Forum
Het vierde eeuwfeest van het Concilie van Trente
Van 2 tot 6 september 1963 was het feest in Trente, een klein stadje aan de Adige dat nu 54.000 inwoners telt, vier eeuwen geleden 15 à 20.000. Het ‘Trentse Comité voor het vieren van het Concilie organiseerde samen met het ‘Pauselijk Comité voor geschiedkundige Wetenschappen’ een grootse herdenking van het merkwaardigste van alle concilies. Het congres telde ongeveer 200 deelnemers uit 17 landen, waaronder enkele protestanten; er waren 13 Belgen, 6 Nederlanders (o.a. de protestantse Prof. Bakhuizen van den Brink van Leiden) en een tiental Noord-Amerikanen, waaronder drie vrouwelijke religieuzen.
Het congres had een luisterrijk verloop. Het werd plechtig geopend door Kard. Giovanni Urbani, patriarch van Venetië, die een boodschap voorlas van de Paus, die er zijn vreugde over uitsprak, dat bij het begin van zijn pontificaat en aan de vooravond van de tweede sessie van Vaticanum II historici uit Europa en Amerika, christenen van verscheidene richtingen, samen het Trentse concilie kwamen bestuderen.
Een blijde verrassing bracht de sessie van de woensdagmorgen: een verrassing omdat iets dergelijks vijf jaar geleden nog niet mogelijk ware geweest, en verheugend omdat zij een duidelijke uiting was van de huidige oecumenische geest. Die morgen sprak eerst de lutheraan Prof. Peter Meinhold van de universiteit van Kiel over de aanwezigheid en de invloed van de protestanten gedurende de tweede periode van het Concilie van Trente. Daarna vergeleek de anglicaan Prof. Thomas Parker van Christ Church in Oxford de Trentse katholieke hervorming met de anglicaanse, zowel op leerstellig als op administratief gebied. Het meest indruk maakte echter het feit dat Kardinaal Bea, de ziel van de oecumenische beweging in de Kerk op onze dagen, speciaal uit Rome was overgekomen om deze morgensessie, en alleen deze sessie, voor te zitten. In zijn openingswoord zei hij o.m.: ‘De gedachte dat de internationale wetenschap mee kan werken aan de eenheid van de Kerken krijgt hier op een voorbeeldige wijze gestalte in deze studiebijeenkomst, waaraan geleerden van verschillende richtingen deelnemen om het thema “het concilie van Trente en de Trentse hervorming” wetenschappelijk uit te diepen; zij doen dit volgens strenge criteria van wetenschappelijk onderzoek, buiten alle polemiek en apologie om. Van zulk een bijeenkomst kan men een ernstige bijdrage verwachten om de misverstanden, die in de vulgariserende literatuur zijn opgehoopt, uit de weg te ruimen’.
Het lijkt ons overbodig hier een opsomming te geven van de 19 voordrachten met hun auteur. Wij kunnen volstaan met erop te wijzen, dat terwijl het Trentse concilie ook leerstellige bepalingen en hervormingsdecreten heeft uitgevaardigd, het Trentse congres, op een paar verslagen na, zich uitsluitend met de hervormingsdecreten heeft ingelaten. Het thema van het congres was: ‘Het concilie van Trente en de Trentse hervorming’. Enkele themata willen wij toch even belichten om de geest van het congres te doen uitkomen.
1. Prof. James A. O'Donohoe van het St. John's Seminary van Boston (USA), oud-student van de Leuvense universiteit, behandelde de Trentse wetgeving betreffende de seminaries. Het mag wel enige verwondering wekken dat er vóór Trente geen eigenlijke priesteropleiding bestond, wat niet wil zeggen dat de wijdelingen niet aan bepaalde morele en intellectuele eisen moesten voldoen. In de eerste periode bepaalde het concilie dat er aan elke kathedrale school een speciale professor in de Schrift moest worden benoemd. Toen de concilievaders zich vijftien jaar later over hetzelfde probleem bogen, vonden ze de eerste bepalingen volstrekt onvoldoende. Op verscheidene plaatsen in Europa voelden ijverige bisschoppen de nood aan goed opgeleide priesters; de jezuïet Claude Le Jay, die in 1542-1545 in Duitsland als pauselijk legaat rondreisde, stelde een