persoonlijke verderontwikkeling opgegeven zijn. Zelfs kan de auteur zich er niet van weerhouden even in te gaan op kritiek, regie en theaterbeheer.
C. Tindemans
| |
Lucas, F.L., The Drama of Chekhov, Synge, Yeats and Pirandello. - Cassell, London, 1963, 452 pp., 50 s.
In deze niet altijd gunstig verrassende analyse plaatst S. vier uitvoerige beschouwingen over vier dramatische auteurs die vrij weinig met elkaar gemeen hebben. S.'s methode (eerst loslippige biografie, dan willekeurige analyse der stukken, met achteraf vlug wat zogenaamde synthese) is eigenlijk wetenschappelijk onverantwoord maar hoe dan ook komt uit de massa afwijkingen of demonstraties van eigenwijsheid toch een beeld los van een man die objectief deze auteurs kent en weet waarom hij van hen houdt. Hij loopt ondertussen een reeks vaste waarheden onder de voet, presenteert aloude resultaten als zopas ontdekt en spot graag met naïeve auteurs. Als documentatie over de auteurs heeft het geheel wel enige waarde, hun interpretatie is er geen stap mee vooruit.
C. Tindemans
| |
Mayer, Hans, Dürrenmatt und Frisch. Anmerkungen. - Verlag Günther Neske, Pfullingen, 1963, 54 pp., D.M. 2.80.
Brecht contra en boven Dürrenmatt, zo althans is de eindindruk van deze indringende commentaar op Dürrenmatts drama ‘Die Physiker’, waarin de woord- en ideeënrijke S. een waar trommelvuur aanlegt op zijn object. De argumenten blijken wel juist, maar niet alle eventuele conflictpunten zijn opgesomd en meteen moet de dialoog doorgaan. Even relevant en in resultaat daarbij definitiever is S.'s essay over ‘Die Panne’, novelle en hoorspel. Frisch's roman ‘Stiller’ tracht hij te situeren in de huidige romangeneriek, ontdekt een massa erudiete details tot evenzovele sleutelinterpretaties en concludeert dat de held, zonder parabelsymbool te worden, toch een karakteristiek vertegenwoordiger is van de karakterloze wereld-van-nu.
C. Tindemans
| |
| |
| |
Gilbert, Douglas, American Vaudeville. Its Life and Times. - Dover Publications, New York/Constable, London, 1963, 428 pp., 16/-.
Een herdruk van een klassiek werk (1940) over de raadselachtige jaren waarin het wilde Amerikaanse volksamusement ontstond, dat langzaam eigen vormen vond en ten slotte ontaardde in ongenadige business. De studie tracht, zowel artistiek als sociologisch, te achterhalen welke impulsen deze autochtoon-Amerikaanse spektakelvorm in het leven riepen. Met veel humor, een ontzagwekkende documentatie, begrip voor het betrekkelijke en liefde voor het fenomeen, is het een eerbiedig grafschrift geworden.
C. Tindemans
| |
Gründgens, Friedrich Verlag, Hannover, 1963, 178 pp. en 100 pp. foto's, D.M. 28. Gründgens, Gustav, Wirklichkeit des Theaters. - Suhrkamp Verlag, Frankfurt, 1963, (edition Suhrkamp nr. 46), 187 pp., D.M. 3.
Een album gewijd aan de ongetwijfeld meest opvallende figuur uit het naoorlogse Westduitse theaterleven, G. Gründgens (1899-1963). Door Gründgens dood is het een in memoriam geworden. Naast eigen bezinning over theater en medewerkers, belichten zijn vrienden (o.m. K.H. Ruppel, F. Luft, S. Melchinger, G. Penzoldt, T. Otto) zijn doel en resultaten. De definitieve commentaar wordt echter geleverd door de vele foto's uit de moeilijke periode van opgang te Berlijn (1934-47), de doorbraak te Düsselfdorf (1947-55) en de rustige triomf te Hamburg (1955-63). - Het bundeltje eigen opstellen van de theaterman (1e uitgave 1953) bevat geen revolutionaire ideeën, maar rustige standpunten over regisseur, acteur en theater, met af en toe een rake slagzin en doorlopend beheerste beslistheid.
C. Tindemans
| |
Varia
Nesmy, Dom Claude Jean, 6.000.000 de morts, Desclée De Brouwer, Paris 1964, 90 pp., BF. 48.
S. laat zien hoezeer Hochhuth tekortschiet, zowel historisch als artistiek, om het eigenlijke drama dat zich in de persoon van Pius XII afspeelde, weer te geven. Het boekje is niet bedoeld als apologie van het slechte soort die alles goedpraat, maar wil fair zijn tegenover Pius XII en tegelijk het belang laten uitkomen van de eigenlijke vraag die Hochhuth aan ons geweten stelt: wat deden wij toen? Zeker toonden wij christenen toen te weinig begrip en liefde voor de joden. Hoe doen we nu tegenover hun vervolging in de Sovjetunie? Wat is onze houding tegenover de godsdienstvervolging daar? Wat doen we tegen de honger in de ontwikkelingsgebieden? Wat zal men later over ons verzuim nu zeggen? Het boekje zou nog beter effect sorteren wanneer het beter was geschreven en meer de kernpunten had benadrukt. Laten we die nog even noemen: Mag men plechtig protesteren afwegen tegen efficient helpen? Mag het spreken betaald worden met het leven van de slachtoffers die men nog redden kan? Pius XII heeft in andere gevallen geprotesteerd: op 11 maart 1940 tegenover von Ribbentrop zodat deze ‘bijgebracht’ moet worden, op 10 mei 1940 bij de aanval op Nederland, België, Luxemburg, in 1944 bij de bombardementen en dreigende verwoesting van Rome. Hij was dus zeker niet te bang of meer pronazi dan pro-communist. Er zijn mensen naar het concentratiekamp gestuurd omdat ze de Kerstboodschap van 1942 bij zich droegen. ‘De tendens van dit stuk is ons al te duidelijk’, zei de Gestapo. Voor betere kennis van dit historisch aspect zal men te Rome de geheime archieven moeten openstellen. Anders blijft ieder werk fragmentarisch, ook al is de bijdrage van Dom Claude zeer waardevol.
J.H. Nota
| |
Leclercq, J., La liberté d'opinion et les catholiques, (Rencontres, 65), Ed. du Cerf, Paris, 1963, 368 pp., N.F. 11.40.
‘Désintoxiquer la question’ (p. 239), ‘exorciser ces sujets en les ramenant à la réalité’ (p. 240): deze kunst verstaat prof. Leclercq zeer goed. In dit boek wil hij het moderne probleem van de meningsvrijheid, niet alleen als godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid, maar in al zijn uitingen, begrijpen. Al te dikwijls - zo meent de auteur - behandelde men dit probleem in de sfeer van een even abstracte als steriele discussie. Men moet het integendeel beschouwen als iets zeer gewoons en alledaags in elk sociaal verkeer. De sleutel tot dit verstaan vindt prof. Leclercq in het verschijnsel van de sociale integratie. In een geïntegreerde maatschappij immers denkt en spreekt niemand over een recht om anders te leven dan men
| |
| |
algemeen in die maatschappij leeft. Waar deze integratie op een bepaald punt verbroken is, stelt zich het probleem van de ‘vrijheden’ acuut. Dit verband tussen de sociale integratie, de vrijheid van mening en de katholieke positie wordt hier filosofisch, theologisch en historisch belicht. Dit mag de belangstellenden niet afschrikken. Dit is geen moeilijk werk. Welbewust wil prof. Leclercq geen eruditiewerk schrijven. Hij denkt na over zijn eruditie, wil deze reflexie en kennis aan anderen meedelen, en dit doet hij boeiend en onderhoudend, en hij wil de lezer op zijn beurt tot reflexie aansporen. De goede bibliografie zal hierbij dienstig zijn.
J. Vercruysse
| |
Palmier, Leslie, Indonesia and the Dutch. - London (Oxford University Press), 1962, XVI-194 pp., Uitgegeven door het ‘Institute of Race Relations’ te Londen, 18 sh.
Het Institute of Race Relations is in 1958 gesticht, na een voorbereiding van enkele jaren, en heeft tot doel ‘to facilitate the study of the relations between races’. Nu is de betekenis van het woord ‘race’ niet gemakkelijk in het nederlands weer te geven. Het woord kan zowel ter aanduiding van ons begrip ‘ras’ als van ons begrip ‘volk’ of zelfs ‘natie’ gebruikt worden. De titels van de reeds gepubliceerde werken schijnen te wijzen op de eerste betekenis, althans op verhoudingen van volken van geheel verschillende afkomst en cultuur. In werken over de Kongo, over Zuid-Afrika en Kenya moet het immers in de eerste plaats gaan over verhoudingen tussen blanken en negers. Wanneer dat de bedoeling is geweest, ook voor het besproken boek, dan moet de conclusie wel zijn, dat het deerlijk tekort schiet. Hier wordt immers vooral gesproken over de verhouding tussen Nederland en Indonesië, dus tussen twee staten. De inleidende vijf hoofdstukken die tezamen veertig bladzijden vullen, handelen over de koloniale periode van de Indonesische geschiedenis, beginnend omstreeks 1900. Deze periode wordt belicht aan de hand van enkele, in het engels gestelde werken, en de omstandigheid dat er een bloemlezing uit Kartini's briefwisseling in die taal bestaat, brengt de schrijver er toe een overdreven grote betekenis aan haar persoon en meningen toe te kennen. Het derde hoofdstuk is getiteld: ‘The emergence of race’ en dit veel misbruikte woord schijnt hier dus te staan voor ‘inheems nationalisme’ van allerlei richting. Het gebrek aan kennis van in het nederlands gestelde boeken en een totaal ontbreken van persoonlijke ervaring, hetzij direct door langdurige aanwezigheid in het land, hetzij indirect door veelvuldig gesprek met personen die daar geleefd hebben, doet zich op elke bladzijde voelen. Er wordt heel gemakkelijk gegeneraliseerd. Zo
spreekt de auteur op blz. 7 van ‘the Dutch as a people’ terwijl blijkbaar de meerderheid der in het vroegere Nederlands-Indië levende Nederlanders bedoeld wordt, dus hoogstens 50.000 mensen. De rol van de bevolking van gemengde afstamming wordt uit deze tekst heel weinig duidelijk. Ondergetekende is waarlijk geen blind bewonderaar van het Nederlandse koloniale systeem zoals dat in Indonesië bestond, maar de hier geboden kritiek - die steeds in beschaafde termen geuit wordt - is hem toch al te weinig gefundeerd en al te ondeskundig. Hetzelfde moet gezegd worden van de beschrijving der verhoudingen na 1945, waarbij de rol der Britse militaire autoriteiten al te mooi wordt voorgesteld. Van de interne Nederlandse verhoudingen heeft de auteur weinig begrip, waardoor de oorzaken van de in Nederland toen opgetreden verdeeldheid en de daaruit voortkomende politieke verwarring goeddeels in het duister blijven. Het boek was klaar juist voor dat een eind kwam aan het geschil over Nieuw Guinea en de betrekkingen tussen Nederland en Indonesië hersteld werden. Nu zijn het de betrekkingen tussen Indonesië en Groot Brittannië die gespannen zijn. Bij een bezoek aan een grote conferentie in Engeland bleek aan de schrijver dezer bespreking dat de verontwaardiging over het optreden van President Soekarno tegen Malaysia groot was. Wat daarover gezegd werd, was precies hetzelfde als wat door de meest conservatieve groepen in Nederland over Soekarno's aanval op Nieuw Guinea werd beweerd. Jaren lang had men de Nederlanders gekritiseerd en toch niets geleerd. Mr. Palmier heeft zich ongetwijfeld veel moeite gegeven voor het schrijven van deze ‘study in race relations’, maar hij had het beter achterwege gelaten, want dit boekje draagt bitter weinig bij tot de kennis van de verhoudingen tussen volken van verschillend ras.
B.H.M. Vlekke
| |
Lunn, Arnold, and Garth Lean, The New Morality. - Blandford Press, London, 1964, 154 pp., 5 sh.
De bekeerling Sir Arnold Lunn is nooit afkerig geweest van de controverse en deze keer neemt hij samen met de Angli- | |
| |
kaan Lean de clericale groep van de Zuid-oever van de Theems onder handen. De twee leken kunnen het niet verkroppen dat Robinson, Rhymes, Stockwood, Stanley Evans plus enkele Cambridge professoren veel gevaarlijke leer en zeden aan de man kunnen brengen omdat zij het zo goed bedoelen. Ze bekijken daartoe vrij zakelijk wat de heren precies beweren en uit gevoerde correspondentie zowel met de groep Quakers die een jaar geleden een nieuwe sexuele moraal verkondigden, als met Canon Rhymes blijkt dat zij voor alles bezorgd waren deze niet verkeerd te verstaan en accuraat weer te geven. - Wie Robinsons Hones to God leest, doet wel ook deze leken aan het woord te laten. Het is voor de Nederlander een onmisbare hulp om Robinsons boekje te plaatsen en juist te verstaan.
W. Peters
| |
Nederlands handboek der psychiatrie onder leiding van Prof. Dr. J.J.G. Prick en Dr. H.G. van der Waals. Deel II De neurosen. - Uitg. Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1963, 489 pp., f 32,50.
Na een gewogen inleiding over de nosologische systematiek in de psychiatrie door Dr. van der Waals geeft deze auteur in een rustige didactische schrijftrant een algemene neurosenleer in een bestek van ongeveer 130 bladzijden. Prof. Dr. P.C. Kuiper knoopt hierbij aan met een bijzondere neurosenleer: zeer uitvoerig gaat hij in op de hysterie en de aan hysterie verwante neurosen, de hysterische neurosen bij de man en bij de vrouw, neurasthenische beelden, dwangneurosen, neurotische depressies, verslaving, traumatische neurosen en perversies. Prof. Kuiper - die niet schroomt de streng zakelijke toon af en toe even los te laten - voegt aan het eind van het boek een hoofdstukje toe over het psychopatisch gedrag tegen de achtergrond der neurosen, waarin hij de voorkeur geeft aan een indeling die uitgaat van dynamiek en genese boven een afzonderlijke beschrijving van alle voorkomende typen van psychopatische persoonlijkheden. Deze beide auteurs gaan in hun beschouwingen voornamelijk uit van Freuds psychoanalyse. Ook Dr. L.N.J. Kamp, die de kinderneurosen voor zijn rekening neemt, stoelt op Freud; zijn bijdrage bevat veel casuïstiek. Prof. Dr. J.J.G. Prick weidt uit over de biologische grondslag van hysterische gedragswijzen en komt naar voren met een uitgewerkt concept ener antropologische fysiologie. In dit verband wordt de hysterie beschreven als één der manifestaties van een extreme schizofysiologie van het zenuwstelsel. In dit deel van het boek evenzeer als in het hoofdstuk over op traumatische neurose gelijkende afwijkingen als manifestatie van traumatische cerebrale resttoestanden, geeft de Nijmeegse hoogleraar blijk van een diepgaande kennis en grote waardering van de organische conditioneringsmechanismen in neurotische en neurotiforme gedragspatronen, zonder dat hij overigens de dieptepsychologische dynamismen in twijfel trekt. In een kort hoofdstuk worden door de hoogleraren Prick en Kuiper, tezamen met Prof. Dr. P.J.A. Calon ook nog de
antropologische grondslagen voor een neurosenleer onder woorden gebracht. Zo mogelijk meer nog dan deel I - het algemene deel - wekt deel II van dit psychiatrisch handboek de verwachting dat deel III (over de psychosen) zéér omvangrijk zal worden, wil dit althans op dezelfde dieptepsychologische en neuropsychiatrische leest geschoeid en even knap verantwoord zijn. Terzijde dient de opmerking dat het handboek eerder is afgestemd op psychiaters en psychologen dan op vertegenwoordigers van andere wetenschappelijke disciplines en op studenten, want - zonder dit met zoveel woorden te zeggen - vooronderstellen de auteurs bij hun lectorium een vrij grote kennis van de door hen bestreken vakgebieden.
J.J.C. Marlet
| |
Cole, Hubert, Things for the Surgeon. - Heinemann, London, 1964, 174 pp., 30 sh.
‘A history of body snatchers’ is een wel wat ambitieuze titel voor een lugubere schets van wat er gedurende een honderdvijftig jaren in Groot Britannië werd ‘georganiseerd’ om de snijkamer een behoorlijke voorraad lijken te bezorgen. Het was begrijpelijk dat het ideaal om het lijk onmiddellijk na het intreden van de dood te veroveren vroeg of laat tot lijkenroof op het kerkhof zou leiden, en daarna tot moord. Aanvankelijk was het een winstgevend bedrijf omdat de lijkendief, eenmaal betrapt en gepakt, er met een lichte boete afkwam, aangezien het lijk eigenlijk niemand toebehoorde en er dus krachtens de wet geen sprake was van diefstal. Het verhaal wordt vrij vlak verteld en al gauw doet ieder nieuw hoofdstuk denken aan hetzelfde laken waarvan weer een pak wordt gemaakt.
W. Peters
| |
| |
| |
Virton, s.j., Pol, Soziologische Beobachtungen eines Seelsorgers. - Manz Verlag, München, 1962, 186 pp., DM. 14.80.
De titel van het boek dekt de inhoud. Een grote variëteit van sociologische en sociaal-economische problematiek wordt in afzonderlijke sketches vastgelegd, telkens afgerond door pastorale consequenties. Virton wil hiermee de blik van de zielzorger scherpen voor de sociologische en sociale determineerdheid van godsdienstbeleving en kerkelijkheid. Het boek heeft een driedeling naar de aard van de problematiek: sociologisch, sociaaleconomisch en strikt economisch. Zo bijvoorbeeld behandelt hij de noodzaak tot parochiële herverkaveling in de zich uitbreidende stad en veranderende stedelijke structuur, de noodsituatie van de ‘siedlungen’, waar ook Frankrijk mee te kampen heeft, de asociale wijk, de geografisch uitgerekte plattelandsparochie. In de tweede reeks: het door het arbeidsproces opgelegde levensritme, de grote woonmobiliteit, - het vele verhuizen, - de arbeidspendel, het ‘weekenden’. Tenslotte: het in een bepaalde plaats structurele tekort aan werkgelegenheid, de familie-arbeid op het platteland met als gevolg het grote percentage ongehuwden. Veel van de behandelde onderwerpen in dit zeer leesbare boek zijn geen nieuws meer in Nederland. Vooral de wijze van benadering maakt het nuttig voor de zielzorger, die zich geconfronteerd ziet met een steeds veranderende maatschappelijke werkelijkheid.
P. Korte
| |
Pockets
Phoenix Bijbelpockets, 6.
Zoals er gezegd is over ‘De Woestijn’. Redactie: Prof. Dr. P.A.H. de Boer, Prof. Dr. C.A. de Rijk, Drs. J. Soetendorp, Drs. H. van Praag. - Uitg. De Haan, Zeist, 1963, f 3,50 per deel.
Bij voorbaat heeft de Redactie in het voorwoord van het eerste deel erkend, dat de leden van de redactie dikwijls moeite hadden om aan elkaars visie te wennen. Toch houden zij vol in hun samenwerking, want deze veronderstelt niet, dat men het met elkaar helemaal eens is. Ook bij deze pocket-uitgave moet de lezer dit voor ogen houden om niet verward te worden. De poging van de redactie valt te waarderen, omdat menigeen zich bewust zal worden, dat de weg naar de eenheid, waarvoor men bidt, menselijkerwijze een lange weg zal zijn.
C. Minderop
| |
Prisma-boeken
SIERKSMA, Kl., Prisma-toeristengids. Groningen, Friesland, Drente.
BINS, P.G., Prisma-toeristengids. Overijssel, Gelderland, Utrecht.
Ging men vroeger naar het buitenland gewapend met een Baedeker, zo kan men nu ons eigen land verkennen, voorzien van deze laatste dienstbetoon-boekjes. Als men de moeite neemt, zal men ontdekken, hoe veel onze eigen provincies te bieden hebben. Zeer praktisch is, dat naast de oude gegevens ook telefoonnummers en adressen worden opgegeven.
GUDDE, Drs. H.W.J., Zo leer je frans. - Na het Spaans en duits nu eenzelfde boekje voor het frans. Reeds bij de vorige uitgaven hebben wij opgemerkt, dat een taal leren helemaal zonder hulp een hachelijke zaak is. Als er iemand is die deze boekjes met de ‘leerling’ wil doornemen, zijn ze waardevol.
DAANE, Laurens A., Prisma puzzels 10. In deze serie kunnen nog eindeloos veel deeltjes verschijnen, zeker als ze komen van de hand van een beroepspuzzelaar als schrijver dezes.
WILLIAMS, Eric, Avontuur in Servië. - Als de auteur van ‘Het houten paard’ en van ‘Beroemde ontsnappingsverhalen’ een nieuw avontuur opzet, is het zeker spannend.
SANDERSON, James Dean, In de rug van de vijand. - Weer een aantal oorlogsverhalen, weer met veel superlatieven versierd. Voor liefhebbers van het genre. Langzamerhand zijn veel van deze zaken al vaak verteld.
ESCARPIT, Robert, Pas op! geverfd! - Heel lichte humor over huiselijke omstandigheden. Hoewel door een Fransman geschreven doen de schetsen door hun nadrukkelijkheid engels aan.
GILBERT, Michael, Het tweede lijk. - Een goede politieroman, van de hand van een Londense advocaat die zijn sporen in dit soort literatuur reeds verdiend heeft.
R.S.
|
|