| |
Boekbespreking
Godsdienst
Guardini, R., Christus in de geschriften van Paulus en Johannes. - Brand, Hilversum-Antwerpen, 1963, 260 pp., geb. f 8,90, F. 148.
Dit werk is door de auteur bedoeld als een aanvulling op zijn vroeger gepubliceerde boek: ‘Das Bild von Jesus dem Christus im Neuen Testament’ (31953). Vooraf wordt een methodologische vraag behandeld: in hoeverre is een kennen binnen het geloof en vanuit het geloofsgegeven verantwoord? Dan het deel over Paulus: zijn psychologisch portret, zijn bekering, zijn duiden van het Christusmysterie in functie van de werking van de Geest. In verband met Johannes ontwikkelt G. in hoofdzaak de grote categorieën van het Johanneïsche denken en laat ons, bij de auteur van het vierde evangelie, vooral de geslaagde synthese van idee en feitelijkheid bewonderen. G.'s meesterschap kent echter ook tekorten. Hij laat zich wel eens verleiden door 't meeslepende van zijn beschouwingen ten koste van de verworvenheden van de exegetische wetenschap. 2 Kor. 3, 16-18 wordt voor hem een springplank voor mooie beschouwingen over de Geest, maar aan de eigenlijke betekenis van deze (overigens moeilijke) tekst wordt nergens uitdrukkelijk aandacht besteed. Meer dan 25 blz. worden gewijd aan de bespreking van de gnosis en aan Johannes' strijd tegen de gnosis: heden ten dage wordt vrij algemeen aanvaard dat Joh. de eigenlijke gnose nooit gekend heeft, want deze groeide eerst in de loop van de tweede eeuw tot haar ware gestalte uit.
J.M. Tison
| |
Guardini, Romano, De betekenis van de kerk. (Vom Sinn der Kirche). Vertaald door Jules Verstraeten. - Lannoo, Tielt, 160 pp., ing. F. 60; geb. F. 85.
De tijd van het individualistisch christendom is voorbij. Het is tegenwoordig een verworven standpunt dat wij slechts christenen kunnen zijn in gemeenschap, in de Kerk. Dit inzicht blijft echter vaak
| |
| |
nog te theoretisch, en de kerkelijke dimensie is nog niet altijd in het levende bewustzijn doorgedrongen. Juist in het inoefenen van het authentieke godsdienstige bewustzijn is Guardini een onovertroffen meester. Vandaar de waarde van dit boek over de Kerk. Guardini gaat uit van de feitelijke verandering van het levensgevoel, die hij vaststelt en tegelijk ook verheldert. Het is merkwaardig hoe deze grote geestelijke leider van Europa reeds in 1922, toen dit boek voor het eerst verscheen, aan het licht kon brengen hetgeen ook nu nog in ons zijn weg zoekt. Hij dringt dan dieper door in de verhouding persoon-kerkgemeenschap, gaat in op de moeilijkheden van ons verstand en ons gevoel, en toont aan hoe de reële Kerk het midden is waarin onze persoonlijkheid zich in echte vrijheid kan ontwikkelen en waarin tevens een echte gemeenschap kan tot stand komen. Er waren wel geen twee inleidingen nodig om de actualiteit van dit boek te verdedigen.
J.G.
| |
Naaijkens, Dr B., Gods nabijheid. Begeleiding en beschouwingen op de weg naar een christelijke Gebedspraktijk. - Nederlands Boekhuis, Tilburg, 1962, 590 pp., f 12,50.
Schr. heeft naast wetenschappelijk werk ook ‘Leven met God (meditaties voor elke dag van het kerkelijk jaar)’ op zijn naam staan. Hij heeft tegelijk kennis van het geestelijk leven en de smaak ervan. Toch geef je iemand niet zo maar zeshonderd bladzijden begeleiding en beschouwingen in de hand. Bepaalde hoofdstukken zijn uitstekend om zelf te lezen, bijvoorbeeld dat over de ingekeerdheid en de laatste twee over Gods nabijheid. Niet voor niets ontleent het boek hieraan zijn titel. Aanbevolen vooral voor wie in deze gebedszaken leiding te geven heeft en voor ieder die hierover in oprechte, eenvoudige taal ingelicht wil zijn.
Penning de Vries
| |
Hofmans, Flor, Inleiding tot de lezing van het Evangelie. Deel I, 2e dr.: De achtergrond. Palestina toen Jezus daar leefde. - Patmos, Antwerpren, 1963, 259 pp., geïll., ing. F. 145, geb. F. 180.
In de tweede druk van dit in 1956 verschenen werk bleven de opvatting en de structuur onveranderd; de gegevens echter werden nog eens grondig nagezien en aangevuld. De lezer wordt meegevoerd in het levende milieu van waaruit Jezus' Boodschap tot ons is gekomen. In dit overvloedig en bevattelijk boek worden tegelijk alle problemen van de huidige exegese gesuggereerd, vooral in de opgaven waar de nieuwsgierigheid van de actieve lezer tot een verdere studie wordt uitgenodigd. We kijken dan ook met verlangen uit naar het sinds lang beloofde tweede deel, waarin het Evangelie rechtstreeks en in een meer expliciete exegese wordt benaderd.
A. Zaman
| |
Hensen O.P., Michaël, Het jaar uwer goedheid. Dl. I: Wintert dl. II: Lente. - Lannoo, Tielt, 1962-63, 288-336 pp., F. 88 (ieder).
De bloemlezing van rijke en zinvolle teksten rond bepaalde thema's is stilaan bezig dé eigentijdse vorm van het meditatieboek te worden. Zich inspirerend op buitenlandse reeds bestaande werken (misschien had ook Färber's Brevier zum Inneren Leben hierbij dienstig kunnen zijn) biedt P. Hensen ons een driedelig werk dat nauw bij het kerkelijk jaar aansluit. Bij de keuze van de teksten heeft hij een gelukkige hand; traditie en heden harmoniëren er met elkaar; alleen bij een paar verzen, die o.i. te zeer aan de rand van het religieuze liggen, zouden wij een vraagteken willen zetten. De sober gehouden inleidingen op de verschillende tijden van het liturgisch jaar zijn voortreffelijk. En de keurige uitgave maakt het gebruik tot een genot.
L. Monden
| |
Petra, Zuster (I. Verheyen), Het Vlaamse meisje en Christus. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1963, 176 + 24 pp. Tab., ing. 98 Fr.
In de loop van het schooljaar 1958-59 werden aan 2.855 Vlaamse meisjes tussen 12 en 20 jaar tien vragen gesteld, waarop zij schriftelijk hebben geantwoord. Deze tien vragen hadden tot doel telkens een of ander aspect aan het licht te brengen van hun persoonlijke verhouding tot Christus. Daar het ‘staal’ oordeelkundig werd genomen uit een verscheidenheid van scholen met allerlei studie-afdelingen en studieniveaus, internaten en externaten, gelegen zowel in de grotere steden als in sommige landelijke gemeenten, mag het wel representatief worden geacht voor de katholieke meisjes uit het vrije onderwijs in het Vlaamse land. Zuster Petra brengt in dit boek verslag uit over de resultaten van haar onderzoek. Haar wetenschappelijke omzichtigheid, haar zin voor objectiviteit en relativiteit, en haar grondige eerlijkheid wekken dadelijk vertrouwen. Als bovendien in de ‘bespreking van de
| |
| |
antwoorden’ blijkt dat zuster Petra naast een merkwaardige psychologische kennis van de vrouwelijke jeugd ook een gezond inzicht heeft in de vernieuwde theologie, dan geeft men graag gehoor aan de bescheiden wenken die zij na lezing van deze 30.000 antwoorden geeft voor de heraanpassing van pastoraal en katechese. Doch zelfs zonder deze wenken zou het boek nog waardevol zijn omdat het een uitgebreid ‘feitenmateriaal’ presenteert, d.i. honderden citaten van typische antwoorden, geklasseerd per leeftijd. Elke godsdienstleraar en opvoeder kan uit deze levende en vaak ontroerende getuigenissen opmaken welke evolutie de Christusverhouding doormaakt bij het opgroeiend meisje, en welke deerlijke lacunes onze Christus-katechese nog vertoont. Graag sluiten wij ons aan bij de wens van Kan. A. Daelemans in het ‘Woord vooraf’: ‘We hopen dat het succes van dit onderzoek nog anderen zal aanzetten tot verdere studie in die richting.’
A. Cauwelier
| |
Weil, Simone, Wachten op God. - Erven J. Bijleveld, Utrecht, 1962, 192 pp., f 7,90.
Over de wonderlijke persoon van Simone Weil werd in Streven reeds geschreven in 1954 (VII, 1954, 28-38) en in 1956 (X, nov. 1956, 159-162). Drs. R. Hensen geeft hier een korte biografie, waarin o.i. te weinig op de inhoud van Alain's onderricht wordt gewezen, omdat Simone Weil hier eigenlijk voor goed haar richting heeft gevonden. De vertaling, die eveneens door R. Hensen wordt verzorgd, is een weergave van het origineel ‘Attente de Dieu’, brieven en teksten voor père Perrin O.P. Vergeleken met de volledige uitgave van haar werken zien we hier Simone Weil op haar best.
J.H. Nota
| |
Barsotti, Divo, Verloren in God. Geestelijk dagboek. Uit het Italiaans vertaald door Dr. W. van Zoeterwoude. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 274 pp., geb. F. 145.
Dit boek is slechts een uitgebreid fragment uit een geestelijk dagboek, over de jaren 1944-1946. Toen was de schrijver dertig, tweeëndertig jaar oud, sinds zeven, negen jaar priester. Na drie jaar een theologische leerstoel bekleed te hebben, leidde hij een teruggetrokken leven, om in 1945 directeur van een zusterklooster te worden. Dit dagboek nu schetst zijn zoeken naar Gods wil, om geleidelijk Gods overvloed te vinden: ‘Ik voel mij door God overmand, als werd ik totaal in Hem opgenomen’ (blz. 250). Voor Gods wil, voor Christus' liefde, wil hij alles loslaten. Krampachtig doet hij het, zoekt en tast hij: in levenservaring, in theologische kennis, in bewustzijn en gebed; zijn dagboek behelst een geestelijk avontuur, letterlijk een mystieke opgang. Het is een aangrijpend document, overrijk, direct, met het duister en het licht van nacht en beminnen. De vertaling, dunkt ons, mist klank en scherpte.
Em. Janssen
Pierre MONTET, Egypte en de Bijbel.
Deel 10 Serie Bijbel en Archeologie. - G.F. Callenbach, N.V., Nijkerk, 1961, 158 pp., f 7,25.
In de serie Bible et Archéologie verscheen van de franse egyptoloog en archeoloog Pierre Montet in 1959 een zeer gedegen en leesbare samenvatting over de historische en literaire contactpunten tussen Egypte en de geschiedenis van Israël. De verzorgde vertaling (door I.S. Herschberg) in een keurige uitgave met prachtige en sprekende illustraties kwam bij ons uit als deel 10 van de serie Bijbel en Archeologie (Callenbach, 1961). Het is echter nooit te laat deze studie van blijvende waarde alsnog voor te leggen aan exegetisch geschoolden en aan degenen, die de bijbelstudie au sérieux nemen.
Israël zou nooit Egypte als een langdurige verblijfplaats in zijn eerste bestaan hebben erkend, als daaraan geen historische feiten ten grondslag lagen. Deze zonder ‘historische’ pretentie door de Bijbel vermelde feiten wil schrijver scherper belichten tegen de achtergrond van de ‘algemene’ geschiedenis en letterkunde van Egypte. Een eerste gedeelte, waarin de historische feiten en hun aardrijkskundige omlijsting worden behandeld, onderzoekt welke Farao's en egyptische plaatsnamen beantwoorden aan de gegevens van de Bijbel in de verhalen van Abraham, Josef, Mozes en in die der koningen van David tot Jeremia. Soms uit kleinigheden weet schrijver het tijdperk te bepalen van de komst van Josef, de onderdrukking en bevrijding van het hebreeuwse volk. Hij erkent de historische betrekkelijkheid en daarom is dan ook zijn ‘begeleiding’ bij het bijbels verhaal, wanneer zij kritisch uitvalt of een probleem schept, zeer bescheiden, ofschoon steeds strikt wetenschappelijk. Een duidelijker inzicht echter in de ‘theologische’ geschiedschrijving van de Bijbel had sommige punten kunnen vereenvou- | |
| |
digen en zeker de gewijde schrijver niet beschuldigd van ‘vergissing’ (blz. 14), daar deze welbewust zich niet bekommert om de juiste toedracht der gebeurtenissen, maar wel om de geloofsvisie, de leer.
Pierre Montet is een man van het vak; dit blijkt vooral in het knappe hoofdstuk over de in de Bijbel vermelde plaatsen, welke geografisch en semantisch worden onderzocht. Het tweede deel verruimt dit onderzoek door hetgeen de Bijbel zegt of laat doorschemeren over de gebruiken van de oude Egyptenaren, hun godsdienst (geloof, tovenarij, bijgeloof) en hun moraal te plaatsen tegen de achtergrond van de gehele egyptische cultus. Ofschoon geen historisch boek in de moderne zin van het woord, heeft de Bijbel meer historische elementen bewaard dan men dacht. Trouwens de verhalen, vooral de Josef-roman, zijn geschreven en herschreven vanuit het ‘volgroeide’ Israël door mannen met een uitgebreide eruditie en die goed op de hoogte waren met de toestanden in Egypte, en ook oude tradities tot hun beschikking hadden. Dat er altijd geen onderscheid wordt gemaakt tussen gebruiken uit de tijd der Hyksos en die der Ramessiden is voor hen geen bezwaar, wél voor de egyptologen.
Op een ander vlak ligt het hoofdstuk over vroomheid en zedenmeesters (godgoden, plichten van de mens en vooral de wijsheidsliteratuur). Het gaat hier niet meer over ‘de achtergrond’, maar over de directe bronnen, waaruit de gewijde schrijvers geput hebben. De egyptische letterkunde bezit een grote rijkdom spreukverzamelingen, waarvan het boek Spreuken en de Wijsheid van Amonemope (ontdekt in 1923) zeker een der voornaamste is. Overvloedig en duidelijk worden de overeenkomsten (dikwijls letterlijk) tussen dit werk en het Boek der Spreuken aangegeven. Ook verscheidene uitspraken van Jeremia grijpen zichtbaar terug naar egyptische literaire bronnen. Er is steeds contact met Egypte geweest; vele Israëlieten vluchtten daarheen uit vrees voor de babylonische overheersing. Er is hier een afhankelijkheid van Israël tegenover Egypte, en niet andersom. Schrijver blijft ook hier op het vlak der wetenschappelijke vergelijking. Gelijk wij in het eerste gedeelte geen inzicht krijgen in het ‘ontstaan’ van Israël, zo komt hier het eigenlijke geloofsleven van Israël niet uit de verf. Alleen wordt aangestipt, dat de schrijver van het Boek der Spreuken talrijke toespelingen op egyptische toestanden heeft verwijderd. Doch het was geenszins de bedoeling van Pierre Montet aan te tonen hoe Israël zijn ‘geloofsinhoud’, zijn Credo heeft uitgedrukt in beelden en termen, aan andere beschavingen ontleend. Schrijver heeft slechts een ‘illustratie’ bij het bijbels verhaal willen geven. Zonder te vervallen in een goedkoop concordisme of in de valse thesis ‘de Bijbel heeft toch gelijk’, heeft schrijver ons op discrete, interessante, maar niet minder degelijke wijze de achtergrond getekend. De lezer zelf komt dan tot een dieper inzicht in het wonderbare feit, dat God ‘gesproken’ heeft tot een volk, dat dit ‘Woord’ vertolkt heeft met
gegevens uit andere culturen, daar het zelf geen beschaving had, maar wel de hoogste godsdienst. Dit inzicht zou wellicht voor velen nog duidelijker zijn, wanneer schrijver ook iets had meegedeeld over de literaire bronnen en de tijden van samenstelling van de Bijbel. Zeer aanbevolen werk.
Olaf Hendriks
| |
Cullmann, Oscar, und Karrer, Otto u.a., Einheit in Christus. Evangelische und katholische Bekenntnisse. - Zwingli Verlag, Zürich; Benziger Verlag, Einsiedeln, 1962, 171 pp., geb. Sfr. 9.80.
Cullmann, Oscar, en Karrer, Otto e.a., Eenheid in Christus. Protestant en katholiek over de eenheid der christenen (vert. door P. van Antwerpen). - H. Nelissen, Bilthoven, 1963, 160 pp., f 6,90.
Onder redactie van twee bekende oecumenici, de een protestant en de ander katholiek, publiceren enkele schrijvers uit beide confessies over de eenheid en de verscheidenheid van de christenen. De Nederlandse vertaling wordt in- en uitgeleid door Dr. Alting von Geusau pr. en Ds. H. van Andel. Het is geen boek van en voor louter vaktheologen geworden. De auteurs trachten in alle nuchterheid het goede bij de ander te zien, en streven er terecht niet naar, de fouten in het eigen kamp te verdoezelen. Daarnaast noteren we helaas met instemming Cullmanns opmerking, dat we menselijkerwijs geen mogelijkheid tot eenwording zien (Duits 8, vgl. 42; Ndl. 18, vgl. 48). Wellicht mede door het eerlijk verlangen, de andersdenkende medechristenen niet te kwetsen, heeft men m.i. herhaaldelijk gefaald bij de weergave van onze onoverbrugbare verschillen. Om de ernst van de zaak, en omdat men zo ongewild juist de fanatieke scherpslijpers in beide kampen nog meer kopschuw voor toenadering maakt, meen
| |
| |
ik dit duidelijk te moeten zeggen. Het is irreëel, wanneer een katholiek stelt, dat de protestantse afwijzing van de heilige mis in de 16e eeuw alleen zó verklaard kan worden, dat toen zelfs de clerus vaak een verkeerde eucharistie-opvatting had (D. 100, N. 97 v.). Dit klinkt vriendelijk, maar het is een misverstand, dat bovendien de protestantse sacramentsbeschouwingen verlaagt tot een reactie op katholieke misbruiken, terwijl ze toch positieve, fundamentele, en fundamenteel andere, geloofsvisies zijn. Zo staan er zeer veel beweringen in dit boek die blijk geven van onwerkelijk irenisme. Het katholieke voorwoord poneert, dat de H. Kerk tracht ‘van het absolute vaststellen van waarheden naar de toestand van gesprek met andere kerken te komen’ (N. 8). Hoe ook bedoeld, zulke dubbelzinnige formuleringen zullen de illusie versterken, dat het laatste zonder het eerste zou kunnen of het zelfs zou uitsluiten. De protestantse redacteur van dit boekje is de wereldberoemde exegeet Oscar Cullmann. Zijn afwijzende houding t.o. het oude kerkelijke dogma van Jesus' godheid, in Die Christologie des Neaen Testaments (1957), bewijst met pijnlijke evidentie, dat onze eenheid niet altijd zo groot is als dit boekje soms dreigt te suggereren en als we graag zouden willen.
P. den Ottolander
| |
Ranke & Heinemann, U., Het Protestantisme, zijn Wezen en Worden (Ecclesia). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 240 pp., geb. F. 110.
Van dit in ons juninummer besproken voortreffelijke boek is een nederlandse vertaling verschenen. Voor ons taalgebied is het boek nog bruikbaarder geworden doordat de vertaler enige slotbeschouwingen en een korte nederlandse bibliografie van katholieke en protestantse werken aan de oorspronkelijke tekst heeft toegevoegd.
R.S.
| |
Baumann, Richard, Ein Lutheraner im Vatikan - Oekumenische Gespräche. - Driewer Verlag, Essen, 1962, 241 pp., D.M. 16.80.
Deze uit zijn ambt ontzette lutherse dominee probeert ook in dit werk, zij het ditmaal door eenvoudige praktische overwegingen over persoonlijke ontmoetingen en volks-vrome verschijnselen in het katholieke Rome, het katholiek-roomse fenomeen inzichtelijker en aanvaardbaarder te maken. Een reis tijdens Pius XII' pontificaat leidt tot beschouwingen over verschillende aspecten van het pauselijk primaat. Een vierde reis, welke kardinaal Bea betrof, gaf aanleiding tot uiteenzettingen over de romeinse curie. Een vlot geschreven boek met vele rake typeringen, die van begrip voor het menselijke in de Kerk getuigen.
W. Boelens
| |
Brandle, Max., Kirche, Papst, Maria (Antworten auf Fragen katholischer und evangelischer Christen). - Tyrolia-Verlag, Innsbruck, 1962, 178 pp., DM 4.80.
Id., Weltbild und Glaube. - Tyrolia-Verlag, Innsbruck, 1962, 192 pp., DM 4.80.
Id., Ehe, Moral und Volksfrömmigkeit. - Tyrolia-Verlag, Innsbruck, 1962, 179 pp., DM 4.80.
Id., Bibel, Sakramente, Liturgie. - Tyrolia-Verlag, Innsbruck, 1962, 176 pp., DM 4.80.
In populaire vorm wordt in enkele bladzijden een antwoord gegeven op meest aktuele vragen. Vragen en antwoorden verschenen eertijds in het Zwitserse dagblad Die Tat. De naam van de schrijver, een medewerker van Orientierung, garandeert vooral in de dogmatische banden 1, 2 en 4 een verrassende benadering.
W. Boelens
| |
Brunner, Peter, Pro ecclesia - Gesammelte Aufsätze zur dogmatischen Theologie. - Lutherisches Verlagshaus, Berlin-Hamburg, 1962, 399 pp.. D.M. 24.
Door keuze en rangschikking van deze voordrachten en artikelen krijgt men een voortreffelijk overzicht en inzicht in de rijke theologie van de heidelberger dogmaticus, die een totale binding aan de Heilige Schrift en de lutherse belijdenisgeschriften weet te combineren met een grote speculatieve denkkracht. Hoewel alle bijdragen het kenmerk van streng-systhematische vaktheologie dragen, waarbij men iedere schakel in de redenering scherp dient te vervolgen, boeien ze door de levendige diskussie over aktuele problemen - vaak praktisch-ziel-zorgelijk van aard - met katholieke of spiritualistisch-denkende partners. De eerste afdeling artikelen handelt over de verhouding van Schrift und Bekenntnis, waarin de functie van traditie en kritische speculatie vaak nieuw worden belicht. In de tweede afdeling, handelend over de verhouding van God en mens, is de bijdrage over de bijbelse anthropologie (Die Freiheit des Menschen in Gottes Heilsgeschichte) van eminent belang
| |
| |
voor het gesprek van Rome en Reformatie. De derde afdeling, die veruit de grootste ruimte beslaat - vanzelfsprekend voor wie Peter Brunner kent -, handelt over Wort und Sakrament. De goede keuze van de studies zorgt, dat men een volledig beeld krijgt van zijn lering, zoals hij die in vele boeken heeft gepubliceerd. In deze afdeling is terecht de leer over kerk en ambt ingebouwd als consequentie van de sakramentaliteit van het christelijke heilsbestel. Met drie bijdragen over de taak van de christen in de profane maatschappij wordt de bundel afgesloten. Wij bevelen dit werk aan theologen en zielzorgers van de praktijk gelijkelijk aan, aan katholieke niet minder dan aan protestantse. Het kan allen veel nieuw licht schenken.
W. Boelens
| |
Schnackenburg, Rudolf, Die Kirche im Neuen Testament. Ihre Wirklichkeit und Theologische Deutung. Ihr Wesen und Geheimnis. (Quaestiones disputatae 14.) - Freiburg, Herder, 1961, 171 pp., D.M. 10.80.
In dit deel van de Quaestiones disputatae onderzoekt R. Schnackenburg de grondtrekken van de groei en het leven van de primitieve Kerk zoals die uit een gedetailleerd tekstonderzoek van het Nieuwe Testament naar voren treden. De Kerk is in het Nieuwe Testament overal aanwezig, ook daar waar zij ons niet onmiddellijk in begrippen of beelden tegemoet treedt. Voor iedere theologie van de Kerk staat de levende werkelijkheid van de in Christus gelovende gemeenschap. Van deze realiteit vertrekkend schetst de auteur ons het kerkbeeld dat de auteurs van het Nieuwe Testament zich impliciet in hun geschriften hebben gevormd, om tenslotte de wezenstrekken en het mysterie van de kerk in een synthetisch overzicht te beschrijven.
R. De Haes
| |
Marshall, Peter, Passion und Auferstehung. Ediert von Caterine Marshall, übersetzt von Otto Karrer, Zeichnungen von William Hofmann. - München, Verlag Ars Sacra, 1962, 145 pp.
De auteur van dit postuum uitgegeven werk is een presbyteriaanse dominee, die tijdens zijn leven een speciaal charisma als woordverkondiger en voorbidder bezat. Van dit charisma horen wij de echo in deze zeer eenvoudige maar diep doordringende bijbelse beschouwingen waarmee de auteur ons in dit werk het lijden en de verrijzenis van Onze Heer Jezus verhaalt.
R. De Haes
| |
Karrer, Otto, Die Worte Jesu einst und heute. - München, Ars sacra, 1963, 371 pp.
Nadat God eertijds op velerlei wijzen tot de vaders gesproken had door de profeten, heeft Hij tot ons gesproken door de Zoon, het levende Woord. Enkele van de woorden van de Heer worden hier door de bekende Duitse theoloog overdacht, en rijk geïllustreerd door beschouwingen uit de christelijke traditie.
R. De Haes
| |
Der Priester im Anruf der Zeit, herausgeg. vom Bischöflichen Ordinariat Eisenstadt. - Verlag Herder, Wenen, 1963, 157 pp.
In 1961 werden er ‘priesterdagen’ voor het diocees Eisenstadt gehouden en de referaten worden hier aan alle priesters ter meditatie aangeboden. Het meest waardevol lijken ons de bijdragen van Bisschop P. Rusch (‘Das Mysterium des Priesters’), en vooral van J.A. Jungmann (‘Priester und Messopfer’) en D. Thalhammer (‘Priesterliche Frömmigkeit’). Hier wordt op de intrinsieke betrekking tussen het ambt en het persoonlijk leven van de priester gewezen, telkens vanuit andere gezichtshoeken. Deze verhandelingen zijn zeer geschikt voor theologische bezinning en gebed. Het is erg jammer dat G. Hansemann (‘Die Welt als Versuchung - Die Welt als Auftrag’) niet ontkwam aan sentimentaliteit. Een diep antwoord op deze belangrijke vraag werd niet gegeven.
J. Van Nuland
| |
Hernegger, Rudolf, Macht ohne Auftrag, Die Entstehung der Staats- und Volkskirche. - Walter-Verlag, Olten, 1963, 477 pp., Zw.F. 28.
Dit boek getuigt van een indrukwekkende en monumentale eenzijdigheid. De manier waarop de auteur - die een gewezen katholiek schijnt te zijn - zijn thesis bewijst is onthutsend. Hij stelt voorop dat de katholieke Kerk zich vanaf de Constantijnse periode zodanig met de Staat vereenzelvigde dat zij tot het voorchristelijke heidendom terugkeerde en dat de Kerk in feite méér door dit heidendom werd getekend dan door het christendom (zie blz. 19, 431, 433). Uitsluitend de eerste vier eeuwen waaruit deze fatale ommekeer voortkwam, worden onderzocht. Al het negatieve materiaal - en enkel dit - wordt tot staving der hypothese aangehaald. Het beeld b.v. dat van
| |
| |
Ambrosius en Augustinus geschetst wordt, is zo vertekend dat men er nog nauwelijks iets van de evenwichtige ecclesiale zin dezer kerkvaders in terugvindt. Niemand zal ontkennen dat de Kerk-Staat-dialectiek in de loop der Westerse geschiedenis zeer sombere perioden heeft gekend, waarvan overal nog resten kunnen worden gereleveerd, noch dat de ‘Volkskirche’ der massa erg hinderend kan werken voor de kerkvernieuwing; doch een geschakeerde behandeling van deze dialectiek zou, zoals Paul Rostenne het deed in zijn studie Dieu et César, Philosophie de la Civilisation occidentale, tot een geheel ander, minder simplistisch en waarachtiger beeld brengen. Het boek van Hernegger laat de wrange indruk na van iemand die terwille van een gedroomde Kerk van het zuivere evangelie ontgoocheld werd door de heilige Kerk die zich in concrete mensengeschiedenis incarneert, de Kerk der zondaren, de enig echte.
J. Kerkhofs
| |
Coppens, J., e.a., Union et désunion des chrétiens (Recherches oecuméniques, 1). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 143 pp., F. 90.
In 1960 richtte de faculteit der godgeleerdheid van de Leuvense Universiteit een ‘Leerstoel Paus Adriaan VI’ voor oecumenische studies op. Dit eerste deeltje van de serie ‘Recherches Oecuméniques’ bundelt de studies die er in de academische jaren 1960-61 en 1961-62 werden voorgedragen. Drie conferenties van p. I.H. Dalmais o.p., over de verscheidenheid van de ritussen en het oecumenisme, een conferentie van prof. H. Jedin over het concilie van Trente in een oecumenisch perspectief, van p. L. Bouyer over de heiligenverering en de protestanten en een even boeiende als pikante studie van kan. A. Simon - de meest opmerkelijke van de bundel - over het oecumenisch streven van kard. Mercier. De bijdrage van Mgr. J. Coppens over paus Adriaan VI werd bij een andere gelegenheid gehouden maar mocht in dit eerste boekje niet ontbreken. De behandelde onderwerpen en de competentie van de sprekers tonen dat dit goede wijn is. Zij behoeft geen krans...
J. Vercruysse
| |
Barbel, Léon, L'orientation religieuse des adolescents, Editions de l'école, Parijs, 1962, 140 pp.
In een eerste deel beschrijft de auteur vrij summier de psychologie van de preadolescent en de adolescent. Met deze gegevens als achtergrond wordt in het tweede deel gehandeld over hun religieuze houding: achtereenvolgens worden op het gebied van het geloof, de hoop en de liefde hun moeilijkheden ontleed en hun gewone ontwikkeling geschetst. Aan opvoeders en ouders worden nuttige wenken gegeven. Wie een eerste kennismaking verlangt met de hedendaagse jongeren en hun religieuze problematiek, zal zich bevredigd voelen bij de lezing van dit boekje. Het steunt op de onderzoekingen van psychologen met naam en bevat een rijke bibliografie, die verdere interesse overvloedig kan voeden.
J. Lauwers
| |
Roche, Eugène, s.j., Pauvreté dans l'abondance. Prospérité matérielle et pauvreté évangélique. - Casterman, Doornik, 1963, 105 pp., F. 65.
In een wereld van snelgroeiende produktiemogelijkheden neemt de armoede steeds meer de nieuwe gestalte van een ‘armoede-in-overvloed’ aan. Het traditioneel zich ontzeggen van dingen verliest er zijn zin bij. Tegenwoordig wordt de armoede het best in het grootse werk van de opbouw van een nieuwe wereld beoefend waarin de mensheid tot een hoger stadium van ontwikkeling toegang krijgt. Bijgevolg moet het accent van de armoedebeoefening naar het vlak van de nationale en internationale instellingen verlegd worden. Dit vergt van de individuele personen wellicht nog meer onthechting dan in de vroegere private vormen van armoede- en liefdebetuiging. Gaandeweg legt schr. eenvoudig en duidelijk de band tussen armoede, zaligheden en gebed. Hierbij wordt de zin van het vraaggebed en van het ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ actueel belicht. Nooit mogen wij vergeten dat armoedebeleving uiteindelijk veeleer een christelijke levenskijk op de dingen beoogt te ontwikkelen dan een materieel verzaken eraan. De geest van armoede brengt de christenmens ertoe zijn geloof in de gewone bezigheden en gebeurtenissen van elke dag die God ons geeft existentieel te beleven.
R. Beeckmans
| |
Hanssler, Bernhard, Christliches Spektrum. - Verlag Josef Knecht, Frankfurt am Main, 1963, 282 pp., geb. D.M. 13.80.
De auteur, thans directeur van het Zentralkomitee der deutschen Katholiken in Bad Godesberg, verklaart zelf de titel van dit verzamelwerk: het ene licht van
| |
| |
de christelijke waarheid wordt gebroken in de menigvuldige aspecten ervan in contact met het moderne leven of in de persoon van heiligen en andere merkwaardige christenen. Het ware onbegonnen werk, de vijftien verschillende ‘artikelen’ in détail te willen bespreken. Naast een behandeling van het onderscheid tussen psychotherapie en biecht, een studie over de H. Geest, over de riekte, de ouderdom, de betekenis van de ‘massa’, vinden wij er ook een korte levensschets van Augustinus, Thomas More, Pascal, Johann Adam Möhler en Theodor Haecker. De behandeling van zo veel uiteenlopende onderwerpen is nooit banaal, maar is uiteraard zelden meer dan de schets van een perspectief.
H. Jans
| |
Plotzke, Urban, Not und Gnade der Freiheit. Der verlorene Sohn in Gleichnis und Deutung. - Josef Knecht, Frankfurt ara Main, 1963, 60 pp., D.M. 3.80.
Dit boekje is bedoeld als een commentaar op de parabel van de verloren zoon. De sobere, authentiek religieuze commentaar ontdekt in deze parabel een van de meest wezenlijke aspecten van de evangelische boodschap: dat Gods genade de menselijke vrijheid eerbiedigt, maar dat tevens deze vrijheid slechts haar ware dimensie krijgt, indien ze zich aan Gods genade overgeeft. Een geslaagd voorbeeld van commentaar op de Schrift voor mensen van onze tijd.
H. Jans
| |
Leroy, Olivier, Sainte Thérèse d'Avila. Biographie spirituelle Etudes Carmélitaines). - Desclée de Brouwer, Brugge. 208 pp., F. 135.
Deze studie heet ‘biographie spirituelle’, omdat ze de geestelijke ontwikkeling van de mystieke heilige enigermate schetst, in drie delen (Le pêché, Lamour, La mort) die elkaar meteen doordringen. Grof gezien ging Teresia van de zonde uit, door de liefde heen, tot in de dood; en met verbazing merken wij, hoe die temperamentvolle vrouw, in en door de toenemende mystiek, intenser zichzelf werd, zuiverder hemel en aarde verenigde, dood en leven. Wij vragen ons af of een ander werk de heilige zo helder, zo menselijk en wonderbaar tegelijk, zo kritisch en zo bewonderend weet voor te stellen. Geen ander portret doet zo harmonisch en zo genaderijk aan; een betere inleiding tot de geschriften zelf kan moeilijk geschreven worden.
Em. Janssen
| |
Metz, J.B., Armut im Geiste. - München, Ars sacra, 1962, 62 pp.
Korte maar zeer diepgaande beschouwingen over de geest van de menswording van God en van de menswording van de mens. De mens is inderdaad geen wezen dat zonder vragen berust binnen de grenzen die hem zijn toegewezen. Hij kan zichzelf als vraag stellen en is steeds begaan met wat hij zijn kan, met zijn worden. Dit mensworden geschiedt in vrijheid en binnen de grenzen van wat hij is. Dit existentieel aanvaarden van zijn begrensdheid is de diepste zin van de menselijke armoede. Op basis daarvan komt de mens tot een evenwichtige uitbouw van zich zelf, zijn uiterste armoede voor God in aanbidding voortdurend belijdend.
R. De Haes
| |
Marie-Andre du S.C. Coeur, Uganda, Terre de martyrs (Eglise vivante). - Casterman, 1963, 296 pp., F. 135.
Te midden van onrustige en revolutionaire overgangsperioden in Afrika, wordt wel eens de vraag gesteld of het christelijke geloof diepgaand genoeg is doordrongen in de Afrikaanse ziel om een zware beproeving te overleven. Op deze vraag werd door de Afrikaanse christenen uit Uganda reeds lang geleden geantwoord, toen zij op 3 juni 1886 te Namugongo hun trouw aan Christus met hun bloed bevestigden en meteen aan de gehele wereld één van de meest heldhaftige voorbeelden gaven van de eeuwige jeugd van Gods Kerk. Bij het lezen van dit boek, waarin de auteur de directe getuigen van het gebeuren in hun eenvoudige zakelijkheid meestal aan het woord laat, zijn we getroffen door de geestelijke verwantschap die er bestaat tussen de martelaren van Uganda en die van de primitieve Kerk.
R. De Haes
| |
Phoenix Bijbel Pockets. 4. Zoals er gezegd is over: Jozef en de Aartsvaders. 5. Zoals er gezegd is over: De Uittocht. Redactie: Prof. Dr. P.A.H. de Boer, Prof. Dr. C.A. de Rijk, Drs. J. Soetendorp, Drs. H. van Praag. - Uitg. De Haan, Zeist, 1963, f 3,50 per deel.
Katholieke, Protestantse, Joodse en Moslim-geleerden geven in samenwerking een duidelijke verklaring van de oorspronkelijke Bijbeltekst. Het geheel zal een serie van 30 pocketboeken vormen. Zeker een kostbaar gegeven voor gespreksleiders van Bijbel-clubs. Natuurlijk zal men moeten wennen aan verschillen van visie, die
| |
| |
van de andere kant zullen bijdragen voor een beter begrip van ‘andersdenkenden’.
C. Minderop
| |
Elsevierpocket D 11: Hoe lees ik de Bijbel 2. - Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1963, 188 pp., f 1,75.
Aangemoedigd door het rechtmatige succes van de eerste bundel ‘Hoe lees ik de Bijbel?’ heeft Luc. Grollenberg wederom een aantal opstellen bij elkaar geplaatst. Het boek Job ofwel het eeuwige geloofsprobleem van de mens in nood; de acht Zaligsprekingen; de Proloog en de eerste vier hoofdstukken van het evangelie van Johannes; het boek der Openbaring en een aantal losse opstellen van Grollenberg, samengebracht onder de titel ‘Allerlei over tekst en uitleg’ vormen de inhoud van dit deeltje. Het zal velen die hun verlangen naar inzicht in de Bijbel wensen te vervullen, welkom zijn.
G. Adriaansen
| |
Theologie
Denis, A.-M., Christus de Verlosser en het leven der christenen (De christen in de tijd, 14). - Patmos, Antwerpen, 1963, 103 pp., F. 55.
Deze korte inleiding op de lezing van Marcus wil ons een inzicht geven in de bedoeling van de Evangelist bij het redigeren van zijn werk: Jezus, de Zoon van God, voorstellen als de Verlosser van de wereld. Deze verlossing geschiedt essentieel in de Kerk en wordt rond de Eucharistische viering gestructureerd. Zij die zoeken naar een beter begrip van Marcus, ook zij die licht zoeken in het overwegen van Gods Woord, zullen door de lezing van dit werkje worden geholpen. - Het komt ons voor dat aan de ‘Sectie der Broden’ (6, 30-8, 26) en aan de Gedaanteverandering (9, 2-29) een proportioneel te ruime plaats werd ingeruimd ten koste van andere wezenlijke delen, zoals b.v. de Passie. Dat 8, 3 aan de heidenen doet denken (blz. 33) lijkt ons een bevreemdende vaststelling, gebaseerd op een onnauwkeurige vertaling van de grondtekst. Op blz. 67 is een paragraaf, wellicht door verschuivingen in het zetsel, totaal onbegrijpelijk.
J.-M. Tison
| |
Kahlefeld, Heinrich, Gleichnisse und Lehrstücke im Evangelium. - Josef Knecht, Frankfurt am Main, 1963, 192 pp., D.M. 9.80.
In een vergelijkende studie worden de voornaamste parabels der Synoptici zorgvuldig ontleed, vooral in betrekking met enkele themata, die zowel in het leven van Jezus als in de prediking der eerste Kerk een centrale plaats innamen: het zaad van het Evangelie, de volheid der tijden en het eindoordeel. Blijkbaar afhankelijk van de methode van J. Jeremias, tracht de schrijver door de verschillende lagen van kerugma en redactie heen door te stoten naar de eigenlijke woorden van Jezus en komt aldus telkens tot het besluit dat de trouw aan het oorspronkelijke woord noch de eerste Kerk in het algemeen, noch iedere evangelist in het bijzonder belet heeft dit woord te interpreteren in de actualiteit van het eigen milieu. Niet enkel wordt de leer van Jezus toegepast op de actuele toehoorders en lezers, maar de explicatie dringt binnen in het verhaal zelf en het accent wordt verlegd. Hoewel in zakformaat reikt dit boek uit boven vulgarisatie en geestelijke lezing. Om een definitief oordeel te kunnen vellen over de methode en het wetenschappelijk niveau, moeten we wachten op het verschijnen van het tweede deel, waarin de schrijver een overzicht belooft van de kritisch geraadpleegde vakliteratuur.
A. Zaman
| |
Maertens, Thierry, Fichier biblique, 1e, 3e et 4e sér., 4e éd. refondue (Paroisse et Liturgie, 20-35-39). - Biblica, Brugge, 1963, 357 pp.
Bijbelse predikatie, Bijbelwaken, Bijbelkringen: voor al deze activiteiten vindt men hier stof en inspiratie. De materie wordt in zes delen verdeeld: God; Christus; de Kerk; H. Geest en Liturgie; H. Geest en Moraal; de menselijke realiteiten. Elk van deze secties wordt in een groot aantal onderverdelingen of onderwerpen gespecificeerd. Aan elk onderwerp beantwoordt een fiche. Op elke fiche zijn drie kolommen aangebracht: de Bijbelreferenties, theologische randnota's, plaats voor persoonlijke aantekeningen. Het ligt in de bedoeling van schr. de overige vijf series (derde druk) in een vierde uitgave te herwerken, zodat het volledige werk (acht series) voortaan in één klapper (bestelbaar bij uitgever) kan worden gevat.
J.-M. Tison
| |
Huxley, Julian, Evolution in action. - Penguin books (Pelican), 1963, 167 pp.
Dit bekende boekje van Julian Huxley, dat al eerder als pocket was verschenen in de Amerikaanse Mentor book serie, be- | |
| |
helst de totaliteitsvisie van de schrijver op de evolutie als een proces, dat in drie fasen verloopt: de cosmologische, de biologische en de psycho-sociale fase. Huxley is een stimulerend denker, wiens ideeën verwant zijn aan die van Teilhard. Ook hier is alles doortrokken van een voortdurende evolutie, die in het menselijk vlak zich uit in een psycho-sociale evolutie van de geest (‘mind’). Huxley neemt zelfs Teilhard's term noösfeer over, ofschoon hij in latere werken deze term vervangt door noösysteem. Als humanist, die niet meer uitkomt met de idee van een persoonlijke God, komt hij tot een nieuwe religie, het evolutionaire humanisme, welke door de wetenschap wordt beheerst.
M. Jeuken
| |
Pedagogie
Rohde, Hubert, Die Verwirklichung der Person. Schriften des Willmann-Instituts München-Wien. - Herder, Freiburg-Basel-Wien, 1963, 152 pp., 12.80 D.M.
Door boven dit werk de ondertitel te plaatsen ‘Grundlegung der christlichen Pädagogik’ heeft schr. bij zijn lezers verwachtingen gewekt, die na kennismaking te hooggespannen blijken te zijn. Er zijn in het boek inderdaad waardevolle en originele passages, doch als geheel is het onaf: de synthese ontbreekt. Tussen de antropologie van het eerste gedeelte en de soms journalistieke praatjes van het tweede is het verband veel te los. Schr. is het meest overtuigend waar hij aantoont dat in onze pluralistische cultuur een typische ‘christelijke’ pedagogiek moet uitgebouwd worden.
A. Cauwelier
| |
Lefebre S.J., Xavier en Perin S.J., Louis, L'appèl du Seigneur. Préparation à la première communion. Formation de l'enfant à la prière. - Centre d'Etudes Pédagogiques - Editions de Gigord, Parijs, 1962, 424 pp.
Al de verworvenheden van de hernieuwde katechetiek worden gebundeld in dit zeer rijke boek, dat aan ouders en opvoeders concrete richtijnen biedt voor de voorbereiding der kinderen op hun eerste communie, biecht en vormsel. Naast theoretische beschouwingen worden ook praktische voorbeelden van lessen, retraiteschema's, biechtvoorberetdingen, liturgische celebraties en dergelijke gegevens, die allen tot doel hebben de opvoeders attent te maken op de mogelijkheden om het godsdienstig aanvoelen en het gebed der 6 tot 9-jarigen te wekken, te richten en te stimuleren. De auteurs die vroeger reeds een soortgelijke studie hebben geschreven, gewijd aan de godsdienstige opvoeding der allereerste kinderjaren (L'enfant devant Dieu), putten blijkbaar voortdurend uit een zeer rijke ervaring. Geregeld vermelden zij trouwens dat hun voorstellen vooraf werden getest aan de praktijk. Niet alleen de recente gegevens van de ontwikkelingspsychologie, evenzeer de vernieuwde theologische inzichten worden hier evenwichtig en gezond verwerkt. Alle sentimentaliteit is gebannen. De vroomheid is bijbels. De zin voor het mysterie wordt geleidelijk aan verdiept. Het boek is uitermate praktisch en toch niet simplistisch. Aan ouders en aan leerkrachten van het lager onderwijs kan zulke hulp niet genoeg worden aanbevolen.
A. Cauwelier
| |
Ehrle, Clara Maria, Das geistige Erwachen des Kindes. - Herder, Freiburg-Basel-Wenen, 1963, 136 pp., 7.80 DM.
Helder overzicht van de wijze waarop de opvoeding in de eerste kinderjaren zich dient aan te passen aan de ontwikkelingsfazen. De uitzonderlijke rol van de moeder wordt duidelijk belicht. Dat schr. uit haar meer dan dertigjarige pedagogische ervaring zeker zoveel geput heeft als uit haar theoretische kennis en belezenheid, maakt de charme uit van dit pretentieloos maar nuttig boekje, waaraan waarschijnlijk de moeders van jonge kinderen het meest deugd zullen beleven.
A. Cauwelier
| |
Christin, Jean et une équipe sacerdotale, Les Adolescents. Thèmes de récollections, échanges, veillées, Coll. ‘Cathéchèse et Pastorale’. - Ed. de Centurion, Parijs, 1963, 206 pp., 13.85 NF.
Dat de katechese voor adolescenten in volle evolutie is, bewijzen de talrijke geschriften die eraan worden gewijd. Dit boek beperkt zich echter niet tot theoretische beschouwingen. Naast een zeer scherpe analyse van de religieuze noden der huidige adolescenten, wil het bovendien een praktisch ‘werkboek’ zijn, dat bruikbaar materiaal levert voor retraites, bezinningsdagen, gespreksavonden en gebedswaken, afgestemd op de leeftijd van 14 tot 17 jaar. Het is samengesteld door een groep van priesters, die allen bij deze jeugd werkzaam zijn. Vooral de benaderingswijze van de onderwerpen en de structuur van hun katechese is uitermate
| |
| |
leerrijk. Aanbevolen aan priesters in de jeugdbeweging en het godsdienstonderricht. Inspirerend.
A. Cauwelier
| |
Literatuur
Schouwenaars, Clem: Dokter Simon Falbeck. - 123 pp., f 6,90.
Roggeman, Willy, Het goudvisje. - 131 pp., f6,90.
Ad Multoreeks, resp. no. 20 en 21. Manteau, Brussel/Den Haag. 1962.
Deze jonge Vlaamse schrijvers deelden de Leo J. Krijnprijs voor 1962. Schouwenaars' romandebuut is traditioneel van opzet en uitwerking, dat van zijn medelaureaat nadrukkelijk modern. Schouwenaars schrijft een rustig boek in bezonken, evenwichtige trant, Roggeman werkt met een associatief, in de overgangen haast filmisch stijl-procédé. - Dokter Simon Falbeck is de man van de resignatie: hij ziet af van het Joods geloof van zijn vader, hij ziet af van specialisatie als medicus, hij ziet af van de bestendiging van zijn huwelijk in een kind, hij ziet af van wraak, als hij uit het kamp terugkeert na het verraad van zijn vrouw en haar minnaar, zijn collega Daelof. Maar men laat niet af van hem; pas als hij buiten zichzelf is gebracht door de actieve haat van de anderen, wordt hij uit zijn levensmoeheid gewekt tot de daad: de moord op Daelof. In zijn cel schrijft hij het verhaal van zijn leven, om te laten zien dat deze daad goed was ondanks zijn veroordeling door een nietbegrijpende rechtspraak. Het meisje Mirleton, met haar symbolische goudvisje gevangen in de plastic zak, wint een andere wijsheid uit haar ervaringen als angry young woman: ‘Als ik geen meppen geef, zal ik er krijgen. Ik presenteer mijn wang niet meer’ (blz. 131). Die ervaringen zijn er dan ook naar: een zwakzinnige, verslonsde moeder, een vadsige nierlijder van een vader, een grootsprekende nietsnut van een broer. Haar ervaringen met de liefde, de ervaren lezer kent die al wel uit andere moderne romans. Van beide smaakvol uitgegeven boeken is dat van Schouwenaars om zijn menselijkheid wel het meest sympathieke, maar in schrijfkunst moet het onderdoen voor het pretentieuzere van Roggeman. In het tweede deel, het verhaal van de moord en de directe aanloop daartoe komt Schouwenaars' boek niet ver uit boven een mengsel van de middelmatige doktersen misdaadroman. Voor Schouwenaars liggen de kansen in de bezinning, meer dan in de beschrijving van de daad;
voor Roggeman in de versobering: zijn stijl is nog te welbewust mooi om overal doeltreffend te zijn, zijn verhaalthema's soms te grof om als voluit-menselijk aanvaardbaar te zijn.
F. van Tartwijk
| |
Szabo, Magda, De andere Esther. - H. Nelissen, Bilthoven. Diamantreeks, 234 pp., f 8,90.
Nu Esther Enscy, de gevierde actrice, de man verloren heeft die van haar hield, begint ze haar leven met andere ogen te zien. Wie de moed heeft, zich in het begin door de schijnbaar onsamenhangende en los naast elkaar geplaatste herinneringen heen te werken, wordt geboeid door deze vrouw. Onder de spot waarmee Esther zichzelf en anderen analyseert, treffen we een vrouw aan die door het leven steeds in de zelfverdediging gedrongen wordt en daardoor hard, onecht en ontoegankelijk aandoet. Kind van arme hongaarse adel, moet ze meemaken dat haar vriendinnen beter slagen dan zij, moet ze de vernedering verdragen dat ze kosteloos mag studeren op scholen die door haar voorouders zijn gesticht, moet ze zien staande te blijven in de verzieking en verpaupering van haar ouders. Wanneer ze door haar acteertalent - noodzakelijke eigenschap om in het leven staande te blijven - een belangrijke actrice wordt, ondergaat ze misschien de ergste vernedering: ze moet haar jeugd, haar verleden vervalsen, omdat het anders voor het volk niet aanvaardbaar is. Ze heeft zich zo gepantserd, dat wanneer een echte liefde in haar leven komt, zij scherp en grillig reageert. Vooral als blijkt, dat de man getrouwd is met een jeugdvriendinnetje dat ze altijd uit jaloersheid gehaat heeft. Vooral het laatste deel van het boek is sterk door de meedogenloze analyse van haar jaloezie en van haar verweer tegen haar gevoelens. Misschien is het wel het knappe van dit boek, dat het de innerlijke ontwikkeling in deze vrouw, de katharsis, slechts in de verte suggereert in plaats van deze op een te gemakkelijke en oppervlakkige wijze te doen plaatsvinden.
G.J. Adriaansen
| |
Roest Crollius, B., Bezwarend getuigenis. - Querido, Amsterdam, 1963, 162 pp., f 8,90.
In het nummer van 4 mei j.l. van Elseviers Weekblad (blz. 24), waaraan Roest Crollius meewerkt als recensent voor Franse literatuur, citeert hij met instem- | |
| |
ming een uitspraak van Albérès: de moderne roman van niveau is ‘une création littéraire qui se sert d'un récit pour exprimer autre chose’. Het lijkt daarom billijk zijn roman aan deze norm te toetsen. Het ‘récit’. De nette hoofdvertegenwoordiger van Keizerloots Groothandel in Comestibles en Indische waren wordt door de politie en alleman verdacht van allerhande ongure praktijken, laatstelijk van het verkrachten van de debiele, minderjarige Needje Teerput. Hij schrijft een uitvoerig rapport (= Bezwarend getuigenis) aan de hoofdrechercheur, waarin hij tracht aan te tonen, dat niet hij, maar zijn dubbelganger Noorderland in zijn naam het kwaad heeft bedreven waarvan hij verdacht wordt. Ten slotte wordt hij (Noorderland?) veroordeeld tot de cel. ‘Autre chose’. De hoofdvertegenwoordiger is een moderne Elckerlyc, van jongsaf gebukt gaand onder de schuld ‘dat ik niet kan leven als de heilige die ik in wezen ben, maar als een marionet door geheimzinnige draden ben verbonden met een tegenspeler die mij naar het donker trekt’ (blz. 62). De moeizame zelfbespiegeling in het rapport leidt tot het bevrijdende inzicht ‘eindelijk te zijn wie men is en door boete het verkeerd gedane te kunnen vereffenen’ (blz. 159). ‘Création littéraire’. Het is geen moeilijkheid voor de lezer om onder de indruk te komen van het gestelde probleem van schuld en boete, van de mens die het goede wil en het kwade doet; zijn moeilijkheid is het geloof in de levensechtheid van déze mens, deze hoofdvertegenwoordiger. Hij vertegenwoordigt te zeer dé mens en is te weinig déze mens. Roest Crollius' boek werd meer allegorie dan roman, met de sterkte en de zwakte daarvan:
een indrukwekkende probleemstelling, een doorzichtig-geconstrueerde karaktertekening. Hetgeen niet wegneemt, dat een minder geslaagde roman een belangwekkend boek kan zijn.
F. van Tartwijk
| |
De Ceulaer, José, Te gast bij Vlaamse auteurs. - 3e reeks. - Uitg. De Garve, Antwerpen, 95 pp., F. 38.
Voor een derde maal bundelt J.D.C. zijn ontmoetingen met een aantal Vlaamse auteurs. Een levende ontmoeting heeft zijn eigen charme. Vandaar dat ook hier, zoals in de twee voorgaande bundels, even de sluier opgelicht wordt en wij dikwijls verrast opkijken en namijmeren: nou, zit dat zó met die mens. Maar meteen is ons zijn werk dierbaarder geworden en ligt de weg verder open voor een schoner menszijn.
L. Vanden Broek
| |
Obial, Marcel, Myriorama. - Colibrant, Drongen, 56 pp., F. 80.
Deze dichtbundel steekt een heel eind uit boven de lopende poëziebedrijvigheid. Af en toe merkwaardig door innerlijke ritmische bewogenheid en zuivere sonoriteit, die getuigen van een sterk inwendig aanvoelen en trefzekere vormbeheersing, zijn andere verzen wel eens te langademig met het gevaar van ontsierende woordenpraal en storende beeldspraak. De enkele prozastukken kunnen ons minder bekoren. Vermeldenswaard: een fraaie uitgave.
L. Vanden Broek
| |
Sheed, Wilfrid, The Hack. - Cassell, London, 201 pp., 18 sh.
De roman behandelt het thema van een katholieke schrijver die katholiek schrijft (schrijven moet, om zijn boterham) maar zelf vol geloofsmoeilijkheden zit en er psychisch aan ten gronde gaat. Het woord thema werd met opzet gekozen, en we hebben een idee dat het thema ook door de auteur in eerste instantie met opzet werd vastgesteld en gekozen. Het gevolg is dat de hele rest in dienst wordt gesteld van het thema. De smaak die het boek geeft is er nu bijna onvermijdelijk een van onechtheid: de karakters, hun problemen, hun min of meer shockerende opmerkingen, enz.: het klinkt zo weinig echt. Aldus wordt het vertrouwen in zowel auteur als roman geleidelijk geheel ondermijnd. Het is katholiek geschrijf waarin de anti-hero al even onverdragelijk is als de stoer gelovende held uit de romantiek van jaren, jaren terug.
W. Peters
| |
Fothergill, Brian, Nicholas Wiseman. - Faber, London, 1963, 303 pp., 36 sh.
De auteur treft het niet dat zijn boek verschijnt kort na publicatie van het leven van Newman, Faber en Manning: levens die elkaar op zoveel punten raakten; hetgeen betekent dat in deze studie veel herhaald wordt wat we in genoemde levens tegenkwamen. De auteur treft het ook niet dat Meriol Trevor met haar boek over Newman hem enkele maanden is voor geweest: het wordt nu een kwestie van een glas limonade na voortreffelijke wijn. Het boek is naar inhoud en toon erg zakelijk, op het kille af. Zoals Wiseman onder de schaduw is terecht gekomen van Manning en Newman, heeft het er veel van weg dat schr. niet onder de schaduw is weg- | |
| |
gekomen van te moeten schrijven over een overschaduwde mens; het is net alsof hij bang geweest is om zich door Wiseman te laten inspireren.
W. Peters
| |
Phoenix Pocket nr. 87: Lavrin, Janko, Leo Tolstoj. Leven en werk. - W. de Haan, Standaardboekhandel, Zeist-Antwerpen, 1963, 146 pp.
De Russisch-Engelse literatuurhistoricus Janko Lavrin heeft een goede twintig jaar geleden een uitmuntende studie over Tolstoj geschreven. Deze is nu met een enkele wijziging in het Nederlands verschenen. In kort bestek, doch met een uitstekende keuze aan citaten van Tolstoj zelf en talrijke tijdgenoten, geeft Lavrin een voortreffelijke biografie van de eigenzinnige en sexueel overspannen Russische schrijver. In navolging van de meeste literatuurhistorici legt ook Lavrin vaak te veel verband tussen het persoonlijke leven van de schrijver en zijn literair oeuvre. Niettemin een boeiende biografie.
L. van Vlijmen
| |
Geschiedenis
Elias, H.J., Geschiedenis van de Vlaamse gedachte. Eerste deel: De grondslagen van de nieuwe tijd. 1780-1830. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1963, 453 pp., geïll., geb. F. 1750 voor de vier delen.
De auteur, doctor in de wijsbegeerte en de letteren en doctor in de rechten, heeft destijds als historicus naam gemaakt met studiën over de verhouding van Kerk en Staat onder de Aartshertogen (1598-1621), over priester Daens, over de wording van de Vlaamse natie, enz. Na 17 jaar intense studie biedt hij ons nu een vierdelig werk over de geschiedenis van de Vlaamse gedachte, niet van de Vlaamse beweging. De auteur wil onderzoeken wat de Vlamingen dachten over taal en volk, hoe zij stonden tegenover de Staat en de Belgische nationale gedachte, wat zij nastreefden en hoe zij dit alles hebben gezien in het kader van de grote politieke en sociale stromingen van hun tijd. Dit eerste deel handelt over de halve eeuw die de Belgische revolutie van 1830 voorafging, en onderzoekt het ontstaan van een nationale, meer bepaald een Belgisch-nationale gedachte; de volgende drie delen bestrijken de periode van 1830 tot 1914, en zullen bijna uitsluitend handelen over de Vlaamse gedachte. Steunend op een enorme documentatie, met een fijn gevoel voor nuances, zonder vooringenomenheid in enig opzicht, behoedzaam zoekend naar de echte toedracht van de feiten, en het belang van elk afzonderlijk feit nauwkeurig afwegend, komt de auteur tot een gedeeltelijk nieuw en veel genuanceerder beeld van deze periode. Ziehier de grote lijnen. Vóór de Franse bezetting was er in het gebied van het huidige België geen nationaal bewustzijn. De Franse bezetting met haar sterke verfransing liet geen Belgisch nationaal besef ontstaan en verwekte ook geen Vlaams-Diets volksbesef, wegens de diepe stand van de Vlaamse cultuur. Bij de bevrijding in 1814 was er geen nationaal ‘Belgisch’ gevoel, al waren de vroegere Zuidelijke Nederlanden en het prinsbisdom Luik naar elkaar toe gegroeid. Willem I, koning van de Verenigde Nederlanden, heeft geen al-Nederlands nationaal gevoel kunnen kweken: zijn godsdienstpolitiek vervreemdde van hem de clerus, en meteen de
grote massa, die de clerus volgde; zijn taalpolitiek stootte de Walen en de verfranste Vlamingen af; zijn autocratie dreef de liberalen, die hem aanvankelijk om economische en anti-klerikale redenen hadden gesteund, stilaan in de oppositie. De Belgische revolutie is geslaagd dank zij de steun van de Fransen en van de proletariërs, maar was geen Franse noch een proletarische revolutie, zij was ook geen Belgisch-nationale opstand, maar eerst en vooral ‘de revolte van de anti-Nederlandse geest die België beheerste’ (blz. 412, cursivering van de auteur). De massa in Vlaanderen is de revolutie, die vooral door Walen en Brusselaars is bevochten, zonder protest gevolgd: het Vlaamse volk was nog te onmondig om te zien waar zijn echte belangen lagen. Wij zijn ons bewust het boek onrecht aan te doen door zo ongeschakeerd de stellingen weer te geven, die uiterst genuanceerd en behoedzaam naar voren worden gebracht. Wij hopen echter aan deze eersterangs studie, een der meest degelijke historische werken van de laatste tien jaar, na haar voltooiing een heel artikel te kunnen wijden.
M. Dierickx
| |
Brans, Jan, De gevangene van Tordesillas (Kernreeks, Davidsfonds 89). - Davidsfonds, Leuven, 303 pp., ing. F. 92, geb. F. 122 (voor leden: F. 46 en 61).
In dit prettig geschreven en op een degelijke voorstudie berustend boek beschrijft de auteur het tragisch leven van Johanna
| |
| |
de Waanzinnige, dochter van Ferdinand en Isabella, echtgenote van Filips de Schone, en moeder van Keizer Karel. Hij volgt de prinses vanaf haar geboorte in 1479 tot haar dood in de burcht van Tordesillas, na 46 jaar opsluiting, in 1555. Deze Johanna de Waanzinnige blijft een historisch probleem: werd zij opgesloten omdat zij werkelijk waanzinnig was, of omdat zij ketters was, of omdat zij voor anderen een sta-in-den-weg was? De auteur maakt het aannemelijk dat Johanna weliswaar erfelijk belast was, maar dat zowel haar vader Ferdinand van Aragon, als haar echtgenoot Filips en haar zoon Karel niets hebben gedaan om deze erfelijke belasting door een aangepaste en menslievende behandeling te verlichten, en integendeel door een overdreven strenge behandeling de arme vrouw de waanzin steeds dieper indreven uit politieke berekening. Zij was immers de enige rechtmatige erfgename van haar moeder Isabella de Katholieke, koningin van Castilië, maar van de erfopvolging werd zij beroofd. Verkeerdelijk laat de auteur het voorkomen alsof de terechtstelling tot de auto de fe behoorde, en door alle aanwezigen werd bijgewoond: met de veroordeling of vrijspraak was de auro de fe ten einde, en eventuele terechtstellingen volgden buiten de stadsmuren en werden door slechts enkelen bijgewoond. Dit boek, bekroond met de Kan. Prof. A. Boon-prijs 1962, is geen wetenschappelijk werk, maar een degelijk, vlot geschreven en passionerend vulgariserend verhaal van een wel zeer ongelukkige koningin.
M. Dierickx
| |
Mattingly, Garrett, De Armada. Zeven dagen die wereldgeschiedenis maakten. (Elsevierpocket A 39). - Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1962, 288 pp.
Het voordeel van pockets is dat zij de gelegenheid bieden meesterwerken in het bereik van iedereen te brengen. Dat is ditmaal zeker het geval. Mattingly, hoogleraar in de Europese geschiedenis aan de Columbia universiteit, heeft de moed gehad de onoverzienbare massa materiaal over de ‘Onverwinlijke Armada’ te bestuderen en zijn resultaten in een evenwichtig, spannend en synthetisch boek te verwoorden. Niet alleen brengt hij allerlei onbekende details aan het licht, maar hij plaatst deze tocht van de Spaanse vloot naar Engeland in het tijdskader en middenin de diplomatieke verwikkelingen van die dagen. De slag zelf van 31 juli tot 8 augustus 1588 in het Nauw van Calais beschrijft hij met een kennis van details die verbluft, maar die toch de zin voor het geheel niet belemmert. Medina Sidonia, de admiraal van de Spaanse vloot, wordt grotendeels gerehabiliteerd. Ook toont Mattingly aan dat met de ondergang van de Armada niet de oppermacht van Engeland op zee was gevestigd: nog in 1604 waren de twee even machtig. Het hele verhaal begint met de terechtstelling van Mary Stuart op 18 februari 1587 en eindigt op nieuwjaar 1589. Wie een spannend historisch verhaal wil lezen, dat op de algemene geschiedenis sterke invloed heeft uitgeoefend, heeft hier uitgelezen lectuur.
M. Dierickx
| |
Bontinck, Fr., c.i.c.m., La lutte autour de la liturgie chinoise aux XVIIe et XVIIIe siècles (Publications de l'Université Lovanium de Léopoldville, 11). - Nauwelaerts, Leuven; Béatrice-Nauwelaerts, Parijs, 1962, XXXVI-547 pp., uitslaande kaart.
Aangezien, mede wegens het concilie, de invoering van de volkstaal in de liturgie volop actueel is, komt dit boek ter gelegener uur. De auteur, doctor in de kerkgeschiedenis en lange jaren bestemd voor de missie in China, is nu professor in de kerkgeschiedenis aan de universiteit Lovanium in Leopoldstad. In een lijvig boek behandelt hij de lange strijd om een Chinese liturgie. Het decreet In generali van 26 maart 1915, uitgevaardigd door het Heilig Officie en op 27 juni 1615 door een pauselijke breve bevestigd, stond de Chinese priesters toe de H. Mis te celebreren, het officie te bidden en de sacramenten toe te dienen in het Chinees. Meteen werd de permissie gegeven de H. Schrift in het Chinees te vertalen. Merken wij op dat de vergunning om het Chinees in de liturgie te gebruiken niet werd verleend omwille van de Chinese gelovigen, maar omdat de oudere Chinese mandarijnen, die toen alleen voor een priesterwijding in aanmerking kwamen, niet in staat waren Latijn te leren. Het decreet werd echter niet toegepast om verscheidene redenen: er was geen bisschop in China om priesters te wijden, men kwam er niet toe een vertaling van de Latijnse teksten te maken, wegens een diep meningsverschil over de vertalingen van enige termen, een vervolging onderbrak tijdelijk alle missionering, enz. De auteur volgt dan op de voet geheel de strijd om deze Chinese liturgie, zowel in Europa als in China, waarin pausen, kardinalen en
| |
| |
missionarissen tegenover elkaar stonden. Hij neemt zelf geen stelling in het debat, maar geeft uitvoerig alle opinies weer. Een veertiental ‘pièces justificatives’ (blz. 403-541), waaronder het decreet in kwestie zelf, verhogen de waarde van deze uitvoerige studie, maar een register ontbreekt helaas. Tot nog toe besschikten wij over talrijke studiën betreffende de Chinese ritenkwestie, nu hebben wij eindelijk ook een studie, en een degelijke, op veel archiefonderzoek steunende studie, over de Chinese liturgie.
M. Dierickx
| |
Launay, Jacques de, Secrets diplomatiques 1939-1945. - Brepols, Brussel-Parijs, 1963, 123 pp., 16 p. platen, ingen. 80 F.
De auteur heeft veel moeite en tijd besteed aan het opsporen en bestuderen van geheime dossiers en van boeken over geheime onderhandelingen. In deze tamelijk beknopte studie geeft hij het resultaat van zijn naspeuringen. Met enige verbazing lezen wij dat Mussolini, door een pact met Hitler nochtans verbonden, tot in 1940 oorlogsmateriaal aan Frankrijk leverde, dat de Duitser Canaris Franco aanraadde niet aan de oorlog deel te nemen, dat Daladier verder wilde gaan dan Pétain en met Duitsland een echte vrede wilde sluiten, dat Tito, om de geallieerden buiten de Balkan te houden, zelfs bereid was met de bezettende Duitsers samen te werken, dat de Sovjets in 1942 en in 1943 poogden met Hitler een afzonderlijke vrede te sluiten, enz. Niet op alle punten heeft de auteur ons overtuigd, maar hij levert zeker gegevens die doen nadenken. Herhaaldelijk wijst hij op de actie van de Duitse samenzweerders tegen Hitler, maar bij de geallieerden vonden hun nochtans betrouwbare inlichtingen geen gehoor. De stijl is jachtig, soms schilderachtig, soms kortademig: wellicht wil de auteur aldus de spanning van zijn revelaties verhogen, al zouden heel wat lezers een meer zakelijke, rustige stijl hebben gewaardeerd. De Launay geeft geen verhaal van het oorlogsgebeuren, alleen de geheime diplomatie interesseert hem, en zo geeft hij soms een paar bladzijden details over een personage, die van weinig of geen belang zijn voor het grote gebeuren.
M. Dierickx
| |
Jadin, Louis, Relation des Pays-Bas, de Liège et de Franche-Comté avec le Saint-Siège, d'après les ‘Lettere di Particolari’ conservées aux Archives Vaticanes, 1525-1796 (Bibl. Inst. hist. belge Rome, fasc. XI). - Algemeen Rijksarchief, Brussel; Academia Belgica, Rome, 1962, 891 pp.
Onvermoeibaar gaat Jadin door met het publiceren van archiefstukken over de Lage Landen uit het Geheim Vaticaans Archief. Ditmaal heeft hij het rijke fonds van ‘Brieven aan Particulieren’ onderzocht en er 987 documenten uit gelicht: 309 handelen over het prinsbisdom en het bisdom Luik, 190 over de Nederlanden, 108 over religieuzen, 124 over de Leuvense universiteit, 51 over Noord-Nederland, enz. Deze documenten volstaan niet om een of andere kwestie grondig te bestuderen, maar er zijn weinig kerkelijke kwesties tussen 1525 en de Franse revolutie waarover zij geen interessante bijzonderheden vermelden. Over de onzalige strijd tussen jansenisten en anti-jansenisten, die niet altijd met eerlijke wapenen werd uitgevochten, brengt hij tal van interessante details; de meer dan honderd brieven over de universiteit laten ons de spanningen binnen dit lichaam beter kennen; over de Hollandse Missie brengt de auteur een aanvullende documentatie bij de bronnenpublicaties van Brom, Cornelissen, Post en Polman; over elk bisdom van de Lage Landen en over alle mannelijke kloosterorden en enkele vrouwenkloosters vinden wij hier gegevens. Dit moge volstaan om het belang van deze publicatie aan te tonen. Volgens zijn gewone methode geeft Jadin niet de oorspronkelijke tekst uit, maar hij publiceert uitvoerige résumés, die vaak letterlijke vertalingen van de oorspronkelijke documenten zijn.
M. Dierickx
| |
Varia
Dippel, Dr. J.C., Verkenning en verwachting. Cultuurkritische opstellen. - Boekencentrum, 's-Gravenhage, 1962, 223 pp.
De schrijver van dit boek neemt een vooraanstaande plaats in in de Ned. Herv. Kerk. Hij stamt uit een domineesgezin, studeerde en promoveerde in de scheikunde, en is vanaf het begin lid van de redactie van ‘Wending’. Met name in dit tijdschrift publiceert hij zijn altijd lezenswaardige opstellen over de taak en de plaats van de Kerk in de hedendaagse tijd, en enkele van deze opstellen zijn, nu de schrijver 60 jaar is geworden, gebundeld in dit boek. Wij vinden hier zijn ge- | |
| |
dachten over techniek en cultuur, over de richting die in feite de exacte wetenschappen hebben genomen in de research, zodat de universiteit als cultuurcentrum wordt bedreigd, over ‘beeldendienst, beeldenjacht, beeldenstorm’, over man en vrouw in de cultuur van deze tijd, over dienstbaarheid en over atoombewapening. Dippel schrijft in een gespierde stijl die altijd boeit en zeer vaak verrassend is. Steeds geeft hij te denken, soms in een enkele opmerking. Zo b.v. als hij over de ergernis van het wonder spreekt: ‘op zichzelf maar al te begrijpelijk, maar het is niet de wetenschap, die hier te lachen heeft, maar God!’ (p. 99), of elders: ‘De techniek doorbreekt niet de grenzen van de natuur, maar de mythe rondom die grenzen’ (p. 12). Zo zijn er tientallen rake zinnen en altijd verwijzen zijn opstellen naar de hoop en de verwachting. Het ‘spe gaudentes’ zou men het centrale thema kunnen noemen, dat in allerlei variaties naar voren komt als de juist in deze tijd door en door Christelijke levenshouding. Het zou te ver voeren in alle onderdelen op de rijke tekst in te gaan. Omdat Dippel vanuit zijn diep Christelijke geloofsovertuiging schrijft, krijgen ook de ‘profane’ zaken die hij in discussie brengt, een wijdere dimensie. Dit houdt niet in, dat wij het in alle onderdelen met hem eens zijn. Zo waar hij over de man-vrouw verhouding zegt, dat ‘de Kerk bij uitstek cultuurhistorisch heeft
bijgedragen tot het grote, haast dodende misverstand en de ongelovige ideologie: de-man-is-de-baas-en-de-norm’ (p. 118). Dippel vergeet dan, dat het juist de Kerk is geweest die in een niet-Christelijke maatschappij aan de vrouw haar aanzien en plaats heeft gegeven. Een beweging als de vrouwenemancipatie kan alleen gedijen op een, hoewel soms onbewuste, Christelijke ondergrond. Men ga heden ten dage maar eens kijken naar niet-Christelijke culturen, ofschoon... we ook hier voor verrassingen komen te staan als we een Papoeavrouw een vertederd liefdesgebaar zien maken tot de man, net als bij ons. Een enkele maal schrijft Dippel té vlot, té weinig genuanceerd. Doch dit schaadt het geheel niet. Wel krijg ik, lezend tussen de regels door, de indruk, dat Dippel een zeker parti-pris heeft tegenover de Katholieke Kerk. Het woord ‘katholiek’ gebruikt hij nergens, hij heeft het over ‘rooms’ en ‘roomsen’. Een bijna terloops neergeschreven zin als die op p. 89, over de beeldenverering, riekt naar een katechisatie die bij een intellectueel als Dippel niet meer mag voorkomen. Dat hij, sprekend over de arbeid, de sociale encyclieken ignoreert, kan vergeven worden, omdat hij de reformatorische sociale ethiek onder de loupe neemt. Maar meent hij zo de wérkelijke oecumene te dienen? Overigens niets dan lof voor dit sterk getuigende boek.
M. Jeuken
| |
Janse de Jonge, Dr. A.L., Verkenningen in de psychopathologie. - Uitg. J.H. Kok N.V., Kampen, 1962, 263 pp., f 12,75.
Voortbouwend op het succes van zijn bundel ‘Anthropologie en geestelijke volksgezondheid’ (1959), waagde de auteur zich aan een nieuwe bundel. Ook van dit laatste boek moet worden gezegd dat het, ondanks het uiteenlopen van de 16 themata, een set vormt die een stijve kaft waardig is. De gewogen steltrant van Janse de Jonge leent zich zelfs beter voor deze publikatievorm dan voor de tijdschriftuitgave waarin het merendeel der hier samengebrachte studies reeds eerder is verschenen. De 6 eerste verkenningen betreffen opvattingen en gedachten van historische figuren (Robert Burton, Kant. C. Ph. Moritz, G.H. von Schubert, C.W. Ideler en G. Heymans). De overige studies handelen over Nieuwere vragen omtrent de psychose, het begrip degeneratie in de psychiatrie, het begrip psychopathie, dualiteitsverschijnselen, reflectie, onechte schuldgevoelens, schuldgevoelens van de arts, de mens in de geneeskunde, het bewijs in de geneeskunde, en over vrije tijd en geestelijke volksgezondheid. De schrijver - hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam - geeft zich alle moeite didactisch te zijn, waarbij hij herhaaldelijk dreigt breedvoeriger te worden dan bij de opzet van het afzonderlijke artikel past. Als verder nog een het geheel treffende kritische opmerking gemaakt mag worden, dan is het deze: de lezer krijgt zelden of niet de gelegenheid zijn concentratie te ontspannen, de tekst is bij voortduring gedegen en stug; ook al mag men bij een wetenschappelijke uit-eenzetting geen ‘journalistieke jeu’ verwachten, toch heeft menig lezer behoefte aan ‘bakens’ in het geschrift waarvan verbindende lijnen convergeren naar datgene wat de auteur uiteindelijk bedoelt. Een iets lichtvoetiger schrijftrant zou de ‘Verkenningen in de psychopathologie’ van Prof. Janse de Jonge toegankelijker maken voor andere belangstellenden dan vakgenoten.
J.J.C. Marlet, zenuwarts
| |
| |
| |
Pockets
Prisma-boeken. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
MOYES, Patricia, Moord in de skilift. - Een inspecteur op vakantie in de Dolomieten krijgt toch weer een zaak uit te zoeken.
UNDERWOOD, Michael, Pook of kussen? - Op welke wijze is de oude dame aan haar eind gekomen, die gevonden werd met haar hoofd op een kussen en naast zich een pook?
CURTISS, Ursula, Dood twaalf hoog. - Een vrouw zoekt naar de doodsoorzaak van haar man: in een vlaag van verstandsverbijstering uit het raam gesprongen of naar beneden gegooid. En wat zouden de motieven kunnen zijn, als het moord was? Schr. levert weer vakwerk.
HARE, Cyril, De fatale polis. - Een van de eerste verhalen van de in 1959 overleden Londense rechter A.A. Gordon Clark. Ieder die hem kent uit ‘De moord op het rijksbureau’ of ‘Het geheim van Mary Rose’ zal ook met graagte naar dit boekje grijpen.
CARVE, Andrew, De gestolen plot. - Uit liefde voor een meisje gaat een verslaggever de zaak uitzoeken van een schrijver, die tot levenslang veroordeeld is, omdat hij, na de opzet van een roman gestolen te hebben van een collega, deze ook nog vermoord zou hebben. Naar de afloop mag u drie keer raden!
MARSH, Ngaio, Dood in rok. - De bekende Nieuw-Zeelandse schrijfster houdt van opvallende entourage. Zo is dit boekje een geval van chantage en later bovendien moord in de Londense society. Wie van detectives houdt, leest Ngaio Marsh.
MACLEOD, Angus, Moord aan de waterkant. - De eerste detective van een Schot, spelend in Schotland. De inspecteur in kwestie baseert zijn onderzoek op de verhouding tussen lichaamsbouw en persoonlijkheid.
EBERHART, Mignon G., Mysterie in de Poolse wijk. - Schr. voegt weer een verhaal toe aan de reeks die reeds in de Prisma's verschenen zijn. Ditmaal is het testament van een rijke Poolse emigrant in Amerika oorzaak van de verwikkelingen.
WALLACE, Edgar, De dubbelganger. - De reeds in 1932 overleden schrijver van talloze detectives is nog steeds in trek. Ook dit verhaal - niet origineel in het genre, maar boeiend verteld - getuigt van vakmanschap.
QUENTIN, Patrick, Dood in het dwangbuis. - Deze jonge Engelsman die zich tot Amerikaan liet naturaliseren, zoekt het in dit verhaal vooral in alle mogelijke afwijkingen. Het verhaal speelt namelijk in een inrichting voor geestelijk gestoorden.
ASIMOV, Isaac, Kansspel in de natuur. Merkwaardige grepen uit de wetenschap. - Schr., die wij kennen uit ‘De wonderwereld der atomen’, heeft voor een niet deskundig publiek een aantal interessante gevallen uit de natuurwetenschappen bijeengezet. Wij noemen slechts: Atomen die verdwijnen; explosies in ons lichaam; het toeval werkt niet blindelings; hijgen.
LEMAIRE, R. e.a., Gids voor de kunst in België. - Het is een goede gedachte geweest om de vele schatten die België rijk is op het gebied van de bouwkunst, beeldhouwkunst, schilderkunst, prentkunst en toegepaste kunst te laten aanduiden door vakmensen als conservatoren en kunsthistorici. Het boek is verlucht met talrijke illustraties, met vele kaarten en met een register o.a. van de belangrijkste musea.
KELLER, R.C, Prisma-damboek. - Op onderhoudende wijze wijst de nederlandse grootmeester de weg in het damspel, beginnende met het meest eenvoudige: ‘Voorbereidende oefeningen in het hanteren van schijven’ tot het ingewikkelde van een spel tussen meesters. De officiële spelregels en een aantal adressen zijn achterin opgenomen.
SANTEN, Cita van, Knutselen met bloemen. - Een deskundige handleiding voor allen die zelf het plezier willen ervaren van het schikken van bloemen bij allerlei gelegenheden. Iets over de geschiedenis van het bloemschikken en over de beroemde Japanse bloemsierkunst is er ook in te vinden.
WAUGH, Evelyn, Heet van de naald. - Van de hand van deze geboren Engelse satiricus een kostelijke persiflage op het moderne krantenwezen. Men mag bij Waugh nooit uit het oog verliezen dat hij Engelsman is, hetgeen hem een heel bepaalde vorm van humor geeft.
BRADDON, Russell, Gevangen in Singapore. - Een Australisch oorlogsvrijwilliger beschrijft zijn belevenissen als soldaat in de oorlog op Malakka en later zijn lotgevallen als gevangene.
R.S
|
|