| |
| |
| |
Paulus VI
NA de dood van Pius XII in oktober 1958 werd Monseigneur Montini door de algemene katholieke publieke opinie als de meest geschikte opvolger beschouwd, ofschoon zijn keuze praktisch uitgesloten was, omdat hij niet tot het H. College van Kardinalen behoorde. Toen de naam Angelo Roncalli aan het volk bekend werd gemaakt, wist zo goed als niemand, wie deze man eigenlijk was: een italiaan, een grijsaard van 77 jaar, een oud-nuntius, patriarch van Venetië, een onbekende, die de vreemde naam Joannes XXIII koos, omdat ‘bijna alle Pausen met de naam Joannes een pontificaat van korte duur hebben gehad’, zoals hij zelf verklaarde. Binnen enkele weken had Paus Joannes de sympathie van het christenvolk en bleek hij een gave Gods te zijn, die de wereld veroverde door de verrassingen van de intuïtie, de liefde en de goedheid. 17 November 1958 kondigde de Osservatore Romano de creatie van 23 Kardinalen aan: Mgr. Joannes Baptista Montini, aartsbisschop van Milaan, was nummer één van de lijst. Volgens de publieke opinie was de opvolger van Joannes gemaakt; Rome noemde hem ‘Le Dauphin de Jean’. Daarom waren de ogen van de christenheid voortdurend op Milaan gericht: het doen en laten van Kardinaal Montini werd kritisch gevolgd en in juni 1963 bleef hij de eerste kandidaat voor de Stoel van Petrus.
In het laatste conclaaf waren de Kardinalen geen onbekenden voor elkander. Zoals nooit tevoren wisten zij zich de vertegenwoordigers van een wereldepiscopaat, dat in alle openheid en vrijmoedigheid zijn mentaliteit had kenbaar gemaakt. De beslissende factor in het conclaaf is het Concilie geweest en daarmee onafscheidelijk verbonden: de lijn van Joannes XXIII. Er kon geen scheiding gemaakt worden tussen het Concilie en hem die het Concilie gemaakt had, al hebben enkele Kardinalen dit proberen te doen. Voor de overgrote meerderheid was dit een wereldvreemde abstractie volgens het maaksel, dat in de eerste zittingsperiode van het Concilie voldoende bekendheid had verworven. Een anonieme brief van Concilie-‘periti’, waarin de Kardinalen alvorens het conclaaf in te gaan werden gewaarschuwd tegen de gevaren voor geloof en zeden, was zo naïef integralistisch benepen, dat hij een averechtse uitwerking had. Na de votiefmis voor de H. Geest ter opening van het conclaaf in de morgen van 19 juni, sprak Mgr. Amleto Tondini, secretaris der Latijnse Brieven aan de Vorsten, de traditionele rede ‘de eligendo Pontifice’ uit, welke ondanks woorden van lof voor Joannes XXIII een noodkreet was van ‘de ongeluksprofeten, die altijd
| |
| |
rampzalige gebeurtenissen voorspellen alsof het einde van de wereld voor de deur staat’ en met wie Joannes ‘het in het geheel niet eens kon zijn’, zoals hij 11 oktober 1962 bij de opening van het Concilie verklaarde. Het evangelische optimisme, waarvan Joannes onafgebroken getuigd heeft, kon geen klap krijgen van het pessimisme van Tondini's zegsmannen, ook niet toen hij het werkterrein van de nieuwe Paus vergeleek met een rozentuin, maar dan rozen met weinig bloemen en veel doornen. Bij de dood van Pius XII schreef Kardinaal Angelo Roncalli, patriarch van Venetië: ‘Een woord dat ik graag herhaal, geeft de werkelijkheid weer in haar troostvol aspect: wij zijn hier op aarde niet om een museum te bewaken maar om een tuin te bewerken, welke bloeit van leven en altijd prachtiger wordt’ (Osservatore Romano, 23 juni 1963). Het feit, dat de oppositie tegen Joannes' lijn zich geuit heeft, is misschien de voornaamste oorzaak geweest, dat tegen de verwachting in het een kort conclaaf geworden is ten gunste van Montini, voor wie Concilie en Joannes XXIII één waren. In zijn herdenkingstoespraak van 6 juni te Milaan heeft hij woorden gesproken, welke aan duidelijkheid niets te wensen overlieten. ‘Joannes XXIII heeft enkele richtlijnen aan onze levensweg gegeven welke wij, als we wijs zijn, niet alleen gedenken maar blijven volgen’. Voor Joannes en ook voor ons ‘is de religieuze waarheid niet gemaakt om de mensen te verdelen en om polemieken en contrasten uit te lokken maar om hen aan te trekken tot eenheid van gedachte en om in de zielen de vreugde te storten van de verovering en van het goddelijk leven’. ‘Zouden wij mogen afwijken van de weg, door hem met zoveel durf geopend, de weg van de universaliteit van het katholieke geloof, de weg van het roomse oecumenisme?
Paus Joannes is een zodanige personificatie en levende uitdrukking van deze wezenskenmerken van de Kerk geweest, dat de verborgen energieën ervan de gehete Kerk hebben doortrokken, zowel in- als uitwendig’. En dan de conclusie: ‘Het graf van Joannes XXIII kan zijn erfenis niet bevatten. De dood kan de geest niet verstikken die hij over onze tijd heeft laten waaien. Zouden we ooit die weg kunnen verlaten, die Hij zo meesterlijk heeft gebaand? Dat zou ondenkbaar zijn’.
Paulus VI is volgens menselijke berekeningen de best voorbereide persoon om de Kerk van nu te leiden ‘in nomine Domini - in de naam des Heren’, zoals zijn wapenspreuk zegt. Drie grote Pausen heeft hij trouw en volgzaam gediend: Pius XI, ‘bekend om zijn onbuigzame geesteskracht’, Pius XII, die ‘de Kerk verheerlijkt heeft met zijn monumenten van uitzonderlijke wijsheid’, en Joannes XXIII, die ‘de gehele wereld veroverde door zijn bijzondere goedheid’. De erfenis
| |
| |
van deze grote drie is hem nu toevertrouwd, zoals hij zeide in zijn eerste radioboodschap ‘Urbi et Orbi’. Al sprak hij duidelijk zijn voorkeur uit voor Joannes XXIII, toch is hij ook getekend door de geest van Pius XII. Zijn eerste verschijnen in de loggia van de Sint-Pieter, riep onwillekeurig de herinnering aan de figuur van Pius XII op. Paulus VI zal een einde maken aan de tekening ‘zwart - wit’ van Pius XII en Joannes XXIII, welke in de laatste jaren graag gehanteerd werd om de laatste ten koste van de eerste te verheerlijken. In Pius XII mocht Montini van nabij de alzijdige leraar ontmoeten, die de Kerk als een vaste burcht liet zien aan een wereld, welke de dwaasheid der zelfvernietiging had gekend en nu de weg van wederopbouw en herstel zocht. In Joannes XXIII heeft Montini de werking van de Geest Gods erkend, die het aanschijn van de aarde vernieuwt en de hele mensheid in liefde omhelst: mogen allen één zijn en deelgenoot worden aan de vrede Gods, hoe zij deze ook benoemen. In Paulus VI verwacht de Kerk de helderheid van het intellect van Pius XII en de grootheid van hart van Joannes XXIII; daarbij zal komen de kracht van een Pius XI. Dit laatste verdient beklemtoond te worden, want het pontificaat van Pius XI ligt al te ver weg in de herinnering en een sterke vaste leiding van de Kerk van nu wordt niet algemeen gevoeld als een noodzaak. De Milanezen kunnen iets vertellen over de sterkte van Paulus VI. Zijn oordeel pleegt hij niet voor zich te houden of in te kleden in vergoelijkende taal. De man die als hoogste curiale functionaris door tallozen geëerd werd om zijn ‘suaviter in modo, sed fortiter in re’, kon in Milaan waar nodig een zeer streng rechter zijn.
In zijn eerste radioboodschap heeft Paulus VI het Concilie als punt 1 genoemd. Het kon niet anders. Wie deze Kerkvergadering in haar voorbereidingen en gedurende de eerste zittingsperiode van dichtbij gevolgd hebben, waren al lang tot een conclusie gekomen, welke voor minder goed ingewijden misschien vreemd mag klinken. Alleen een figuur als Joannes XXIII was in staat dit Concilie bijeen te roepen, omdat hij in alle eenvoud deed wat God hem ingaf, en in een onweerstaanbaar optimisme op het doel afging zonder zich te bekommeren om moeilijkheden, desillusies, verwarring en oppositie. Maar Joannes had een opvolger nodig om wat hij heeft losgeslagen systematisch uit te werken en praktisch te ordenen. De erfenis van Joannes is niet een veilig verworven bezit maar een opdracht vol risico's en van enorme verantwoordelijkheid. Wat Joannes heeft aangedurfd in zijn korte pontificaat, is geniaal en noodzakelijk geweest, maar was tegelijk een ongehoorde revolutie. Hij heeft het toegestaan, ja aangemoedigd, dat de Kerk in al haar lagen zich vrijmoedig en open uitsprak. Zo werd de
| |
| |
problematiek van de Kerk in geheel haar omvang openbaar, er ontstond onrust, er kwam onzekerheid, veel stortte in wat voor eeuwigdurend had gegolden, moeizaam werd gezocht naar de bevrijdende oplossing maar pover zijn tot nu toe de resultaten. Eén groot ding heeft Joannes bereikt: van de Kerk is het gevaar afgewend een godsdienst van schrift- en wetgeleerden te worden, zoals deze uit het Evangelie bekend zijn. Het grote werk van de opbouw moet nu geschieden onder de straffe leiding van Paulus VI: de grotere bloei van het katholieke geloof, de vernieuwing van het christelijk leven en de aanpassing van de kerkelijke tucht aan de behoeften en omstandigheden van de moderne tijd. Wat naar links en rechts is uitgezaaid, moet nu Paulus VI doen opgroeien. Daartoe is nodig systematische arbeid, lang overleg, gestadige arbeid van dag tot dag volgens plan en regelmaat, een staf van toegewijde en competente medearbeiders. Toen Paus Joannes de leiding van de Kerk ontving, kreeg hij een prachtig verzorgd park met bordjes ‘verboden toegang’ op de gladgeschoren gazons en tussen de bloemperken; keurige geestelijken en nette burgermensen wandelden correct over de goed geschoffelde paden in de koele schaduw van de bomen. Joannes heeft het park opgeruimd en bestemd voor volkswoningen en kinderspeelplaatsen. Paulus VI moet nu de werkzaamheden leiden van de moderne huizen- en stratenbouw.
Paulus VI is een man van noeste arbeid. Een italiaans blad heeft geschreven, dat de keuze van Montini een melancholisch en streng pontificaat zal brengen. Wie de eerste radioboodschap van Paulus VI gehoord heeft, zal toegeven, dat dit eerste geluid in die richting wijst. Alles wat in het programma van Joannes XXIII stond, heeft hij tot het zijne gemaakt. Maar hij zal het uitvoeren niet als Joannes XXIII, ook niet als Pius XII, maar als Paulus VI. Mannen van karakter kunnen niet werken volgens het schabloon van anderen, ook niet wanneer zij van dezelfde idealen bezield zijn. Van Paulus VI is bekend, dat hij volgens plan elke kwestie grondig bestudeert en een bureauchef is die orde, stiptheid en vooral loyale samenwerking eist. Onder Pius XII was Montini een persoonlijkheid in de romeinse curie, omdat hij in het staatssecretariaat de man was van het overleg, van het bezonnen oordeel, van de contacten, die, eenmaal na een lang soms aarzelend wikken en wegen tot een richtlijn of besluit gekomen, vast en zeker zijn weg ging. Als aartsbisschop van Milaan onderzocht hij alles tot in de finesses en kwam eerst dan met maatregelen en instellingen. Een dergelijke persoonlijkheid heeft nu het Concilie als topleider nodig. Alleen ernstige studie volgens systeem en methode kan aan het Concilie een uitvoerbaar programma schenken en de massa-vergadering van 2500
| |
| |
Vaders rustig en zeker loodsen temidden van de verwarring, welke extremisten zowel van rechts als van links stichten. Hij kent de romeinse curie door en door en kan er een instrument van maken, dat handelbaar ligt in de hand van het Concilie. Toen hij in 1954 de romeinse curie moest verlaten om aartsbisschop van Milaan te worden, was dit een overwinning van hen die later de lijn van Joannes XXIII moeilijk of niet hebben gevolgd. Nu hij terugkeert als Paus is hij de aangewezen man om met kennis van zaken en in rustige bezonnenheid de romeinse curie aan te passen aan de veranderde omstandigheden van de Kerk.
Gedurende en na de eerste zittingsperiode van het Concilie hebben kerkelijke en vooral politieke tegenstanders van Montini de publieke opinie bewerkt om hem te laten doorgaan voor iemand wien het Concilie niet sympathiek was, want in de debatten hield hij zich afzijdig. De feiten bewijzen echter het tegendeel. Tegen het einde van de zitting hebben Montini (5 december) en Lercaro (6 december) gesproken op verzoek van de Paus, die zich geneerde over het lage peil van de interventies der italiaanse Vaders (aldus gaat het verhaal), en zij hebben zulke kritiek geleverd op het aangeboden schema van de Kerk, dat zij op de Vaders de diepste indruk hebben gemaakt. De interventie van Kardinaal Lercaro is oorzaak geweest van de recente litteratuur over de ‘Kerk der armen’. Volgens Kardinaal Montini sprak het aangeboden schema over de Kerk te weinig over de persoon van Christus, doordat het accent was gelegd op het ‘lichaam’ en niet op ‘Christus’, terwijl het woord ‘mystiek’ verwaarloosd scheen; verder maakte hij er de Vaders op attent, dat hij in het zeer uitgebreide schema van de Kerk het woord ‘liefde’ tevergeefs had gezocht. Vervolgens heeft hij in zijn wekelijkse brief over het Concilie aan de geestelijkheid en de gelovigen van zijn aartsbisdom begin december een kritisch geluid doen horen over de voorbereidingswerkzaamheden: het Concilie mist een centraal punt en er is geen nauwkeurig omschreven programma. Wel is merkwaardig, dat in de pers zo goed als niet gesproken wordt over de interventie van Montini van 22 oktober. Het was de eerste dag van debat en wel over de liturgie in het algemeen. Met de grootste waardering en geheel positief heeft Kardinaal Montini het schema over de H. Liturgie besproken, omdat dit alle eigenschappen bevat, welke op het ogenblik vereist zijn.
Het schema is pastoraal, het eerbiedigt de heilige tradities maar staat tevens wijd open voor de problemen van de hedendaagse Kerk. Het schema is realistisch en durft tot de kern van de zaak door te stoten. Uitvoerig heeft hij de volkstaal in de liturgie aanbevolen: een taal die niet verstaan wordt, trekt het volk van nu niet aan maar verwijdert het van de Kerk. ‘De liturgie is immers voor de
| |
| |
mensen ingesteld en niet de mensen voor de liturgie’. Grotere ruimte moet aan de volkstaal verleend worden, ‘voorzichtig maar zonder uitstel en zonder aarzeling’. Meer decentralisatie is op het ogenblik vereist en in de postconciliaire commissies moeten ook bisschoppen, die zieleherders zijn, zitting hebben. Deze interventie is zo belangrijk, dat zij niet alleen het liturgieschema nog beter heeft gemaakt maar ook voor de andere schema's een richtlijn had kunnen zijn. Dat Montini zich tussen 22 oktober en 5 december afzijdig heeft gehouden van de zeer felle debatten, is begrijpelijk van een man, die rustig overlegt buiten het rumoer van opgewonden discussies. Gedurende de eerste zittingsperiode was hij de enige persoonlijke gast van Joannes XXIII in het Vatikaan, waar hij woonde in het paleis van de Kardinaal-Aartspriester. Groot is zijn invloed geweest in het z.g. rand-Concilie door persoonlijke contacten en overleg in kleine kring.
Aanvankelijk had men verwacht, dat Paulus VI de tweede zittingsperiode van het Concilie veel later zou doen beginnen (men sprak zelfs van 8 september 1964) om in de tussentijd het programma degelijk voor te bereiden, want het is geen geheim, dat de resultaten van het tweede voorbereidingswerk maar matig voldoen. Toch heeft hij dit niet gedaan en door te beginnen op 29 september toont hij een wijs diplomaat te zijn. Eerst wil hij de bisschoppen rondom zich verzamelen om tezamen tot een besluit te komen. In deze tweede zittingsperiode kunnen enkele resultaten bereikt worden, zoals de promulgatie van de Constitutie over de H. Liturgie. Het voornaamste punt van het Concilie ‘De plaats van de Kerk in de wereld van nu’ zal wel een nieuwe voorbereidingstijd eisen volgens een geheel andere structuur van commissies. Het onderling conciliaire overleg zal tegen het einde van dit jaar Montini openbaren als Paulus VI, want volgens een aantekening van Joannes XXIII kan de nieuwe Paus in de eerste dagen zich niet realiseren, wat het zeggen wil Herder van de universele Kerk te zijn, er zijn weken nodig om te wennen en tenslotte voelt hij zich thuis, alsof hij heel zijn leven niets anders gedaan had.
Dat Paulus VI werkelijk de mentaliteit van de Kerk van nu bezit, mag niet in twijfel worden getrokken. Telkens werd de laatste jaren in Italië de vraag gesteld, wat het ‘geheim’ of het ‘raadsel’ is van de sfinx die Montini heet. Ook in het buitenland is deze vraag doorgedrongen en daar werd zij vaak verkeerd verstaan, omdat haar eigen milieu ontbrak. In Italië ziet men alles in de politiek, ook de keuze van een Paus. Daarom blijft men zoeken naar de politieke richting van Paulus VI volgens de categorieën van rechts-centrum-links en alle verdere mogelijke combinaties. Ons interesseren deze speculaties niets.
| |
| |
Vanwege deze politieke onzin heeft het zijn nut te constateren, dat Paulus VI wat de realiteit van het leven betreft niets van een sfinx heeft. Altijd is hij ronduit voor zijn mening uitgekomen, ook wanneer hij wist oppositie uit te lokken. Door zijn tact en steun kon pater Boyer in 1945 te Rome aanvangen met het centrum ‘Unitas’ en konden eveneens te Rome de Vrouwen van Bethanië hun werk beginnen. Nu vindt men dat gewoon maar vijf jaar geleden was oecumenisch werken te Rome een verdachte geschiedenis. Zijn jaarlijkse vastenbrieven zijn internationaal bekend en tonen zijn belangstelling voor de hedendaagse vraagstukken: 1958 over de liturgische opvoeding - 1959 over het Paasmysterie - 1960 over het christelijk gezin - 1961 over de moraliteit - 1962 over het concilie. Na de Pauskeuze hebben italiaanse bladen er de aandacht op gevestigd, dat in deze boekwerkjes volop en met instemming franse en duitse auteurs geciteerd worden! De insinuatie is duidelijk en het feit is hoopvol voor een gezonde ontwikkeling van het theologisch leven in de naaste toekomst.
In Milaan, dat gigantische aartsbisdom van 4 miljoen zielen, heeft Montini sedert 1954 te doen gehad met de moderne zielzorg. Totaal heeft hij zich aan zijn bisdom gegeven, slechts bij grote uitzondering ontving hij bezoekers van buiten. Hij bezocht alle parochies, hield een grote missie van maanden, waarin hij zelf dagelijks het volk toesprak, belangrijke organisaties en werken heeft hij opgericht, nog vóór zijn vertrek heeft hij een herziening van het parochiesysteem uitgewerkt. Wie deze arbeid van 9 jaren van dichtbij mocht volgen, wordt getroffen door twee punten, gelijk ook te Bologna, waar Kardinaal Lercaro werkt. Van de ene kant een schitterend beginpunt van moderne pastoraal, van de andere kant een schrikbarende toename van de afval der grote massa. Een Montini en een Lercaro maken zich geen illusies! De herkerstening moet van de grond af aan opnieuw opgebouwd worden, onder de geestelijken en leken moeten kernen gevormd worden die open oog voor de realiteit hebben, en verder maar doorwerken met de schrale hoop, dat op de lange duur het werk succes zal hebben. Nergens ervaart men zo sterk dat de Kerk buiten het leven staat, als in Italië. De massa gelooft in het materialisme, het socialisme en het communisme, terwijl het christendom tot een ‘bij’-geloof is vervallen. Zo ernstig is de situatie, dat serieus rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid, dat over vijf jaar het communisme, gesteund door de Nenni-socialisten, langs legale weg aan de macht komt. Niet alleen Italië is kerkelijk noodgebied; op zijn sterfbed bad Joannes XXIII extra voor Zuid-Amerika. Alvorens 22 juni officiëel te spreken, heeft Paulus VI enkele woorden geïmproviseerd tot de kardinalen. Hij bedankte het
| |
| |
H. College, dat het zoveel vertrouwen in hem gesteld had om hem tot Paus te kiezen. Maar hij was zich de beperktheid van zijn gaven, zei hij, pijnlijk bewust, terwijl zijn verleden ambten in de Kerk hem hadden geconfronteerd met de immense noden en de dramatische vraagstukken die heden bestaan en waarin de Kerk haar zending moet vervullen. Onder het uitspreken van deze woorden heeft heel de Kerk aan radio en televisie iedere trek van zijn gezicht, elke intonatie van zijn stem, scherper misschien dan de kardinalen, gezien en gehoord. Het werd duidelijk, waarom deze man, die in de directe omgang met de mensen buitengewoon hartelijk en meelevend is, toch zo ernstig is. De moderne zielzorg heeft hem tot een nuchtere realist gemaakt. Zeker, het evangelische optimisme blijft in Paulus VI voortleven, want de ervaring met Joannes XXIII is voor hem providentieel geweest na de lange jaren van omgang met de hiëratisch gereserveerde en gedrukte Pius XII. Maar de ondervindingen, opgedaan te Milaan, hebben hem behoedzaam gemaakt, teruggetrokken en uiterst voorzichtig, hetgeen Joannes XXIII schertsend deed spreken over zijn Hamlet in Milaan.
Het gebed van de christenheid vergezelt Paulus VI, voor wie, nog geen 66 jaren oud, een lang pontificaat in het vooruitzicht ligt. Veelbetekenend is, dat hij de naam Paulus heeft gekozen om als plaatsbekleder van Christus de Kerk te dienen. In zijn eerste boodschap citeerde hij de woorden, welke Sint Paulus van Christus heeft gezegd: ‘Hij heeft de Kerk bemind en zich voor haar overgeleverd’ (Ef. 5, 25). Een man die zo gestemd zijn ambt aanvangt, verdient vertrouwen en aanhankelijkheid zonder reserve en zonder berekening.
|
|