| |
| |
| |
[1963, nummer 2]
'n Kwart eeuw na de akkoorden van München
Europa toen en nu
Paul Ruys S.J.
NA een inderhaast bijeengeroepen conferentie en een dag en een nacht van koortsachtige besprekingen, waren Hitler, Chamberlain, Daladier en Mussolini het op 30 september 1938 in München eens geworden over de voorwaarden en modaliteiten van de afstand van Sudetenland aan het Derde Rijk. De tijd om Hitlers slogan Ein Volk, Ein Reich, Ein Führer en de eis van Henlein, de leider van de nationaal-socialistische sudetenduitse partij, Heim ins Reich, van de hand te wijzen, was voorbij. De enige bedoeling van de Conferentie van München was, de gewelddadige inpalming van Sudetenland, waaruit een Europese oorlog zou volgen, te voorkomen en door een vergelijk, hoe onverkwikkelijk ook voor Fransen en Engelsen, aan de catastrofe te ontsnappen.
Het prestige van de Westerse democratieën, of wat daarvan overbleef, was daarmee gered. Verder stoorde Hitler zich niet aan de aangegane verbintenissen. Op 16 maart 1939 vierde hij onbeschaamd zijn intrede in Praag en maakte hij zijn ware bedoeling wereldkundig: de opname van Duitse stamgenoten in het éne grote Duitse Rijk en de vernietiging van de Tsjechoslowaakse Staat dienden slechts om zijn aanspraken op de heerschappij over Europa te doen gelden. München was slechts een episode geweest in de afbraak van het Europa van Versailles.
Toen echter de Europese burgeroorlog van 1939-1941 een wereldoorlog was geworden, nam de Britse Regering op 5 augustus 1942 de moeite om de München-Akkoorden officieel op te zeggen en op 29 september werd zij door de Gaullistische overheid te Londen daarin gevolgd. Ook zonder dit gebaar zou er van de akkoorden niet veel zijn overgebleven, maar de opzegging moest werken als een zoenoffer, als een blijk van het goede voornemen, Europa niet op zo'n schandelijke grondvesten weer op te bouwen.
| |
München blijft een waarschuwingsteken
Voor de generatie van Hitler.... connais pas! betekent München misschien niet veel méér dan een datum in een handboek van geschiedenis. De tijdgenoot van 1938 blijft echter gevoelig voor de herinnering
| |
| |
aan het gebeuren. De historici kunnen nog lange tijd voortgaan met het tegen elkaar afwegen van verschillende interpretaties. Was München niet de laatste kans om het Duitse volk van zijn nazi-demonen te verlossen? Was het niet het noodzakelijke middel om de weerbaarheid van het goede volk der Westerse democratieën op te wekken ten aanzien van de trouweloze tegenstrever? Was het niet de vervulling van het beginsel van het zelfbeschikkingsrecht en meteen een daad van morele moed overeenkomstig de Veertien Punten van Wilson? Was het niet de laatste kans om Hitlers machtswellust af te wenden van het Westen en hem de vrije teugel te laten in het Oosten? Nog afgezien van hun nationale gebondenheid, die hun waardering van de feiten kleurt, scheiden de historici zich van elkaar door hun morele gezindheid - appeasers en anti-appeasers, en hun politieke affiniteiten: de rechtsen, die het bolwerk van het nazisme verkiezen boven de bolsjewistische vloedgolf, en de linksen, die hun verontwaardiging luchten over de lafheid van de imperialisten die Hitler loslaten op de Sowjet-Unie, een land dat in menslievendheid een nieuwe maatschappij aan het opbouwen is en om de catastrofe af te wenden niet anders kan dan met de duivel meeheulen.
Voor de historici blijkbaar hoofdzakelijk een stuk geëngageerde literatuur, blijft München voor de staatslieden van vandaag een sprekend waarschuwingsteken. Toen President Truman met de aanval op Zuid-Korea geconfronteerd werd, besloot hij hardhandig op te treden want, zegt hij in zijn Memoirs: ‘I remembered how each time the democracies had failed, it had encouraged the aggressors to keep going ahead.... If this was allowed to go unchallenged it would mean a third world war, just as similar incidents had brought on the second world war’. Als jonge zoon van de Amerikaanse ambassadeur te Londen, schreef John F. Kennedy een essay over de oorzaken en het gebeuren van München, Why England slept (1939), dat onlangs opnieuw is uitgegeven. Terwijl Chamberlain bij zijn terugkeer uit München zei: ‘I believe it is peace in our times’, gaf Kennedy hem over de jaren heen, op het hoogtepunt van de Cubacrisis in 1962, de repliek: ‘Our goal is.... not peace at the expense of freedom, but both peace and freedom’.
Op het ogenblik van München hielden de Amerikanen zich nog steeds afzijdig van het Europese gebeuren. Zij hadden verzachtende omstandigheden: hun lange traditie van isolatie en de twistziekte van hun verre verwanten uit de old country. Dit excuus kon niet ingeroepen worden door de Fransen en vooral niet door de man die toentertijd als kolonel van het Franse leger had aangedrongen op de oprichting van
| |
| |
een sterk, met tanks uitgerust beroepsleger: Charles de Gaulle. In het begin van zijn oorlogsmemoires schrijft hij lakoniek: ‘En septembre (1938), le Führer, avec la complicité de Londres, puis de Paris, exécutait la Tchécoslovaquie’. Ik ben er van overtuigd dat het trauma van München voor een aanzienlijk deel het buitenlands beleid en de nucleaire bewapeningspolitiek van de huidige Franse President verklaart. Zoals Tsjechoslowakije in de jaren na de Eerste Wereldoorlog de beschermeling van Frankrijk was, werd Frankrijk zelf na de Tweede Wereldoorlog onder de hoede van Amerika geplaatst. Zoals Frankrijk te München, in een laatste poging om zichzelf te redden, Tsjechoslowakije in de steek moest laten, zouden de Verenigde Saten nu hetzelfde kunnen doen met Frankrijk en Europa, al zij omwille van hun hulp aan het Oude Continent zelf door Russische raketten bedreigd zouden worden. Het erewoord van Amerika nu weegt in de ogen van de Gaulle niet zwaarder dan het erewoord van Frankrijk toen. Is de enige uitweg dan niet, dat Frankrijk zijn lot opnieuw in eigen handen neemt en zich bijgevolg uitrust met kernwapens?
Het beste bewijs dat München levendig blijft in de herinnering van de volwassen generatie van vandaag, is het gebruik dat de specialisten van de propaganda-oorlog ervan maken. München is een boeman, in een veranderde context de historische opvolger van Canossa, een schrikbeeld dat in de afgelopen weken weer opgeroepen werd, niet alleen door een fractie van de Duitse opinie tegen het kernstopakkoord van Moskou, wat nog begrijpelijk is, maar ook door de Chinese communisten tegen hun geloofsbroeders in de Sowjet-Unie.
Na vijfentwintig jaar is het gebeuren van München dus niet dood in het geheugen der mensen. Maar dieper nog leeft het voort in de bestemming van Tsjechoslowakije, Duitsland, Midden-Europa, ja, van geheel Europa, dat zijn plaats zoekt in een veranderde wereld. München voor de geest roepen, is een onderzoek instellen naar onze eigen toekomst: waarheen met Europa, met het Europa dat, na het 19e eeuwse Statensysteem, de Eerste Wereldoorlog, Versailles en de Tweede Wereldoorlog, op zoek is naar een onvindbare vrede?
| |
Tsjechoslowakije
Het geval van Tsjechoslowakije illustreert nog het best, welk een fiasco München was voor Europa. Zoals de Polen in de Eerste Wereldoorlog het troetelkind van de Fransen waren, waren de Tsjechen de uitverkorenen van President Wilson. Bij de vredesregeling na de Eerste Wereldoorlog werd Oostenrijk-Hongarije ontbonden en
| |
| |
wilde men op voorbeeldige wijze de beginselen van zelfbeschikking toepassen, vervat in Wilsons Achttien Punten (8 januari 1918). Met de Verdragen van Versailles en Saint-Germain diende zich een nieuweling aan in de gemeenschap der Europese Staten: Tsjechoslowakije. Een zuiver nationale Staat? Verre vandaar! Naast Tsjechen en Slowaken omvatte hij Duitsers, Magyaren, Oekraïners, Polen. Alles bij elkaar geleek de samenstelling van de nieuwe Staat meer op die van de Oude Dubbel-Monarchie in klein formaat dan op een homogene stam die, om zijn zelfbeschikking te verwezenlijken, een onafhankelijke staatkundige organisatie had gekregen. Terwijl Tsjechen en Slowaken vroeger hulde aan Wenen moesten brengen, werden zij nu leenplichtig tegenover Parijs. Met dit verschil nochtans: formeel waren zij nu een onafhankelijke Staat die zelf verantwoording verschuldigd was voor de bescherming van de rechten van alle volksgemeenschappen die hij omvatte.
Een Staat die zijn ontstaan te danken had aan het Wilsoniaanse principe van zelfbeschikking, kon datzelfde principe niet met voeten treden in zijn eigen huishouding. Voor de Raad der Vier had Benesj op 5 juni 1919 dan ook verzekeringen gegeven die geen twijfel duldden:
‘Notre gouvernement a déjà pris des décisions qui correspondent aux idées du Président Wilson et àcelles qui président ces débats. Tant dans l'intérêt général qu'en tenant compte de la présence parmi nous d'un assez grand nombre de compatriotes de langue allemande, nous avons préparé une constitution qui ne sera pas sans analogie avec celle de la Suisse. Nous faisons de même au point de vue militaire. Notre situation économique se prête à ce régime; notre population y est très préparée et un programme de ce genre correspond à l'idée générale de la limitation des armements’.
Van die wijze belofte kwam ten slotte niets terecht. Inderhaast werd een strikt unitaire grondwet aangenomen en alle sleutelposities in de Staat werden aan Tsjechen toegekend. Wat de ‘Germanen’ van Wenen de Tsjechen hadden aangedaan, gingen de ‘Slaven’ van Praag nu laten voelen aan de ‘Germanen’ van Sudetenland en andere minderheidsgroepen. Een tijd lang was het Tsjechisch beheer sterk genoeg en zorgden de partijen voor de cohesie van de Staat. Een tijd lang ook was de regeling van Versailles, die Frankrijks voorrang in Middenen Oost-Europa bezegelde, tastbaar genoeg om het cordon sanitaire tussen Duitsland en Rusland in staat van weerbaarheid te houden. Echter niet voor lang.
De dubbelslachtigheid van Versailles trad aan het licht toen Duitsland, op grond van de beginselen van Versailles zelf, gelijkberechtiging ging eisen en wel op het plan van de militaire macht en de zelfbeschikking. Frankrijk was op dat ogenblik niet meer in staat zijn alliantieverplichtingen na te leven: het werd eerst door de Amerikanen, daarna
| |
| |
door de Engelsen in de steek gelaten en was bovendien innerlijk verzwakt door de ziekte die Arnold Toynbee reeds in 1928 had gezien: ‘the gnawing self-distrust and dread of the future, that agonizing paradox of defeat in victory which had haunted the French mind ever since the Armistice of November 1918’.
Het algemeen ziekteverschijnsel openbaarde zich in Tsjechoslowakije door het succes van Henlein, die er in 1936 in slaagde de overgrote meerderheid van de Sudeten-Duitsers uit de andere partijen weg te halen en achter zijn Duits nationalistisch program te scharen. Henlein volgde het voorbeeld en steunde op de groeiende macht van Hitlers nationaal-socialisme, maar toen de Tsjechoslowaakse Staat daardoor in doodsgevaar raakte, was dit mede te wijten aan de interne contradictie welke hij sedert Versailles in zich droeg. Te München werd in absentia het doodsvonnis van Tsjechoslowakije getekend, maar meteen ook van het Versailles-stelsel.
Tsjechoslowakije kwam betrekkelijk onbeschadigd uit de Tweede Wereldoorlog. Op zijn meest oostelijke tip na (Ruthenië werd op 29 juni 1945 buiten medeweten van de Amerikanen en de Engelsen door de Sowjet-Unie geannexeerd; de Russen kregen daarmee rechtstreeks toegang zowel tot Hongarije als tot Tsjechoslowakije), werd Tsjechoslowakije in zijn grenzen van 1919 hersteld, maar zijn regeerders, met Benesj aan het hoofd, gingen München nu in de tegenovergestelde richting toepassen: 2,5 miljoen Sudeten-Duitsers werden samen met 400.000 Magyaren in de troebele en beschamende maanden vóór en na de Conferentie van Potsdam (juli - augustus 1945) uit het land verdreven. Was dat Tsjechoslowakije alweer een voorspiegeling van het lot van Europa dat uit de as van de oorlog zou moeten herrijzen?
| |
Duitsland en Midden-Europa
De akkoorden van München maakten ook een einde zowel aan het Duitsland dat door Bismarck was opgebouwd als aan het Duitsland dat de Geallieerden na 1918 hadden laten voortbestaan. München trekt een dubbele streep door hetgeen in de Spiegelzaal van het Paleis van Versailles gebeurd was, een eerste maal op 18 januari 1871 en een tweede op 28 juni 1919.
In het ‘kleine’ Duitsland van Bismarck was de machtswil getemperd door de subtiele berekening van de mogelijkheden welke het spel van het machtsevenwicht in Europa openliet. Het omvatte niet alle Duitse stamgenoten - velen leefden in de Donau-Monarchie - maar het duldde ook niet dat niet-Duitse elementen ook maar het geringste ge- | |
| |
vaar vormden voor een ontbinding van de vergoddelijkte Staat. Bismarcks nationalisme was een nationalisme door uitsluiting, dat de stam in dienst stelde van de Staatsmacht.
Keizer Willem II wilde aan deze visie een einde maken, daartoe aangezet door het verval van Oostenrijk-Hongarije. Het nationalisme van de Keizer was een nationalisme door insluiting, maar weer in dienst van de macht. In zijn Mittel Europa-idee moest de dualiteit Berlijn-Wenen plaats maken voor de éne zetel van de macht, Berlijn. Het Rijk zou ook andere etnische groepen omvatten, maar dan overheerst door en in dienst van de Duitse stam, het Herrenvolk. Deze droom werd echter verijdeld door de Eerste Wereldoorlog. Althans voor een tijd.
Aan de verheven beginselen van gelijkberechtiging en zelfbeschikking der volkeren, die door de Geallieerden als grondslag voor de vrede werden voorop gesteld, werd door het Verdrag van Versailles afgeweken vooral ten nadele van Duitsland. Voor de Duitsers gold het beginsel van de zelfbeschikking niet. Verbod werd gegeven aan de Duitse rest van de Habsburgse Staat om zich bij Duitsland aan te sluiten. De Oostenrijkse Staat werd geschapen met een hoofd, Wenen, dat niet langer beantwoordde aan het aantal inwoners en de afmetingen van het grondgebied. Silesiërs, West-Pruisen, Sudeten-Duitsers kwamen onder vreemde soevereiniteit. Maar, als het ware om de contradictie nog schriller te maken, bleef Bismarcks schepping fundamenteel ongeschonden: Pruisen en Beieren b.v. bleven onder hetzelfde dak gehuisvest. De machtsbasis van ‘Klein’ Duitsland bleef ongedeerd. Het lapmiddel van de eenzijdige ontwapening, dat in strijd was met het beginsel van de gelijkberechtiging, moest er voor instaan dat de nieuwe orde van Versailles niet onveilig werd gemaakt door de heropleving van de Duitse machtsaanspraken, dat zij niet aan het wankelen werd gebracht door een hernieuwde Mittel Europa-politiek, gevoed en gedekt door een nationalisme door insluiting.
De Geallieerden hadden de kunst om vrede te maken blijkbaar verleerd. De contradicties van Versailles zullen de voedingsbodem worden van het Duitse revisionisme, waarop Hitler en het nationaal-socialisme zullen gedijen. Hitler zal de gelijkberechtiging, die door de overwinnaars van 1918 aan Duitsland ontzegd werd, bewerken door middel van een fait accompli: hij proclameert de herbewapening van het Rijk en laat de linker Rijnoever door zijn garnizoenen bezetten. Ook het zelfbeschikkingsrecht neemt hij in eigen handen: de Anschluss van Oostenrijk, de inpalming van Sudetenland, de greep naar Dantzig moeten het Grote Rijk op grond van nationalisme-door-insluiting dit keer voorgoed vestigen.
| |
| |
München is in deze ontwikkeling een tussenspel, een scène die heel het Europese drama van na 1918 samenbalt en op de spits drijft. Het had de kwaliteiten van een goed toneelstuk: het hield de spanning gaande door een tijd de vraag open te laten, of de ontknoping een nieuwe vrede of een nieuwe oorlogsramp zou inhouden. Wij weten nu dat het een gruwzame oorlog werd. De Europese protagonisten verdwenen een voor een van het toneel om plaats te maken voor mogendheden uit de Europese periferie: de Russen, die door hun bolsjewistische ideologie uit de gemeenschap van de Europese volkeren waren verbannen, en de Amerikanen die, hun Europese oorsprong vergetend, eigen wegen bewandelden.
Door het Atlantisch Charter van augustus 1941 werd opnieuw het zelfbeschikkingsrecht verkondigd en weer werd het, te Yalta en te Potsdam, aan het Duitse volk ontzegd. Een derde Versailles bleef achterwege. De landen van Duitse afkomst en gezindheid werden verdeeld over een menigte van soevereiniteiten: een Bondsrepubliek, een Duitse Democratische Republiek, een tweeledig Berlijn, Oostenrijk, met daarnaast Polen en de Sowjet-Unie. Zoals vroeger met Tsjechoslowakije gebeurd was, werd de contradictio in terminis van de zelfbeschikkingsdwang nu op het Duitse volk toegepast, in een richting die diametraal stond tegenover die welke Hitler had voorgestaan: 13 miljoen Duitsers werden teruggedreven binnen een bepaald Duitsland dat zijn eigen grenzen nog niet kent. Is het in die omstandigheden te verwonderen dat München niet alleen een steen des aanstoots blijft in de herinnering van enkele mensen, maar ook een open wonde in het lichaam van Europa? Van München naar het hedendaagse Berlijn, van het verdeelde Duitsland naar het verdeelde Europa, van een wankelend Europa naar een onzekere wereld loopt de weg in één rechte lijn. Het is de weg van de koude oorlog.
| |
Europa in de wereld
Hadden Europa en de wereld een andere weg kunnen gaan? Moést onze reis leiden door Versailles, München en het ontwaarde en verdeelde Berlijn? Gedane zaken nemen geen keer, kan men zeggen, en dus hebben deze vragen niet veel zin. Maar zijn wij door de kracht van de inertie gebonden op dezelfde weg te blijven doorhollen tot het weer eens tot een botsing komt? Is er dan nooit iemand geweest die te gepasten tijde een andere reisroute heeft voorgesteld?
In een merkwaardig essay, Gleichgewicht oder Hegemonie, Betrachtungen über ein Grundproblem der neueren Geschichte (1948), be- | |
| |
schrijft Ludwig Dehio de pendelbeweging van de politieke geschiedenis van Europa en van de geëuropeaniseerde wereld. De politiek ziet hij als een gebruik van macht, die nu eens een streven naar alleenheerschappij inhoudt, dan weer een veelheid van machtskernen bewerkt, in evenwicht gehouden door wie heerst over de zeeën. De vraag is dan, of hegemonie en machtsevenwicht voor Europa de enige alternatieven waren in het verleden en vooral of zij het nu nog zijn. De vraag is, of er geen derde weg bestaat, of wij ons noodgedwongen bij de fataliteit van de pendelbeweging moeten neerleggen. Uit ervaring weten wij toch dat die beweging telkens door een moment van oorlog gaat.
Ons inzicht in de geschiedenis blijft vaak in gebreke. Wij weren wat had kúnnen zijn, omdat dit geschiedkundig onwetenschappelijk is, maar dan sluiten wij soms meteen gebeurtenissen uit die in de geschiedenis wel degelijk plaats hebben gevonden. Er is in de geschiedenis van Europa inderdaad een moment aan te wijzen waarop een derde reisroute werd uitgestippeld.
Het Congres van Wenen, 1815, en de verschillende allianties die het daar geschapen machtsevenwicht in stand hielden, gaven Europa een zekere stabiliteit, de Europese gemeenschap een schijn van bestaan. Maar ze verwezenlijkten niet wat toen misschien mogelijk was geweest. Nog voor het einde van de Napoleontische oorlogen had graaf Adam-Georges Czartorysky door de Russische ambassadeur te Londen een memorie doen overmaken aan William Pitt de Jongere, de Instructions secrètes à Monsieur de Novolsiltsov, d.d. 11 september 1804, en Pitt had op 14 januari 1805 zijn antwoord gegeven in het Memorandum on the Deliverance and Security of Europe, waarin een heel ander stelsel voor de pacificatie van Europa werd voorgesteld dat in zich noch hegemonie, noch machtsevenwicht, maar een ware Europese Statenbond voorstond. Terwijl Czartorysky schreef:
‘Il me semble évident que le grand but, la tranquillité de l'Europe, ne pourrait être regardé comme atteint que lorsqu'on parviendrait d'une part à attacher les nations à leurs gouvernements, en rendant ces derniers capables de ne se conduire que pour le plus grand bien des peuples qui leur sont soumis, tandis que de l'autre on fixerait les rapports des Etats sur des règles plus précises et qu'il serait de leur intérêt de respecter’
gaf Pitt hem de repliek:
‘In order to render this Security (of Europe) as complete as possible, it seems necessary, at the period of a general Pacification, to form a Treaty to which all the principal Powers of Europe should be Parties, by which their respective Rights and Possessions, as they then have been established, shall be fixed and recognized, and they should all bind themselves mutually to protect and support each other, against any attempt to infringe them.... It should re-establish a general and comprehensive system of Public Law in Europe...’.
| |
| |
Dit beschouwden een Minister van de Tsaar van alle Russen en een Minister van Zijne Majesteit van Groot-Brittannië als de grondslag van hun politiek, en toch kwam er niets van terecht. Iets analoogs herhaalde zich in de tweede helft van de 19e eeuw. De Pruisische diplomaat Constantin Frantz schreef in 1879 een grondige studie met de lange titel: Der Föderalismus als das lettende Prinzip für die soziale, staatliche und internationale Organisation, unter besonderer Bezugnahme auf Deutschland, kritisch nachgewiesen und konstruktiv dargestellt, waarin hij opkwam tegen het spel van de tijdelijke allianties en de oprichting voorstond van een bestendige federatie, eerst tussen de ‘Duitse’ Staten van Midden-Europa, daarna, als dit voorbeeld trok, tussen alle Europese volkeren en Staten. Doch Bismarcks machtsfilosofie haalde het. Bismarck heeft zijn verzekerde plaats in alle geschiedenis-handboeken, terwijl Frantz voor velen een onbekende is gebleven. Dezelfde tegenstelling vinden we ten slotte nog terug tussen het Verdrag van Versailles en de idealen van de Volkenbond:
‘A general association of nations must be formed under specific covenants for the purpose of affording mutual guarantees of political independence and territorial integrity to great and small states alike... We have no jealousy of German greatness, and there is nothing in this program that impairs it....’. (Wilsons 14e Punt, 8 januari 1918).
Dit is het tragische verloop van het bestaan van Europa: het heeft zich gehouden aan het alternatief tussen evenwicht en hegemonie en vergeten dat een tertium quid wel degelijk als een historische mogelijkheid gegeven was. Bondig uitgedrukt, een Europese federatie: een rechtsorde waarin alle burgergemeenschappen hun ‘zelfbeschikking’ hadden kunnen vinden als een recht dat de mens toekomt. Dat recht moest zijn verwezenlijking en ontplooiing vinden door toedoen van een Staat. Maar deze mocht zich dan niet voeden aan nationale passies, om zijn macht naar binnen te vestigen over de rechten heen van allerhande minderheden, of om zijn macht naar buiten uit te breiden door overheersing.
Met het Verdrag van Versailles en de Volkenbond werden Rusland en Duitsland aanvankelijk uit de gemeenschap van de Europese volkeren en Staten gebannen; de Donau-Monarchie was ontbonden. Daarmee miste Europa zijn historische stevigheidskernen. Frankrijk stond er alleen voor met zijn trots en zijn onmacht om de Europese ‘orde’ te handhaven, eventueel te herstellen. Het was een verkapte hegemonie die volgde op de mislukte greep naar de heerschappij van keizer Willem II. Hitler had weinig moeite om dit gebouw op zijn grondvesten te doen beven. Toen hij zich op die late septemberdag van 1938 in München aanmeldde, lagen de Donaulanden, na de Anschluss van Oosten- | |
| |
rijk van maart, open voor zijn heerschappij. Polen had maar één zorg: zijn deel in de buit van Tsjechoslowakije, het gebied van Teschen. Rusland was uit de Europese familiezaken geweerd. De Engelsen vroegen zich af, zoals The Times schreef, waarom zij zich druk moesten maken over een verafgelegen, twistziek en onbekend land. De Fransen bezweken onder de verantwoordelijkheden waartegen zij niet langer opgewassen waren.
München was het einde van een Europa, maar dan van een Europa dat zichzelf niet meer was. Zoals Hitler te München de continentale erfgenaam van Frankrijk werd, nam Stalin de onrechtmatig verworven nalatenschap van Hitler over. Op Hitlers immorele oorlog werd te Casablanca het al even immorele antwoord van de unconditional surrender gegeven met de krankzinnige nasleep van het Morgenthauplan dat, God zij dank, door de Anglo-Amerikanen nooit helemaal ten uitvoer werd gelegd. De Declaration on Liberated Europe, die in de slotakte van de Conferentie van Yalta (11 februari 1945) vervat lag, legde de abdicatie van Europa, welke met München en de Europese burgeroorlog van 1939-1941 een werkelijkheid was geworden, officieel vast. Wat het woord liberated daarin betekende voor een Europa dat middendoor was gehakt langs lijnen van militaire macht en ideologische verdrukking, was een vraag die voor het Oostelijke deel heelwat pijnlijker was dan voor het Westelijke.
| |
Welk Europa vandaag?
Vandaag wordt Europa, zowel in het Oosten als in het Westen, zich opnieuw bewust van zijn eigenheid, zijn beschavingseenheid en, wie weet, zijn politieke lotsverbondenheid.
Dank zij een verlichte voogdij en een militaire waarborg - het Marshallplan en de Noord Atlantische Verdragsorganisatie - is het ontwaken in het Westen vroeger gekomen dan in het Oosten. De wegen die leiden naar een federale bond, werden verkend door voormannen als Robert Schuman, Alcide de Gasperi en Konrad Adenauer. Over het nationalisme en de machtsbelangen heen leven zes Staten van Europa in een pre-federatief stelsel. Die drempel is bereikt. Maar zal men verder gaan? Het Europa van de Gemeenschappen der Zes is onbetwistbaar een verminkt Europa, maar het houdt de belofte van gelijkberechtiging en van zelfbeschikking in zich.
In deze conjunctuur stelt de Gaulle de vraag naar de ware afmetingen van Europa. Dit is een bewijs van groei en van herwonnen fierheid. Maar de Gaulle stelt ook een andere vraag, en deze gaat weer uit van
| |
| |
door nationalisme gedreven machtsoverwegingen. Zij lokt de vraag uit, of dit wel het Europa is dat wij willen.
Het probleem van de ruimtelijke afbakening werd aldus gesteld:
‘.... La France sait.... que la paix ou la guerre se décidera en Europe. Oui, c'est l'Europe, depuis l'Atlantique jusqu'à l'Oural.... qui décidera du destin du monde. Si les peuples d'Europe, de quelque côté du rideau qu'ils soient placés, veulent établir la concorde entre eux, alors la paix sera assurée. Mais si l'Europe demeure divisée en deux fractions opposées, c'est la guerre qui détruira, tôt ou tard, la race humaine...’. (Redevoering, eind november 1959 te Straatsburg).
Zover voor de Oostelijke grens. Zijn wij het eens met dit inzicht en willen wij er de gevolgen van dragen? En wat de Westelijke grens betreft:
‘La division des peuples qui habitent l'Europe et l'Amérique du Nord est la principale donnée et le pire mal de notre époque’. (Radio en televisie toespraak van 31 mei 1960).
Zijn wij het er ook mee eens om de scheiding tussen Europa en Amerika als een groter kwaad te beschouwen dan b.v. de communistische ideologie waaronder de Europeanen van Rusland en Oost-Europa leven?
Kan men het met de Gaulle nog eens worden omtrent de dimensies van het Europese Gemenebest, dan is het debat omtrent de middelen om Europa tot ontwikkeling te brengen en meteen omtrent de eigen aard van de Europese bond heel wat ernstiger. Volgens de Gaulle kan het nieuwe Europa slechts tot stand komen door machtsmiddelen. De Staat is alleen dán zichzelf, onafhankelijk en soeverein, als hij over de middelen, de militaire middelen, beschikt om zich tegen iedere bedreiging van buiten te verweren. Onafhankelijkheid en soevereiniteit zijn lege begrippen als zij niet steunen op een afdoend militair apparaat. De natie moet - en zij alleen kán - de wil hebben de offers te brengen om deze militaire macht op te bouwen. Zij alleen is homogeen genoeg om te beslissen wanneer en waarom die macht moet worden ingezet. Het militaire instrument, geschapen door de wil van de natie, kan alleen aan die natie gehoorzamen en niet aan de ‘vreemde’ beslissing van een amalgaam waarin de naties hun eigenheid verliezen. Wil men een Europese gemeenschap tot stand brengen, een gemeenschap van alle landen en volkeren tussen de Atlantische Oceaan en het Oeralgebergte, dan kan dat alleen gebeuren als eerst een machtsevenwicht is bereikt tussen de landen die oost en west liggen van de bestaande scheidingslijn. Een federatie kan alleen gerealiseerd worden door een federator, die landen en volkeren tot zich trekt door zijn macht. Als hij zich ooit aandient, mag die federator niet van buiten Europa komen, want dan bestaat het gevaar dat Europa in dienst gesteld wordt van een politiek die vreemd is aan zijn eigen wezen en zijn eigen belangen.
| |
| |
Deze gedachtegang vindt men steeds weer terug in de uitspraken van de Gaulle. Hij beweegt zich binnen de ruimte die geschapen wordt door de pendelbeweging van hegemonie - de ‘fédérateur’ zoals hij hem noemt - en machtsevenwicht. Hij drijft op ideeën die de Europese politiek sedert de 17e eeuw hebben bepaald: een politiek die door oorlog en geweld onmetelijk veel leed over Europa heeft gebracht. Maar is dit nu wel het wezen en de zending van Europa in deze twintigste eeuw? Waarom zouden wij nu het waagstuk niet aandurven van gelijkberechtiging en zelfbeschikking binnen een vrijwillig aanvaarde federale rechtsorde? De risico's aan zulk een experiment verbonden zijn onbetwistbaar groot. Maar zijn zij groter dan die van het machtsspel tussen hegemonie en evenwicht, van een op machtslust steunend nationalisme, dat ons, een kwart eeuw terug, tot München, de Europese burgeroorlog en de wereldoorlog heeft geleid? Zijn wij er zo zeker van dat Europa, het kleine, groter zal zijn en beter uitgerust om Amerika, Rusland en de hele wereld van de ontwikkelingslanden tegemoet te treden en vreedzaam te beïnvloeden, indien het onder de roede is van een met kernwapens uitgeruste federator, die zijn macht put uit de nationale trots van één volk?
Dit zijn vragen waartoe München ons noopt. Verre van een historische herinnering te zijn, projecteert het ons in de toekomst door een bezinning over de nieuwe gestalte van Europa.
|
|