| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Nederland en de wereld
HET politieke en sociale leven in ons land werd deze maand natuurlijk beheerst door het overleg over het loonprobleem. Het heeft een tijd lang erop geleken, dat beide partijen niet tot een akkoord konden komen; op 18 oktober geraakte het overleg binnen de Stichting van de Arbeid in een impasse en het voortbestaan van deze instelling, waaraan wij de arbeidsvrede na de oorlog te danken hebben, leek op het spel te staan. Hiervoor schijnen beide partijen echter teruggeschrokken te zijn; na intensief intern beraad kwam men 29 oktober opnieuw bij elkaar en na een dag lang onderhandelen bereikte men ‘een zekere overeenstemming’ over de volgende punten: een loonsverhoging van 10% in 1964 in twee termijnen; verlenging van de vakantie met twee dagen in ruil waarvoor op de tweede termijn 0,4% per dag kan worden afgetrokken als compensatie voor het verlies aan arbeid; mogelijkheid van afwijken naar boven van de cao-lonen voor afzonderlijke ondernemingen; principiële overeenstemming over een loon van f 100, - p.w. voor volwaardige arbeiders en verhoging van de sociale uitkeringen met 10% vanaf 1 januari 1964. Over de kwestie van een huurverhoging werd geen overeenstemming bereikt; van werkgeverszijde is men voor, maar de werknemers zijn tegen; als de regering zou overgaan tot huurverhoging wensen de werknemers volledige compensatie, terwijl de werkgevers nu reeds hebben laten weten dat er wel een compensatie kan worden gegeven maar dat deze gezien de nu genomen maatregelen niet meer dan 1% zou kunnen bedragen. De van werknemerszijde gevraagde uitkering ineens over 1963 hebben de werkgevers afgewezen.
Men heeft bij deze grootste loonsverhoging ooit in ons land voorgekomen aan beide zijden groot risico genomen; de Kon. Ned. Middenstandsbond vond dit zelfs te groot en distanciëerde zich van de overeenkomst. Het blijft een open vraag wat de toekomst zal brengen en dit hangt voor een groot deel af van de regering. Als de loonsverhoging volledig doorwerkt in de prijzen, is de werknemer er nauwelijks beter van geworden; staat de regering op het standpunt dat prijsverhoging beperkt moet blijven, dan betekent dit voor een aantal zwakke bedrijven liquidatie, hetgeen met zich mee zou brengen een ontspanning op de arbeidsmarkt, die echter ook weer te ver zou kunnen gaan en leiden tot werkloosheid.
Men krijgt de indruk, dat men in elk geval heeft willen voorkomen, dat de Stichting van de Arbeid uit elkaar vallen zou, maar men vraagt zich ook af of het voortbestaan ervan niet duur gekocht is. Hoe zullen de werknemers reageren, als de regering tengevolge van deze drastische loonsverhoging, die zeker niet in zijn geheel moet worden gezien als een aanpassing van de Nederlandse lonen aan het Europese peil - tijdens de besprekingen hoorde men dit motief ook steeds minder - met een nieuwe bestedingsbeperking zou moeten komen? Hebben de vakcentrales hun greep op de arbeiders nu zo versterkt, dat zij hen van onberaden stappen in de toekomst kunnen weerhouden, of smaakt dit behaalde succes naar meer en moeten wij allerlei eerst ongeorganiseerde
| |
| |
agitatie verwachten n.a.v. eventuele regeringsmaatregelen? Een groot deel van ons land wacht met een zekere gelatenheid de gevolgen af.
Van 20 augustus tot 3 september bracht de Russische premier Chroestsjef een bezoek aan Joego-Slavië op uitnodiging van president Tito. Dit was een nieuw teken van de verbeterde verstandhouding tussen beide landen. Rusland is hierbij Tito ver tegemoet gekomen, maar het lijkt er niet op, dat het het gestelde doel n.l. Joego-Slavië weer binnen de Russische invloedssfeer te brengen, heeft bereikt. Wel waren beide staatslieden het eens over de belangrijkste internationale problemen o.a. het belang van de kernstopovereenkomst en over het verdere streven naar volledige onwapening; zelfs toonde Chroestsjef veel belangstelling voor de Joego-Slavische arbeidersraden in de industrie, waarop tot nu toe hevige kritiek was uitgeoefend en die nu belangrijk werden genoemd en een voorbeeld, dat Rusland zou kunnen navolgen bij het zoeken naar een meer democratisch bedrijfsbeheer, maar toen de Russische premier tevens pleitte voor een internationale economische samenwerking tussen alle socialistische landen om de wedloop met het kapitalisme te winnen en enige dagen later zo ver ging te zeggen, blij te zijn met de bereidheid van Joego-Slavië om aan de socialistische arbeidsverdeling mee te werken, haastten verschillende Joego-Slavische instanties zich te verklaren, dat hun land geen toetreding tot de COMECON overwoog. En Tito zei, dat hij alles voelde voor internationale arbeidsverdeling maar tevens maakte hij duidelijk hierbij te streven naar goede economische betrekkingen met alle landen en niet alleen met de socialistische. Tito wenst wel als waarnemer tot de COMECON te worden toegelaten maar niet de economische en politieke zelfstandigheid van zijn land op te offeren.
Het nauwer aanhalen van de banden tussen Rusland en Joego-Slavië zou een gevolg zijn van de onmogelijkheid om in het ideologische conflict tussen Rusland en communistisch China een verzoening tot stand te brengen, terwijl Chroestsjef tevens zou willen profiteren van de goodwill, die Tito bezit in de ontwikkelingslanden in Azië, Afrika en Zuid-Amerika om zo ook hier een tegenwicht te vormen tegen de groeiende Chinese activiteit.
Na een bezoek van de Hongaarse regeringsleider, Kadar, aan Belgrado op 10 en 11 september werd in het in Boedapest uitgegeven communiqué uitdrukkelijk vermeld, dat ieder land zijn eigen specifieke problemen heeft en deze natuurlijk moet kunnen oplossen volgens zijn eigen methode. Wij kunnen ons niet indenken, dat Kadar deze verklaring geheel buiten medeweten van Moskou heeft opgesteld. Tito kan dus zijn gang blijven gaan; hij heeft tegenover Moskou geen water in zijn wijn gedaan en hij gaf kort hierop weer een duidelijk blijk van zijn onafhankelijkheid. Op 26 september werd officieel verklaard, dat Joego-Slavië wilde toetreden tot het General Agreement on Tariffs and Trade (GATT), waartoe tot nu toe nog slechts een ander communistisch land n.l. Tsjechoslowakije behoort, en vervolgens ging hij op 18 september naar Amerika voor een bezoek aan verschillende Latijns Amerikaanse landen en tenslotte aan de Verenigde Staten. Hij zou zijn onafhankelijkheid t.o.v. beide blokken volledig willen uitbuiten en men schrijft hem een bemiddelaarsrol in de bestaande geschillen toe.
Er is in Westerse kringen nogal wat deining geweest over grote Russische graanaankopen; men vond deze belangrijk omdat hieruit weer eens bleek, dat Chroestsjefs landbouwpolitiek te weinig succes heeft; aan Russische zijde wijt
| |
| |
men dit aan de strenge winter en de te droge lente en zomer, ook wel aan een gebrek aan kunstmeststoffen, in elk geval niet aan het systeem. Reeds begin september werd er in Rusland aangedrongen op zuinigheid met brood en vanaf half september werden er eerst met Canada, daarna met Australië contracten gesloten over levering van grote hoeveelheden tarwe aan Rusland; deze zouden niet voor Rusland zelf bedoeld zijn maar o.a. voor Cuba en Siberië. Iets later waren er geruchten over graanaankopen van de Sovjet-Unie in West-Duitsland en tenslotte ook in de Verenigde staten. Toen dit laatste inderdaad het geval bleek kwamen de protesten los; deze graanleveranties aan de tegenstander waren ongeoorloofd, zelfs immoreel; men moest politieke eisen stellen in ruil hiervoor enz. enz.; ook bondskanselier Adenauer fulmineerde fel tegen de transacties. Maar waarom gebeurde dit alles dan pas toen de Verenigde Staten er toe over gingen zich bereid te verklaren tarwe aan Rusland te leveren? Is het voor Canada wel en voor de Verenigde Staten niet geoorloofd? Is het strikt noodzakelijk om politieke redenen talloze mensen aan hongersnood prijs te geven? Of is het een daad van christelijke naastenliefde in dit geval te helpen? Het Westen zou op ethisch gebied te kort schieten en zijn eigen beginselen verloochenen als het - zelfs als er geen economische voordelen aan waren verbonden - deze graanleveranties had geweigerd.
Reeds geruime tijd werd er in Engeland gesproken over een a.s. aftreden van Macmillan als prime-minister en ook in conservatieve kringen werd na het Profumo-schandaal dit aftreden zelfs geëist; tot voor kort weigerde de premier echter hierop in te gaan; toen hij echter begin oktober voor een ernstige operatie in het ziekenhuis moest worden opgenomen, werd het ook Macmillan duidelijk, dat hij zijn partij in de komende verkiezingen voor het Lager Huis onmogelijk kon blijven leiden en op 9 oktober gaf hij te kennen te zullen aftreden. Als een van de redenen voor zijn aanvankelijke weigering was vroeger reeds genoemd het niet aanwezig zijn van een algemeen erkende opvolger; uit de op Macmillans besluit volgende strijd bleek duidelijk dat een dergelijke figuur inderdaad niet aanwezig was. Butler, vice-premier en in 1957 reeds gepasseerd als opvolger van Eden, scheen de meeste kansen te hebben; naast hem werden voortdurend genoemd de minister van financiën, Maudling, en de minister van wetenschappen, lord Hailsham; de laatste maakte nu onmiddellijk bekend dat hij afstand deed van zijn adellijke titel en zich verkiesbaar zou stellen voor het Lager Huis. Na 10 dagen interne strijd wees Macmillan echter lord Home, minister van buitenlandse zaken, die wel al eerder was genoemd maar aan wie men toch de minste kans had gegeven, aan. Dit advies aan Hare Majesteit wekte veel opzien, niet alleen bij de drie andere kandidaten maar ook bij een belangrijk deel van de conservatieven en zelfs woede bij de labour, daar men gekant was tegen een benoeming van een lid van het Hoge Huis tot premier. Het besluit van lord Home voortaan weer Sir Douglas Home te worden en zich bij de eerst volgende gelegenheid verkiesbaar te stellen voor het Lager Huis - hetgeen inmiddels is gebeurd voor de tussentijdse verkiezing in Kinross (Schotland) op 7 november - veranderde weinig aan het verzet. Toch slaagde Home er betrekkelijk vlug in een kabinet samen te stellen, waarin zijn
mede-kandidaten voor het premierschap zitting namen; de verklaring hiervoor moet wel gezocht worden in het feit, dat de conservatieven genoodzaakt zijn hun onderlinge meningsverschillen te begraven, willen zij enige kans maken de parlementsverkiezingen het volgend jaar te winnen; hun kansen zijn toch al niet groot. De eerste twist tussen labour
| |
| |
en Home is al achter de rug n.a.v. diens besluit om de opening van de nieuwe zitting van het Lager Huis uit te stellen tot 12 november, opdat de prime minister, dan naar verwacht mag worden gekozen lid van dit college, ook inderdaad als regeringsleider in de volksvertegenwoordiging zal kunnen optreden. Men verwacht van Home niet direct nieuwe pogingen tot aansluiting van Engeland bij de EEG, grotere neiging mee te doen aan de opbouw van een multi-laterale NAVO-kernmacht en een krachtiger houding van Engeland ten opzichte van Rusland.
Een andere belangrijke regeringswisseling had plaats in Bonn. Daar trad op 15 oktober Adenauer af en werd opgevolgd door Erhard. Ruim 14 jaren heeft Adenauer de Duitse politiek geleid en ontegenzeggelijk heeft hij in die tijd veel voor zijn vaderland weten te bereiken, maar zijn autocratische opvattingen wekten ook in eigen kring steeds meer verzet. Zijn vervanging door Erhard zal invloed hebben op de buitenlandse politiek van de West-Duitse Bondsrepubliek. Een van de grootste verdiensten van de aftredende bondskanselier is geweest het tot stand brengen van de betere verstandhouding met Frankrijk; maar een van de redenen van verzet tegen hem was ook zijn te grote volgzaamheid t.a.v. de Gaulle. Men mag van Erhard niet verwachten, dat hij op dit punt de politiek van zijn voorganger ongewijzigd zal voortzetten; Erhard wil natuurlijk de vriendschapsband tussen beide landen niet verbreken - dit zou voor Europa weinig minder dan een ramp zijn - maar wel zal hij kritischer tegenover Frankrijk staan; hij heeft nooit onder stoelen of banken gestoken voorstander te zijn van de toetreding van Engeland tot de EEG, van de NAVO en van de multi-laterale kernmacht; de bezwaren tegen de Franse landbouwplannen in de EEG zullen door hem scherper naar voren worden gebracht.
In Algerije nieuwe moeilijkheden voor Ben Bella. Langzaam is hij er in geslaagd alle macht in handen te krijgen, maar dit gebeurde ten koste van zijn vroegere medestanders; alhoewel deze zich om verschillende redenen tegen hem verzetten dreef hij hen door zijn optreden op een hoop en dit resulteerde in een opstand in Kabylië tegen zijn gezag. Dit verzet lijkt beëindigd, maar misschien is dit einde alleen maar bewerkt door de grensoorlog tussen Algerije en Marokko over grondstofrijke gedeelten van de Sahara. Na veel moeilijkheden is het nu aan de keizer van het oude Abessynië en de president van het kersverse Mali gelukt een wapenstilstand te bewerken. Desondanks wordt er nog druk gevochten en Marokko zou het geschil nu aan de Veiligheidsraad willen voorleggen.
Nog enkele woorden over de gebeurtenissen in Zuid-Vietnam; de regering Diem had zich de laatste tijd steeds grotere moeilijkheden op de hals gehaald door haar optreden tegen de boeddhistische monniken en tegen de studenten; dit ging onder het motief van communistische sympathieën in die kringen. De politiek van de katholieke regering Diem zette veel kwaad bloed en werd ook in het buitenland sterk afgekeurd. Vooral de Verenigde Staten kwamen in een moeilijk parket, daar zij zich de weelde niet konden veroorloven de steun aan Diem op te zeggen in verband met de voortdurende pogingen van het communistische Noord-Vietnam zich van het Zuiden meester te maken, terwijl zij ook de binnenlandse politiek van Diem of misschien beter van diens broer Nhu niet konden goedkeuren. Aan het praktisch dictatoriale bewind van de familie Diem is op 1 november plotseling een einde gemaakt door een militaire opstand o.l.v. generaal Duong van Minh. Deze vormde een comité van generaals, dat verklaarde geen politieke ambities te bezitten en Diem ervan beschuldigde met het
| |
| |
communistische Noorden in contact te staan. Het stelde onmiddellijk alle door de vorige regering gevangen genomen monniken en studenten in vrijheid. Diem en zijn broer Nhu zijn gedood; de vrouw van de laatste, die zich door haar uitlatingen zeer onsympathiek heeft gemaakt en - toevallig? - op een wereldreis in de Verenigde Staten was, beweerde onmiddellijk, dat de Verenigde Staten schuldig waren aan de opstand, hetgeen de laatsten heftig ontkenden. Dat Kennedy achteraf tevreden is over de ontwikkeling kan men wel aannemen, daar het nieuwe bewind de strijd tegen het Noorden met kracht wil voortzetten. Zal het ook in staat zijn het communisme effectief te bestrijden, niet alleen of zelfs hoofdzakelijk met wapenen maar door zorg te dragen voor verbetering van de levensomstandigheden?
5 - 11 - '63
J. Oomes
| |
België
De grondwetsherziening staat nu helemaal vooraan in de actualiteit. Zo pas heeft de regering voorstellen tot wijziging van de Constitutie overgemaakt aan de drie grote partijen. Op het ogenblik dat we dit schrijven, is de inhoud ervan nog niet bekend. De bedoeling is echter duidelijk. Om de grondwetsherziening erdoor te krijgen, is het niet genoeg dat het parlement zegt, welke artikelen in aanmerking komen voor verandering, maar de drie grote partijen moeten het vooraf eens zijn over de algemene zin van de herziening.
Herhaaldelijk heeft het kiezerscorps al een grondwetgevende vergadering verkozen, maar omdat men op het partijpolitieke vlak geen overeenkomst kon bereiken, bleef alles bij het oude. Een van de voorgenomen wijzigingen is nu al in de vergetelheid geraakt, nl. het artikel van de grondwet dat het opperbevel van het leger toekent aan de koning. In Nato-verband beantwoordt dit niet meer aan de werkelijkheid. Juristen vonden het nodig dit artikel te wijzigen, maar nu wordt daar weer niet meer op aangedrongen. Dat hetzelfde zou gebeuren met het meest brandende thema van de grondwetsherziening - een constitutionele regeling van de Vlaams-Waalse verhoudingen -, is wel niet waarschijnlijk.
Met de voorstellen van de regering wordt een einde gemaakt aan de sedert maanden bestaande ‘Werkgroep’, waarin alleen de twee regeringspartijen vertegenwoordigd waren, en die op geen enkele wijze heeft bij kunnen dragen tot een oplossing van het probleem waarvoor zij samengesteld was.
Niet alleen de regering legt plannen voor tot wijziging van de grondwet. Er zijn in de jongste maanden van verschillende kanten zo veel projecten voorgesteld, dat we er hier geen volledig overzicht van kunnen geven. Ze zijn de uitdrukking van allerlei vormen van federalisme - met twee of met drie of met meer gewesten - of staan in het teken van een min of meer federaliserende decentralisatie, waarvan de praktische weerslag niet altijd onmiddellijk te beoordelen is.
Naast voorstellen als dat van oud-minister Duvieusart en dat van dhr. Oleffe van de M.O.C., kwam eind oktober het zogenaamde project De Saeger in omloop. Het is uitgewerkt door dhr. De Saeger samen met afgevaardigden en/of griffiers van de bestendige deputaties van de Vlaamse provincies. Het kent ruimere bevoegdheden toe aan de thans bestaande provincies. In plaats van bestendige afvaardigingen die alleen een partijpolitieke meerderheid vertegen- | |
| |
woordigen, zou de deputatie een evenredige weergave worden van de partijpolitieke samenstelling van de provincieraden. Om het verwijt te ontgaan dat het Vlaanderen uiteenrafelt in kleine gewesten die ten prooi worden gelaten aan een nooit volledig verdwenen particularisme in de engste zin, voorziet het ontwerp interprovinciale overkoepelende organen, die Vlaanderens (en Wallonië's) collectieve persoonlijkheid publiekrechtelijk zouden vertegenwoordigen. Dat zou dan de federaliserende rechtsfiguur zijn die voor uitbreiding en versterking vatbaar is. Alweer een element dus dat men kan voegen bij het dossier van de federalistische structuurhervormingen, een dossier dat de laatste maanden steeds maar uitgebreider is geworden.
Ondertussen wordt in Wallonië aan de bevolking een petitie voorgelegd met een nogal wazige tekst, maar met een onmiskenbaar federalistische tendens. Reeds honderdduizenden Walen zouden die ondertekend hebben, zodat de petitie een instrument kan worden in de binnenlandse politiek, ook in elke partij afzonderlijk. Dat een socialistische mandataris - dhr. Massart - een in de B.S.P. zeer ongebruikelijke daad stelde en de partij verliet om de Wallingantische beweging trouw te blijven, is symptomatisch.
Tot nog toe heeft het federalistische streven geen definitieve formulering gevonden. Wat de decentralisatie op provinciale grondslag betreft, deze gaat de echte oorzaak van het geschil en de spanning uit de weg, zolang ze niet leidt tot een staatsrechtelijke erkenning van de collectieve persoonlijkheid van Vlaanderen en Wallonië. Tot nog toe gewagen de meeste hervormingsplannen liever van negen, tien, elf of minder provincies, dan van een constitutioneel uitgedrukte tweeledigheid van België. Daarnaast voelt iedere hervormer het gebrek aan homogeniteit tussen de thans bestaande negen provincies zeer duidelijk aan. Sommigen hertekenen daarom de grenzen en de provinciale territoria: de samenstellende delen zouden dan beter met elkaar in evenwicht zijn, en een versterkt politiek en administratief leven op provinciale grondslag trekt misschien meer talenten en krachten aan dan nu het geval is in de provinciebesturen. Hoe de toekomstige verhouding zal zijn tussen Brussel en de centrale overheid (en eventueel tussen Brussel en de Brabantse provinciale overheid) is evenmin duidelijk uit de verf gekomen.
* * *
In het geschil tussen het departement van sociale zaken en het korps der geneesheren (naar aanleiding van de nieuwe wet op de ziekteverzekering) is thans een zekere ontspanning ingetreden. Het ‘Aktiekomitee’ van de geneesheren heeft de bemiddeling aanvaard van een door de regering geraadpleegde commissie van universiteitsprofessoren. Er schijnt een compromisvoorstel in de maak, dat grondige wijzigingen aanbrengt aan de meest omstreden artikelen van Leburton's nieuwe wet.
Ondertussen nadert de tweede dinsdag van november waarop de parlementaire bedrijvigheid opnieuw begint. Normaal zullen de begrotingen op de voorgrond staan en zal er zonder uitstel met de bespreking ervan begonnen worden, zodat minstens de Rijksmiddelenbegroting en enkele andere belangrijke begrotingen en de militiewet door Kamer en Senaat zijn afgehandeld voor het begin van het nieuwe jaar. Van Vlaamse zijde hoopt men op een krachtige interpellatie over de benoemingen in het Atoomcentrum te Mol, een aangelegenheid die in Vlaanderen beroering heeft gewekt omdat sociale en nationale belangen ditmaal zo opvallend goed samenvallen.
| |
| |
Op landbouwgebied is het ogenblik niet ver meer af waarop de regeringen van de E.E.G.-landen een beslissing moeten nemen, of ze al dan niet voor het einde van het jaar een gemeenschappelijk landbouwbeleid tot stand willen brengen. In de eerste week van november legde dhr. Mansholt, namens de E.E.G.-Commissie, een plan voor aan de te Brussel vergaderende E.E.G.-ministers. In hoofdzaak wordt daarin een gemeenschappelijke graanprijs voorzien voor de zes E.E.G.-landen, mits de nodige preciseringen wat gewestelijke aanpassingen en de diverse interventie- en sluisprijzen betreft.
Voor België brengen de Europese graanprijzen minder moeilijkheden mee dan voor andere E.E.G.-landen, omdat de Belgische graanprijzen van het lopende oogstjaar de voorgestelde Europese graanprijs zeer dicht benaderen. Rechtstreeks worden de landbouwersinkomens in België dus weinig beroerd door Mansholts voorstel. België zal echter moeten bijdragen tot de financiering van een compensatiefonds dat vooral de Duitse, Italiaanse en Luxemburgse boeren ten goede zal komen. Voor ons kan dit aanvankelijk een jaarlijkse last van 800 miljoen F meebrengen. Anderzijds zullen wij echter kunnen genieten van een ander door Mansholt voorzien compensatiefonds, dat zijn middelen moet putten uit heffingen op agrarische produkten uit derde landen. België zou aldus middelen krijgen tot subsidiëring van de agrarische export naar de niet tot de E.E.G. behorende landen. De representatieve landbouwersberoepsverenigingen en de regering zullen hun standpunt tegenover dit vérstrekkende voorstel van de Nederlandse landbouwdeskundige eerstdaags bekend moeten maken.
* * *
Een verhoging van de discontovoet op 30 oktober confronteerde de openbare opinie met het vraagstuk van de inflatoire druk waaraan de Belgische economie wellicht minder bloot staat dan de Franse of de Nederlandse, maar die ook hier merkbaar is en zich o.m. geuit heeft door de verhoging van het indexcyfer en de aanpassing van de wedden en de lonen die er het gevolg van is. Het prijsverloop in de Belgische groot- en kleinhandel is de jongste jaren opmerkelijk rustig geweest, en ook nu schijnen er geen redenen tot alarm te zijn. De kapitaalvlucht heeft in verschillende vormen haar beslag gekregen. De ruime monetaire middelen die niettemin in de binnenlandse economie aanwezig bleven, vonden moeilijk de weg naar de geld- en kapitaalmarkt. De overheidsemissies van 1963 zijn minder talrijk geweest dan vroeger en het bedrag waarop door de spaarders ingetekend werd (van 4 tot circa 7 miljard Fr.) was lager dan vroeger in vergelijkbare omstandigheden. In feite een complex geval van tegenstrijdige of in verschillende richtingen tenderende factoren. De verhoging van het disconto is waarschijnlijk in de eerste plaats gebeurd om het inwendige evenwicht te herstellen tussen de verschillende sectoren van de geld- en kapitaalmarkt. Een minister van financiën kan b.v. wel een tijdlang de verhoging van het disconto doen uitstellen, maar hij kan niet vermijden dat desgevallend het geld in andere sectoren van de markt duurder wordt, en dat ten gevolge daarvan de spaarders zich afkeren van staatsleningen tegen een te lage rentevoet, of dat het zakenleven een abnormaal ruim gebruik begint te maken van de goedkoop gehouden kredietvormen, b.v. wisselkrediet.
5 november 1963
H. de Bruyne
|
|