| |
Boekbespreking
Godsdienst
Bertrange, Dr. A., De Bijbel over het lijden. - Sibum, Dr. L., De Bijbel over licht. - Romen en Zonen, Roermond-Maaseik, 1962, f 2,90 per deel.
Twee nieuwe deeltjes uit de serie De Bijbel over... door twee Bijbelkundigen. Het lijden, dat in het O.T., getuige vooral het boek Job, nog een haast onoplosbaar probleem vormde, krijgt zin en betekenis in het N.T. in en door Christus. Eveneens krijgt het begrip licht, dat in het O.T. reeds een bijzondere betekenis had, in het N.T. nieuwe zin en symboliek, vooral in het evangelie van Johannes.
P. van Alkemade
| |
Baaij, Dr. A.M., Jhesus collacien. Een laatmiddeleeuwse prekenbundel uit de kringen der tertiarissen. Met inleiding en varianten. (Zwolse herdrukken). - W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle, 1962, 311 + 79 pp., ing., f 23,-.
De collatiën die deze editie ons biedt, lijken zich te poneren als preken van Christus die Hij houdt bij een reeks verschijningen. De uitgeefster, Zr. Marie José O.P., betoogt echter, dat 't hier gaat om fantasievisioenen die niet bestemd waren voor hoorders en zieners, maar voor lezers uit de kring van de franciscaanse tertiarissen, 500 jaar geleden. Dit boek, een Nijmeegse dissertatie, beschrijft de manuscripten en analyseert ze literair, spiritueel en taalkundig. Schrijfster merkt zelf op, dat de inhoud niet meer boeit en dat de bundel geen artistieke waarde of bedoeling heeft. Haar proefschrift is er, niet alleen voor historici, evengoed belangrijk om. De tendens van deze meditaties zal inderdaad weinigen interesseren, en zal vaak irriteren. Voorzover dit aan de eentonigheid en de overdreven allegorieën ligt, is dit begrijpelijk, hoewel onbillijk. Als deze late middeleeuwer debiteert, dat er amper één pro mille van de mensheid (of van zijn tijdgenoten?) zalig wordt (166, vgl. 167, 194), of vlees en zinnelijkheid kritiseert op een manier die minstens misverstanden kan veroorzaken (201, 210, 228, 236, 240), dan ergeren we ons terecht, al slaan tegenwoordig tal- | |
| |
lozen naar het andere uiterste door. De veelvuldige, onverbloemde meditaties over hel, heiligheid, lijden en versterving, maar ook over het honingzoete karakter van de religie bevreemden ons misschien, maar het is alweer de vraag, welke godsdienstbeleving het zuiverst is: die van de huidige doorsnee-katholiek of die van de vijftiende-eeuwse kloosterlingen wier geestelijk voedsel we in dit boek voorgeschoteld krijgen.
P. den Ottolander
| |
Braun, Heinrich Suso, Neun Uhr fünf und vierzig. Radiopredigten, - Tyrolia-Verlag, Innsbruck, 1962, 270 pp., D.M. 9.80.
Pater Braun, de Oostenrijkse Capucijn, spreekt nu reeds zeventien jaar lang om 9.45 uur elke zondag voor de radio en publiceert thans zijn negende bundel toespraken. Het zijn frisse, originele, pakkende preekjes, telkens van vijf, zes bladzijden, vol begrip van de hedendaagse mens, rijk aan gedachten en opwellend uit een door en door christelijk gemoed. Menig lezer in Nederland zullen ze welkom zijn.
P. van Alkemade
| |
Mosshamer, Ottilie, Freundschaftliche Streitgespräche mit Klosterfrauen. - Herder, Freiburg, 1962, 192 pp., geb. DM. 12.80, geïll.
Van Ottilie Mosshamer kennen wij het rijk gedocumenteerde, het onverschrokken en evenwichtig Priester en vrouw; dit nieuwe boek van dezelfde sociaal-religieuze werkster plaatst de vrouwelijke religieuzen in onze samenleving. Men kan hun heldhaftigheid bewonderen; men kan ze ook ouderwets en wereldvreemd vinden: de elf gesprekken van dit werk gaan geen materie voorbij, geen moeilijkheid uit de weg. Telkens treft ons de rijke concrete ervaring, de grondige ernst en de zin voor moderne werkelijkheid. In een levendige en humoristische stijl, met daarbij de verrassend-leuke tekeningen van H. Helmessen. Aanbevolen.
Em. Janssen
| |
Schasching S.J., Johannes, Nachtgedanken der Politiker, Manager und Prälaten. 2. Auflage. - Tyrolia-Verlag, Innsbrück, 1961, 196 pp.
De bekende socioloog pater Schasching schrijft hier, met zijn velerhande sociale en menselijke ervaring, een bijna religieus boek. Er zijn beroepen die iemand elk vrij moment ontnemen: de politiek, de industrie, het sociale dienstbetoon, zelfs het kerkelijk bestuur; en mensen, in zulke adembenemende vaart gevat, schrijven geen dagboeken doch hebben des te meer nachtgedachten... Nu fingeert de auteur een viertal mensen die hun nachtgedachten optekenen: het geweldige van hun bedrijf, hun menselijke behoeften en contacten, ook hun godsdienstigheid. Het worden beelden van het hedendaagse bestaan, zijn druk en zijn uitkomst: humoristische beelden, met een overvloed van concreet beleven, met veel menselijk evenwicht, met een levendige godsdienstige ernst die altijd weer opduikt.
Em. Janssen
| |
Daujat, Jean, Le christianisme et l'homme contemporain. - Collection ‘siècle et Catholicisme’, Mame, Tours-Parijs, 1962, 400 pp., NF. 13.73.
Dit boek werd voorafgegaan door Idéés modernes, réponses chrétiennes en door Problèmes d'aujourd'hui, réponses chrétiennes; het is minder gefragmenteerd, en lijkt de afgewerkte samenvatting van hetgeen daar verspreid lag. Zijn twee grote delen, Idéalisme moderne et réalisme chrétien (acht hoofdstukken), en Humanisme moderne et vie chrétienne (zeven hoofdstukken) hebben iets van een diagnose, met daarna een uiteenzetting; maar de peilende diagnose blijft ook in het eerste deel te gering, zodat het tweede, de uiteenzetting, toch niet precies aangepast is bij de hedendaagse mentaliteit... Hoofdstuk na hoofdstuk biedt ons een rijke inhoud, en alle samen vormen zij een uitgebouwde uiteenzetting die zowel voor persoonlijke lectuur als voor didaktische doeleinden zeer bruikbaar is. Maar, dunkt ons, van een ideologie uit die in de allerlaatste jaren ras veroudert.
Em. Janssen
| |
Knuvelder, Louis, Een leek zoekt Maria. - Geert Groote Genootschap, Mariënburg-'s-Hertogenbosch, 1962, 95 p.p.
Een goed gefundeerde en devote verhandeling over de H. Maagd. Niet altijd vindt men deze twee eigenschappen verwezenlijkt in geschriften over de H. Moeder Gods. Soms zijn de argumenten overvloedig, de devotie slechts spaarzaam; en omgekeerd. Deze degelijke brochure kan menigeen, ook religieus gevormde, helpen om de Moeder Gods in zijn geestelijk leven de juiste plaats te geven. De schrijver gebruikt wel wat overmatig zinnen tussen haakjes in de tekst. Zeer aanbevolen.
C. Minderop
| |
| |
| |
Graf, P. Richard C.S.Sp., Intiem met Christus. Vert. - Uitg. Pax, 's-Gravenhage, 1962; 130 pp., f 5,90.
Dit boekje is een doorlopend gesprek met, of liever gebed tot Christus. De ruggegraat van dit gesprek wordt gevormd door woorden van het evangelie. De werken van Pater Gräf hebben een eigen sfeer, een zekere unctie, die de gelovige lezer bijzonder aanspreekt. De vertaalster heeft, helaas!, het gewijde ‘Gij’ tot Christus meestal vervangen door het wat kelnerachtig aandoende ‘U’ en nog wel in een boekje, dat in het Duits ‘Mit Christus auf du und du!’ heet.
P. van Alkemade
| |
Timmermans, A., Bijbel voor de jeugd. Nieuwe Testament. Illustraties van Gerrit de Morée. - Uitg. Helmond, Helmond; 301 pp., f 14,90.
Timmermans' Bijbel voor de jeugd had reeds lang een goede naam. Voor deze nieuwe uitgave heeft hij de tekst herzien en herschreven. Hij weet de kindertoon bijzonder goed te treffen en door allerlei kleinigheden de verbeelding van het kind te boeien en te prikkelen. Het evangelieverhaal wordt hier op uiterst eenvoudige, maar daardoor juist zo pakkende wijze verteld. De uitgeverij Helmond zorgde voor een grootscheepse presentatie en Gerrit de Morée verluchtte het boek met merkwaardige illustraties, die iets ouderen wellicht nog meer zullen aanspreken dan het lezende kind.
P. van Alkemade
| |
Rondet S.J., Henri, Vatican I. Le Concile de Pie IX - La préparation - Les méthodes de travail - Les schémas restés en suspens (Théologie, Pastorale et Spiritualité, XII). - Lethielleux, Paris, 1962, 219 pp., ing. 9.60 NF.
De eersterangs theoloog Pater Rondet van Lyon geeft ons hier een uiterst interessant boek over het I. Vaticaans concilie. Nu het tweede Vaticaans concilie is samengeroepen werd al te veel, zo meent de auteur, de aandacht gevestigd op het episcopaat, daar de schema's over de Kerk en de bisschoppen op het vorige concilie niet waren behandeld. Hij wil een meer algemene kijk geven op het concilie van de vorige eeuw. Eerst onderzoekt hij het werk van de vijf voorbereidende commissies, de start van het eerste Vaticaans concilie en zijn werkmethoden. Daarna krijgen de constituties Dei Filius en Pastor Aeternus - de enige dogmatische definities van het concilie - elk een hoofdstuk. Een laatste hoofdstuk wordt gewijd aan de schema's die niet afgewerkt konden worden: 70 op de 75! Interessant zijn de vijf aanhangsels, waarvan het laatste gaat over de sociale kwestie op het eerste Vaticaans concilie. De geleerde auteur citeert voortdurend in voetnoten zijn bronnen, vooral Mansi, delen 49-53, en de Collectio Lacensis, deel VII; zijn aangehaalde synthetische werken zijn vooral Granderath, Mourret en Ollivier, soms Butler en Aubert, dus de beste monografieën over het onderwerp, en het pas gepubliceerd dagboek van een der stenografen van het concilie, Dehon. Herhaaldelijk geeft hij de uitvoerige inhoud van te behandelen schema's, of de verschillende projecten, vóór men tot een definitieve tekst komt. Hij heeft ook oog voor de concrete werkzaamheden, waartussen hij pittige anecdoten weeft. Dit boek kan zeer grote diensten bewijzen aan theologiestudenten en aan gecultiveerde leken die wat dieper in het conciliair werk willen indringen.
M. Dierickx
| |
Wyszynski, Stefan, Kardinaal, De christen en de arbeid. Vert. Aleida Schneeweiss-d'Hamecourt (Boeken met de Olijftak). - Lannoo, Tielt, 1961, 192 pp.
Hoe kan de christen zijn arbeid echt christelijk beleven? Dit boekje wil hierop een bevattelijk antwoord geven. Kardinaal Wyszynski geeft hier dus eerder een spiritualiteit van de arbeid dan een theologie. Als zieleherder beoogt hij eerst en vooral zijn arbeiders in hun dagelijks leven te helpen. De verschillende hoofdstukken behandelen uiteenlopende aspecten: de arbeid en God, schepping, zonde, naastenliefde, arbeidslast en vreugde, arbeid en gebed, stilte, ijver, nauwgezetheid... Hoewel alles ons niet evenzeer overtuigde, menen wij toch dat dit boekje velen zal helpen om hun arbeid christelijk te beleven.
J. Vercruysse
| |
Palanque, Jean-Rémy, en Jean Chelini, Petite histoire des grands conciles (Présence chrétienne). - Desclée de Brouwer, 1962, 311 pp., 3 krtn., ing. 150 F.
In deze beknopte geschiedenis van de twintig vorige concilies heeft Palanque, bekend professor aan de universiteit van Aix-en-Provence, de oudheid en de concilies van Trente (1545-1563) en het Vaticaan (1869-1870) beschreven, terwijl Chélini, assistent voor middeleeuwse geschiedenis aan dezelfde universiteit, de
| |
| |
middeleeuwen behandelt. Deze twee leken hebben zich niet alleen in de mentaliteit van elk concilie ingeleefd, maar zich ook rekenschap gegeven van de soms ingewikkelde theologische problemen. Voor al wat de uiterlijke geschiedenis van de concilies aangaat hebben wij hier een interessante gids, die met statistieken, kaarten en anecdoten het verhaal boeiend weet voor te stellen. Een Hubert Jedin kan in zijn Kleine Konziliengeschichte natuurlijk dieper op de theologische kwesties ingaan, maar voor minder theologisch onderlegden is het hier besproken boek een uitstekende geschiedenis. Bijzonder waarderen wij de Vocabulaire van dertien bladzijden met een uitleg van vaktermen. Aan de bibliografie van één bladzijde zal daarentegen niemand iets hebben; de drie kaarten met de concilies in de oudheid, de middeleeuwen of de nieuwe tijd zijn technisch gezien niet veel waard, maar helpen de lezer bij het situeren van de concilies.
M. Dierickx
| |
Interdiocesane commissie voor Liturgische Zielzorg, De Dienst van het Woord. Schriftlezingen bij de eucharistieviering naar het romeins missaal. B. Bijzondere Vieringen. C. Christus-vieringen. - Interdiocesaan Centrum, Guimardstraat, Brussel. Drukkerij Henri Proost en Co., Turnhout, 90 en 384 pp.
De ‘Dienst van het Woord’ is de titel en meteen het programma van het pericopenboek, uitgegeven door de Interdiocesane Commissie voor Liturgische Zielzorg. De twee delen (Bijzondere Vieringen en Christusvieringen) zijn pareltjes van typografiekunst, betekenen een aanwinst voor het liturgisch leven. Ze geven blijk van een herwaardering voor het Woord Gods en maken het mogelijk in de eucharistievieringen dit Woord door verzorgde lezing te betrekken in de verkondiging der Blijde Boodschap. - De tekst volgt voor het N.T. doorgaans de vertaling van de Katholieke Bijbelstichting. Hij is hier aangepast in functie van een verhoogde leesbaarheid. Vaak worden enkele verzen opgenomen die in de Schrift de pericope onmiddellijk voorafgaan of volgen. Er wordt aangeduid waar men soms vreemd klinkende zinsneden kan weg laten vallen. De tekst is zo regel per regel ingedeeld dat hij heel gemakkelijk zinvol leest. - In Bijzondere Vieringen staan de lezingen en epistel met bijbehorend evangelie van de votiefmissen. Omvangrijker is het deel Christusvieringen waarin het grootste gedeelte van het Tijdeigen is opgenomen. De volgorde van het tijdeigen is slechts bewaard voor de epistels; de evangeliepericopen zijn daarentegen ingedeeld naar de opeenvolgende stadia van Christus' leven, naar Zijn Mysteriën, Zijn Tekenen, Zijn Woorden. - Duidelijke nummering, inhoudstafels en schriftplaatsregisters verhogen de gebruikswaarde van dit handzaam boek. De uitgave mag een miniatuurtraktaat van christelijke cultuur heten. Erkend door de bisschoppen van Mechelen - Brussel, Gent, Brugge, Luik en Antwerpen, kome ‘De Dienst van het Woord’ weldra in alle kerken en in de handen van zielzorgers en verantwoordelijken die begaan zijn met de liturgische vernieuwing en de actuosa participatio.
S. De Smet
| |
Schebesta, Paul, Oorsprong van de Godsdienst. - Tielt-Den Haag, Lannoo, 1962, 325 pp.
Gepubliceerd onder redactie van de bekende Weense etnoloog, Pater Schebesta, is dit boek in feite geschreven door zijn studenten K. Klostermaier, H. Loiskandl, J. Thiel, J. Z'graggen, W. Dupré, H. Hochegger en J. Fabian. Problemen betreffende het wezen, de oorsprong en de verschijningsvormen van de godsdienst worden onderzocht, zowel op speculatief vlak (onder de vorm van een kritiek der verschillende theorieën) als op grond der wetenschappelijke gegevens van prehistorie en etnologie. Zoals men van etnologen en vertegenwoordigers van de Weense school mag verwachten, wordt een zo goed als exclusieve aandacht geschonken aan de zogenaamde primitieve godsdiensten, volgens de niet zonder enig voorbehoud te aanvaarden hypothese, dat we in de cultuur van de primitieve volken ‘een beeld van de oorspronkelijke culturele toestand van de mensheid’ mogen zien (p. 285). Voor een boek in samenwerking geschreven, is het niet gemakkelijk, lof en kritiek juist te verdelen; bovendien betaamt het, sommige simplificaties over het hoofd te zien omwille van het vulgariserend karakter van het boek. We mogen de groep krediet geven voor een heldere uiteenzetting, die, althans in ons taalgebied, een lacune vult, en voor een eruditie die a.h.w. het fabrieksmerk van de cultuurhistorische school geworden is. We moeten evenwel voorbehoud maken voor de ietwat laatdunkende wijze waarop andere godsdienstwetenschappelijke methodes na een oppervlakkige kritiek worden afgewezen. Het zou een koud kunstje zijn de bal terug te kaatsen: uit- | |
| |
gerekend waar de grondstellingen en de methode van de auteurs worden uiteengezet (pp. 258-286) stuit men op een paar postulaten die te absoluut worden gesteld, en gevolgtrekkingen die niet volkomen door de premissen worden gedekt.
F. de Graeve
| |
Kallenberg, Paschalis, O. Carm., Fontes Liturgiae Carmelitanae. Investigatio in decreta, codices et proprium Sanctorum. Textus et Studia Historica Carmelitana. - Vol. V. - Romae, Institutum Carmelitanum, 1962, 400 pp.
Onder deze titel verscheen thans in druk een doctorale dissertatie voorgedragen in 1956 te Rome aan de Pont. Univ. Greg. De voorstudie tot de liturgie der karmelieten bevat drie delen: Decreta Liturgica, Origo et notae singulares proprii Sanctorum Carmelitani, Descriptio Codicum. Het is merkwaardig, hoe gaandeweg met verloop van tijd meer heiligen in de liturgische verering der orde werden opgenomen. Blijkbaar is dit ook aanleiding voor de S. geweest om een onderzoek in te stellen naar de eigen kenmerken van dit karmelitaans Sanctorale. Ons lijkt vooral het derde deel waardevol met zijn nauwkeurige beschrijving van de momenteel bekende liturgische boeken der orde, waartoe vele handschriften behoren. Achtereenvolgens inventariseert de S. ordinalia, missalia, breviaria, lectionaria, psalteria, martyrologia etc. Van elke soort volgen dan in chronologische orde de documenten nauwkeurig gerefereerd en zorgvuldig beschreven. Een Nachschlagewerk dat een massa gegevens bevat en problemen stelt.
S. De Smet
| |
Berg, Marina de, Drie jaar Trappistin. Nederlands van Bernard Verhoeven. - Desclée De Brouwer, Brugge, 1962, 178 blz., F. 96.
Men kan in dit autobiografisch verhaal veel bijbedoelingen zoeken; voor ons zijn ze er niet. Maar Marina de Berg, eerst danseres en filmactrice, werd door God zozeer aangegrepen dat zij, ergens in de Vogezen, Trappistin werd. Haar gezondheid hield geen stand; na drie jaar kwam ze in de wereld terug: ‘Ik zal altijd van mijn honger blijven eten. Ik zal het nooit meer koud hebben. Mijn geluk zal twee jaar en tien maanden hebben geduurd’ (blz. 176). Dit onthutsend-authentieke verhaal is niets méér dan een belijdenis. Men kan zich afvragen of de schrijfster voor dat leven geschikt was, of ze de juiste behandeling en leiding aantrof, of het klooster ze tóch niet had moeten houden (cfr. blz. 159). Alleen dit lijkt zeker: voor Marina de Berg betekende dit korte kloosterverblijf dé genade voor het lange leven.
Em. Janssen
| |
Guerry, E., Mgr., La doctrine sociale de l'Eglise. - Ed. du Centurion, Parijs, 1962, 216 pp., NF. 7,10.
In deze nieuwe uitgave van zijn reeds in zes talen verspreide samenvatting van de christelijke sociale leer heeft de aartsbisschop van Kamerijk de bijzonderste teksten uit ‘Mater et Magistra’ opgenomen en gecommentarieerd.
J. Kerkhofs
| |
Corval, Pierre, Le Concile et les hommes de notre temps (Bibl. de l'homme d'action). - Ed. Témoignage chrétien, Parijs, 1962, 190 pp., ing. NF. 9.
Na een in verhouding lange inleiding over de 19 vroegere concilies, beschrijft de auteur in grote trekken de voorbereiding van het tweede Vatikaans Concilie en geeft een bondig overzicht van de vragen die de huidige wereld aan de Kerk stelt.
J. Kerkhofs
| |
Schreuder, Osmund, Kirche im Vorort. - Herder, Freiburg, 1962, 512 pp., geb. DM. 39,50.
Jarenlange observatie ter plaatse hielpen de Nederlandse Franciskaan om een parochie van een belangrijke Duitse industriestad grondig te onderzoeken in samenwerking met het instituut voor sociografie van Frankfurt. Voornaamste hulpbronnen waren de recente geschiedenis der parochie en nauwgezet doorgevoerde interviews. Het geheel groeide uit tot een eerlijk stuk microsociologie van sociaal-kerkelijke aard, waarbij de zondagspraktijk in het parochiale kader vanuit velerhande zijden werd belicht (vooral op basis van Parsons' functionalisme). Vernieuwend vooral is de typologie der ontkerstening, waardoor voor het eerst een zo duidelijke sociologische hypothese gestalte krijgt. Zonder pasklare oplossingen te bieden, nodigt dit boek missionair en kerkelijk tot bezinning.
J. Kerkhofs
| |
| |
| |
Theologie en filosofie
Augustinus, Oeuvres, 24, Troisième série: la Grâce. Aux moines d'Adrumète et de Provence: De gratia et libero arbitrio - De correptione et gratia - De praedestinatione sanctorum - De dono perseverantiae. - Texte de l'édition bénédictine, introduction, traduction et notes par Jean Chéné, PSS, et Jacques Pintard. - Desclée De Brouwer, Brugge, 1962, 867 pp., F. 360.
Eens te meer heeft de ‘Bibliothèque Augustinienne’ een zeer gelukkig initiatief genomen, door de vier werken van Augustinus, die uit de controverse om zijn genadeleer geboren werden, hier in één deel bijeen te brengen. Ook in deze uitgave werd ieder werk in zijn aanleiding, zijn opzet en zijn historisch milieu kort maar duidelijk gesitueerd. Tot op het einde van zijn leven heeft de heilige om de verdediging en verklaring van zijn genadeleer gevochten en er ligt iets tragisch in het feit dat sommige kritieken, die men tegen zijn leer had uitgebracht, niet volkomen ongegrond waren, ofschoon hij zelf meende ze alle als ketterijen te moeten veroordelen. Het komt ons voor dat Chéné, die de inleidingen en de verklarende nota's schreef, aan dit aspect van de zaak wel wat te weinig aandacht heeft geschonken. De moderne lezer leest nu eenmaal Augustinus ook om thans nog meer klaarheid en inzicht in zijn geloof te krijgen en hij moet geholpen worden om ook bij een geliefde en geeerde auteur de onvermijdelijke zwakheden eerlijk te erkennen. Augustinus verdient ongetwijfeld de titel van Doctor gratiae; door alles wat hij positief over de absolute noodzakelijkheid van de genade zegt heeft hij zijn Kerk definitief de juiste weg gewezen. Sommige van zijn negatieve uitspraken echter bleken niet noodzakelijk met het christelijk geloof verbonden: tijdgenoten zoals bv. enkele monniken van Lérins hadden dit reeds ingezien en het ware mijns inziens verkeerd ze alle als semipelagianen te doodverven. Ook de moderne lezer moet nog voortdurend herinnerd worden aan de volkomen gratuïteit van de genade: en dat doet Augustinus op weergaloze en diep-vrome wijze. Maar wat de heilige zelf als het meest overtuigende en haast triomfantelijke argument aanvoert om die gratuïteit te ‘bewijzen’, blijkt niet tot het wezen van die gratuïteit te behoren;
het feit namelijk dat sommigen de genade zouden ontvangen en anderen helemaal niet. Het kind van gelovige ouders dat omwille van toevallige omstandigheden - het stierf toen men nog onderweg naar de kerk was - niet gedoopt werd, zou het duidelijkste bewijs zijn dat God volkomen vrij zijn genade uitdeelt, aangezien dit kind ze zeker niet heeft ontvangen: in deze voorstelling heeft de heilige ongetwijfeld iets naar voren gebracht, dat Gods volkomen vrijheid naar willekeur doet zwemen. De gave van de genade is niet minder gave omdat ze aan iedereen wordt aangeboden, zoals de liefde van ouders voor hun kinderen niet minder echte, vrij gewilde liefde is, omdat ze naar alle kinderen zonder uitzondering uitgaat. We hadden graag gezien dat de auteurs, in hun, in dit deel opvallend weinige, verklarende nota's, dit aspect iets meer en scherper hadden belicht. Maar deze kritiek terzijde latend, begroeten we nogmaals zonder voorbehoud de geslaagde samenbundeling en de voortreffelijke presentatie van deze vier werken van Augustinus.
H. Jans
| |
Behler O.P., G.-M., Die Abschiedsworte des Herrn, Johannesevangelium, Kapitel 13-17. - Salzburg, Otto Müller Verlag, 1962, 335 pp., geb. S. 138.
P. Behler is een Dominikaan die, zowat twintig jaar geleden, professor was in de Semitische filologie aan het Angelicum te Rome. Daarna heeft hij zijn leven gewijd aan de leiding van contemplatieve kloostergemeenten. Het boek is dus de neerslag van een lange ervaring onder biddende mensen. Het beoogt geen wetenschappelijke exegese, al bouwt het voort op de jongste resultaten. Vóór alles wil het een geestelijke commentaar zijn op dit bij uitstek geestelijk Evangelie. Het boek was oorspronkelijk in het Frans verschenen (Les Paroles d'Adieux du Seigneur, Coll. Lectio Divina 27, Ed. du Cerf 1960). Twee punten vallen op in de Duitse vertaling (door schr. zelf verzorgd): in bibliografie en referenties is rekening gehouden met de literatuur die in het bereik ligt van het Duitslezend publiek; vóór elk hoofddeel wordt de integrale tekst afgedrukt van het hoofdstuk dat daarop vers voor vers besproken wordt. - We betwijfelen of de exegese van Jo. 14, 6: ‘Ik ben de Waarheid’, de juiste is: Waarheid betekent bij Jo. niet zozeer afglans van de Werkelijkheid; het is een openbaringsterm en hoort dus wezenlijk thuis in de functionele theologie.
J.-M. Tison
| |
Eder, Peter, Sühne. Eine theologische Untersuchung. - Herder Wien-Freiburg-Basel 1962, 261 blz.
Niet alleen in het Duitse maar ook in het Nederlandse taalgebied is de inhoud van het begrip ‘Sühne’ nogal vaag en verward. De religieuze zin heeft in de vorige eeuwen een hele beweging in de Kerk
| |
| |
geïnspireerd - ook in de Reformatie - die vooral in de katholieke Kerk op privaatopenbaringen terugging. Een theologische reflexie op dit gegeven werd nog nooit zuiver doorgevoerd. Als terreinverkenning was het Eder eerst te doen om de theologie van de zonde en van de straf duidelijk te omlijnen. Eerst dan kon hij zijn gegeven zuiver benaderen: het weer goedmaken van een zondige daad tegenover God. Na een inleidende studie, tamelijk schematisch gehouden, over dit begrip in de buitenchristelijke godsdiensten en in het Oude Testament, wordt het Nieuwe Testament onderzocht. Hier is vooral de bijbeltheologie van Lyonnet opgenomen en verder doorgevoerd in de patristiek en de documenten van het Leergezag. Een confrontatie met de verdienste en met het moeilijke gegeven van de satisfactio vicaria was nodig om het gegeven volledig door te denken. Een meer praktische beschouwing over de waarde van de ‘werken’ en van het lijden - dit uit pastorale overwegingen - besluit dit theologisch onderzoek. Voor de vernieuwing van de Heilig-Hartverering, in de zin van een theologisch beter uitgebouwde vroomheid, is dit een belangrijke bijdrage.
J. Vanneste
| |
Mouroux, Jean, Le mystère dn temps. Approche théologique. Collection. Théoloqie, 50. - Aubier, Parijs, 1962, 292 pp.
Op overtuigende wijze toont dit nieuwe boek van de bekende franse schrijver aan dat het thema van de tijd niet enkel in de filosofie doch ook in de theologie buitengewoon vruchtbaar is. In een eerste deel behandelt schr. God en de tijd. Na God als levende bron van alle gebeuren te hebben bevestigd, wordt de zin van de tijd bepaald als de dimensie van al het geschapene. Aan de hand van de hedendaagse filosofie wordt de tijd gezien als de ontplooiing van het menselijk bestaan zelf. Het tweede deel - Christus en de tijd - is het eigenlijke onderwerp van dit boek. Christus is het historische feit bij uitstek, in Hem werd alles geschapen en herschapen. De menselijke geschiedenis is niet enkel meer de gestructureerde ontplooiing van het goddelijk project, doch in Christus wordt ze het goddelijk project zelf. Het derde deel behandelt de Kerk als de gestalte van Christus zelf. Hier worden de verschillende stadia der Kerk ontwikkeld: de pelgrimerende Kerk, de mystieke Kerk, de eschatologische Kerk. Deze opsomming alleen reeds laat iets vermoeden van de rijkdom van het boek. De taal ervan is op de eerste plaats bijbels, ofschoon we de krachtideeën van de hedendaagse filosofie overal zachtjes horen medeklinken. De categorie van de tijd openbaart zich hier als uiterst geschikt om de menselijke geschapenheid te benaderen en om de heilsgeschiedenis te verduidelijken. Gemakkelijke lectuur zouden we het boek niet durven noemen, doch wie zich de moeite getroost het door te maken zal overvloedig worden beloond.
F. Vandenbussche
| |
Biser, Eugen, Gott ist tot Nietzsches Destruktion des christlichen Bewusztseins. - Kösel-Verlag, München, 1962, 310 pp., DM. 19,80.
De bedoeling van deze knappe studie over de bekende uitspraak van Nietzsche ‘Gott ist tot’, is niet een nieuwe interpretatie van deze uitspraak te geven, noch een zoeken naar de waarde welke dat woord voor het hedendaagse denken zou bezitten. Na de interpretaties van Camus, Buber en Heidegger zou zulk een studie niet veel waarde meer aan de dijk brengen. Het opzet van schr. is bescheidener: welk is in het geheel van Nietzsches' denken de juiste draagwijdte van deze uitspraak? Het gaat hier om een op teksten gebaseerde interpretatie van Nietzsche's gedachte. Uit de analyse der teksten treedt Nietzsche te voorschijn noch als de ‘antichrist’, die het bestaan van God loochent, noch als de onbewuste God-zoeker, doch wel als de vernietiger van het christelijk denken. Niet het bestaan van God, wel zijn idee loochent Nietzsche - hij loochent God als absolute Waarheid en als opperste norm van handelen. Geheel de studie van schr. culmineert in het belang dat hij hecht aan volgende zin van Nietzsche zelf: ‘Das Christentum ist ein System .... Bricht man aus ihm einen Hauptbegriff, den Glauben an Gott, heraus, so zerbricht man damit auch das Ganze’. Geheel het boek is een systematische, overtuigende, op vele teksten gebaseerde uitwerking van deze stelling. Daarmede wil niet gezegd zijn dat de interpretaties van Camus en Heidegger e.a. aan waarde verliezen; elke filosofie bezit verschillende dieptedimensies, die zich pas in de loop van de geschiedenis zelf der filosofie ten volle onthullen.
F. Vandenbussche
| |
Feber, L.J.M., Existentialisme en Christendom, (Randgebieden 4). - Tielt, Lannoo, 1962, 175 blz., ing. 76 F., geb. 98 F.
Ingenieur Feber verstaat de kunst om een
| |
| |
filosofische dialoog aan te knopen. Hij beschikt over een flinke belezenheid en een enorme voorraad aan levenswijsheid en gezond verstand. Zijn gesprekspartners vinden we bij de grote namen van de hedendaagse wijsbegeerte: Heidegger, Sartre, Marcel, Camus, Kierkegaard, Jaspers, Bollnow, Guardini e.a. Terwijl het geheel zich ontvouwt als een confrontatie van het christendom met dit nieuw existentieel filosoferen, wordt de lezer geleidelijk in de authentieke existentialiteit van het christelijk geloof binnengevoerd. Bijzondere vakkennis wordt niet voorondersteld, enkel een normaal interesse voor de ideeën, die de hedendaagse mentaliteit aan het gisten brengen. De zaken worden dan zo raak en levendig voorgesteld dat ook het moeilijkste precies daar bij de lezer zal inslaan, waar zijn modern gemoed het best voorbereid is om een duidelijk, hartig en bevrijdend woord te appreciëren.
A. Poncelet
| |
Tilliette, Xavier, Philosophes Contemporains, Collection ‘Textes et Etudes Philosophigues’. - Desclée De Brouwer, Parijs, 1962, 116 pages, 66 F.
Deze brochure bevat drie korte studies, waarin achtereenvolgens de hoofdlijnen van de filosofie van Gabriel Marcel, Merleau-Ponty en Karl Jaspers worden aangegeven. Ze zijn bedoeld als een eerste inleiding op deze drie hedendaagse filosofen en gegroeid uit conferenties en tijdschrift-artikelen. Schr. verstaat de kunst, tamelijk moeilijke filosofische inzichten toegankelijk te maken voor een breder publiek zonder verraad te plegen, en de lezer te oriënteren in dit moeilijk gebied zonder daarom een veroordeling te moeten uitspreken. Een werkelijk geslaagde inleiding.
F. Vandenbussche
| |
Geschiedenis
Bornewasser, Dr. J.A., Vijftig jaar katholieke leergangen 1912-1962. - Tilburg, 1962, 264 pp.
Dr. Bornewasser, zelf docent geschiedenis aan de R.K. Leergangen, heeft met ongewone vlijt en accuratesse de geschiedenis der Leergangen geschreven. Het is een fragment katholieke geschiedenis van Nederland, dat hier bewerkt is. Dr. Moller, de oprichter, de stuwer en jarenlange leider der leergangen is natuurlijk de op de voorgrond tredende figuur en na hem Mgr. Goossens. Voor de velen, die aan de leergangen hun opleiding ontvingen, zal dit boek een welkome herinnering zijn.
P. van Alkemade
| |
Robb, Nesca A., William of Orange. A Personal Portrait. The Early Years 1950-1673. - Heinemann, Londen, 1962, 317 pp., 50 sh.
Willem de Derde, Stadhouder, bij de Engelsen meer bekend als ‘Dutch William’ heeft in de Engelse geschiedenisboeken geen bepaald gunstige reputatie. Het is duidelijk dat schr. zich hierdoor allerminst heeft laten beïnvloeden en de persoon van Willem op diens ware mérites wil beoordelen. Het oordeel valt hier heel wat gunstiger uit dan men zou verwachten, afgaande op wat men in Engeland over hem gewoonlijk pleegt te horen. Dit eerste deel van een tweedelige biographie volgt het leven van de jonge prins bijna van jaar tot jaar, maar concentreert zich nimmer zo op het karakter, opvoeding, bezigheden e.d. van de prins dat daarmee de achtergrond van zijn tijd verwaarloosd zou worden. Integendeel; deze studie verhaalt op rustige en onderhoudende wijze van de prins en zijn tijd. Het verblijdende hierbij is dat Nederlandse eigennamen van personen, steden, straten, steeds correct geschreven zijn: het geeft een idee van de zorg die aan deze biographie ook in kleine punten besteed is. We zien hoopvol uit naar het tweede deel.
W. Peters
| |
Lateinamerika - Land der Sorge und der Zukunft (Sozialwiss. Studiën für das Schweizerische Institut für Auslandforschung, herausg. von Albert Nunold, Band 9). - Eugen Rentsch Verlag, Erlenbach-Zürich en Stuttgart, 1962, 315 pp., geb. Fr./DM. 15-
Elf specialisen, waarvan verscheidene Zuid-Amerika hebben bereisd, geven hier een stimulerend boek over dit ontwikkelingsgebied. Geologische en geografische beschouwingen laten ons de ontwikkeling van de economie beter begrijpen, terwijl verscheidene hoofdstukken over de geschiedenis en de oude culturen van Latijns-Amerika ons de huidige sociologische en politieke toestand doen realiseren. De stelling van het boek zou men zo kunnen weergeven: het is niet met blind te ijveren voor vooruitgang, vrijheid en democratie dat men dit continent het best dient en het redt voor communisme, maar alleen door precies land en volk te kennen, en te bouwen op wat bestaat, dat men duurzaam werk kan verrichten. De auteurs leggen er voortdurend de nadruk op, dat hier oude volkeren nog in
| |
| |
het steentijdperk leven, andere in het voorindustriële tijdperk, en slechts een minderheid zich werkelijk de mentaliteit van de 20e eeuw eigen heeft gemaakt. Daarom moeten voor de economische en sociale achterstand en voor het religieuze probleem aangepaste oplossingen gevonden worden. In een zeer lezenswaardig hoofdstuk over geloof en Kerk in Zuid-Amerika zegt von Kühnelt-Leddihn dat de actie van de protestantse secten meestal af te keuren is - twee jaar vroeger juichte hij deze toe! - en zegt ook tussendoor, terecht: ‘Man muss sich also ehrlich fragen, ob dass Zölibat für den Weltklerus in Lateinamerika, insbesondere in der Mischzone, wirklich sinnvoll ist’ (bl. 158). In het laatste lange hoofdstuk (bl. 245-301) beschrijft en beoordeelt Klein de CEPAL (Comisión Económica para America Latina), ook ECLA (Economie Commission for Latin America) genoemd, de tegenhanger van onze Euromarkt. Het besluit van het hele boek ligt in de titel: Zuid-Amerika is voor het ogenblik een continent van zorgen, dat echter een grote toekomst tegemoet kan gaan. Als wij een wens bij dit mooie werk mogen uitdruken: bij een volgende druk zou men volstrekt kaarten en diagrams in de tekst moeten invoegen.
M. Dierickx
| |
Propyläen-Weltgeschichte, Eine Universalgeschichte herausg. von Golo Mann und Alfred Heuss. III. Band: Griechenland. Die hellenistische Welt. - Im Propyläen-Verlag, Berlin-Franfurt-Wien, 1962, 723 bl., rijk geïll., D.M. 68.
De eerste twee delen behandelden de voorgeschiedenis en de hoge culturen van Egypte, Voor-Azië, Indië en China. De volgende is gewijd aan Griekenland. Het thema van dit boek is van kapitaal belang; de Griekse cultuur heeft eerst Rome bevrucht, dan het christendom een eigen richting gegeven, is daarna in de renaissance als een soort wedergeboorte herleefd, om ten slotte sinds de Franse revolutie weer op een andere manier de Westeuopese cultuur te beïnvloeden. De stof is tussen vier auteurs verdeeld. De bekende Oostenrijkse geleerde Schachermeyr behandelt in een kort hoofdstuk de oorsprong en de achtergrond van de Griekse geschiedenis, vooral Creta en Mycene. Heuss, medeleider van deze wereldgeschiedenis, heeft het leewenaandeel voor zich genomen: heel Hellas vanaf het ontstaan van het Griekse volk tot aan Alexander de Grote; het is opvallend hoe hij vooral de politieke geschiedenis uitvoerig beschrijft, gedeeltelijk omdat de bronnen over de andere aspecten van het menselijk leven weinig vertellen; de militaire staat Sparta wordt prachtig uitgebeeld en heet in 404 nog een ‘monumentale Versteinerung’; ook Pericles en Albiciades, die de goede of de kwade kenmerken van de Atheners belichaamden, worden meesterlijk ten voeten uit getekend. Bradford Welles, een leerling van Rostovtzeff, behandelt de hellenistische periode en verwijlt, meer dan Heuss, bij maatschappelijke en sociale aspecten, bij filosofen en wetenschappen, bij godsdienst en goden. Het laatste hoofdstuk van de classicus Olof Gigon is een bezinning over hetgeen Griekenland ons schonk: de verhouding van de mens tot God, medemens en natuur, de idealen welke de Grieken bezielden, de hoogtepunten in literatuur, filosofie en wetenschappen. Eigenaardig is dat in dit boek de beeldende kunsten zo weinig behandeld worden. Ook dit deel is royaal geïllustreerd met 101 afbeeldingen op 96 tafelen, 18 volbladplaten in kleur,
5 facsimile's, 10 kaarten in kleur en 14 tekeningen in de tekst. Een kostbaar boek met tal van vernieuwende ideeën.
M. Dierickx
| |
Vervaeck, Solange, Enkele bronnen uit de Franse tijd. Hun belang voor de sociale geschiedenis (Interuniversitair Centrum voor Hedendaagse geschiedenis, Bijdragen 22). - Ed. Nauwelaerts, Leuven, 1962, 110 pp., F. 110.
Eenoo, Romain van, en Vermeersch, Arthur, Bibliografisch Repertorium van de Belgische pers. 1789- 1914 (Interuniv. Centrum voor Hedendaagse Gesch., Bijdragen 23). - Ed. Nauwelaerts, Leuven, 1962, 88 pp., F. 90. WILS, Dr. L., De liberale Antwerpse dagbladen. 1857-1864 (Interuniv. Centr. voor Hedend. Gesch., Bijdragen 26). - Ed. Nauwelaerts, Leuven, 1962, 61 pp., F. 60.
Vervaeck ontleedt het belang van een aantal kwantitatieve bronnen van het einde van de 18e en het begin van de 19e eeuw voor de sociale geschiedenis. Het betreft op de eerste plaats documenten over de belastingen met lijsten van de verschillende categorieën aangeslagenen, en verder documenten over de oorlogsschatting van 1794, over de gedwongen leningen van An IV en An VII, over de Garde Nationale, en bevolkingsregisters en volkstellingen. Zeer nuttig repertorium voor de historici van de heden- | |
| |
daagse tijd. - Een ander nuttig repertorium publiceerden R. Van Eenoo en A. Vermeersch over de Belgische pers 1789-1914. Wie de hedendaagse geschiedenis beoefent en zich rekenschap geeft van het belang van de pers als bron en van de tijdrovende en lastige opzoekingen die hiermee gepaard gaan, zal de auteurs dankbaar zijn voor dit handig werkinstrument. Het bevat repertoria en jaarboeken over de pers, en een lijst van de publikaties die hetzij uitsluitend hetzij terloops aan de pers gewijd zijn. - Het werk van Dr. L. Wils handelt over de liberale bladen die te Antwerpen verschenen van 1857 tot 1864. Dit is geen repertorium maar een ontleding van de oorsprong, de ontwikkeling en de strekkingen dezer bladen. Wils legt vooral de nadruk op de radicale en progressistische strekking in het liberalisme, die in 1862 in de Meetingpartij een politieke coalitie sloot met de flaminganten en de democratisch gezinde katholieken.
K.V. Isacker
| |
Arnould M.-A. e.a., De plaatselijke geschiedschrijving. Wenken voor de vorsers (Verzameling Geschiedenis, reeks in-8o, no. 1). - Pro Civitate, Bankstraat 13, Brussel, 1962, 44 pp., 50 F.
Een nuttig, bijna onmisbaar boekje voor alle historici die zich aan het schrijven van een plaatselijke geschiedenis willen zetten. De vijf ervaren auteurs geven alle mogelijke inlichtingen over het opsporen van de bronnen en het gebruik ervan, over bestaande archieven en bibliotheken, over het dateren van oude documenten, over het verwerken van de gegevens en het inschakelen in de algemene geschiedenis, over het componeren ten slotte van een lokale geschiedenis. Wij kunnen het Gemeentekrediet van België, die in 1961 het Centrum Pro Civitate oprichtte voor een betere kennis van de gewestelijke en plaatselijke instellingen, met deze eersteling gelukwensen.
M. Dierickx
| |
Literatuur
Verthé, Arthur, en Bernard Henry, Geschiedenis van de Vlaams-Afrikaanse letterkunde. - Davidsfonds, Leuven, 1962, 208 pp.; ing. F. 84, geb. F. 114; (leden:) ing. F. 42, geb. F. 57.
Dit boek is een zeer bruikbare samenvatting en een overtuigend getuigenis. Alles wat er bestaat aan Vlaams-Afrikaanse letterkunde (eigenlijk Vlaams-Kongolese, op zeldzame uitzonderingen na) wordt nauwgezet vermeld, en de schrijvers brachten een mooie oogst bijeen. Pater Verthé en Bernard Henry zaten vast aan de tijdschriften Band en Zuiderkruis; ze hoorden bij de Kongolese vriendenkring die in gunstiger omstandigheden een Vlaams-Afrikaanse cultuur zou hebben doen leven, die thans strijdend voortwerkt en zich wellicht nog imponeert. De geest van die kring bepaalt hun standpunt: open, menselijk, realistisch en toch idealiserend. Vlaanderen zond zijn zonen niet alleen als missionarissen uit; ook als fiere, getrouwe, edele kolonialen; ook als scheppende cultuurdragers.
Em. Janssen
| |
Ghysen, Jos, De reizigers voor gisteren. - De Clauwaert, Leuven, 1962, 180 pp.
Een heterokliet reisgezelschap, acht mensen, maakt een tocht in Noord-Afrika. Grote avonturen komen niet voor, maar het wordt een net van persoonlijke verwikkelingen, - en voor ieder reiziger wreken zich, bij ontmoetingen vooral, de fouten uit het verleden. ‘Het goede heeft geen herinnering, zegt de schrijver vooraan. Enkel het andere, omdat wij na afloop ervan nog allemaal een heel leven bij elkaar blijven’ (blz. 4). Schr. heeft het zich zeer moeilijk gemaakt: voor het ineenschuiven van heden en verleden, van droom en werkelijkheid; voor de structuur van het geheel en zijn elliptische uitwerking; voor de stijl die tegelijk bondig, plastisch en dichterlijk wil zijn. Zulk een doorgezette poging verdient alle lof; maar duidelijk kent hij zichzelf niet, waar zijn kracht en waar zijn onmacht liggen.
Em. Janssen
| |
Vandeloo, Jos. De vijand. Verhalen. - Manteau, Brussel, Den Haag, 1962, 150 pp., f 6,90.
Jos. Vandeloo biedt zijn lezers in ‘De vijand’ weer enige verhalen aan, die alle behoorlijk en goed geschreven zijn, zonder dat zij bijzondere kwaliteiten of verrassingen vertonen. Het zijn kalme vertellingen van een schrijver, die zijn vak verstaat en genoegelijk weet te verhalen. Een zeer humaan mens, die de wereld en de mensheid liever beter zou zien dat zij zijn, schrijft hier over hetgeen hij rond zich heen waarnam en ondervond.
J. van Heugten
| |
| |
| |
Onimus, Jean, Face au monde actuel. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 272 pp., F. 135.
Op grond van hedendaagse literatuur en cultuur - stilstaande bij Renan, Jaurès, Camus, Sartre, de Beauvoir, Malraux en anderen - handelt de schrijver hoofdzakelijk over ‘la lucidité’ (hoe het woord vertalen?) die onze tijd zou kenmerken. Het is het besef dat een doorgezet rationalisme-en-scientisme op het absurde uitkomt; daaruit volgen tegelijk een ontreddering en misschien een terugkeer naar het diepere bestaan zelf. Het is dus een kwaad en een goed: voor sommigen een eindpunt, voor anderen een overgang. Deze ‘lucidité’ wordt niet systematisch ontwikkeld; het boek bestaat uit gegroepeerde opstellen, waarvan verschillende al in tijdschriften verschenen zijn. Vier onder de titel ‘La raison en folie’, die handelen over het vernielend-absurde waarop onze tijd kan uitkomen; - acht onder ‘L'expérience de la lucidité’: stap voor stap vordert de onverbiddelijke ontreddering, zo men niet de bronnen van het leven weer aanboort, - twee onder ‘L'art rédempteur’, met het besef dat de kunst slechts een tijdelijke en bedrieglijke vluchtheuvel kan zijn, - een laatste staat alleen, ‘Un héros de notre temps: Job’; het leert hoe in alles liefde kan gevonden worden, zonde, genade. Men kan dit boek een aanklacht noemen; eigenlijk is het een diagnose, en het wijst de weg naar de genezing.
Em. Janssen
| |
Bradbury, Malcolm, All dressed up and nowhere to go. The poor man's guide to the affluent society. - Parrish, London, 111 pp., 13 sh. 6 d.
Good, I.J. (Ed) The scientist speculates. An Anthology of partly-baked ideas. - Heinemann, London, 1962, 413 pp., 50 sh.
Beide boeken werden geschreven om de spot te drijven met wat het leven van de hedendaagse mens steeds meer domineert: te weten de sociale structuur van de samenleving in een Welfare State en de soms ietwat dubieuze voordelen van een vertechniseerde maatschappij. In beide boeken worden wel rake dingen gezegd, geestige voorstellen gedaan ter verbetering van 's mensen lot, maar op den duur is de humor zowel geforceerd als zichzelf herhalend. En de prijs van het tweede boek ligt erg hoog. Het zal wel het enige Engelse boek zijn waarin o.m. de spot wordt gedreven met de Nederlandse dissertatie cum stellingen!
W. Peters
| |
Ruyslinck, Ward, De stille zomer. Verhalen. - Manteau, Brussel, Den Haag, 1962, 173 pp., f 6,90.
Ward Ruyslinck verzamelt in deze bundel enige nogal gepeperde verhalen, waarvan er enkele, vooral het eerste en langste, voortreffelijk zijn van schriftuur en verbeelding. Ruyslinck is een waardig voortzetter der Vlaamse traditie, zoals die door Streuvels, Teirlinck, Walschap etc. werd overgereikt. Hij is een intelligent vakman, die het leven als in flagranti delicto betrapt, helaas! Het leven in zijn somberste verschijnen.
J. van Heugten
| |
Blixen, Karen, Schaduwen op het gras. Vert. - Leopold, Den Haag, 1962, 150 pp., f 7,90.
Na ‘Een lied van Afrika’ verschijnt nu 'n tweede boek van deze Deense barones, die een plantage dreef in Midden-Afrika en haar ervaringen en belevenissen in dat werelddeel met talent te boek stelt. Dit boek bevat een viertal boeiend geschreven verhalen over figuren, die zij daar leerde kennen, en over ondervindingen, die zij daar opdeed. De schrijfster is een wereldwijze dame, die veel van de wereld zag en die een bijzonder begrip en besef van de Afrikaanse bevolking blijkt te bezitten.
J. van Heugten
| |
Duinkerken, Anton van, Verzamelde geschriften. Deel II: Debat en polemiek. - Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1962, 826 pp., f 12,50.
In dit tweede deel van zijn verzamelde geschriften, dat veel vroeger geschrevens bevat, maar ook veel herschrevens en herordends, zien we de auteur vooral in debat en polemiek met de schrijvers der dertiger jaren, met de latere Gorter, met Menno ter Braak, Just Havelaar, Joh. Tielrooy en Marsman. Bijzonder boeiend lijken mij nog steeds de stukken over Gorter, Ter Braak en Marsman. Overal is een helder denkend, een erudiet en gevoelig auteur aan het woord, voor wie het een lust is te schrijven. Het proza van v. D. is van een ongewone soepelheid en lenigheid. De zinnen vloeien als water. Men leest en leest en legt zijn schrifturen met tegenzin terzijde. Dit tweede deel bevat ongetwijfeld een rijke voorraad litteratuurgeschiedenis, die van betekenis zal blijken.
J. van Heugten
| |
| |
| |
Duinkerken, Anton van, Verzamelde Geschriften. Deel III. Historie en kritiek. - Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1962, 962 pp.
In dit derde deel heeft Van Duinkerken ondergebracht: vooreerst een aantal kortere biografieën van Nederlandse vromen, die zijn merkwaardige speurzin in de loop zijner studies en onderzoekingen ontdekt had, vervolgens een keur van Vondelstudies, vooral studies over Vondels drama's, daarna zijn essays over Verweij en Vondel, over dichters van het tweede plan, enige commentaren, een sympathieke studie over Antoon Coolen en ten slotte een groep gedichten. Ook hier is Van Duinkerken weer de veelzijdig begaafde, die over alles, waarover hij schrijft, bijzondere dingen weet te zeggen, die verbaast door zijn ongewone eruditie en mens en ding benadert niet met het loutere intellect, maar met hoofd en hart. Het Spectrum zorgde voor een zeer smaakvolle presentatie van deze drie delen Verzamelde Geschriften.
J. van Heugten
| |
Werf, Sj. van der, Avontuur in de kosmos. Vijf jaar ruimtevaart in woord en beeld. - La Rivière en Voorhoeve, Zwolle, 182 pp., f 9,75.
De journalist en ruimtevaart-specialist Sjoerd van der Werf vertelt hier op populaire wijze over wat de laatste vijf jaren door Russen en Amerikanen gepresteerd is op het gebied der ruimtevaart. Het is geen werk met wetenschappelijke bedoelingen, doch een verhalend boek, geschreven met enthousiasme en bewondering. Het biedt een groot aantal foto's en onthult talloze bijzonderheden die men niet in krantenberichten vindt. Vooral jeugdige techniek-enthousiasten zullen het boek met vreugde begroeten.
P. van Alkemade
| |
Jong, Dr. L. DE, De overval. - Querido, Amsterdam, 1962, 156 pp., f 2,95.
In de herfst van 1944 had er een groots opgezette overval plaats op het huis van bewaring te Leeuwarden, waarbij een aantal politieke gevangenen bevrijd werden. Deze overval is later gefilmd; dit boekje vertelt hierover en bevat een veertigtal foto's uit die gefilmde overval. Het boekje leest als een crime story.
R.S.
| |
Guareschi, Giovanni, Don Camillo in de bocht. Vert. - De Fontein, Utrecht, 215 pp., f 4,90.
Een derde vervolg, dus vierde boek, over de vermaarde Don Camillo. Hij raakt weer herhaaldelijk slaags met zijn tegenvoeter Peppone, komt in moeilijkheden, maar weet er zich uit te redden. Kortom, het kinderlijke, simpele en toch sluwe wezen, dat Don Camillo is, blijft ook hier weer in zijn rol.
J. van Heugten
| |
Lenz, Hermann, Spiegelhütte. - Im Verlag Jakob Hegner, Köln en Olten, 1962, 237 pp., D.M. 15.80.
De in Stuttgart geboren Hermann Lenz heeft de laatste jaren naam gekregen als romanschrijver. Zoals meerdere auteurs op het ogenblik tracht hij niet zozeer de mensenwereld realistisch te verbeelden als wel een symbolische mensenwereld te scheppen in de trant van Kafka. Zijn taalvirtuositeit herinnert eveneens aan Kafka. In Spiegelhütte gaat 't merkwaar dig toe, allerminst volgens de wetten der dagelijkse realiteit. Lenz beschrijft hier een oord, waar de mensen in zorg en angst, in druk en onzekerheid leven en zijn tendens is zich dit bewust te maken en een beter levensmilieu te scheppen, waar angst en zorg het leven niet meer neerdrukken.
J. van Heugten
| |
Prevelakis, Pandelis, De zon van de dood. Vert. - De Fontein, Utrecht, 205 pp., f 4,90.
‘De zon van de dood’ is een kleine roman van de op Kreta geboren Atheense professor Prevelakis. Een opgroeiende jongen vertelt in naief-dichterlijke trant over het leven in een Kretensisch dorp, waar alles nog natuurlijk-primitief toegaat, waar nog de vendetta heerst en de gastvrijheid hoogtij viert. Een goed geschreven verhaal, bekoorlijk door zijn ongecultiveerde ‘volksheid’.
J. van Heugten
| |
Zischka, Anton, Smeulende wereld, voortgaande opbouw. Vert. - Nederlands Boekhuis, Tilburg, 277 pp., f 7,50.
Dit boek voert de lezer heel de wereld rond en laat hem getuige zijn van alle grootse ondernemingen op het gebied van industrie, handel, technisch ondernemen en vruchtbaarmaking der aarde. Men kent de methode van Zischka. Hij onderneemt de stoutste reizen, weet overal door te dringen en informaties in te winnen, en schrijft op vlotte, boeiende wijze, met een overvloed van gegevens en wetenswaardigheden, zijn boeken, die lezen als een roman. Alle werelddelen behalve Australië krijgen hier hun beurt, vooral Azië. Waar men het boek ook opslaat, overal wordt men geboeid door de spannende schrijftrant en de verrassende overmaat van gegevens. Een bijzonder boeiend hoofdstuk b.v. lijkt mij dat over Turkije.
| |
| |
Maar eigenlijk is elk hoofdstuk vol spanning en interesse. Het is reportage van hoog gehalte.
P. van Alkemade
| |
Berkhof, Aster, Dagboek van een missionaris. - Uitg. Stols/Barth, 's-Gravenhage 1962, 344 pp.
Dit boek herinnert sterk aan het Journal d'un curé de campagne van G. Bernanos. Berkhof is een bereisd man die India goed moet kennen om deze roman te kunnen schrijven, en niet alleen India, maar ook het leven der missionarissen. De ik van het dagboek is een vroom, zeer gelovig priester, die zich echter gedrukt voelt door fysische en psychische moeilijkheden. Hij beleeft in de jungle, ver van de grote steden, al de wisselvalligheden van een in voortdurende vete levende bevolking; Hindoes en Muselmannen maken elkaar het leven onmogelijk en de christenen wonen daartussen en ondervinden de gevolgen daarvan. De dagboekschrijver is een nederig, overconscientieus man die in deze omgeving wordt platgedrukt. Het is een boek dat ook buiten katholieke kringen verdient gelezen te worden om zijn warme en gevoelige menselijkheid.
J. van Heugten
| |
Poëtisch Erfdeel der Nederlanden. - Vlaamse Pockets, Heideland, Hasselt, 1962, per deeltje F. 35.
Naast de vlotte stroom van dichtbundels die heden ten dage verschijnen maar waarin men vaak geduldig naar een sprankel poëzie moet vissen, duikt dit Poëtisch Erfdeel der Nederlanden plots als een frisse bron op. Deze reeks wil acht eeuwen poëzie bundelen in deeltjes van circa 80 blz. Thans zijn er reeds tien verschenen met Vondel als vaandeldrager. Men gaat niet chronologisch te werk. De volgorde der deeltjes is: J. Van Den Vondel, J. Perk, Pr. Van Langendonck, F. Van Hecke, G. Burssens, Albe, J. Tulkens, J. Daisne, M. Coole en H. Van Herreweghen. Bij overleden dichters doet natuurlijk een ander de keuze die ze tevens inleidt. De respectievelijke inleiders van de eerste vier deeltjes zijn: A. Van Duinkerken, G. Stuiveling, A. Westerlinck en K. Jonckheere. De levende dichters doen zelf hun keuze maar geven geen inleiding. - Dit initiatief is allerlofwaardigst, want na een aantal jaren worden heel wat dichtbundels vrij zeldzaam. Daarenboven schift de tijd wijselijk het kaf van het koren zodat wij zowat het beste te lezen krijgen. De presentatie van dit Poëtisch Erfdeel is bovendien heel wat netter dan een pocket-editie zou doen verwachten.
L. Vanden Broek
| |
Ontmoetingen, Literaire monografieën. - Desclée De Brouwer, F. 25.
Pinnoy, Maurits, Albert Camus. Een goede ontleding van de werken van Camus. Het besluit is nogal summier. De taal wel eens slordig.
Vilsen, Luc, Cyriel Verschaeve,
Dit nummer mag als een model beschouwd worden in de reeks. Klaar en objectief benadert V. de veelzijdige en omstreden figuur van Verschaeve en schetst een beknopt maar genuanceerd beeld van hem als literator, in zijn tijdsgebondenheid maar ook in zijn blijvende waarden voor onze taalgemeenschap.
L.V.B.
| |
Gezelle, G, Chronologische bloemlezing. Een trilogie van schoonheid ontloken aan het leven, deel II. Keuze, ordening, aantekeningen door K. De Busschere. - De Nederlandsche Boekhandel, Klassieke Galerij, nr. 150, Antwerpen, 1962, 192 blz., F. 53.
De interesse voor het werk van Gezelle beperkt zich in de laatste jaren niet alleen meer tot zijn poëzie maar gaat ook naar zijn proza (cf. B. Kemp met zijn Gezelles ondicht). De Klassieke Galerij biedt ons thans het tweede deel aan van een Chronologische Bloemlezing: Werkzame Winter (1865- 1886). Chronologisch: d.w.z. dat het een bonte mengeling is van poëzie en proza. We staan verrast dat, na zovele jaren, dit proza nog zo kleurrijk en levendig aandoet: bevestiging van een zeldzaam aanvoelen van onze taal en haar expressiemogelijkheden. Keuze, ordening, aantekeningen en vier thematische inhoudstafels zijn verantwoord en oordeelkundig verzorgd.
L. Vanden Broek
| |
Marie-Céleste, Le sens de l'agonie dans l'oeuvre de Georges Bernanos. Essai d'analyse phénoménologique sur l'agonie du monde moderne. - Lethielleux, Parijs, 1962, 192 pp., N.I. 12.
Het is verbazend dat een Amerikaanse religieuse in het Frans een essay schrijft over Bernanos, en dat het essay zo raak is. De auteur werkt haar beperkte materie zorgvuldig en eenvoudig uit; maar die beperkte materie is goed gekozen, en daarmee raakt men Bernanos precies en diep. Bernanos, die bij romanhelden zoveel doodsstrijden beschreef, die zijn land en
| |
| |
tijd in doodsstrijd zag, die alles onderging als was hij zelf in doodsstrijd, en die het mysterie van stervenverrijzen des te volkomener wist in te leven!... En wanneer wij een boek zoeken dat de diepere Bernanos precies aangeeft, - wellicht kiezen we dan het essay van Sr. Marie-Céleste.
Em. Janssen
| |
Schulze Vellinghausen, Albert, Theaterkritik 1952-60. - Erhard Friedrich Verlag, Hannover, 1961, 239 pp., D.M. 12.80.
Id., Anspielungen. 7000 Jahre Kunst widerspiegelt in Reden, Kritiken, Aufsätzen. - Erhard Friedrich Verlag, Hanover, 1962, 318 pp., D.M. 24.80.
Om te bewijzen dat ook onze tijd theatercritici van waarde weet te plaatsen tegenover een A. Kerr, een H. Ihering of een A. Polgar, introduceert deze theater-uitgeverij S. als eerste in een halve reeks. S. behoort tot de literaire critici, die in het speculatieve beleven van een theatervoorstelling een gelegenheid tot nieuwe creativiteit ontdekken, waaruit een eigentijdse confrontatie met dramaturg en werk ontstaat. Hij zoekt nergens de spitse formulering, betrekt slechts matig de acteur in zijn bespreking, zoekt consequent naar de thematische kern en overtreft altijd het zo gevaarlijke dagjournalisme. Zijn selectie bevat een staalkaart van het Duitse theater, terwijl de verscheidenheid der auteurs een internationaal panorama oplevert. - Dezelfde auteur heeft in een bewonderenswaardige volharding uit 7000 jaar commentaar op de Kunst datgene naar voren gehaald wat op constanten duidt. Beeldende kunsten, literatuur en architectuur van domeinen die noch in de tijd noch in de ruimte beperkt zijn, worden niet in stijlperiodes of sympathieën verknipt. Kunst is voor S. het symbool van het beweeglijke leven, dat door bijval zowel als door afkeer de metamorfose van de mens documenteert. Van enige vooringenomenheid tegenover een of andere kunstuiting kan dan ook nergens sprake zijn. Tekstillustratie, bladspiegel, kapittelindeling zijn functioneel, zodat het geheel nergens opsomming of catalogus wordt, maar blijft wat het wil zijn: allusie op dat in de mens wat hem zichzelf doet zijn.
C. Tindemans
| |
Bienek, Horst, Werkstattgespräche mit Schriftstellern. - Carl Hanser Verlag, München, 1962, (Paperback), 224 pp., 15 foto's, D.M. 12.80.
Dit boek maakt de interviews (oorspronkelijk op band gezet voor de Hessische Rundfunk) openbaar tussen S. en 15 duitstalige auteurs (M. Frisch, M.L. Kaschnitz, W. Koeppen, R. Neumann, H.E. Nossack, U. Johnson, F. Dürrenmatt, A. Andersch, W. Lehmann, H. Böll, H. Kesten, C. Zuckmayer, F. Sieburg, M. Walser en G. Gaiser). Telkens gaat een korte radiofone inleiding vooraf en daarna schieten de vragen onverbloemd los over eigen milieu, werkwijze, thematiek en visie. Werkt af en toe de vragenstellerij nogal programmatisch of automatisch, dan ontsnapt S. toch geregeld aan het formulier en dan komt er een ongemeen geïnspireerd en inspirerend contact tot stand, dat telkens meer brengt dan biografische informatie. Sommige auteurs zijn verontrustend ijdel, maar de eerlijksten bewijzen dat de problematiek in hun werk inderdaad die van hun leven is. Daardoor ontgroeit dit boek aan de aanvankelijke indruk dat hier op kosten van de auteurs een symposion werd gepleegd en wordt de openbare verzameling een belangrijk document voor de hedendaagse Duitse letterkunde. Het principe stelt (en vraagt er als het ware om) verdere exemplaren in het vooruitzicht.
C. Tindemans
| |
Babel, Isaak, Sonnenuntergang. Geschichten und Dramen. - Walter Verlag, Olten/Freiburg, 1962, 284 pp., DM. 16.80.
Met de roman Budjonnus Reiterarmee, al buiten Rusland bekend, vullen thans 23 verhalen en 2 drama's het 2e deel der verzamelde geschriften van S., geboren in 1894, vermoedelijk in 1941 in de gevangenis omgekomen en sedert 1954 gerehabiliteerd. Thematisch handelen zijn verhalen over de revolutiehorden, met wie hij een tijdlang op campagne was, en over de Odessa-joden, tot wie hij zelf behoorde en die maatschappelijk en menselijk langzaam vervallen. Overeenkomstig zijn al deze verhalen adembenemend dynamisch maar ook chaotisch, met situatieparoxysmen en een weelderigheid aan zin en beeld, die inderdaad aan Chagall doen denken. Van zijn drama's handelt Sonnenuntergang precies over de brutale en schreierige, afgestompte en gemelijke jodentypes die hallucinant getekend staan in een dialoog vol delirium, die boeiend maar verward is. Maria is gesitueerd aan de rand van de revolutie, waarin woekeraars en profiteurs evenzeer ten gronde gaan als de verschaalde aristocratie die vruchteloos poogt de tijd te overleven. Wie in staat is achter de tijdssfeer te
| |
| |
lezen en de ernst te ontdekken achter de vele godslasteringen, raakt van deze beslist te weinig bekende auteur niet meer los.
C. Tindemans
| |
Nutz, Walter, Der Trivialroman. - Westdeutscher Verlag, Köln-Opladen, 1962, 119 pp., D.M. 9.50.
In dit 4e deel van de reeks ‘Kunst und Kommunikation’ ontleedt S. de pseudoniemroman voor uitleenbibliotheken, waarvan West-Duitsland alleen al jaarlijks er plm. 1800 fabriceert die zowat 400 miljoen lezers bereiken. Hij stelt de genres voor (vrouwen-, zeden-, Wild-West- en avonturenroman, met diverse vertakkingen), de uitgevers, het bedrijf en de auteurs, gedocumenteerd in fragmenten, statistieken, contracten en interviews. Werkend zonder esthetische of formele vooroordelen, bezorgt S. inzicht in de aard van de stof, de omvang van de geldomzet, de motieven van de auteurs en de produktienormen, en presenteert hij een modelexemplaar van deze relatief jonge wetenschap, de literatuursociologie.
C. Tindemans
| |
Schnitzler, Arthur, Therese. - Fischer Bücherei 433, s. Fischer Verlag, Frankfurt, 312 pp., 3,60 D.M.
Chronik eines Frauenlebens luidt de ondertitel van deze roman uit het burgerlijke Wenen. Dochter van een gepensioneerd mythomaan officier, vlucht Therese de verstikkende sfeer van een familie, wier enige zorg is, een stand op te houden die niets meer is dan decor rond ontwaardigende misère. In Wenen verdient zij haar brood als huisonderwijzeres, doch de deugdzame onafhankelijkheid maakt haar vrouwenhart in de miljoenenstad te eenzaam. Getuige, slachtoffer en exponent van de glanzende, voze fin de siècle-cultuur, werpt zij zich in een liefdesavontuur waarvan zij halfbewust het bedrog aanvoelt, doch niet wil verzaken. Haar zoon plaatst zij op het land; zelf leidt ze het goevernantenbestaan, steeds ondergeschikt, ouder wordend, zich uitputtend, steeds proberend haar waardigheid te redden, tot haar nog jonge zoon haar afperser en moordenaar wordt. Een moedig leven, zonder beschuldigingen, doch oneindig treurig. Schnitzlers uitzichtloze, humoristisch-vertwijfelde levensfilosofie is vooral bekend door zijn toneel; maar ook deze roman verdiende een heruitgave: in een bijna impressionistich onthechte stijl een schrijnend document over die zg. gelukkige periode.
A. Deblaere
| |
Biografie
Boschvogel, F.R., Nan Sjen-Foe II. - Davidsfonds, Leuven, 1962, 248 blz., gen. F. 70, geb. F. 100.
Nan Sjen-Foe II is pater Theofiel Verbiest, de stichter van de paters Scheutisten, die in 1868 (nog geen vijfenveertig jaar oud) in Mongolië overleed. (Nan Sjen-Foe I is pater Ferdinand Verbiest S.J. geweest, de Vlaamse mandarijn uit de zeventiende eeuw). Maar Boschvogel vertelt van de Antwerpse priester, die zich vangen laat door de geestelijke nood van China: hij vormt een kleine groep; het werk neemt een aanvang, maar hijzelf ontvalt het heel spoedig. Boschvogel vertelt onderhoudend en geestdriftig: met de veelvuldige detailkennis die hem eigen is, met de licht romantische onbesnoeidheid en de Vlaamse fierheid die hem kenmerken, met de bewonderende gehechtheid van de doorwinterde missievriend ook door familiebanden met Scheut verbonden.
Em. Janssen
| |
Waller, Robert, Prophet of the New Age. The life and thought of Sir George Stapledon. - Faber, London, 1962, 322 pp., 36 sh.
Deze biographie zal voornamelijk de professoren en studenten van Wageningen aanspreken. Stapledon, die twee jaar geleden bijna tachtig jaar oud stierf, leefde, zouden we bijna zeggen, van gras. De landbouw en de landbouwbevolking van Engeland ging hem zeer ter harte, en zijn studies en experimenten richtten zich alle op de verbetering van dat stuk Brits leven dat door de steeds voortschrijdende industrialisatie steeds meer in de verdrukking kwam. Niet dat Stapledon geen wijdere interessen had of niet verder keek dan de velden en weiden van Engeland en Wales. Maar zijn pasie was het land, de grond. In deze biographie wordt meer de aandacht besteed aan de thoughts dan aan het life van deze mens, hetgeen lezing voor de leek nu en dan wat moeizaam maakt. W. Peters
| |
| |
| |
Kunst en cultuur
Kunst aller tijden. DI. I. Onder hoofdredactie van Prof. Dr. V. Denis en Tj. E. de Vries. - Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1962, 308 pp., f 37,50 per deel.
Onder leiding van Prof. Denis te Leuven en Tj. de Vries te Utrecht geeft Elsevier een uitvoerige kunstgeschiedenis uit, waarvan het eerste deel nu verschenen is. De afzonderlijke kunstperioden en -stijlen worden door een groot aantal vakkundigen uit Noord en Zuid behandeld. De opzet is: allereerst een zo visueel mogelijk beeld van een bepaalde periode of stijl te geven, wat door ongeveer tweeduizend reproducties moet bereikt worden. Vervolgens worden de kunsten zo veel mogelijk gezien en in verband gebracht met hun culturele achtergrond. Er is naar gestreefd, voorzover dit mogelijk is (het werk behandelt de kunst vanaf het steentijdperk tot in de twintigste eeuw!) voor elke periode of stijl een gelijksoortig schema op te stellen, het onderwerp op een enigszins gelijke wijze te behandelen. Het in groot formaat uitgegeven boek is prachtig van materiaal en druk.
P. van Alkemade
| |
Stenico, Arturo, De etruskische en romeinse schilderkunst. - Meulenhoff, Amsterdam, 176 pp., f 5,90.
In de serie Schilderkunst van het Westen verscheen van de hand van een docent aan de universiteit van Milaan dit werkje over bovengenoemd onderwerp. Het bevat een kleine vijftig bladzijden tekst en honderd zes en zeventig afbeeldingen, zodoende een overvloed van illustraties biedend. Etrurië, Rome en de streek rond Napels zijn de vindplaatsen dezer kunst. De twaalf deeltjes dezer serie bieden een goed overzicht over de schilderkunst van Europa.
R. Velding
| |
Dramen des Naturalismus. Hrsg. A. Müller/H. Schien. - Verlag Lechte, Emsdetten, 1962, 594 pp., DM. 15.80.
Aan deze bloemlezing van zes drama's gaat een inleidend essay (door A. Muller) vooraf over ‘Der deutsche Naturalismus auf der Bühne’. S. poogt tot een begripsbepaling te komen maar bundelt daartoe niet veel meer dan enkele internationale facetten; vervolgens buigt hij zich intensiever over de situatie in Duitsland. Natuurlijk citeert hij hiertoe de grote criticus A. Kerr, die destijds de impulsen formuleerde tot systeem en belijdenis. Toch zoekt S. naar nieuwe vraagtekens en hij insinueert dat het moderne drama, wil het een eigen weg vinden, best nog maar eens bij het naturalisme kon aankloppen. Voor zover de sociologische kern van het theater daarmee is bedoeld, kan dit opgaan, maar als argumenten de esthetica en G. Lukàcs voorbrengen, is niet zo dadelijk te begrijpen. Betere documentatie brengen nochtans zijn modellen, die in H. Ibsen (Die Stützen der Gesellschaft) en E. Zola (Thérese Raquin) het principiële aantonen (G. Hauptmann zal wel ontbreken omdat diens werk nog voldoende beschikbaar is), in H. Sudermann (Die Ehre) en M. Halbe (Jugend) het colportageprocédé illustreren en laboratoriumstukken reïntroduceren in A. Holz/J. Schlaf (Die Familie Selicke) en J. Schlaf (Meister Oelze). Dat, zoals de inleider gepassioneerd vooropzet, in dit laatste drama een der grote miskende stukken uit deze stijlperiode (maar nog veel meer dan stijl alleen) schuilt, lijkt na hernieuwd contact volkomen juist. H. Schlien sluit af met een uitvoerige, jammer genoeg onkritische bibliografie.
C. Tindemans
| |
Schaefer, Walter Erich, Günther Rennert - Regisseur in dieser Zeit. - Carl Schünemann Verlag, Bremen, 1962, 119 pp., 64 ill., DM. 32.-.
Deze monografie brengt een (voorlopige) balans van de prestatie van de Westduitse regisseur G. Rennert. Na een historische inleiding over het regisseursemplooi, een biografische schets van het subject en een programmatische stellingname in de opdracht van de hedendaagse regisseur, gaat S. uitvoerig in op drie modelensceneringen (Cosi fan tutte, Jephta, Lulu). Hoofdzakelijk handelt het boek over Rennerts operaactiviteit, hoewel ook zijn (internationale) toneelrealisaties besproken worden, terwijl zijn methode door een bandopname op een repetitie wordt geïllustreerd. S. slaagt erin de gewone lofrede te voorkomen door Rennert als exemplarisch voor te stellen en hem op te werken tot een model van zowel uitzonderlijke begaafdheid als richtinggevende kunstenaar. Gesteund wordt dit project door een reeks allerduidelijkste montagefoto's, interview-fragmenten en kritische analyses. De uitgave is onnoemelijk rijk.
C. Tindemans
| |
Sechzehn Deutsche Hörspiele. - Piper Verlag, München, 1962, (Paperback), 501 pp., DM. 10.80.
Van nazi-bewind tot kosmische angst documenteren deze 16 na-oorlogse luisterspelen 25 jaren Duitse geschiedenis. De rangschikking, eveneens naar de thematische chronologie, begint bij de jodenvervolging (W. Jens, Ahasver), de partisanen (L. Ahlsen, Philemon und Baukis), het verzet (P. Lotar, Das Bild des Menschen) en het zinloze einde (C. Hu- | |
| |
balek. Die Festung), vervolgt met de terugkeer der gevangenen (W. Borchert, Draussen vor der Tür) en der emigranten (W. Jens, Der Besuch des Fremden), maar reeds kondigen zich nieuwe gevaren aan met de atoombom (O. Wessel, Hiroshima), de splitsing van Duitsland (D. Meichsner, Das Rikchen aus Preetz) en de economische heropstanding (H. Mönnich, Kopfgeld - H. Eisenreich, Wovon wir leben und woran wir sterben). Ondertussen breekt voor de jonge generatie de afrekening met het verleden aan (H. von Cramer, Die Ohrfeige - C. Langenbeck, Der Gast - C. Ferber, Gäste aus Deutschland) en krijgt het nationale dilemma wereldformaat met de Berlijnse muur (S. Gebert-Regehr, Ich jeh alleene hinterm Sarg), de ruimtevaart (W.E. Schäfer, Die Himmelfahrt des Physikers M.N.) en de dreigende wereldkatastrofe (W. Weyrauch, Vor dem Schneegebirge). Hoewel in de keuze de technische realisering ook een rol heeft gespeeld, werd toch allereerst gezocht naar de rechtlijnige ontwikkeling van thema en idee. De interesse is daardoor ontzaglijk opgevoerd, zowel qua thema als qua genre. Pionierswerk.
C. Tindemans
| |
Shaw, George Bernard, Mensch und Übermensch. - Deutscher Taschenbuch Verlag, München, 1962, Nr. 85, 212 pp., D.M. 2.50.
Het ziet er naar uit dat coëditeur Artemis Verlag de nagenoeg complete Shaw in deze pocketreeks gaat publiceren. In de vertaling van S. Trebitsch, staat hier het vreselijke lange stuk, de volumineuze voorrede aan A. Walkley incluis. Als component van de duivelse Shaw blijft het stuk echter onverzwakt. Bovendien is het nog razend amusant ook.
C. Tindemans
| |
Sellner, G.R./Wien, W., Theatralische Landschaft. - Carl Schünemann Verlag, Bremen, 1962, 140 pp., 82 p.p., geïll., D.M. 36.
In een vraag- en antwoordcorrespondentie, dwingt de theatercriticus W. Wien de regisseur G.R. Sellner (10 jaar Darmstadt, thans Deutscher Oper te Berlijn) tot een onderzoek van zijn ambacht en kunst. Bekend, beroemd en berucht is Sellner geworden om zijn ensceneringen die keer op keer het betreffende drama vanuit een strikt persoonlijke hoek benaderden. Uit deze confrontatie met zichzelf, die chronologisch start bij de Griekse tragici en hem en ons brengt bij Ionesco, blijkt duidelijk dat niet de zucht naar het nieuwe of ongewone heeft geprimeerd, maar telkens opnieuw de interpretatie. Richtinggevend voor Sellners kijk is de betekenis van de dramatische inhoud voor de hedendaagse mens en daarbij oorzakelijk aansluitend de uiterlijke accentuering der innerlijke waarden. De overwegingen van Sellner hebben daardoor meer dan anecdotische en zelfs meer dan persoonlijke betekenis; zij zijn regelrechte essays die met eruditie, cultuurpeiling, ideologie en artistieke verantwoording en verantwoordelijkheid samenhangen. Dit koninklijke boek stemt bovendien in de uitvoering prachtig overeen met de speurtocht naar de waarheid, die met theater als illusie maar dan ook niets meer te zien heeft. Hier is de scène weer de plaats voor een belijdenis.
C. Tindemans
| |
Das Gesicht des Schauspielers. Fotografiert von Rosemarie Clausen. Kalender 1963. - Erhard Friedrich Verlag, Hannover, 1962, D.M. 9.80.
Ook voor 1963 luisteren 24 foto's van R. Clausen de Duitse theaterkalender op. Al waardevol om het tijdsdocument, biedt elke close-up een flits van de prestatie, een fragment van de rolopbouw of een analyse van een concentratie op de metamorfose, uitsluitend door de essentie van de gelaatsexpressie.
C. Tindemans
| |
Gottsched, Luise A.V., Der Witzling, en Schlegel, Johann E., Die stumme Schönheit, 104 pp., Gellert, Christian F., Die Betschwester, 89 pp. - Walter de Gruyter & Co., Berlin, 1962, D.M. 6.
Deze nieuwe tekstenreeks ‘Komedia’ wil ontoegankelijke stukken opnieuw uitgeven en ze, indien mogelijk, een nieuwe carrière bezorgen. Voor beide eerste exemplaren is deze renaissance niet te verwachten, omdat de scenische mogelijkheden te beperkt zijn, maar naar genre en thema blijven ze theaterhistorisch relevant. Die Gottschedin brengt de ideeën van haar man in praktijk; zij bouwt de menselijke tekorten in satirische typen-Lustspiele in en maakt hier (1745) de traditionele grappenmaker belachelijk, waarbij de karakterisering primitief blijft. Schlegel (1747) staat al iets verder los van de abstracte figuur, brengt beweeglijker handeling en bereidt de revolutionaire blijspelen van Lessing voor, o.m. door zijn niet religieusgetinte maar stevig-rationalistische moraal. Gellert (1745) vertegenwoordigt de comédie larmoyante,
| |
| |
die de gebreken moet ontmaskeren en de deugd promoveren, al moet dat langs de satire om. De tekstbezorgers hebben bij elk stuk een grondige situering, analyse en verantwoording gevoegd. De bedoeling is het niet bij de 18e eeuw te laten maar geleidelijk op te klimmen tot vandaag.
C. Tindemans
| |
Schwarz, Jewgenij, Der Drache, 95 pp., Hey, Richard, Wen dem, der nicht lügt, 82 pp., Wellershoff, Dieter, Anni Nabels Boxschau, 103 pp. - Kiepenheuer und Witsch, Köln 1962 (Collection Theater, Nrs. 7, 8 en 9), DM. 4.80.
De Rus J. Schwarz schrijft in ‘Der Drache’ (In Rusland nog steeds onopgevoerd, en men begrijpt waarom) een sprookjessatire voor volwassenen, waarin op motieven van Lanseloet elke vorm van dictatuur genadeloos wordt afgestraft. Maar deze persiflage op bureaucratie, juridische willekeur en bukken voor de toevallige machthebbers is meer dan een allegorie; de dramatiek blijft essentieel poëtisch, met die gezonde naïveteit die grote thema's zo vaak kenmerkt. R. Hey's laatste drama is een mengsel van tijdskritiek en lyriek dat eindigt op tragische accenten. Daarmee heeft S. dát stuk geschreven dat, met een opvallend meesterschap over de innerlijke contrasten, een waardige eenheid krijgt en constant grote rollen bevat. Zonder voorstelling is D. Wellershoffs debuutstuk (na vele bekroonde luisterspelen) wel niet helemaal rechtvaardig te beoordelen. In tekst is het zo karig, zo volkomen afgestemd op het visuele dat de dialoog meer wegheeft van een scenario, ook al om de talrijke milieuverwisselingen. In een beslist onmisbaar nawoord gaat S. op het groeiproces van zijn drama in; komen we zo wel iets te weten over de symbolische waarde der figuren, dan blijft niettemin het laatste woord aan de creatieve regisseur.
C. Tindemans
| |
Luft, Friedrich, Berliner Theater 1945-1961. - Erhard Friedrich Verlag, Hannover, 19622, 395 pp., D.M. 16.80.
Deze tweede bundel in de serie van hedendaagse Duitse theatercritici reveleert een temperament dat vooral een geschiedenis wil schrijven van het theaterleven te Berlijn. Aanvankelijk vol heimwee naar het Berlijnse aureool van wereldtheaterstad, ziet S. vlug in dat de voorwaarden anders zijn komen te liggen; daarna richt hij vol vertrouwen zijn belangstelling op de nieuwe levenstekens, viert hij met nauwelijks bedwongen geestdrift de geleidelijke terugkeer van vooroorlogse toneelleiders, stelt hij vast dat enkele schouwburgen alweer een eigen cachet krijgen en helpt hij met woord en daad mee aan de heropstanding. Favorieten of zwarte schapen kent hij bij dit niet altijd aangename handwerk niet; zijn enig criterium is de artistieke realisatie. Aan de basis nog vaak impressionistisch, weet hij zijn kritiek door taalzorg en analyse, die boven de elementaire opvoering uitstijgt, op te voeren tot gefundeerde synthese, zo wereldbeschouwelijk en politiek als esthetisch, terwijl hij toch nooit het puntige en vaak ook sarcastische schuwt. De feuilletontechniek maakt deze opstellen uiterst prettig zodat ook dit aspect ons in staat stelt de reden van zijn grote invloed op het Berlijnse theaterleven te begrijpen.
C. Tindemans
| |
Politiek
Alting Von Geusau, F.A.M. European organizations and foreign relations of states. A comparative analysis of decision-making. (European Aspects. Series C: Studies on politics, no. 10). - A.W. Sijthoff, Leiden, 1962, 290 pp., geb. f 25,75.
Na studies aan de universiteit van Leiden, aan het Europacollege te Brugge en aan de universiteit van California, promoveerde de auteur, een geboren Nederlander, met dit werk tot doctor in de rechten aan de universiteit van Leiden. Het handelt, zoals de ondertitel aantoont, over de manier waarop staten en vooral statengroeperingen beslissingen treffen op internationaal gebied. Eerst onderzoekt hij hoe Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, de U.S.A. en de Nederlanden, sinds de 18e eeuw vooral, steunend op hun grondwetten, internationale betrekkingen met andere landen voerden. Dit leidde tot steeds intenser relaties waarbij de staten steeds meer van elkaar afhankelijk werden. Na de tweede wereldoorlog schiepen dan de Westeuropese staten - waarbij voor de N.A.T.O. ook de U.S.A. en Canada betrokken werden - verscheidene organisaties. De auteur bespreekt er vijf van: de N.A.T.O., de O.E.E.S. (Organisatie voor Europese Economische Samenwerking), de Europaraad van Straatsburg, de W.E.U. (West-europese Unie), en ten slotte de E.E.G., gewoonlijk Euromarkt genoemd. Hij on
| |
| |
derzoekt hun structuur, hun arbeidsveld, hun werkwijze, en ook de conflicten tussen hen onderling: zo heeft de W.E.U. (de gekende Zes met Groot-Brittannië) moeilijkheden met de N.A.T.O. als zij zich met de militaire verdediging van Europa bezighoudt, en met de Europaraad als zij zich wijdt aan culturele en sociale bezigheden. Het interessante van deze rechtskundige studie bestaat erin dat zij duidelijk aantoont hoe de wettelijke ordeningen van de staten minder en minder voldoen wat de buitenlandse betrekkingen aangaat, nu de inter-statale organisaties een steeds groter macht aan zich trekken.
M. Dierickx
| |
Bosc, Robert, s.j., L'éducateur face à la vie internationale. - Ed. du Centurion, Parijs, 1962, 160 pp., ing. NF. 7,70.
De auteur is een pionier. Na zijn waardevolle grote studie over La Société internationale et l'Eglise biedt hij hier een eerste proeve van handboek (voor de leraar) voor de opvoeding van de internationale burgerzin. Dit boekje is gegroeid uit lange ervaring bij jongeren uit alle continenten, doch is bijzonder bedoeld voor jonge Fransen. Hoe de anderen leren kennen? - door een goede inleiding in de geschiedenis, de literatuur en de film (telkens wordt een selecte keuze van werken voorgesteld). Hoe de anderen leren beoordelen? - door vorming van een internationaal open christelijk geweten. Praktische richtlijnen worden gegeven voor reizen en ontmoetingen. Een klein lexikon der internationale organismen besluit het geheel. Een bewerking voor het eigen taalgebied ware wenselijk.
J. Kerkhofs
| |
Suavet, Thomas, Dictionnaire économique et social. - Edit. ouvrières. Parijs. 1962, 455 pp., ing. NF. 19,95.
Dit woordenboek is geen encyclopedie voor specialisten, doch een lexikon waarin op eenvoudige doch degelijke wijze aan een ruim (Frans) publiek de voornaamste aspecten (300 trefwoorden) van het economisch en sociaal leven in hun onderling verband worden voorgesteld. Een substantiële bibliografie vervolledigt de belangrijkste artikelen. Het geheel wordt besloten met een overzichtelijke synoptische tabel van de hoofdgebeurtenissen uit de politieke, sociale en economische geschiedenis van 1830 tot 1960. Voor bedrijfsleiders en zakenlui is deze ernstige gids een welkome hulp. De uitgave werd echter weer eens slecht verzorgd.
J. Kerkhofs
| |
Pedagogie
Chandelle, Y. e.a., Le problème de l'adoption (La pensée catholique). - Office général du livre. Paris, 1961, 144 pp.
Een overzichtelijk geheel van de medische, psychologische, morele en juridische aspecten van de adoptie. Bevat de lezingen gehouden op een congres, door Caritas Catholica in 1960 georganiseerd. Brengt vooral praktische inzichten en is helemaal afgestemd op de adoptiemogelijkheden en problemen in België.
F. Van Neste
| |
Rochedieu, Edmond, Personnalité et vie religieuse chez l'adolescent. Etude de psychologie religieuse. - Delachaux & Niestlé, Neuchâtel (Suisse), 1962, 190 pp. + ‘Annexe’, 105 foto's van tekeningen, 56 pp.
E. Rochedieu bekleedt de leerstoel van godsdienstpsychologie aan de theologische faculteit van Genève. In dit werk publiceert hij de resultaten van een onderzoek dat hij met de hulp van enkele protestantse godsdienstleraars inrichtte bij 1561 kinderen van 9 tot 15 jaar uit de omgeving van Genève (meisjes en jongens van de openbare school, die allen vrijwillig het protestantse godsdienst-onderricht volgen). Schr. wil een bijdrage leveren tot de objectieve, psychologische studie der evolutie van het kinderlijk geloofsleven, waarvan hij in de Inleiding zegt dat zij te weinig accuraat wordt bestudeerd. Ondanks de zorgvuldige diagrammen, tabellen en gereproduceerde kindertekeningen, schijnen de resultaten van de studie nogal pover. Veel meer dan de globale affirmatie dàt er een verband bestaat tussen affectiviteit en religiositeit, vinden we er niet in. De interpretatie der vaak polyvalente gegevens is vaak aanvechtbaar. De titel van het boek is misleidend: de eigenlijke ‘adolescent’ komt zeer zelden ter sprake. Tenslotte is het zeer de vraag of de ‘Boomtest’ van Koch, waaraan dan toch een materialistisch-getint determinisme ten gronde ligt, een authentieke weg is om de religiositeit van het opgroeiend kind te benaderen.
A. Cauwelier
| |
| |
| |
Varia
Creyghton S.J., J.H.C Internationale anarchie. De weg naar een nieuwe wereldorde. De Brug. - Djambatan N.V., Amsterdam, 292 pp., 1962.
De oud-Linieredacteur, Pater Creyghton, is een vurig strijder voor een nieuwe wereldorganisatie, voor een sterke wereldautoriteit met macht en gezag. De huidige staatsdemocratieën zijn niet bij machte oorlogen te voorkomen; vandaar de titel van zijn boek ‘Internationale anarchie’. Om te komen tot een goedgeorganiseerde samenleving zijn de voorwaarden, ten eerste: een voor de hele wereld geldend bestuursgezag, ten tweede: dat dit gezag zich richt, niet op de staten, maar op de mensen. Ieder mens heeft zich nu de vraag te stellen: wat kan i k doen voor de opheffing der internationale anarchie? En het antwoord is: van u hangt alles af, niet iets, maar alles! Een groep hoogstaande persoonlijkheden is van dezelfde gedachte als Pater Creighton. Er zal echter nog een hele strijd zijn uit te vechten tegen nationalisme en chauvinisme, eer dit doel bereikt is.
P. van Alkemade
| |
Kastelen en huizen in de Betuwe. - Nijgh & Van Ditmar, Den Haag/Rotterdam, 107 pp., f 12,50.
In de serie Gelderse Kastelen verscheen thans dit deel over kastelen in de Betuwe, tekst van Evert Zandstra, foto's van Wim K. Steffen en documentatie van Mr. A.P. van Schilfgaarde en D.J.G. Buurman. Er hangt een eigenaardige romantische sfeer rond een dergelijk boek, dat liefst op een lange winteravond moest gelezen worden. Oude namen roepen herinneringen op en reproducties van oude huizingen en ruïnes verplaatsen ons in het verleden. Voor geïnteresseerden en liefhebbers van het genre een kostbaar bezit.
P. van Alkemade
| |
Constantes du cinéma français (Le point, revue artistique et littéraire: 59) Souillac - Mulhouse, 1962, 48 pp., geïll. - abonn. NF. 40.
Foto's en teksten, samengebracht door G. Sadoul. Blijft de vraag: welke constanten karakteriseren de Franse film?
R.S.
| |
McElwee, William, Britain's Locust Years, 1918-1940. - Faber, London, 1962, 292 pp., 25 sh.
Als vanzelfsprekend wordt de periode, in deze studie bestudeerd, gedomineerd door de desillusie van een gewonnen eerste wereldoorlog, de grote staking van 1926, de economische crisis aan het begin der jaren dertig, en de zich geleidelijk duidelijker aftekenende katastrofe van een tweede wereldoorlog. Met grote kundigheid worden allerlei beroeringen op velerlei terrein in één groot verhaal bijeengebracht, dat niet alleen een boeiend stuk contemporaine geschiedenis geeft, maar tevens menige les, en waarschuwing, bevat voor de mens van vandaag. Het geheel is niet bepaald opwekkende lezing, maar wel erg leerzaam die tot bezinning leidt.
W.P.
| |
Baas, Mr. L.C. en J.H.A. Vermeulen s. theol. drs., Huisbezoek. - Paul Brand N.V., Hilversum/Antwerpen, z.j. (1962), 96 blz., f 4,90 (= Pastorale Cahiers 9).
Dit boek bevat een eerste neerslag van gesprekken in kringen van zielzorgers en leken-groepen, door het Nederlands Pastoraal Instituut bijeengebracht. Een eerste neerslag: de samenstellers van dit boekje achten de zaak nog onvoldoende bestudeerd. Zij hebben alleen de verschillende vragen inzake het huisbezoek geformuleerd, gesystematiseerd en - volgens hun eigen zeggen - soms nog toegespitst, met de bedoeling een verder gesprek over deze belangrijke kwestie op gang te brengen. Duidelijk wordt wel, dat de moeilijkheden op dit terrein zeer groot zijn. Vooral omdat ondanks vele klachten toch de eis gesteld wordt, dat huisbezoek moet verricht worden, lijkt bestudering van dit onderwerp ernstige plicht. Wel zal daarbij rekening gehouden moeten worden met wat het laatste hoofdstukje terecht stelt: dat namelijk het huisbezoek eerst grondig veranderd zal kunnen worden in het geheel van een totale sanering van het parochieleven. Dit laatste echter zal wel weer betekenen, dat niet overal deze zaak hetzelfde zal liggen. Moge dit boekje aanleiding geven tot ernstige bezinning.
S. Trooster
| |
Schaper, Eduard, Verhüllte Altäre, Ansprachen. - Verlag Jakob Hegener, Köln und Olten, 125 pp., D.M. 6.80.
Radio-preken, bedoeld voor allen die ‘Evangelisch’ denken en willen leven. Schaper spreekt de moderne mens aan met zijn angsten en zorgen en richt de geesten op Christus, het Licht der wereld.
C. Minderop
| |
Montgomery, The three continents. - Collins, St. James Place, London (Meulenhoff, Amsterdam), 1962, 256 pp., f 14,50.
In dit boek geeft schrijver zijn indrukken
| |
| |
weer van zijn bezoeken aan Azië, Afrika en Amerika. Hij geeft niet alleen een interessante beschrijving van de persoonlijke contacten die hij heeft gehad met de belangrijkste leiders als Mao, Tsou-en-lai en anderen, maar tevens schetst hij het verloop van de economische ontwikkeling van dit werelddeel. Het zou Monty niet zijn, moest hij in deze geen waarde-oordeel uitspreken. Dit luidt dat het Westen niet door kan gaan met dit zo belangrijk werelddeel in vele opzichten te willen negeren. Na China komt India aan de beurt. Zijn visie op de politiek van dit land is ongetwijfeld interessant. Een korte beschouwing wordt vervolgens gewijd aan Canada en Noord-Amerika. (Hier blijkt dat de vroeger bestaande vriendschap tussen de auteur en Eisenhower totaal is verdwenen.) Over Zuid-Afrika, zijn politieke leiders - en de apartheidspolitiek zelve - leest men niets dan goeds. De enige man die in een ongunstig daglicht wordt geplaatst is de onlangs uitgeroepen Nobel-prijswinnaar Luthuli. In de laatste hoofdstukken bespreekt de auteur de defensiepolitiek van het Westen en de defensie-organisatie van Groot-Britannië. Critiek op de huidige constellatie van de N.A.T.O. blijft niet uit. Dat hij bij zijn waardeoordelen nog al eens in uitersten vervalt doet soms minder prettig aan. Waarschijnlijk is zijn beroepsopleiding hier niet vreemd aan.
J. van Lierde
| |
Annuaire administratif et judiciaire de Belgique et de la capitale du royaume, 89e année. - Brussel, Bruylant, 1962, XXVI-1712 pp. (pp. 670 - 797 ontbr.), geb. F. 680.
Ondanks, ja, dóór zijn zakelijk karakter is dit boek, voor wie het nuchter bekijkt, een ontstellende publikatie. Want één van beide: ofwel geeft het een volkomen vertekend beeld van de Belgische administratie - en wie zou de uitgever durven blameren met dit vol te houden? - ofwel toont het laconiek hoe het Brusselse bestuursapparaat vervreemdde van de natie die het schiep en het in leven houdt. Van dit Brussels wereldje heeft het werk wel de kenmerken: het onveranderlijk ceremonieel en de vlijtige copieerlust van de ambtenaar, het gebrek aan brains en persoonlijkheid, het soort provincialisme dat alleen oog heeft voor wat men de capitale noemt en verder de typische taalmisère: eentalig Franse façade en daarachter een mengtaaltje van het soort ‘Allez, menneke, venez avec’. Zo kan men Lindemans als onvervalst ‘filoloog’ zien verschijnen, terwijl een regel verder E. Claes, Streuvels, en Walschap het als ‘homme de lettres’ moeten doen. Is Van de Wyer prof. te ‘Leuven’, Rombauts is het te ‘Louvain’ al woont hij niet daar maar in ‘Leuven’ (in feite woont hij sinds jaar en dag in Heverlee) enz. We zouden over deze regelloze peccadilles niet anders dan glimlachen zo ze niet tekenend waren voor de verwarring die dit boek aanbiedt aan hem die juist klaarheid en houvast zoekt. Een voorbeeld van het gebrek aan inzicht en perspectief: terwijl men enerzijds inlichtingen vindt over de onderwerpen die op de ouderavonden van deze en gene lagere school of kappersschool te Brussel werden behandeld, zoekt men tevergeefs iets over het bestaan zelf van bepaalde universitaire instituten met honderden studenten.... buiten Brussel. Toch is er een Gents particulier instituut dat bij het hoger onderwijs werd geclasseerd. Bij nader toezien blijkt het een obscure vereniging te zijn die nu en dan een avondvoordracht organiseert.
Zelfs daar waar de gegevens slechts getrouw gecopieerd moesten worden wachtte ons teleurstelling. Zo in de officiële lijst der gemeentenamen waarin zowel de Franse als de Nederlandse benaming b.v. van Diets-Heur verkeerd gespeld staan. De geïnformeerde kritische lezer zal uit dit lijvig werk nog heel wat bruikbaars halen, maar de naar zekerheid zoekende, tot wie het werk zich juist richt, moeten we tot veel omzichtigheid raden.
K. Heireman
| |
Waltmans, Dr. H.J.G., De Nederlandse politieke partijen en de nationale gedachte. - Alberts Drukkerij, Sittard, 1962, 141 pp.
Uitgangspunt van dit werk is of Nederland als natie op de weg naar de Europese eenwording een kans heeft op zelfhandhaving dan wel dat het, in dit proces van samenbundeling van landen, gedoemd is om tot een anachronisme te vervallen. Schrijver is van mening dat Nederland zich als natie zal kunnen blijven ontwikkelen en niet behoeft ten onder te gaan in de wereld van morgen mits gesteund door een eigen volksnationaal Nederlands bewustzijn en een wil om als natie verder te gaan. Aangezien in een demokratische staat de politieke partijen de taak hebben aan dit volksbewustzijn gestalte te geven en zij het zijn die beslissen over de vormgeving der integratie, komt schrijver er toe een analyse te geven van de Nederlandse politieke partijen en hun verhouding tot de nationale en
| |
| |
internationale gedachte. In dit kader worden behandeld: de protestantse partijen, de rooms-katholieke partijen, het socialisme, de communistische partijen, het liberalisme, de fascistische partijen, het nationaal socialisme en de nationalistische groeperingen. Dr. Waltmans acht het noodzakelijk dat meer aandacht wordt geschonken aan deze problematiek in de programma's en denkbeelden der politieke partijen.
J. van Lierde
| |
Mens en Medemens Serie - Dr. J.J.M. Penders, Kadervorming in de industrie. - Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1962, 212 pp., f 4,20.
Dat een ruime praktijkervaring aan het schrijven van deze lijvige pocket ten grondslag heeft gelegen wordt duidelijk ook zonder kennisname van het voorwoord van Dr. Penders. Schrijver heeft zich er niet toe beperkt een overzicht te geven van de bestaande litteratuur over het onderwerp, een wijze van schrijven waarmee we maar teveel zijn vertrouwd in het sociologisch taalgebied, doch hij heeft zich de heel wat minder gemakkelijke taak gesteld de theoretische verworvenheden af te stemmen op de eigen konkrete werksituatie. De negenjarige ervaring van de schrijver met betrekking tot de kadervorming op het stikstofbedrijf van de Staatsmijnen komt duidelijk tot uiting in de ruime plaats die aan de praktijkvoorbeelden wordt toegekend. Achtereenvolgens worden behandeld: de probleemstelling, de aanpak in theorie en de aanpak in de praktijk. Lijden de beide eerste delen soms aan wijdlopige konstrukties en een weinig vloeiend taalgebruik, in het laatste deel lijkt ons de auteur beslist het meest onderhoudend. Gaarne aanbevolen voor al degenen die zich met de problemen van de arbeiders-organisatie bezig houden.
J. van Lierde
| |
Heimler, Eugene, A Link in the Chain. - The Bodley Head, London, 1962, 192 pp., 18 sh.
De auteur is een Hongaarse Jood, aan de gaskamers ontsnapt, later gevlucht naar Engeland, en nu genaturaliseerd Brits onderdaan. Vanuit zijn eigen bittere levenservaringen heeft hij in Engeland een nieuw leven opgebouwd, dat zich geheel heeft ingezet voor de genezing van de vooral geestelijk gekwelde medemens. Hij heeft hierbij eigen wegen ingeslagen, maar zijn ideeën over het herstellen van ‘mental health’ zijn met instemming door anderen overgenomen.
W. Peters
| |
Fielding, Gabriel, The Birthday King. - Hutchinson, London, 1962, 320 pp., 21 sh.
De jongste roman van de bekeerde arts heeft als onderwerp de schermutselingen van een rijke zakenfamilie om in de verwarring van het Nazi-Duitsland haar weg te vinden en zich staande te houden; sommige leden slagen hierbij wonderwel, anderen vallen onder de Nazi-bijl. De roman komt zeer langzaam op gang, is moeizaam geschreven en is weinig evocatief, mede ook omdat schr. niet voldoende oor heeft voor allerlei nuances van het gesprek. Hier staat tegenover dat hij een goed verteller is zodra het op vertellen aankomt (en niet op het verschaffen van onontbeerlijke informaties) en dat het een prestatie genoemd moet worden zich in te leven in de mentaliteit van een bepaalde groepering uit een ander volk in uiterst moeilijke tijden. De roman is het lezen zeker waard.
W. Peters
| |
Cameron, J.M., The Night Battle. - Burns and Oates, London, 1962, 243 pp., 25 sh.
De philosophie-professor aan de Universiteit van Leeds heeft hier een dozijn opstellen bijeengebracht waarin hij zich beweegt op het randgebied tussen philosophie en economie, politiek en literatuur. Wij zijn bang dat de meeste lezers zich niet erg thuis zullen gevoelen in dit randgebied; het is in geen geval lezing die gemakkelijk is en zij vraagt een degelijke philosophische scholing.
W. Peters
| |
Woodham-smith, Cecil, The Great Hunger. Ireland 1845-1849. - Hamish Hamilton, London, 1962, 510 pp., 30 sh.
Na haar twee prachtboeken over Florence Nightingale en de Krim-oorlog stelt schr. ons geenszins teleur nu zij haar aandacht op de door en door trieste jaren waarin Ierland verschrikkelijk geteisterd werd door de mislukte aardappeloogst met de niet te beschrijven nasleep van ellende door honger en hongeroedeem, typhus, emigratie (beter vlucht) naar Amerika, onverbiddellijke Engelse pachtheren, enz. De vier jaren vermeld in de titel worden behandeld niet alleen op het vlak van het leed der Ieren, maar ook op dat van trage en halve maatregelen der Engelsen om te helpen: waarbij de sympathie van schrijfster duidelijk uitgaat naar de Ieren. Schr. heeft officiële bronnen benut, maar heeft zich evenzeer heen gewerkt door hetgeen de pers in eigen land, in Engeland maar ook in Canada en Amerika destijds schreven. Een goed boek.
W. Peters
| |
| |
| |
Pine, L.G., Ramshackledom. A critical appraisal of the Establishment. - Secker & Warburg, London, 1962, 187 pp., 21 sh.
Het ziet er naar uit of de meer humoristische boeken over Groot Britannië, van het ‘The English: are they human’ type, plaats maken voor meer serieuze studies, en dat de humor zo niet galgenhumor dan toch min of meer bittere spot wordt. Een recent boek als ‘The Anatomy of Britain’ komt ons direkt in het geheugen. Het boek nu onder bespreking behandelt instellingen die herhaaldelijk onder vuur zijn genomen: de Kroon en Koninklijke familie, de adel en zijn ingewikkelde titulatuur, de Staatskerk, het Hogerhuis, de rechtspraak e.d. De schr. is dood-ernstig en pessimistisch wat betreft de toekomst. Tenzij Engeland zich los maakt van zijn lethargie en heen breekt door zijn bekommernis om het stoffelijke en materialistische, en de geestelijke kant van het leven meer aandacht gaat schenken, valt er weinig goeds van de toekomst te verwachten: de schr. zou hierin wel eens gelijk kunnen hebben.
W. Peters
| |
Dillard, Dudley, Het economisch bestel van Keynes. Sterrenserie I: C. - De Boer Jr./Paul Brand, Hilversum, 1962, 272 pp., f 7,50.
Dit boek geeft een uiteenzetting van het economisch stelsel van John Maynard Keynes zoals dat is vervat in zijn werk: ‘The General Theory of Employment, Interest and Money’. Is het laatstgenoemde werk echter uitsluitend tot beroepseconomen gericht, het boek van Dillard, dat als het ware de ideeën van Keynes in eenvoudige bewoordingen weergeeft, is ook bestemd voor niet-vakmensen. Het boek is verdeeld in een twaalftal hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt speciaal de Klassieke achtergrond belicht, met name de inhoud van de Klassieke theorie - die tot aan het verschijnen van Keynes' boek opgeld heeft gedaan - en de bezwaren die Keynes ertegen had. In het tweede hoofdstuk geeft schrijver een overzicht van de gehele theorie van Keynes, theorie die in grote lijnen als volgt kan worden geformuleerd: - De werkgelegenheid en het inkomen zijn afhankelijk van de effectieve vraag. - De effectieve vraag wordt bepaald door de consumptie-quote en door het volume van investeringen. - De consumptie-quote is betrekkelijk stabiel. De werkgelegenheid is, bij een zich niet wijzigende consumptie-quote, afhankelijk van het volume van investeringen. - De investeringen hangen af van de interest voet en van het marginaal kapitaal rendement. De interestvoet is afhankelijk van de hoeveelheid geld en van de liquiditeitsvoorkeur. Het marginaal kapitaal-rendement is afhankelijk van de winst-verwachtingen en van de vervangingskosten van kapitaal-goederen. In de hoofdstukken drie tot en met tien geeft Dillard een gedetailleerde bespreking van de hiervoren genoemde afzonderlijke elementen die in de algemene theorie van Keynes een rol spelen. In de beide laatste hoofdstukken worden weer enkele algemene aspecten behandeld aangaande de verdere toepassing van Keynes' theorie en de sociale filosofie waartoe Keynes' theorieën leiden. Bestudering van dit werk -
dat op een voortreffelijke manier uit het Engels is vertaald - is ten zeerste aan te bevelen aan allen die mede het economisch beleid bepalen, niet in het minst aan de politici, die hier een leidraad zullen vinden voor de juiste aanpak van de concrete, practische economische problemen, waarmee ze steeds weer opnieuw worden geconfronteerd.
J. van Lierde
| |
Gosling, Ray, Sum Total. - Faber, London, 1962, 174 pp., 18 sh.
In deze sterk autobiograhische roman verhaalt de jonge auteur uit de arbeidende klasse van zijn jeugd en zijn eigen teen-age problemen, in een taal die meestens gewild ongedisciplineerd is, om daardoor het ongedisciplineerde van de teen-age mentaliteit te suggereren. Het levensstramien is een bekend patroon, en de dieper liggende levenservaringen zijn toch te oppervlakkig dan dat zij de lezer werkelijk aangrijpen.
W. Peters
| |
Braithwaite, E.R., Paid Servant. - The Bodley Head, London, 1962, 219 pp., 15 sh.
Na enkele jaren als onderwijzer in Londen's achterbuurten, grandioos beschreven in To Sir, with Love, trad deze zeer begaafde en zeer humane Westindische neger in dienst van het Child Welfare Committee. In de titel moet de klemtoon gelegd worden op servant en in dit tweede al even grootse boek vertelt hij van zijn avonturen bij dit dienen van de medemens. Het boek is tot een verzameling geworden van schetsen van hoge allure, van briljante short stories, even hartverscheurend als hartverkwikkend. Het is een boek dat men in één ruk uitleest.
W. Peters
| |
| |
| |
Graef, Hilda, Mystics of Our Times. - Burns & Oates, London, 1962, 240 pp., 25 sh.
Schr. geeft een tiental verdienstelijke levensschetsen van grote christenen uit de laatste eeuw. De kaft maakt melding van ‘ten great modern mystics of the Catholic Church’, maar voorzichtigheid is steeds geboden waar men over mystiek spreekt en nog meer, wanneer men over grote mystieken gaat handelen. Meer bekende namen als Libermann, Contardo Ferrini, Elisabeth Leseur, Charles de Foucauld and Maximilian Kolbe, om over Teilhard de Chardin te zwijgen, associëren we niet direct met St. Jan van het Kruis of de grote Teresia, met Ruusbroec of Juliana van Norwich. Schr. heeft terecht meer de klemtoon gelegd op het leven van deze grote christenen dan op hun mystieke ervaringen en bizondere begenadiging op dit terrein. Het is goed dat deze leesbare schetsen binnen ieders bereik gebracht worden: ze zullen inspirerend werken.
W. Peters
| |
Theorie van de economische politiek, onder redactie van Prof. dr. J.E. Andriessen en Prof. dr. M.A.G. van Meerhaeghe, uitgegeven door H.E. Stenfert Kroese N.V. - Leiden, 1962, XV + 467 pp., f 28,50.
Dit boek beoogt een systematisch overzicht te geven van de theorie van de economische politiek. Het bevat tien bijdragen van medewerkers uit Nederland en België. Het eerste hoofdstuk is van Prof. dr. P. Hennipman en handelt over de doeleinden en criteria van de economische politiek. Dit hoofdstuk telt meer dan 100 bladzijden en vormt op zich zelf reeds een doorwrochte en diepgaande beschouwing van principiële aard over de economische politiek. Hennipman is er in geslaagd in zeer heldere bewoordingen door te dringen tot de kern van de problematiek, daarbij geen moeilijkheid uit de weg gaande. Men leest dit hoofdstuk bijna als een detective-roman. Er volgen dan twee hoofdstukken, waarin de economische stabiliteit (Andriessen) en de evenwichtige groei (Tinbergen) worden behandeld als belangrijke doeleinden van de economische politiek. Beide hoofdstukken zijn zeer interessant, dat van Andriessen met name door de verschillende aspecten van de inflatie die hij behandelt en die een zeer bruikbare oriëntatie vormen in de veelheid van inflatiebegrippen; dat van Tinbergen vooral doordat het voor de meeste lezers veel nieuws zal bevatten. Daarna komen enkele belangrijke aspecten of sectoren van de economische politiek in behandeling. Wij noemen de inkomensverdeling (Oort), de monetaire aspecten en de openbare financiën (Devreker, resp. De Ridder), de mededinging (Lambers), de internationale politiek (Van Meerhaeghe) en de sectorpolitiek (Van Rompuy). Vooral het hoofdstuk over de inkomensverdeling zal voor velen die reeds een aantal jaren geleden hun studie beëindigd hebben een opfrissing geven van aspecten van de economie waaraan zij vroeger wellicht minder aandacht hebben kunnen besteden. Het is moeilijk in dit bestek op alle hoofdstukken in te gaan. Van alle geldt echter dat zij een vrijwel volledige behandeling op hun gebied geven en dat ook de jongste ontwikkelingen in de theorie alsmede in de politiek er in verwerkt zijn.
In een slothoofdstuk geeft De Wolff een beschrijving van enige hulpmiddelen van de economische politiek, als daar zijn de nationale rekeningen, de input-output analyse en de wiskundige modellen. De titel van het boek dekt de inhoud niet geheel. Veel opstellen behandelen niet zo zeer de theorie van de economische politiek als wel theoretische gedachtengangen achter de politiek. Niettemin is het boek door zijn veelomvattendheid, zijn duidelijkheid en zijn actualiteit zeer lezenswaardig.
M. van Amelsvoort
| |
Achieser, A.I. und BERESTEZKI, W.B., Quanten-Elektrodynamik. - B.G. Teubner Verlagsgesellschaft, Leipzig (imp. J. Meulenhoff, Amsterdam), 1963, 698 pp., f 66,65.
Een lijvig leerboek over de theorie der elektromagnetische wisselwerkingen, in 1959 in Rusland verschenen en vorig jaar in het Duits uitgegeven. Het geeft de gangbare behandeling van de quanten-mechanica van het foton, van de (relativistische) quanten-mechanica van het elektron, en van de wisselwerkingen tussen beiden. De relativistisch invariante storingsrekening geeft aan het boek een vrij grote en elegante eenheid. De uitwerking van de stof is uitvoerig en duidelijk. Jammer dat het boek niet op beter papier gedrukt kon worden. Dat de schrijvers aan het eind nog een pagina inlassen om te betogen, dat de ontwikkeling van de quanten-mechanische elektrodynamica helemaal verloopt volgens de voorspellingen door Lenin indertijd gedaan, verbaast ons al niet meer; het is een onmisbare paragraaf in Sowjet-boeken over fysica.
P. v. Breemen
| |
| |
| |
Dominian, J., Psychiatry and the Christian. - Burns and Oates, London, 1962, 139 pp., 8 s. 6 d.
Deze populaire uiteenzetting van wat het gebied der psychiatry bestrijkt is uitgekomen in het grote seriewerk: Faith and Fact Books. Het is de twee en negentigste uitgave van deze serie! Het geeft een goed en gezond overzicht van wat psychiatrie behelst, maakt de lezer vertrouwd met de terminologie van psychosen, neurosen, trauma's enz. en geeft daarbij de houding van de Kerk in deze materie.
W. Peters
| |
Stonier, A.W. en D.C. Hague, Leerboek van de economische theorie. - H.E. Stenfert Kroese, Leiden, 1962, 571 PP-, f 24,-.
Dit boek bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt de prijstheorie behandeld; in het tweede deel de werkgelegenheidstheorie. Met betrekking tot de prijstheorie wordt een uiteenzetting gegeven van de prijsbepalende factoren: de vraag en het aanbod. Vervolgens worden de belangrijkste marktvormen belicht en wordt met name aangegeven hoe het economisch spel verloopt, meer bepaald, hoe in de marktvorm van de vrije mededinging, het monopolie en de monopolistische mededinging, de innerlijke economische orde, of het evenwicht tot stand wordt gebracht. Tenslotte wordt in dit deel een analyse gegeven van de verschillende productiefactoren, arbeid, kapitaal, grond en ondernemersleiding, alsmede van de onderlinge relaties tussen deze productiefactoren. In het tweede deel van het boek komen de belangrijkste aspecten aan de orde die verband houden met de moderne werkgelegenheidstheorie, zoals die door Keynes is ontwikkeld. Als zodanig worden speciaal belicht o.m. de investeringen, de interestvoet, de consumptie enz. Leerboek van de economische theorie is een elementair handboek, dat wegens het uitzonderlijk hoog peil, eigenlijk een ‘must’ zou moeten zijn voor allen die beginnen met het studeren van economie. De beginnende Universiteits-en Hogeschoolstudent die zich als econoom wil bekwamen, alsmede zij die zich als doel voor ogen stellen het behalen van een middelbare akte in de economische wetenschappen zullen ten zeerste gebaat zijn bij bestudering van dit werk. De vertaling van de hand van Drs. H.H. Behrens, die verschillende Amerikaanse voorbeelden in Europese heeft omgezet, is voortreffelijk.
Jacques van Lierde
| |
Pocketboeken
Aula-boeken
LEVI-STRAUSS, C., Het trieste der tropen. - Een zeer suggestief boek, een uitzonderlijk werk van een antropoloog die een verantwoorde sociaal-antropologische beschrijving geeft van enige primitieve Indianenstammen in de Braziliaanse binnenlanden, f 3,50.
SAWYER, W.W., Wegwijs in de wiskunde. - De auteur heeft dit boek niet in de eerste plaats geschreven voor leraren, maar voor hem die belang stelt in de gedachtengang van de wiskundige. Hier komen verschillende onderdelen van de wiskunde aan de orde, om te illustreren wat een wiskundige interesseert. - f 2,25.
HARRISON, R.J., Het unieke van de mens. - Dit boek zal zeker de belangstelling wekken van een grote groep lezers. Het is ook van bijzondere waarde voor medische studenten. Een boek voor ieder die het verschijnsel mens van alle kanten, ook van de zuiver biologische kant, wil bestuderen. f 3,50.
MARTIN, Alfred V., De spanning tussen orde en vrijheid. - De auteur verschaft de lezer stof tot verder denken over de mogelijkheid om in deze tijd de spanningen te verminderen en het evenwicht te bewaren. f 2,75.
R.S.
JONCKHEERE, Karel, Ik heb eens..., Radiolezingen. - A. Manteau N.V., Brussel/Den Haag, Marnixpocket nr. 4, 1962, 115 blz., F. 35.
K.J. bundelt hier een aantal lezingen die hij, in het najaar van 1961 voor de micro van de RBT heeft gehouden. Thans nog zeer leesbaar en boeiend zijn het herinneringen aan toevallige ontmoetingen van een spitse en gevoelige geest met een aantal merkwaardige mensen.
L.V.B.
| |
Marnix Pockets. - Manteau, Brussel.
VANDELOO, Jos, De Muur, nr. 5, 3e druk, F. 35.
Door zijn eerste prozawerk trad V. onmiddellijk op de voorgrond als een uitstekend novellist. Bekroond met de Kemp-prijs en de A. Merghelynckprijs van de Vlaamse Academie, LAMPO, Hubert, Hélène Defraye, nr. 7, 3e druk, F. 35.
Deze eerste opmerkelijke roman van L.
| |
| |
is duidelijk geïnspireerd door A. Fournier. Nochtans getuigt hij reeds van een sterke persoonlijkheid. Stilistisch zeer knap beschrijft hij het conflict waarvoor een jonge vrouwelijke arts zich geplaatst ziet.
VERROEN, Dolf, Ildebrando, nr. 8, 2e druk, F. 35.
In het zonnige Corsica schildert D.V. de primitieve hartstochten van Antonio, een van de vele volwassenen zonder verantwoordelijkheidszin voor hun kinderen. Zijn zoontje Ildebrando wordt er het slachtoffer van. Een bewogen, schrijnende novelle van een talentvolle jonge Nederlandse schrijver.
L.V.D.
VAN NIEROP, Maarten, De taal waarmee wij leven. - Standaard-pockets, nr. 7, Antwerpen, 1962, 25 F.
Sinds begin 1961 verzorgt M.V.N. in De Standaard een letterkundige rubriek: Taaltuintjes. Deze Standaard-pocket bevat een bloemlezing uit het eerste driehonderdtal. In levendige journalistieke stijl vinden we hier een aantal artikelen over: Het algemeen beschaafd Nederlands - een en ander over ‘vreemde woorden’ - woorden met vleugels - uit het leven der woorden - speuren naar regels en wetten. Een zeer waardevol boekje.
L.V.B.
| |
Prisma-boeken. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
Prisma belastinggids 1962. Een hulp voor elke belastingbetaler om te voorkomen dat hij méér betaalt dan zijn verplicht aandeel.
CURTISS, U., Het ijzeren web. Een zeer spannende detective roman van de bekende schrijfster.
Russische verhalen van deze tijd. Ingeleid en vertaald door J. LIEDMEIER. Een representatieve bundel op hoog niveau.
DIETRICH, Fr., De recherche aan het werk. Met veel kennis van zaken behandelt de auteur het belangrijke onderwerp van het politiewezen. Hij laat de lezer de werkelijkheid van dit zware werk beleven aan de hand van een tiental praktijkgevallen. Interessante foto-illustraties.
ROCHE, Mazo de la, Onrust op Jalna. Dit deel zal door de vele lezers van deze serie ongetwijfeld weer met belangstelling worden ontvangen. In de tijdsvolgorde van de familiegeschiedenis is dit het tweede deel.
CLARKE, Comer, Rode spionage. Een verhaal dat grote onthullingen bevat en dat het hele fantastische patroon van het enorme net van de Russische inlichtingendienst in Engeland en het Westen toont. Een intrigerend verhaal over een beangstigende werkelijkheid.
R.S.
NEILL, Stephen, De groei der oecumenische beweging. - Dit verslag van de groei naar de eenheid der Kerken begint met de Wereld-zendingsconferentie 1910 in Edinburgh onder leiding van J. Mott en besluit met een beschouwing over Paus Joannes XXIII en het huidige Vaticaanse Concilie.
AVERY, Ira, De vijf vaders van Pepi. - Een allerleukst vernaal, geschreven door een Amerikaan met een fijne neus voor de Italiaanse mentaliteit.
LAGACHE, Daniel, Wat is Psychoanalyse? - Een beknopte en heldere uiteenzetting van de leer van Freud. Dit deels historisch, deels didactisch boek is dan ook hoogst actueel.
CRISPIN. Edmond, Een lijk is geen speelgoed. - Een amusante speurdersroman waarin de ernstige spanning ook niet ontbreekt.
SMEETS, H., Revolutie in Afrika. - Een bijzonder interessant en vlot geschreven boek dat kan bijdragen tot een betere kennis van een op drift geraakt Afrika. Met 10 kaarten.
MONSEY, Derek, Helden zijn dun gezaaid. - Een oorlogsboek gebaseerd op eigen ervaring van de auteur. Dit boek geeft de meest nuchtere dus juiste voorstelling van een held: een man die één heldendaad heeft verricht en verder zijn leven lang zichzelf blijft verwijten dat hij er niet meer aan toe komt.
GRIMAL, Pierre, Het leven der Romeinen in de oudheid. - Een vlotlopend verhaal over het bruisende leven, de handel en wandel van de antieke Romein in een fascinerende stad Rome.
R.S.
| |
Elsevier Pockets. - WEDGWOOD, C.V., Willem de Zwijger. - Elsevier, Amsterdam, 1963, 224 pp., f 2,90.
Een bijzonder boek. De speelse stijl, de fleurige details, de bezieling die er in doorldinkt, maar bovenal de uitbeelding van het menselijke en standvastige in deze staatsman van Europees formaat geven dit boek een bijzondere charme. Een boeiende levensbeschrijving van de Vader des Vaderlands.
R.S.
| |
| |
|
|