| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Groot, Mgr. Prof. Dr. J.C., en Rijk, Prof. Dr. C.A., Oecumenische Oriëntatie tot vorming van een hedendaagse christelijke mentaliteit. - Uitg. De Toorts, Haarlem z.j., 112 pp.
Dit boek wil zijn lezers oriënteren inzake de ontwikkeling van de echte oecumenische beweging en de herenigingsactiviteit. Het doet dit door de geschiedenis van de voornaamste afscheidingen in het kort te beschrijven, en daarna achtergrond en ontwikkeling van de huidige oecumenische beweging bij katholieken en niet-katholieken te behandelen. Vooraf gaan enkele gedachten over het getuigenis der H. Schrift inzake eenheid en verdeeldheid. Een goed leesbare oriëntatie, door deskundigen geschreven. Origineel en interessant zijn de toegevoegde informaties inzake oecumenische literatuur en centra voor oecumenisch apostolaat en voorlichting. Ook een aantal mooie gebeden voor de eenheid der christenen zijn toegevoegd. Naar onze persoonlijke smaak hadden deze beter op wat lichter gekleurd papier kunnen worden afgedrukt. Verder niets dan waardering voor de uitgave.
S. Trooster
| |
Schurr, V., Konstruktieve zielzorg. - Missie-aktie Redemptoristen, Jette, 1963, 116 pp., ing. F. 60.
De bekende Duitse pastoraaltheoloog schreef dit kleine werkje om de priesters die om de ‘binnenlandse missie’ bekommerd zijn een handleiding mee te geven, gegroeid uit vele jaren ervaring. Al worden hier geen nieuwe opvattingen verkondigd, toch heeft het boek het voordeel van het wezenlijke beschikbaar te stellen voor de druk bezette priesters.
J. Kerkhofs
| |
Loehr, Em., Het Christusmysterie in het kerkelijk jaar. - Beyaert, Brugge, 1963, 832 pp., geb. F. 390.
Sinds bijna dertig jaar volgen wij, bij het inleven van het kerkelijk jaar, Domna Aemiliana Löhr, die van advent tot advent alles doorloopt en peilt en uitbouwt. Haar eerste uitgave Das Herrenjahr (1934) werd bij ons onder de oorlog vertaald, deze nieuwe vertaling ging van de zesde Duitse uitgave uit. Het is een voornaam en groots werk geworden. Maar voor een uitgave van deze waarde en met deze bestemming hadden we de uitvoering (de druk vooral) graag meer verzorgd gezien, en de prijs lager.
Em. Janssen
| |
Lemaire, Henri, François de Sales. Docteur de la confiance et de la paix. Etude de spiritualité à partir d'un choix important d'Images. - Beauchesne, Paris, 1963, 366 pp., NF. 19.50.
Het is wel interessant Franciscus v. Sales naar zijn ‘beelden’ (vergelijkingen en metaforen) te bestuderen en te beoordelen: zo benadert men de kunstenaar, de didacticus de mens, de gelovige, de kenner van bijbel en oudheid en natuur; zo leeft men zijn gevoeligheid en voorkeur in, zijn persoonlijkheid en zijn tijd, zijn cultuur en zijn begenadiging. In een literair thesis-werk heeft Henri Lemaire al zijn beelden in één repertorium verzameld, Les images chez Saint François de Sales; voor dit tweede boek hoefde hij slechts zijn eerste van godsdienstig standpunt uit door te nemen en aan te wenden. Uit het volledige repertorium koos hij 973 van de schoonste ‘beelden’. Vanzelf kwamen ze onder vier grote titels te staan: ‘Dieu est amour, - L'amour n'est pas aimé, - Obéissance à la volonté signifiée de Dieu, - Conformité de plus en plus aimante au bon plaisir divin.’ Vanzelf zag de schrijver de gehele Salesiaanse spiritualiteit tot ‘liefde’ teruggebracht; maar zozeer trof hem de beklemtoning van het vertrouwen en de vrede (de vierde titel), dat hij alleen dát wilde uitbreiden. Hij deed het zonder het andere onvermeld te laten; hij ontwikkelde de onthechting, de overgave aan Gods wil, de vrede en het vertrouwen: hij achterhaalde, levendig en gevat, de precieze beminnelijk heid van de beminnelijkste heilige.
E. Janssen
| |
Kirchgaessner, A., Im katholischen Kontinent. - J. Knecht, Frankfurt, 1963, 124 pp., ing. DM. 7,80.
Dr. A. Kirchgässner, de bekende Duitse schrijver en zielzorger, maakte in het begin van dit jaar een reis door negen landen van Latijns Amerika. De reis duurde slechts tweeëntwintig dagen; maar ze was zorgvuldig voorbereid. Hij rapporteert nu over de godsdienstige toestanden, telkens bekeken en overwogen door een vooruitstrevend modern zielzorger, die door zijn korte ervaring de aanzienlijke kennisvooraf bevestigd zag, anders geschakeerd en rijk geïllustreerd. Hij schreef een boek- | |
| |
als-een-mozaïek, met niets dan korte paragrafen: hun groot getal, hun onderlinge verscheidenheid, het telkens trefzekere in opmerking en uitdrukking, - het vormt een verbazend, nogal beangstigend beeld van het katholieke continent, dat de toekomst van Kerk en mensdom voor een aanzienlijk deel in zich draagt.
Em. Janssen
| |
Das Psalmengebet, übersetzt und erklärt von P. Dr Peter Morant, OFM Cap. Zweite, neubearbeitete Auflage. - Herder, Freiburg, Basel, Wien, 1962, XII en 1212 pp., ing. DM. 32, leder DM. 45.
‘Dit boek wil een praktische hulp zijn om goed de psalmen te biden’. Het is daar ook prachtig in geslaagd. Naast elkaar staan de nieuwe Latijnse vertaling, een goede Duitse vertaling en een uitvoerig exegetisch commentaar van iedere psalm, in de volgorde van het breviergebed. Het werk kan dus tegelijkertijd gebruikt worden als gebedsboek en als studiemateriaal voor wie door een betere kennis van de psalmen wil ontsnappen aan de dagelijkse routine van onbegrepen gebedsformules.
M. De Tollenaere
| |
Schmidt, W., Tägliche Heimkehr. - Herder, Wien, 1963, 136 pp., geb. DM. 6.50.
Dit fraaie boekje bevat een keur van 51 gebeden, telkens de originele Latijnse tekst tegenover de Duitse vertaling. De teksten zijn ontleend aan het sacramentarium Veronense, het Oud-Gelasianum, het missale Gothicum en het missale Francorum, die het oudste ons bekende gebedsgoed van de vroege Kerk in het Westen hebben opgetekend. Een rustige letter op licht gegeeld papier, en de kaft met het bekoorlijk eucharistisch embleem van een Weens handschrift uit de zesde eeuw, maken van deze Herder-uitgave een geschikt geschenk voor de komende feestdagen.
S. De Smet
| |
Schüermans, O.S.B., Sr Marie-Philippe, Parole de Dieu et rite sacramentel. Etude des antiennes de communion néotestamentaires (Tradition et renouveau, 1). - Lumen Vitae, Brussel, 1963, 180 pp., F. 150.
Als men zich de moeite geeft om historisch na te gaan hoe de liturgische teksten ontstaan zijn, vindt men er dikwijls een rijkdom van christelijke leer in waarvan we op het eerste gezicht slechts een flauw vermoeden hebben. In deze zin onderzocht de auteur de keuze van de communieantifonen die (doorgaans in de tijd van de kerkvaders en later) gehaald werden uit het Nieuw-Testament. Deze keuze geeft dikwijls de sleutel voor het begrijpen van de hele mis. De communie-antifoon is het nieuw orakel, het orakel van de gemeenschap van vandaag. Vooral in de communieantifoon zegt de Kerk dat de eucharistie het ‘hodie’ (het vandaag) is van het mysterie der Menswording. - De algemene voorafgaande beschouwingen en het besluit lijken ons waardevoller dan het onderzoek van elke antifoon afzonderlijk. Dit commentaar had o.i. soberder kunnen illustreren dat de communie in de idee van de samenstellers reeds het begin wil zijn van het eschatologisch mysterie der Menswording en der Verrijzenis. Maar dit voorbehoud doet niets af aan de waarde van dit boek.
M. De Tollenaere
| |
Bornkamm, Prof. Dr. G., Jezus van Nazareth. - De Haan, Zeist, Standaardboekhandel, Antwerpen, 1963, 208 pp.
Als een leerling van Bultmann en de opvolger van Dibelius stelt: ‘Al te duidelijk is nog altijd hetgeen door de evangeliën vermeld wordt over Jezus' boodschap, zijn daden en geschiedenis, gekenmerkt door een echtheid, een kracht en een, ook door het paasgeloof der gemeente niet volledig beheerste uitzonderlijkheid, die rechtstreeks naar de aardse persoon van Jezus verwijzen’ (22), dan is dit een belangrijke grondslag voor een studie over Jezus van Nazareth. Zijn onderzoekingen naar de persoon van Jezus vormen steeds de uitwerking van deze gedachte: ‘De verwezenlijking van deze werkelijkheid Gods is het eigenlijke geheim van Jezus’ (55). Gods heerschappij is heil; Jezus heeft Gods wil voor de mens bevrijd uit het wetticisme, de juridische verstening, en in vrijheid gesteld door een beroep op het hart (93). Het heeft eigenlijk geen zin enkele losse gedachten uit het geheel te halen. Kernachtig wordt de betekenis van deze studie aangeduid, wanneer hij van de belijdenis der kerk zegt, ‘dat zij voor en in alle woorden van Jezus Hem zelf als het woord Gods tot de wereld zag, voor en in alle daden van Jezus Hem zelf als de daad van God jegens de wereld, voor en in alle geschiedenissen Hem zelf als de beslissende en laatste geschiedenis Gods met de wereld’ (169). Wie in de geest van de huidige geloofsbezinning de evangeliën wil trachten te verstaan, mag dit boek niet ongelezen laten.
G.J. Adriaansen
| |
| |
| |
Theologie
Praesentia realis. Verslagboek van de studiedagen gewijd aan ‘De moderne problematiek betreffende de Praesentia Realis’, Nijmegen, 18-19 april 1963. - Boekhandel ‘Brakkenstein’, Nijmegen, 1963, 72 pp., f 4,-.
Dit apart uitgegeven dubbelnummer van het tijdschrift ‘SS. Eucharistia’ bevat de inleidingen van Dr. B. van Iersel S.M.M. (de Eucharistie in het Nieuwe Testament), Dr. W. Driessen O.P. (de Eucharistie in de Oude Kerk), Prof. Dr. P. de Haes (Eucharistie en Eschatologie) en Dr. R. Vossebrecher S.S.S. (hedendaagse theologie over Christus' werkelijke tegenwoordigheid in de Eucharistie). Ook al wordt in deze studies over dit moeilijke onderwerp zeker nog geen laatste woord gezegd, toch worden alle momenten in de worsteling om een eigentijdse theologische vertolking van dit centrale geloofsmysterie zichtbaar. En juist dit laatste maakt de lezing van deze voordrachten zeer boeiend. Hoewel enige theologische scholing daartoe gewenst lijkt.
S. Trooster
| |
Holl, A., Die Welt der Zeichen bei Augustin (Wiener Beiträge zur Theologie, II). - Herder, Wien, 1963, 122 pp., ing. DM. 9,80.
De titel van het werk is wel een beetje misleidend, aangezien het uitsluitend gaat om wat de auteur zelf noemt een ‘religionsphänomenologische Analyse des 13. Buches der Confessiones’. Het is een van die tekststen van Augustinus die de moderne mens ongelezen laat, omdat hij in de allegorische uitweidingen van de kerkleraar slechts de voorbijgestreefde en gebrekkige exegese ziet. De auteur gooit het over een andere boeg: hij nodigt ons uit deze tekst op de eerste plaats te zien als het, voor onze mentaliteit wellicht een beetje vreemd, maar authentiek en eerlijk getuigenis van de gerijpte religieuze mens, die Augustinus reeds was, toen hij dit tractaat schreef. De auteur vraagt aandacht voor de religieuze symboliek, waarin de heilige zich uitdrukt en die ons veel beter vertrouwd is, niet alleen dank zij de godsdienstfenomenologie en in het algemeen ook de vergelijkende godsdienstwetenschap van deze tijd, maar ook dank zij het vernieuwd begrip voor de symboliek van de christelijke liturgie. Deze originele opzet van de auteur is een belangrijke bijdrage tot een betere kennis èn waardering van Augustinus. De uitwerking is o.i. echter al te schematisch gebleven. Het boek lijkt wel een kort resumé. Dit blijkt trouwens reeds uit de inhoudstafel waarin niet minder dan tachtig, werkelijk verschillende onderwerpen vermeld staan, die alle samen in luttele honderd bladzijden worden besproken. Een boek waarin om de tweede bladzijde een nieuw hoofdstukje wordt opgedist, is wel wat vermoeiende lectuur! Dat neemt niets weg van de grote verdienste van de auteur een richting te hebben gewezen die ongetwijfeld zeer vruchtbaar kan zijn.
H. Jans
| |
Hugo van St. Viktor, Mystische Schriften. Ausgewählt, übertragen aus dem Lateinischen und eingeleitet von Paul Wolff. Mit einem Anhang über Augustinus Einfluss auf die Mystik der Viktoriner. - Paulinus Verlag, Trier, 1961, 126 pp., geb. D.M. 7.80.
Voorafgegaan door een korte, heel goede inleiding over de schrijver en zijn betekenis, bevat deze vertaling delen uit De Sacramentis, het hoofdwerk van Hugo uit zijn laatste levensjaren, waarin vooral belangrijk De duplici sensu animae; een uittreksel uit bk. I van De arca Noe morali; een uitgebreid stuk van De modo orandi; het begin van De amore sponsi ad sponsam; De modo dicendi et meditandi; en de twee kleine meesterwerken van de mystieke literatuur aller tijden: Soliloquium de arrha animae en De laude charitatis. Veel van Hugo's werk is voor ons moeilijk leesbaar: hij schreef in de eeuw vóór het thomisme, en de kloof tussen theologie en mystiek, die ontstaat op het eind van de 12de eeuw, is in zijn gedachte nog niet aanwezig. Volgens Bonaventura bezat Hugo van St. Viktor in synthese wat Anselmus in de speculatieve theologie, Bernardus in het affectieve woord, Richard in de mystieke contemplatie apart bezaten. Deze grote Vlaming, roem van de Parijse St.-Viktors-abdij, is in eigen land, ook in geestelijke kringen, praktisch onbekend.
A. Deblaere
| |
Moraal
Marshall, John, The infertile period. Principles and practice. - Darton, Longman & Todd, London, 1963, geb. 16 s. 6 d.
Als vooraanstaand Engels arts en docent aan de universiteit te Londen, richt schrijver dit boekje over de onvruchtbare periode op de eerste plaats tot dokters en
| |
| |
priesters die raad moeten geven in het probleem van de geboortespreiding. In enkele korte hoofdstukken ontleedt hij de verschillende methodes, die de onvruchtbare periode leren bepalen: de kalendermethode (haar principes, toepassing, schema's) en de temperatuurmethode. Vervolgens handelt hij over de wijze waarop de dokter het gezin kan adviseren. Er wordt speciale aandacht besteed aan het psychologisch en moreel aspect van het probleem. Het boekje stelt duidelijke, overzichtelijke en wetenschappelijk verantwoorde richtlijnen op, en kan grote diensten bewijzen. Een klein nadeel: alle temperatuurschalen worden in Fahrenheit uitgedrukt.
L. Braeckmans
| |
Adnès S.J., P., Le Mariage. - Desclée, Tournai, 1963 (= Le Mystère chrétien, Theéologie Sacramentaire 5), XVI + 218 pp.
Dit 5e deel van de serie ‘Théologie Sacramentaire’ behandelt de dogmatiek van het sacrament van het Huwelijk. Het boek is duidelijk in twee delen ingedeeld. Het eerste deel, dogma-geschiedenis van het huwelijk, lijkt het meest waardevol. Op basis van uitstekende recente literatuur wordt het huwelijk in Heilige Schrift, patristiek, scholastiek, Reformatie, Trente en na Trente behandeld. Het tweede deel, leerstellige synthese in de vorm van ‘propositions’, is voornamelijk waardevol, doordat bijna aan geen enkel dogmatisch probleem wordt voorbijgegaan. Het boek lijkt vooral bestemd voor theologie-studenten, maar kan als naslagwerk ook goede diensten bewijzen aan ieder die op theologisch niveau in deze belangrijke stof geïnteresseerd is. Een zeer uitvoerige inhoudsopgave en uitstekende indices aan het eind van het boek staan hiervoor borg.
S. Trooster
| |
Chauchard, P., Biologie en Moraal, vert. R. Pereira. (Randgebieden). - Lannoo, Tielt, 1963, 232 pp., ing. F. 88, geb. F. 112.
Paul Chauchard is een van die zeldzame mensen, die wetenschappelijke competentie en degelijkheid weten te verbinden met een kerngezond humanistisch denken, dat de onvermijdelijke problemen van filosofische aard niet angstvallig uit de weg gaat, zoals wetenschapsmensen maar al te vaak doen. Hij wil echter ook, dat filosofen en moralisten alles wat de biologie en in het bijzonder de psychofysiologie over de mens leren, loyaal ‘au sérieux’ nemen. In dit werk heeft hij systematisch samengebundeld wat hij in andere werken al terloops of in een ander verband had behandeld: de vele betrekkingen en wisselwerkingen die er bestaan tussen de biologie van de mens en de moraal. In een eerste deel wordt onderzocht hoe sommige aspecten van de moderne techniek en beschaving het menselijk zenuwstelsel en dus de menselijkheid zelf bedreigen. Vervolgens bespreekt hij ‘de pathologie van de menselijke vrijheid’. Deze is gestructureerd volgens onmiskenbare en onontbeerlijke invloeden van fysiologische, erfelijke, onbewust-instinctieve aard. Dit te erkennen getuigt niet van een materialistische, maar van een realistische instelling, die geen enkele moraal kan missen. Van de andere kant ontdekt de moderne biologie steeds duidelijker het specifiek menselijke van de biologische organisatie van de mens: een feit dat ook ongelovigen en zelfs atheïsten in steeds ruimere mate beklemtonen. Het derde en laatste deel tenslotte behandelt ‘de kunst van het mens zijn’ voor zover deze afhankelijk is van een ware hersenhygiëne, van een optimaal (sociaal en pedagogisch verantwoord) gebruik van het werkelijk ongehoorde potentieel dat in de menselijke hersenen bevat ligt, en dat de mens, ook vanuit het precisieve standpunt van de zuivere biologie, tot een wezen apart stempelt, met een onvervreemdbare opdracht tot vrijheid en volwassenheid. - Een boek dat in vele geesten orde kan brengen doordat het haast feilloos de eenzijdigheid vermijdt
van een te nauwe of te losse binding tussen biologie en moraal.
H. Jans
| |
Pedagogie
Thun, Th., Die religiöse Entscheidung der Jugend, Eine religionspsychologische Untersuchung nach Niederschriften von Schülern beider Bekenntnisse in der Volksschule, der höheren Schule und der Berufsschule. - Klett Verlag, Stuttgart, 1963, 341 pp., DM. 19,50.
Aansluitend bij zijn boek van 1959 over ‘Die Religion des Kindes’ geeft Theophil Thun, pedagogiek-professor te Paderborn, in deze studie zijn bevindingen weer over de godsdienstige ontwikkeling der rijpere jeugd. Aan de hand van een uitgebreid en genuanceerd onderzoek (6.000 geschriften van 375 adolescenten uit diverse milieus) tracht hij te beschrijven wat zich in het
| |
| |
geloofsleven afspeelt bij de overgang van kind naar adolescent. Hij toont aan dat een kwantitatieve weergave op statistische basis, die a.h.w. een robot-portret zou bieden van ‘de’ geloofsontwikkeling van ‘de’ jonge mens, een grove vervalsing zou zijn van de toch zó veelsoortige en veelvormige geloofswerkelijkheid. Uit zijn gegevens blijkt dat de evolutie geheel anders verloopt bij jongens dan bij meisjes, bij leerlingen uit de middelbare school dan bij leerlingen uit het technisch en beroepsonderwijs, bij katholieken dan bij protestanten, En ook in elk van deze groepen blijft het geloofsleven een zeer persoonlijk avontuur. De waarde van het boek ligt in de zeer genuanceerde stellingname en in de gevallen die schr. uitvoerig citeert als typen van enkelen der meest voorkomende geloofshoudingen.
A. Cauwelier
| |
Leidraad van het hoger Onderwijs. - Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur, Brussel, 1963, 254 pp., geïll., F. 50.
Deze leidraad geeft een basisvoorlichting betreffende het hoger onderwijs in België: een volledige inventaris van alle postsecundaire studiën, met vermelding van de toelatingsvoorwaarden, de duur der studies, en de inrichtingen waar zij kunnen gevolgd worden. Bondig en objectief worden enkele keuze-elementen ontleed: belangstelling en aanleg, voorafgaande secundaire studiën, vooruitzichten en loopbanen. In het laatste deel worden praktische inlichtingen verzameld: studiekosten, sociale bijstand, studentenleven... Deze feitelijke voorlichting kan uitstekende diensten bewijzen in de hoogste klassen van het secundair onderwijs. Voor de leraren een onmisbaar werkinstrument. Verkrijgbaar bij de Dienst verkoop van publikaties, Etterbeekse steenweg 62, Brussel (P.C.R. 9372).
A. Cauwelier
| |
Lelubre, F. et Laurentin, A., Initiation des enfants à la liturgie, Notre Catéchèse No. 5. Publications de S. André, Biblica, 1962 (4me éd. revue et augm.), 139 pp.
Catechisten en ouders kunnen uit deze brochure zeer veel leren om kinderen en ook volwassenen, die zich vaak tijdens de mis vervelen omdat ze deze als een ‘zaak van de priester alleen’ beschouwen, te brengen tot actieve deelname. Een practische initiatie tot de mis en de liturgische feesten, waarbij de volle nadruk valt op het bidden, persoonlijk en in gemeenschap, echt als het leven zelf.
S. de Smet
| |
Roessner, L., Jugend im Erziehungsbereich des Tanzes. - Huber-Verlag, Bern / Klett-Verlag, Stuttgart, 1963, 100 pp., DM. 11.80.
Vele jaren lang heeft schr. ervaringen opgedaan als leider van een ‘Heim der offenen Tür’, waar jonge mensen in groepsverband komen dansen. In dit boek belicht hij de positieve pedagogische waarde die de moderne gezelschapsdans (vooral ‘rock and roll’) kan hebben. Vooral waardevol lijkt ons de psychologische ontleding van het wezen van deze moderne dans, inzover hij een geëigend middel kan zijn om de hedendaagse jeugd tot volwassenheid te helpen. Het werkje is helder geschreven, met suggesieve voorbeelden. Steeds gaat schr. uit van de feiten. Dus helemaal geen vaag-moraliserende beschouwingen zoals die elders meestal over het dansen worden ten beste gegeven.
A. Cauwelier
| |
Hartcup, John & Adeline, Morning Faces. A miscellany on childhood and education. - Heinemann, London, 1963, 320 pp., 35 s.
Deze originele bloemlezing houdt zich bezig met de opvoeding en het onderwijs. Ze bevat een honderdenvijftig uittreksels, in proza of in verzen, van gemiddeld twee pagina's, en de belezenheid achter de keuze van deze passages is verbluffend wijd: van Chaucer tot Dylan Thomas, van Arnold Toynbee tot Nancy Mitford, van Roger Ascham tot Evelyn Waugh, en door het insulair Engels is zo ver heengebroken dat zelfs Russen, Arabieren, Chinezen, om van volkeren dichter bij huis niet te spreken, hun bijdrage hebben geleverd. Het is natuurlijk geen boek om achter elkaar door te lezen; wanneer men er echter nu en dan van proeft, wordt men getroffen door de mengeling van dodelijke ernst en lichte humor (zowel bij ouders en leraren als bij kinderen), van door en door menselijke wijsheid en heel verklaarbare en zelfs soms charmerende domheid, van hoe moeilijk opvoeden (en opgevoed worden) is en hoe heerlijk. Dergelijke mengeling te samen met de ruimte die de gemaakte keuze der stukken suggereert, maakt de bloemlezing niet alleen bekoorlijk, maar ook boeiend. Per slot van rekening moet dit ook wel: de jonge mens boeit altijd.
W. Peters
| |
| |
| |
Literatuur
Espiau de la Maëstre, André, Bernanos und die menschliche Freiheit. - Otto Müller Verlag, Salzburg, 1963, 212 pp., DM. 18,50.
Dit werk van de bekende leider van het Weense ‘Institut français’ sluit aan bij zijn vorig boek, Der Sinn und das Absurde: tegenover Malraux, Camus, Sartre, had hij reeds de gelovigen Claudel en Péguy gesteld: nu, met Bernanos, voltooit hij de christelijke trits. Want Bernanos, die van de polemische geschriften en die van de romans, is wezenlijk de christelijke existentialist, wiens hunkeren naar het absolute onmiskenbaar Léon Bloy weer oproept. Bernanos, de kampioen voor de menselijke vrijheid, vecht in een tragische hoop. Hij ziet die vrijheid door de boze ondermijnd, door de angst als weggenomen, door de verburgerlijking vervlakt; maar ze is de onthechte macht van de man die Gods Liefde heeft gekozen, die daarin, ook stervend, triomferend zichzelf wordt. Afzonderlijke individuen kunnen zich daarop toeleggen; de staat of de gemeenschap stoot ze onverbiddelijk uit en hun hele bestaan wordt een miskend-worden, met het diepste geluk daarin. Naast Le chrétien Bernanos van Hans Urs von Balthasar, is dit werk, over de profetische schrijver die steeds actueel blijft, misschien de meest diepgaande studie.
Em. Janssen
| |
Simon, P.-H., Le domaine héroïque des lettres françaises, Xe-XIXe siècle. - A. Colin, Paris, 1963, 424 pp., NF. 20,50.
Heldhaftigheid hoorde altijd bij de Franse literatuur; het liefst in sobere, realistische, nogal schrale vormen. Een bijna rechtlijnige en lichtelijk trotse zelfoverwinning; - een doorgezette trouw aan de heldere waarheid; - een tamelijk vereenvoudigende noblesse, bij aristocratische hooghartigheid of cultureel-verstandelijk doorzicht; - een onbedwingbare idealisering, steeds van het concrete uit, die krachtig doorstoot en in geen vaagheid wil verdwalen; - een authentieke heiligheid... Nu doorloopt P.H. Simon de gehele Franse literatuur, tot aan onze eeuw, om heldhaftigheid tegen heldhaftigheid af te wegen, om in de verscheidenheid van opvatting en vormgeving steeds dezelfde grond-tendens (telkens een verrassende goudader) bloot te leggen. De middeleeuwse Chansons-de-Geste, Rabelais, Montaigne, Corneille, Pascal, Fénelon, Diderot, Rousseau, Chateaubriand, Hugo, Vigny, Michelet, Stendhal, Balzac, Taine, Bloy, Barrès...: het zijn enkele namen-uit-vele, die toch de buitengewone en veelvuldige rijkdom van deze studie suggereren. Voor wie de Franse ziel in de Franse literatuur wil achterhalen, is ze wel onontbeerlijk.
Em. Janssen
| |
Magiera, K., Dann sagt doch, was er tun soll. - J. Knecht, Frankfurt, 1963, 142 pp., geb. DM. 7,80.
Dit eenvoudige en vrij korte verhaal doet wel bijbels aan; we denken tegelijk aan het boek Tobias en het boek Job. Tobias en Anna zijn twee doodgewone verborgen mensen, in een staat die geen vrijheid eerbiedigt. Na jaren van rust worden ze ineens gevat in het apparaat van staat en partij; niemand kan ze redden; ze lijken onder te gaan in angst en hulpeloze onzekerheid... zodat het boekje, dat bijna idyllisch begint, ons overbrengt in een duistere, onvatbare tragiek. Men zou het een aanklacht noemen; eigenlijk is het, ten overstaan van moderne werkelijkheid, een dringend beroep op medelijden, offergeest en gelatenheid.
Em. Janssen
| |
Gironella, José-Maria, Un million de Morts. Roman traduit de l'espagnol par Paul Werrie. - Parijs, Plon, 1963 2 volumes, Tome I 104 pp., Tome II 372 pp. N.F. 39.05.
Gironella raakte met één slag in heel de wereld bekend door zijn eerste grote roman, De cipressen geloven in God, waarin hij, aan de hand van de geschiedenis van een paar families in Gerona, ‘de meest Catalaanse’ van alle steden van Cataluña, de jaren voor de Spaanse burgeroorlog behandelde. In Een miljoen doden komt nu de burgeroorlog zelf aan de beurt. Weer worden de gebeurtenissen in Catalonië het uitvoerigst beschreven en het nauwkeurigst geobserveerd. De idealen en zwakheden van beide oorlogvoerende groepen worden onpartijdig en genuanceerd weergegeven. Toestanden die de auteur minder goed uit persoonlijke ervaring kent, schijnt hij oppervlakkiger en volgens de officieel geldende denknormen te beoordelen: het Basken-probleem b.v. wordt herleid tot een onbegrijpelijk fanatiek nationalisme. Toch geeft het boek een uiterst boeiend en duidelijk relaas van de verschillende perioden van de burgeroorlog. De bijzonderste verdienste van de auteur is echter dat hij breekt met de al te gemakkelijke voorstelling van velen, voor wie de Spaanse oorlog verbleekte tot het cliché van ‘een generale repetitie van de wereldoorlog’. Ondanks de aanwezigheid van Russen, Italianen en Duitsers, was deze oorlog op de eerste plaats een zeer typisch Spaans conflict, gegroeid uit Spaanse tegenstellingen op etnisch, religieus-humanistisch en sociaal gebied. Voortdurend komen in de roman deze
| |
| |
tegenstellingen aan het woord. Spanje is sinds vele jaren het stiefkind van de Europese publieke opinie. Al wie zich voor de rijkdom en de oorspronkelijkheid van het leven in Spanje interesseert - en het is beslist de moeite waard - zal in het werk van Gironella een gewaardeerde hulp vinden. We zien met spanning uit naar het derde boek, dat de naoorlogse periode moet behandelen.
H. Jans
| |
Mikeleitis, Edith, Der Engel vor der Tür. - Turm-Verlag, Bietigheim, Württemberg (imp. J. Meulenhoff, Amsterdam), 1962, 476 pp., f 20,40.
Het leven van Rembrandt is een ideaal onderwerp voor een roman. Een jonge man, onbekend door afkomst en milieu, komt tot hoog aanzien, leeft enige jaren in een roes van grote roem en kan zich daardoor terugtrekken in een zelfopgebouwde wereld van schoonheid. Het fortuin wordt hem ongunstig en hij vervalt tot eenzaamheid en betrekkelijke onbekendheid. Of men kan het onderwerp op een meer geestelijk niveau plaatsen en trachten weer te geven Rembrandts strijd om zijn grote ideeën te realiseren en een groot publiek daarvoor te winnen. Edith Mikeleitis maakt in deze roman gebruik van de historische, feitelijke gegevens uit zijn levenslot, maar laat toch telkens zeer suggestief vermoeden, dat de triomf van Rembrandts gedachtenwereld de inzet is van zijn levensstrijd en de kern van zijn levensdrama. Op boeiende wijze, in een beeldende, schone taal schildert zij het leven van de kunstenaar. Verborgen en open symboliek spitst voortdurend onze aandacht, zodat het niet vlotte, oppervlakkige ontspanningslectuur is, maar een ernstige en vaak zeer geslaagde poging om de psyche van de kunstenaar te benaderen.
C. de Groot
| |
Manegat, Julio, Die gelbe Stadt. Aus dem Spanischen übertragen v. Eva Ruth-Benzing. - Verlag Josef Knecht, Frankfurt, 336 pp., geb. D.M. 15.80.
Als geschiedenis: een fait-divers uit Barcelona. Een taxichauffeur sterft aan de gevolgen van een botsing. Als roman: een menselijk, warm boek, vol humor en diepte, over het gewone leven van de kleine man, zoals blijkbaar alleen de Amerikaanse en Spaanse letterkunde er thans nog kunnen voortbrengen. Eulogio hoopt nog steeds, ooit een eigen taxi te bezitten; zijn twee oudste kinderen gaan al uit werken en beginnen te vrijen; een nakomertje, eens bijna verongelukt, is het troetelkind van het gezin. Voortdurend ervaren we de kleine gebeurtenissen van de dag in referentie aan betekenisvolle belevingen uit het verleden: flashbacks, waarin het actuele moment aanwezig blijft. Ook de schijnbaar toevallige, maar zinvolle ontmoetingen met de mensen die bij het ongeluk zullen betrokken zijn (invloed van Th. Wilder?). - Hopelijk wordt deze goede roman ten minste via de Duitse vertaling Europees bezit.
A. Deblaere
| |
Aksjonow, W., Kaartje naar de sterren. - De Fontein, Utrecht, 1963, 232 pp., f 4,90.
In haar korte inleiding bericht ons Jeanne Liedmeier, dat het thema van Aksjonows roman mode is in de Russische letterkunde van vandaag. Hij handelt over het verzet van drie jongens en een meisje tegen het levenspatroon der ouderen; zij eisen het recht op, zelf hun houding in het leven te bepalen, zonder schoolmeesterij van bovenaf. Na hun eindexamen ontvluchten zij de dreigende dwang van een afgebakende toekomst, doch na velerhande avonturen, ook amoureuze, blijken de pubers gegroeid tot de mannelijke wil zich in te zetten voor het communistisch ideaal. Aan wie onthullingen in film en boek over Amerikaanse nozems niet geheel onbekend zijn, moeten deze Russische jongelieden voorkomen als bijna brave Hendriken. De Partijconferentie dacht daar in 1961 blijkbaar anders over en veroordeelde deze roman publiekelijk om het daarin gedemonstreerde scepticisme. Binnen het kader van de gecensureerde, conformistische hedendaagse literatuur kan dit boek voor ons in het Westen boeiend genoemd worden, omdat het uitwijst dat er ook in de Sovjetunie geen nieuws is onder de zon (jeugd-zon-de). Bovendien is het vlot verteld; compositie en karaktertekening zijn echter zo schematisch, dat de strekking de levensechtheid in de weg staat.
F. v. Tartwijk
| |
Bredero, Klucht van de koe. Met inleiding en aantekeningen door Dr. Jo Daan. Klass. uit de Ndl. Letterk., Nr. 21. - Tjeenk Willink, Zwolle, 1963, 59 pp., f 2,70.
Vondel, Joost van den, Lucifer. Ingeleid en van aantekeningen voorzien door Dr. W.J.M.A. Asselbergs. Klassieken..., Nr. 1. - 134 pp., f 3,70.
Bredero's bekende klucht munt uit door
| |
| |
zijn robuust realisme. Dr. Jo Daan beproefde in haar geenszins overbodige toelichtingen bij de tekst geen letterlijke weergave van Bredero's onbeschroomde uitdrukkingen, maar verhelderde die met woorden ‘die in menig gezelschap van goede vrienden gebruikt kunnen worden zonder als onbeschaafd te worden aangevoeld’ (8). Tot zulke gezelschappen kan men in dit verband ook de hoogste klassen van de middelbare school rekenen. Mej. Daan baseerde haar tekstuitgave op de oudste druk van 1619. Jammer is, vooral met het oog op schoolgebruik, dat zij in haar inleiding meer aandacht schenkt aan de filologische dan aan de litteraire facetten van het stuk. - In dezelfde reeks verscheen in 1963 ook een tweede druk van de door Prof. Asselbergs bezorgde uitgave van Lucifer. De herdruk vertoont geen ingrijpende wijzigingen; behoefde die ook niet vanwege de voortreffelijkheid van de eerste editie, waarmee de inmiddels bekende reeks Klassieken in 1954 zo innemend opende.
F. van Tartwijk
| |
Baldwin, James, The Fire Next Time. - Michael Joseph, London, 1963, 112 pp., 13 s. 6 d.
Baldwin staat hoog aangeschreven, én als romanschrijver (zijn eerste roman, Go, tell it on the mountain, steekt ver boven de middelmaat uit) én als leider der negers. Het lot der negers is het uitgangspunt zowel van de brief die hij richtte tot een neef, als de autobiographische schets, die te samen dit boek vormen. Voor wie Baldwin beter wil leren kennen, maar vooral ook wie de situatie in Amerika betreffende het rassen-vraagstuk beter wil begrijpen, moet dit mooi geschreven boekje niet ongelezen laten. Maar ook afgezien van alle bijbedoelingen zijn brief en artikel een waardevol document humain.
W. Peters
| |
Bates, H.E., Seven by Five. - Michael Joseph, London, 1963, 454 pp., 25 s.
Bates is een van die schrijvers die steeds in de schaduw moeten wandelen van oudere of jongere broers: als hij begint te schrijven, nu vijfendertig jaar geleden (zie de titel), staat hij in de schaduw van Wells, Walpole, Mackenzie, Maugham, e.a.; in de na-oorlogse tijd wordt hij de schaduw ingedrongen niet alleen door meer getalenteerde romanschrijvers als Waugh of Greene, maar ook door parvenu's als Wain, Kingsley Amis, Angus Wilson, Sillitoe e.a. die zeker bij hem ten achter staan. Het is eerst de laatste jaren, sinds 1958 toen hij The darling buds of May publiceerde, dat meer serieuze notitie wordt genomen van deze geboren verteller. Zelf heeft hij nu vijfendertig short stories bijeengebracht waarvan hij het eerste vijfendertig jaren geleden schreef. Wie de literaire kunstvorm van het korte verhaal weet te waarderen zal aan lezing van dit boek veel plezier beleven.
W. Peters
| |
Carleton, V.B., The Hour of Departure. - Heinemann, London, 231 pp., 18 sh.
Stijl en dictie van deze roman zouden we conventioneel willen noemen; hij heeft de rustige cadans die we met een voorbije tijd associëren. De intrige, de bouw en de verhaaltrant passen zich hierbij aan. De roman, die in Mexico speelt, is een keurig net stuk werk, waaraan alle spanning vreemd blijft; zelfs meningverschil, ruzie, e.d. schijnen zorgvuldig bijgevijld, en daarna nog eens gepolijst te zijn. Het boek is echter geen prul; maar het genre ligt ons niet.
W. Peters
| |
Bor, Josef, The Terezin Requiem. - Heinemann, London, 1963, 83 pp., 12 s. 6 d.
Auteur beschrijft hoe in Terezin (Theresienstadt) de opgesloten Joden een koor en orkest samenstellen en met veel inspanning en na vele teleurstellingen komen tot een uitvoering van Verdi's Requiem, bijgewoond door Eichmann c.s. waarna het transport naar de gaskamers plaats vindt. De dramatische en tragische gegevens zijn legio, en men leest het boek vanzelfsprekend met grote piëteit; tegelijkertijd ervaart men dat een ervaren schrijver de dramatiek en de tragiek veel beter tot hun recht zou hebben doen komen.
W. Peters
| |
Ford Madox Ford, Vol. 3, pp. 356, 25 s.; vol. 4, 470 pp., 25 s.; the Bodley head, London, 1963.
De twee eerste delen van deze volledige uitgave van de romans en verhalen van Ford Madox Ford, verzorgd en ingeleid door Graham Greene, werden reeds in dit tijdschrift besproken. Het derde en vierde deel worden geheel in beslag genomen door de uit drie delen bestaande roman Paradise's End. Er is hier sprake van een definitieve uitgave van de werken van de schrijver, en als zodanig heeft zij de uitvoering gekregen die hierbij past.
W. Peters
| |
| |
| |
New English Dramatists. - Penguin Plays 6, Penguin Bks. - Harmondsworth, 1963, 270 pp., 4 s. 6 d.
Dit zesde deeltje bevat Robert Bolts A Man for All Seasons, het stuk over Thomas More hetgeen enkele jaren geleden een redelijk succes oogstte in het Londense West End, John Whiting's The Devils en Nil Carborundum van Henry Livings, die voor een meer select publiek werden gespeeld. Een lezenswaardige inleiding werd geschreven door Harold Hobson.
W. Peters
| |
Varia
Sutter, I. de, Carmina Burana, scenische cantate van Carl Orff. - De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen (Reeks Leren Luisteren, no. 7), 1963, F. 20.
Monnikendam, M., De Symfonie van César Franck. Id. no. 13, F. 20.
Ignace de Sutter, is een geestdriftige kenner en propagandist van Orffs ideaal. Hij is de geschikte man om ons in dit werk in te leiden. Na enkele bladzijden over componist en tekst, vouwt hij de partituur voor ons open, waarbij hij voor elk van de 24 onderverdelingen het essentiële aangeeft voor tekst en muziek. In een stijlsynthese geeft hij gevat het ‘sociale’ karakter weer van deze ‘nieuwe wereld vol schijnbare eenvoud en onvermoede rijkdom’. Met notenvoorbeelden.
Met het tweede boekje herstelt de bekende Nederlandse componist- essayist een meesterwerk uit de tegenwoordig zo fel bekritiseerde romantische periode in ere. Hij toont aan dat ons oordeel over deze muziekperiode te algemeen en te ongenuanceerd is. Francks symfonie wordt uitgetekend in de lijn der grote symfonieën, maar vooral ook in tegenstelling met zijn bombastische opera-minnende tijdgenoten. Aan de hand van notenvoorbeelden doorloopt de auteur de ‘cyclische bouw’ van dit meesterwerk waarbij hij vooral wijst op de modulatorische ontwikkeling.
R.S.
| |
Mönch, Walter, Deutsche Kultur von der Aufklärung bis zur Gegenwart. Ereignisse - Gestalten - Strömungen. - Max Hueber Verlag, München, 1962, 538 pp., 18 buitentekstpl., geb. D.M. 23.80.
Een nogal lijvig, maar zeer mooi boek, dat men met spanning zal lezen. Aangenaam geschreven, steunend op een grondige documentatie; een synthetisch overzicht zonder voetnoten, maar honderden details en citaten maken de synthese levendig concreet. Het is een gewaagde onderneming, in één boek een cultuurrevolutie te willen schetsen die loopt van Lessing tot het surrealisme, van Bach tot Schönberg, van piëtisme tot psychoanalyse, van Goethe tot het expressionisme. Sommige academici halen ten onrechte hun neus op voor een panorama dat geen bronnenwerk of specialisatie aanvoert. De goede synthetische weergave van een cultuurmonument is een even moeilijke als onmisbare opgave. T.S. Eliot heeft gelijk als hij het als de taak van iedere nieuwe generatie beschouwt, de overgeërfde visie op het verleden kritisch te hernemen, en het verleden van uit het eigen perspectief te hèrwaarderen. Mönch doet het schitterend, al zal men onvermijdelijk sommige accenten anders willen leggen. De verering voor Freud, wiens belang overigens niet te onderschatten valt, groeit hier bijna uit tot een cultus; en een van de meest vernoemde auteurs, Novalis, wordt toch niet afzonderlijk behandeld. Maar dergelijke persoonlijke reacties verminderen in niets het genot en de verrijkende visie van het geheel.
A. Deblaere
| |
Rabut, Olivier A., Le problème de Dieu inscrit dans l'évolution. - Ed. du Cerf, Paris, 1963, 224 pp., N.F. 7.50.
Dit boek is een van de merkwaardigste pogingen tot nog toe ondernomen om de zo actuele en bijna populaire ‘evolutiegedachte’ te toetsen op haar specifiek filosofische implicaties en dimensies. De auteur gaat daarbij helemaal niet overijld te werk, hij stelt geen filosofische principes als vaststaand voorop die juist in het licht van de evolutiegedachte opnieuw onderzocht en doordacht moeten worden. Zonder de autonomie van natuurwetenschap enerzijds en filosofie anderzijds aan te tasten, zet hij op een oorspronkelijke wijze hun mogelijke wisselwerking uiteen. De titel van het boek geeft goed deze zin voor de juiste nuances weer: het gaat niet om het probleem van God ‘déduit de’ maar ‘inscrit dans l'évolution’. Voor lezers van Teilhard de Chardin die de filosofische aspecten van de evolutieleer wat systematischer en duidelijker behandeld willen zien dan dit doorgaans bij Teilhard het geval is, kan deze studie veel nut hebben. Misschien kan men het niet steeds helemaal eens zijn met de gedachtegang van de auteur, maar hier wordt pionierswerk geleverd van zeer hoog gehalte.
H. Jans
| |
| |
| |
Limbergen, J. v., Mensen in het heelal (Keurreeks Davidsfonds Nr. 91 - 1963). - Leuven, 1963, 234 pp., met getekende figuren in de tekst en 18 buitentekstplaten, ingen. F. 88.
Aanvankelijk maakt het boek de indruk een vrij systematisch overzicht te willen brengen van wat de moderne wetenschap te vertellen heeft over ontstaan en ontwikkeling van de kosmos, de aarde, het leven op aarde en de mens. Wanneer echter eenmaal de kosmogonie afgehandeld is, worden over de geschiedenis van het leven nog slechts ‘capita selecta’, ons inziens de interessantste, geboden. In de meer algemene beschouwingen is de (christelijk) polemische toon af en toe bepaald onaangenaam en soms verkeerd geïnspireerd, zoals b.v. wanneer de hypothese van het ‘oeratoom’ zonder meer als een bewijs van schepping in metafysische zin wordt geïnterpreteerd. Het laatste hoofdstuk over ‘fossielen uit het heelal’, vooral de bewering dat het voorkomen van sporen van leven in meteorieten bewezen is, is voorbarig. De reprodukties zijn van een goede kwaliteit.
H. Jans
| |
Jung, C.G., Gesammelte Werke. Bd. XI: Zur Psychologie westlicher und östlicher Religion. - Rascher-Verlag, Zürich-Stuttgart, 1963, XIV - 788 pp., geb. Zw. F. 49.80.
Dit meer dan zevenhonderd bladzijden tellende deel van de ‘Gesammelte Werke’ van C.G. Jung, is het derde dat verschijnt: in 1958 verscheen deel 16: Praxis der Psychotherapie en in 1960 deel 6: Psychologische Typen. Het deel dat we hier bespreken, bevat alle grotere werken (Psychologie und Religion, Versuch einer Psychologischen Deutung des Trinitätsdogmas. Das Wandlungssymbol in der Messe, Antwort auf Hiob en vele kortere bijdragen, waarbij enkele uittreksels van brieven, gewijd aan religieuze onderwerpen. Jung neemt daarbij een welbepaald standpunt in: hij streeft naar een ‘psychologische’ benadering van de door sommige godsdiensten gebruikte symbolen. Op dit punt zijn deze studies uiterst belangwekkend daar zij vele nieuwe en onverwachte inzichten naar voren brengen. Maar deze kritische bezinning op de symboliek is heel wat anders dan een theologie. Jammer genoeg laat Jung zich soms verleiden om uitgaande van zijn psychologische bezinning ook op het vlak van de theologie over te grijpen. Daarom dient men dit verrijkende boek niet alleen met openheid voor de nieuwe inzichten maar ook met kritische zin te lezen. Laten wij er tenslotte nog de aandacht op vestigen dat een juist inzicht in Jungs persoonlijke stellingname tegenover het religieuze en tegenover God vooral uit zijn in 1962 verschenen autobiografie (Erinnerungen, Träume, Gedanken von C.G. Jung) moet worden verkregen.
R. Hostie
| |
Calvez, J.Y., Eglise et société économique. II: L'enseignement de Jean XXIII (Théologie, 55). - Aubier, Paris, 1963, 127 pp.
Ter voltooiing van zijn studie over de pauselijke sociale leer (zie Streven, maart 1960, p. 599) schreef de directeur van het Parijse studiecentrum ‘Action Populaire’ deze uitvoerige commentaar op de encycliek Mater et Magistra. Vooral de socialisatie als begrip en als richtlijn in het beroepsleven op lokaal, nationaal en internationaal plan worden geschakeerd behandeld en met vele actuele voorbeelden geïllustreerd. Het geheel vormt een degelijke aanvulling op de uitstekende vertaling van de encycliek door bovengenoemd studiecentrum (uitgave Spes, Parijs, 1962).
J. Kerkhofs
| |
Schippers, R., e.a., Zelfkritiek in de wetenschap. - J.H. Kok, Kampen, 1963, 61 pp., f 4,25.
Ieder jaar geven hoogleraren van verschillende faculteiten aan de Vrije Universiteit in Amsterdam een studium generale over één centraal onderwerp, waarbij zij ook de waarde van hun gereformeerde beginselen m.b.t. dit thema laten blijken. Deze bundel behandelt de wetenschappelijke zelfkritiek uit theologisch-exegetisch, juridisch, economisch, biologisch en psychologisch-pedagogisch oogpunt. Vanwege het auditorium heeft men, en met succes, naar algemene verstaanbaarheid gestreefd, al kon men daardoor niet steeds zo diep en nauwkeurig op alles ingaan (b.v. 20 v. over natuurrecht, 48 over beweerde tegenspraak tussen katholicisme en evolutie). Voor een bekend probleem uit de algemene wetenschapsleer vinden we hier bij enkele specialisten vaak belangwekkende illustraties.
P. den Ottolander
| |
Blöchlinger, Alex, Die heutige Pfarrei als Gemeinschaft. - Benzinger Verlag, Einsiedeln, 1962, 337 pp.
S. tracht in zijn werk de nieuwe sociologische implicaties m.b.t. de parochie te verbinden met de nieuwe verworvenheden op het terrein van de theologie, de pastoraal en de liturgie. Hij heeft zijn
| |
| |
boek dan ook niet bestemd voor de vaksocioloog, maar voor de zielzorger die op de hoogte wil komen van de sociologische structuur en de theologische vernieuwing binnen de parochie. Op duidelijke en overzichtelijke wijze wil S. een synthese aanbieden van alle bouwstoffen die ertoe kunnen bijdragen, dat de parochie door alle leden opnieuw wordt opgebouwd tot een apostolische gemeenschap. In zijn inleiding stelt S. vast van welk gemeenschapsbegrip hij uitgaat. In zijn verder betoog wijkt S. hiervan af, wanneer hij komt te spreken over de geestelijke gemeenschap welke de parochie ook is. Het eerste gedeelte van zijn boek bestaat uit een historische beschrijving van de ontwikkeling die de parochie heeft doorgemaakt. In het tweede gedeelte beschrijft hij de parochie als een gemeenschap vanuit de theologie, het kerkelijk recht en de liturgie. Vanuit de theologie typeert S. de parochie als een ‘übernatürliche-natürliche Familiengegemeinschaft’ (p. 183). In de daaropaansluitende sociologische beschouwing verlaat S. de theologie en tracht hij aan te tonen, dat er geen parochie-gemeenschap mogelijk is op grond van cultus en liefdesgemeenschap alleen, welke uiteraard niet lokaal beperkt is, maar dat de groepen van mensen die de parochie bevolken door onderlinge solidariteit reeds vooraf een profane gemeenschap moeten vormen (p. 256). In de steden vindt de parochie nergens een ‘Fix-fertige Gemeinschaft’. S. stelt zich de vraag of men de parochie wel een menselijke gemeenschap kan noemen omdat de parochie deelt in de ‘übernatürliche Gemeinschaft der Kirche, die jedoch Ort und Zeit immer schon transzendiert’ (p. 236). De toespitsing van het betoog op deze vraag lijkt ons sociologisch erg belangrijk. De parochie die een levenstotaliteit is, kan dan pas een gemeenschap zijn ‘who Pfarrei und Pfarrgemeinde sich decken’ (p. 258). S. bedoelt met Pfarrei hier het kerkelijk auditorium,
dat moet samenvallen met de sociologische eenheid en het sociaal-psychologisch toebehoren der parochianen. Vervolgens moet er sprake zijn van een aantal geïntegreerde groepen, welke de dragers zijn van de bovennatuurlijke gemeenschap der Kerk. Dan pas kan men van een echte parochie-gemeenschap spreken. Enigszins jammer is het, dat S. zich te veel laat inspireren door het begrippen-apparaat van R. König, zonder rekening te houden met andere meer genuanceerde begrippen. Hopelijk vindt het werk van Blöchlinger een ruime lezerskring vooral bij hen die met pastoraal-taken belast zijn.
G.J. Deeler.
| |
Kets, Van, O.P., De Kongolese mens en zijn toekomst. Een godsdienstsociologische bezinning. - Desclée De Brouwer, Brugge/Utrecht, 1962, 181 pp.
Dat in de eerste bladzijden van de nationale Kongolese geschiedenis de sporen te vinden zijn van een soms pijnlijke en revolutionaire breuk met het verleden, hoeft niemand te verwonderen. Het Kongolese volk zoekt een vrije en persoonlijke verwezenlijking van de ontzaglijke mogelijkheden die in zijn bereik liggen. De auteur heeft getracht op een methodische wijze de rol te omschrijven die in de vorming van de nieuwe Kongolese gemeenschap en haar cultuur door de traditionele godsdienst en in het bijzonder door de katholieke godsdienst vervuld wordt. De bijdrage van de katholieke godsdienst in de verschillende domeinen van het publieke en het private leven bestaat er in, de menselijke verworvenheden uit de traditionele gemeenschap te vrijwaren en de scheppende krachten, waaraan de nieuwe gemeenschap zozeer behoefte heeft, de weg te wijzen naar een rijke en harmonieuze ontplooiing van de menselijke mogelijkheden, die ten grondslag liggen aan een verrijkt individueel, gemeenschappelijk en cultureel leven. Wie positief wil samenwerken om de Kerk in Kongo tegelijk meer universeel en meer Afrikaans te maken vindt in dit werk vruchtbare inspiratie.
R. De Haes
| |
Vipont, Elfrida, Some Christian Festivals. - Michael Joseph Ltd., London, (import. Meulenhoff & Co., Amsterdam), 1963, 194 pp., f 9,75.
De opzet van dit boek is curieus. Schr. wil een aantal feestdagen die voor sommigen werkelijk feestdagen zijn, voor anderen een zekere christelijke oorsprong hebben en voor velen volkomen zonder betekenis blijven, enigszins in hun oorsprong en betekenis aanduiden. Zij neemt ‘christelijke’ feestdagen in het algemeen, dus zowel anglicaanse als katholieke, wesleyaanse en non-conformistische. Het valt op, hoe accuraat en zorgvuldig schr te werk gegaan is en hoe raak zij de din gen weet te typeren. Slechts één voorbeeld. Een inleidende beschouwing gaat over de zondag. Zeer ‘to the point’ spreekt ze over de gedachtenis van de verrijzenis, over de oude observantie, over de moderne ontspanning. Grappig is ook het hoofdstukje over ‘Grace before meals’, waarin ze de verwondering van
| |
| |
sommige lezers kan begrijpen, dat zoiets in dit boek is opgenomen, maar van de andere kant voortreffelijk de dankzegging bij een gemeenschappelijke maaltijd naar voren brengt, gesteund door Lc. 24, 28-35. Het is een boek, dat treft door zijn originaliteit en degelijkheid van aanpak.
G.J. Adriaansen
| |
Basset S.J., Bernard, Priest in the Piazza. - Burns and Oates, London, 1963, 112 pp., 12 s. 6 d.
Schr. noemt zijn opstellen heel bescheiden: touchline tribute to a Council. Dit impliceert dat hij zichzelf beschouwt als een die langs het lijntje naar een wedstrijd staat te kijken, en voor het vertoonde spel niets dan lof heeft; tegelijkertijd geeft deze ondertitel ook aan de luchthartigheid waarmede het grote gebeuren werd gevolgd. Het boekje heeft zijn geheel eigen charme en humor; het doet ons de menselijke kant van het concilie beter zien, verstaan en waarderen.
W. Peters
| |
Kaelin, Pierre, Pour mieux chanter. Collection ‘Kinnor’. - Editions Fleuras, Paris, 89 pp.
Een reeks eenvoudige doch zeer nuttige wenken voor allen die hun stemgebreken of die van anderen op een doelmatige wijze willen verbeteren. De auteur, priester en koorleider, deelt hier zijn jarenlange ervaring mee om een juiste, sonore, soepele en expressieve stem te vormen, in dienst van de liturgie en er buiten.
R. De Haes
| |
Hagedorn, Hermann, Vredesapostel in het oerwoud. - La Rivière en Voorhoeve, Zwolle, 239 pp., geïll.
Wanneer men dit levensverhaal leest van Albert Schweitzer, ontkomt men niet aan de diepe indruk, die het grote karakter, de onstuimige en ongebroken werkkracht en de prachtige mensenliefde van deze sterke mens maken. Als predikant een goed spreker en ernstig denker, als organist begaafd kunstenaar en als medicus een toegewijde mensenvriend, heeft hij zijn vele talenten niet alleen nuttig gebruikt, maar tenvolle uitgebuit. Men staat verbaasd als men leest wat deze man, op velerlei gebied, heeft kunnen presteren. De sterke drijfveer van zijn arbeid is wel geweest zijn grote mensenliefde en zijn diepste overtuiging, dat iedere mens recht heeft op geluk. Hij was zelf buitengewoon gelukkig en dankbaar voor de vele voorrechten, die hij als jonge man heeft ondervonden en het stond bij hem vast, dat hij hiervoor te betalen had met de inzet van al zijn talenten en energie. Hij heeft dit ook gedaan. Over zijn edel, menslievend werk vertelt zeer boeiend Hermann Hagedorn in dit boek. Het gedeelte waarin Schweitzers theologische ideeën worden uiteengezet, is niet het sterkste van dit boek. Dit maakt een wat vage indruk. Sterk en boeiend is de beschrijving van Schweitzers grote activiteiten in het oerwoud, maar ook in de belangrijkste steden van Europa en Amerika. Dit boek is een treffende hulde aan een groot man.
C. de Groot
| |
Jaarboek van de Koninklijke Vlaamse Academie voor taal- en letterkunde, 1963, 411 pp., F. 195.
Het Jaarboek 1963 van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde bevat verslagen van vergaderingen (plenaire en commissies), gelegenheidstoespraken en een volledig overzicht van de werkzaamheden der Academie tijdens het dienstjaar 1962. Belangstellenden vinden er ook alle reglementen inzake de in het vooruitzicht gestelde Academische prijsvragen en Fondsprijzen en een lijst van alle wetenschappelijke werken die, sinds haar oprichting, door de Academie zijn gepubliceerd. Verkrijgbaar op het Secretariaat der Academie, Koningsstraat 18, Gent.
R.S.
| |
Barrett, William E., The Lilies of the Field. - Heinemann, London, 87 pp., 10 sh. 6 d.
In dit korte verhaal wordt op simpele wijze verteld hoe de doopsgezinde Homer Smith er toe kwam om op zijn eentje een kerkje te bouwen voor enkele Duitse zusters die zich in Amerika vestigden. Het gegeven is weinig omvattend, en de karakters zijn weinig markant zodat het geheel een vlakke indruk maakt.
W. Peters
| |
Herders Volkslexikon farbig. - Herder-Verlag, Freiburg, 1963, 1024 pp., 66 kl. pl., 45 pl., geb. D.M. 19.80.
Naar zijn inhoud is dit volkslexikon, erfgenaam van de Kleine Herder, volledig nieuw bewerkt, op grond van de nieuwste uitgave van de tiendelige Grosse Herder. Hoezeer de actualiteit tot het laatste moment werd bijgehouden blijkt b.v. uit het feit dat de pas gekozen paus en zeer recent in de actualiteit gekomen figuren als Kard. Suenens en Theo Lefèvre niet alleen vermeld, maar zelfs met een foto bedacht werden. Druktechnisch is het boek een klein wonder. Ondanks een zeer laag gehouden prijs is de uitgever er in geslaagd zulk een kwaliteit van papier en druk te verwezen- | |
| |
lijken, dat naast de 66 buitentekst-kleurbladzijden er talloze, perfect afgewerkte kleurreprodukties binnen de tekst zelf verspreid liggen. Letter, bladspiegel, band en presentatie, het getuigt alles van een feilloos vakmanschap.
L. Monden
| |
Yutang, Lin, The Pleasures of a Nonconformist. - Heinemann, London, 1963, 315 pp., 25 s.
De Chinese denker Yutang toont zich een bedreven essayist. Het onderwerp van zijn opstellen hier bijeengebracht is Chinees denken, Chinees humanisme, Chinees koken, enz. enz. Maar voor de essayist is wat Chinees is, voornamelijk het uitgangspunt om te komen tot korte, rake tekeningen van wat algemeen menselijk is. De auteur is niet alleen een goed schrijver, maar ook een boeiend verteller, en zijn inkt heeft de kleur van diepe ernst, grote levenswijsheid, en bijgevolg van milde humor. De ruim dertig opstellen zijn voor wie de innerlijke rust nog kan opbrengen om dit genre literatuur te savoureren een bron van genot.
W. Peters
| |
Elseviers Atlas van de archeologie der lage landen. door G.D. van der Heide. - Amsterdam/Brussel, 1963, 224 pp., geïll.
De belangstelling voor de oudste geschiedenis van ons land is de laatste jaren belangrijk toegenomen. Geleidelijk geeft de Nederlandse bodem allerlei geheimen prijs; vaak zijn de vondsten zeer verrassend. In dit boekje vertelt Van der Heide allerlei interessante bijzonderheden over zijn vak van archeoloog; methode van werken, vondsten, de belangrijkste vindplaatsen, enz. Vele tekeningen en een aantal goede foto's maken het tot een handig Vade-mecum voor de amateur-archeoloog.
C. de Groot
| |
Pockets
Salamanderreeks
Daum, P.A., Indische mensen in Holland. - Querido, Amsterdam, 1963.
Het is verwonderlijk dat van een schrijver als Daum zo weinig notitie is genomen door het lezend publiek, dat er ongeveer een kwart eeuw moest verlopen eer er van sommige zijner werken een nieuwe druk kon verschijnen. Van het hier vermelde werk dateert de eerste uitgave in boekvorm van 1890, de tweede druk is bovengenoemde uitgave. Men staat hier werkelijk voor een raadsel. Laat het waar zijn, dat Daums romans niet ‘diep’ gaan, dat zijn taal wel eens te wensen overlaat - zijn werken bewijzen ook overduidelijk, wat Daum onderscheidde van vele andere auteurs, nl. de kunst van het vertellen. Hierin neemt Daum een zeer eervolle plaats in. Zijn schrijftrant is levendig, ongedwongen, los en natuurlijk. Men krijgt waarachtig niet de indruk dat deze roman reeds in 1888 geschreven is. Het is een goede gedachte de werken van deze schrijver opnieuw onder de aandacht van het publiek te brengen, te meer nu het oude genre der ‘Indische mensen’ aan het uitsterven is.
Joh. Heesterbeek
| |
Domisse, Fré, De krankzinnigen. - 5e druk, Quérido, Amsterdam, 1963.
De langzame, geestelijke ineenstorting van een jonge vrouw wordt in dit verhaal beschreven en hoe deze geesteszieke langzaam en moeilijk na vier lange jaren herstelt en in de maatschappij kan terugkeren. De wisselende perioden van helderheid, inzinking, depressie, wanhoop en berusting zijn met veel verve en inzicht weergegeven. Zo is een wonderlijkboeiend verhaal ontstaan over een ongelukkige levensperiode, dat de lezer met onverslapte aandacht blijft volgen. Dit zeker niet alledaags gegeven heeft de schr. weten te verwoorden in een soepele en gave taal.
Joh. Heesterbeek
| |
Heraut-serie. - De Heraut, Nijmegen, f 0,45.
In deze serie, bedoeld om geestelijke onderwerpen theoretisch en praktisch te behandelen in kort bestek, zijn vier nieuwe deeltjes verschenen, die volkomen passen in de opzet van de reeks.
ROOY S.J., Jac. de, Onze Vader. - Simpele meditaties met een doorkijk op vele plaatsen uit de Bijbel.
ROOY S.J., Gewetensvorming. - Verschillende manieren om gewetensonderzoek te doen, uit: Oude Testament, Psalmen, Evangelie, Jonge Kerk, Liturgie en Mariaal. Ongetwijfeld voor velen een hulpmiddel.
DELLEPOORT, Dr. J., Zou ik nog priester worden? - Speciale aandacht voor de ‘late’ roepingen, met concrete aanduiding van wat in Nederland mogelijk is.
ROOY S.J., Jac. de, Gezinsgebed. - Suggesties voor bidden in het gezin. Hier en daar wat erg vanachter de studeertafel gemaakt.
R.S.
|
|