| |
| |
| |
Toneelkroniek
Toneel in Nederland
Jan Ros
HET nieuwe toneelseizoen is begonnen met een voor Nederlandse verhoudingen ingrijpende wijziging in de samenstelling van enige gezelschappen. Heel de directie en bijna alle leden van Theater in Arnhem zijn naar Rotterdam getrokken, waar zij met enige leden van het Rotterdams Toneel het Nieuw Rotterdams Toneel hebben gevormd. Het tableau de la troupe van het nieuwe Theater maakt geen zeer sterke indruk, maar de groep wil zich met energie toeleggen op wat oorspronkelijk het doel is geweest van het vroegere gezelschap. Nederlandse en Haagse Comedie zijn vrijwel onveranderd gebleven, maar zullen enkele stukken nu ‘enkelvoudig’ kunnen spelen. Bij het eerste gezelschap trad Ton Lutz toe tot de artistieke leiding. Ook de samenstelling van Ensemble is ongeveer als in het vorig jaar, maar een belangrijke versterking is het toetreden tot dit gezelschap van Max Croiset en de begaafde Belgische acteur Julien Schoenaerts.
Opmerkelijk zijn de veranderingen in de kleinere gezelschappen. Een aantal zeer goede krachten spelen nu in Centrum. Van een bepaalde voorstelling heeft men kunnen zeggen: Rotterdams Toneel plus Theater geeft Centrum. De belangrijkste en opvallendste verandering heeft plaats gehad met Studio. Het is aanzienlijk sterker in spelersmateriaal geworden en speelt naast volksstukken voor het grote publiek, waarop het zich vroeger vooral toelegde, moderne stukken van experimenteel karakter. De groep bespeelt geregeld het theatertje in ‘De Brakke Grond’ te Amsterdam en beschikt voor zijn spreidingstaak over een reispodium. Overigens is als vroeger in de repertoirekeuze bij de meeste gezelschappen nauwelijks een bepaalde lijn te ontdekken. Wel beschouwen wij tegenwoordig alles meer als ‘heel gewoon’ en houden deze opvatting nog voor een vooruitgang ook.
De Haagse Comedie is het jaar van haar derde lustrum met een aantal zeer
Nederlandse Comedie: Bertolt Brecht, Het Leven van Galilei; Graham Greene, De lankmoedige Minnaar; William Shakespeare, Wat U maar wilt. Haagse Comedie: Tirso de Molina, Don Git met de groene broek; Peter Ustinov, Eindsprint; Jean Anouilh, De Grot; Eugene O'Neill, Tocht naar het Duister; Bertolt Brecht, Schweyk in de tweede Wereldoorlog. Nieuw Rotterdams Toneel: Arnold Wesker, De Keuken; George Ross en Campbell Singer, Een bitter Uurtje; Tennessee Williams, De Nacht van de Leguaan; Arthur W. Pinero, De Magistraat; Carlo Goldoni, De Leugenaar. Theater: Dario Fo', Voor Engelen geen Automaten; George Batson, Beau Rivage; Tolstoi-Piscator, Oorlog en Vrede; Jan Staal, Verlos ons van de Boze. Ensemble: Robert Thomas, De Duivel hale zel; William Shakespeare, Naar het U lijkt; Jack Richardson, Galgenhumor; Iwan Toergenjew, Een Maand op het land. Centrum: Philip Mackie, Moordkans; Marcel Achard, 3 × Koekoek; Yuokio Mishima, De Waaiers en Jean Genet, De Meiden; Miguel Mihura, Maribel. Studio: Paul Rodenko, Harten twee, Harten drie; Manuel van Loggem, Jeugdproces; Arnold Wesker, Planten zonder Wortel; Samuel Beckett, Gelukkige Dagen; Jack Gelber, De Appel.
| |
| |
succesvolle stukken begonnen. Reeds vroeg werd het seizoen geopend met Don Gil met de groene broek, een Spaanse toneelgrap uit de 16e eeuw, niet meer, maar van formaat. Tirso de Molina is de naam als toneelschrijver van de monnik Gabriel Téllez. De dikwijls allesbehalve stichtende woordkeus zou geen eerwaarde schrijver doen vermoeden. Het stuk geeft de steeds meer ingewikkelde geschiedenis van een bedrogen meisje, dat als man verkleed haar ontrouwe minnaar achterna gaat. Zij maakt het deze liefdesavonturier bij zijn verdere vrijages voortdurend moeilijker. Op het einde worden de verwarringen niet meer te overzien, maar een vermakelijk zangnummer aan het blijde slot doet dit weer vergeten. Om psychologie en motiveringen bekommert de schrijver zich nauwelijks, wat niet zeggen wil dat de Molina geen psycholoog was. Hij bracht immers het eerste de Don Juan figuur op de planken, die daarmee een zeer succesvolle loopbaan begon. Amusant wordt het werk door de travestierol, de verrassende rijmen en de vernuftige woordspelingen, waarin elegantie en volkstoon verbonden zijn. Daarom is een spitse vertaling hier noodzakelijk. Meesterlijk heeft Dolf Verspoor een spel in Nederlandse verzen gemaakt uit dit Spaanse stuk, waarin een leugenaarster een bedrieger beetneemt. Prachtige decors en costuums, de regie van Joris Diels, die de volslagen onmogelijkheden van dit stuk vanzelfsprekend wist te maken, en een aantal uitstekende spelers om deze bedoeling te verwezenlijken droegen bij tot het grote plezier dat de voorstelling het publiek bereid heeft.
Peter Ustinov noemt zijn Eindsprint terecht een biografisch avontuur. Het stuk brengt immers een aantal hoofdmomenten uit het leven van de 80-jarige Sam Kinsdale, behept met schrijversroem en een hartkwaal. Hij is bezig met zijn mémoires en ziet op zijn leven terug. Tot zover lijkt het procédé niet nieuw. Men verwacht flash-backs, maar Ustinov heeft een originele vondst gedaan. De oude brombeer krijgt immers zichzelf op bezoek: als ijdele 60-jarige, alleen uit op succes; als moeilijke schrijver van 40 en als idealistisch dichter van 20 jaar. Tenslotte neemt hij zichzelf als baby in zijn armen. Zijn vrouw wordt in drie gedaanten door dezelfde actrice gespeeld: oude, lastige Stella, verwaarloosde en daarom verbitterde vrouw, jong meisje verliefd op de 20-jarige dichter. Ook de ouders van Sam treden op. Met dit gegeven zijn natuurlijk verrassende situaties mogelijk, en daarmee speelt de schrijver, zonder echter alies uit het idee te halen wat er in zit. De voorstelling was voortreffelijk onder regie van Bob de Lange, die het stuk ook had vertaald en de oude Sam speelde. De vier spelers maakten het gegeven zeer aannemelijk door één karakteruitbeelding te geven.
In De Grot kan Anouilh zijn liefde voor virtuoos gegoochel met toneel in het toneel uitleven. Een schrijver, Anouilh zelf, wil een stuk schrijven. In een Parijs herenhuis is een keukenmeid vermoord. Dus verschijnt er een commissaris van politie, die ten genoege van het publiek er een thriller van maken wil. De schrijver raakt de man niet meer kwijt. Hij wil een andere kant uit, maar situaties en figuren lopen hem uit de hand. Als hij - volgens een oud procédé, zoals hij zelf opmerkt - zich het verleden wil laten afspelen, gaan zij hun eigen gang en zo valt het stuk anders uit dan de schrijver bedoeld heeft. De creativiteit, eenmaal op gang gekomen, gaat onverbiddelijk haar eigen weg. Aldus laat Anouilh een melodrama spelen schijnbaar tegen zijn wil. Maar hij geeft zijn bekende ideeën ook hier. Boven- en onderlaag, salon en keuken, waartussen de seminarist, zoon van de graaf en de keukenmeid de schakel vormt, geven de gelegenheid om aan te tonen, hoe het goede en zuivere het moeten afleggen
| |
| |
tegen het lage en gemene. Listig en handig neemt de schrijver een loopje met het publiek, spelers, zijn collega's, de critici, het stuk en zichzelf. Het als dikwijls bij Anouilh vermakelijke en navrante stuk kreeg onder voortreffelijke jegie van Joris Diels een sterke opvoering in een goede bezetting, waarin Albert van Dalsum, Paul Steenbergen, Myra Ward en Do van Stek uitmuntten.
Goed toneel is Tocht naar het duister niet, waarin O'Neill als vooral dramatisch verteller naar zijn vroeger realisme terugkeert. Maar het werk is diep aangrijpend, omdat de schrijver blijkbaar door zijn later leven niet bevrijd is van de herinneringen aan zijn jeugd en dus het onverbiddelijk onderzoek van deze zielen voor hem een dwingende noodzaak geweest is. De pogingen van O'Neill's familie om samen te leven zijn met diep medelijden verhaald. Deze mensen, de gierige vader, die zijn artistieke ambitie als toneelspeler aan materiële welstand had opgeofferd, de vrome, goed opgevoede en muzikale moeder, door de ellende van haar leven aan de morfine verslaafd, de oudste zoon, literair van aanleg maar gedwongen om toneelspeler te worden, als zodanig mislukt en nu een nietsnut, dronkaard en vrouwenjager, de schrijver zelf tenslotte, na een bewogen leven lijdend aan de tering, zijn vluchtelingen op de vlucht voor zichzelf. Hartstochtelijk en overgevoelig, onafscheidelijk met elkaar verbonden, maken zij voor elkaar het leven tot een hel en blijven zij van elkaar houden. Zij leven in een voortdurende strijd tussen liefde en haat, woede en geladen kalmte. In het grandioze vierde bedrijf klampen zij zich vast aan illusies en willen zij, russen een verleden in puin en een toekomst zonder hoop, de werkelijkheid niet meer zien. Gevlucht in de drank, openbaren zij hun gedachten en gevoelens. Op het einde komt moeder beneden met haar bruidsjapon en bewijst door heel haar optreden, dat zij niet van haar morfinisme genezen is. Onder regie van Frans van der Lingen hebben Paul Steenbergen, Ida Wasserman, Eric van Ingen en Jules Croiset aangrijpend de grote deernis voor menselijk leed en tekort gegeven, die uit dit stuk spreekt.
Minder gelukkig was de keuze van Schweyk in de tweede wereldoorlog. Brecht zelf heeft dit stuk nooit uitgegeven of laten spelen. Wat in de onvoltooide roman van Jaroslav Hasek een satire is, wordt hier een klucht met karikaturen. Hitler en het nazidom zijn geen stof voor een operette en dit onderwerp is te ernstig voor een simpele persiflage. Meesterlijk speelde echter Bob de Lange de titelheld, die alles zo ernstig neemt, dat het belachelijk wordt en wiens plichtsvervulling de meest effectieve sabotage is.
Met Het leven van Galilei, Brecht's marxistische visie op wat historisch een tragedie was, heeft de Nederlandse Comedie het seizoen geopend. Het stuk is telkens omgewerkt en zeer lang. Brecht gaat uit van de merkwaardige opvatting, dat de wetenschap nooit zo dicht bij het volk heeft gestaan als in Galilei's tijd, die rijp was voor een grote sociale revolutie. Galilei had dus de kans gehad Brecht's ideaal te verwezenlijken, namelijk de wereld te veranderen en heeft deze kans laten voorbijgaan. Hij bedrijft de erfzonde van de moderne wetenschap, is een held, zegt Brecht zelf, en wordt een misdadiger. Vooral mag men van de vragen, die in het stuk worden gesteld, geen godsdienstige problemen maken en daarom ook de kerkelijke autoriteiten niet belachelijk voorstellen. Dit is de schrijver zelf niet altijd gelukt. Dikwijls is ook meer dan de geleerde uit de 17e eeuw de schrijver van de 20ste aan het woord. En als zo dikwijls heeft ook dit stuk van Brecht het tegenovergestelde effect van wat werd bedoeld.
| |
| |
Het grootste misverstand zou wel zijn te menen dat het gaat over de vrijheid van onderzoek en daarvan een verdediging zou zijn. Als toneel heeft natuurlijk de schrijver zijn voornaamste bedoeling niet kunnen verwezenlijken, en daardoor valt de nadruk op bijzaken. Dit heeft ook Han Bentz van den Berg, die van de titelrol een grootse creatie maakte, niet kunnen verhinderen in een overigens vakkundige maar weinig bezielde opvoering.
In De lankmoedige minnaar wil Graham Greene het telkens terugkerende gegeven van de ontrouw in het huwelijk verbinden met een pleidooi voor de onverbreekbaarheid daarvan. De bijna irriterend goede tandarts praat voortdurend over zijn vak, vertelt flauwe moppen en amuseert zich bijzonder als hij iemand kan beet nemen. Dat zijn vrouw hem bedriegt dringt zelfs niet tot hem door, als hij haar met een minnaar ontmoet in een hotel in Amsterdam. Wanneer de waarheid aan het licht komt, is hij verbijsterd; hij wil echter zijn vrouw niet missen, omdat hij van haar houdt, en is dus bereid zich in de situatie te schikken. De laatste woorden van de minnaar laten niet vermoeden, dat deze de winnende partij zal zijn. Daarvoor voelt de vrouw zich te veel aan man en kinderen gebonden. Het spel van Ko van Dijk als de tandarts was prachtig. Het kluchtige en schrijnende stuk verwekte grote vrolijkheid bij het publiek.
Hoe is de titel van het stuk? Driekoningenavond of wat je wilt, zou, zegt men, Shakespeare geantwoord hebben. Zo werd dan bij de Nederlandse Comedie Driekoningenavond tot Wat U maar wilt. Het in ieder geval anders te doen dan gewoonlijk lijkt nauwlijks een goed princiep voor een voorstelling. Resultaat: deze ‘gouden’ comedie, meesterwerk van romantische fantasie, werd gegeven zonder romantiek en zonder fantasie. Men kreeg een aantal voortreffelijke onderdelen, maar als geheel een krampachtige voorstelling vol onzekerheden, die er niet van overtuigde, dat het stuk een spel van onzekerheden is, zoals het programma wilde.
Het Nieuw Rotterdamse Toneel heeft zich voorgesteld met De Keuken van Arnold Wesker. Inhoud vormt een dag in de keuken van een groot restaurant. Het dagwerk begint lanterig, wordt langzaam opgezweept tot topprestaties in razend tempo, in de middagpauze wordt er gedroomd, tenslotte leiden spanningen onder het personeel tot een conflict en een uitbarsting bij een lid van het personeel, die het hele bedrijf stil legt. De onsympathieke eigenaar van het restaurant ergert zich, omdat een man, die hij toch goed betaalt, alles in de war stuurt. De keukenachtergrond is het voornaamste, dat de auteur te bieden heeft, het conflict wordt geforceerd erin gebracht. Dat dit alles een symbool is van het jachtende leven in een verzakelijkte maatschappij blijkt - misschien gelukkig - uit het stuk nauwelijks. Overigens biedt het meer beweging en lawaai dan handeling. De Engelse regisseur John Dexter had de 30 spelers feilloos gedrild en georganiseerd. Maar heel lang kan de aardigheid daarvan niet duren.
Een bitter uurtje is een vrij tamme en niet altijd spannende thriller, die zich afspeelt in de zakenwereld. Op het bitteruurtje wordt namelijk niet alleen geborreld, maar moet ook al spoedig een zeer onaangename geschiedenis, een grote fraude, worden opgelost. Ieder van het gezelschap krijgt nu wel op zijn beurt kans om voor de schuldige te worden aangezien. Het aardigst is nog Hans Tiemeyer als een heer, die toevallig in deze mysterieuze zaak is verzeild geraakt. Hij is echter niet degene voor wie dit bitteruurtje een bitter uurtje wordt.
| |
| |
Waarom De nacht van de Leguaan in het werk van Tennessee Williams een nieuwe fase zou inluiden, die hoopvoller perspectieven opent, is mij uit het stuk niet duidelijk geworden. De schrijver maakt trouwens nooit de indruk, dat hij zich zou interesseren voor de genezing van zijn figuren met hun neurotische afwijkingen en oververzadiging aan sexualiteit. Hotelletje in Mexico. Warm. Gestrande mensen. Vrolijk weeuwtje, dat vooral met haar geslachtsdrift te koop loopt. Een verloederde dominee vol neurosen en complexen. Oude vrijster met complexen en moed. Haar grootvader, 97, ‘'s werelds oudste praktizerende poëet’. Een karikatuur van een onderwijzeres. Een verkracht meisje. Vier of vijf Nazi-toeristen. Een leguaan. Dit is een kamhagedis. Dit beest wordt vrijgelaten, de poëet gaat dood. Dialogen soms zeer geslaagd. Van veel maakt de schrijver zich goedkoop af. Voor de pauze enige stemmingsbeelden, na de pauze niets meer. Williams' eerste twee stukken blijven nog altijd verreweg zijn beste.
De Magistraat bleek niet meer dan een middelmatige opvoering van een vrij onnozele klucht, waarin de spelers soms smakeloos gek deden. De leugenaar was een reprise door de groep spelers, die als Theater in Arnhem dit stuk als afscheidsvoorstelling hebben gegeven.
Plezierig werd de kennismaking met Theater in zijn nieuwe samenstelling door de geestdrift waarmee werd gespeeld en de ensemblegeest die daaruit sprak. Met toneel had het bizarre Voor engelen geen automaten niet zo heel veel te maken. Het zijn eerder cabaretschetsen in het kader van een jongeman ‘de Slome’, die letterlijk op zijn achterhoofd valt, een aantal vreemde dromen heeft en langs deze omweg toch zijn lieve meisje van lichte zeden in de armen valt, natuurlijk na haar bekering. Beau Rivage daarentegen bleek een misgreep, een geestloze thriller en drakerig geval met veel griezeleffecten, die niet mochten baten, omdat zij geen spanning of meegriezelen konden veroorzaken. Het geheel maakte een amateuristische indruk.
Bij een bewerking voor het toneel van Tolstoi's Oorlog en vrede door Erwin Piscator kon men een stuk agitatorische propaganda verwachten, in dienst gesteld van het pacifisme. Dat is het dan ook geworden. Een soort bloemlezing met commentaar, een reeks stellingen, geïllustreerd door speelscènes, een beeldroman met onderschriften. Karakters en verklaringen van de handelingen zijn verloren gegaan. Irena Babel, uit Polen overgekomen, toonde zich een bekwaam regisseuse. Onder ongunstige omstandigheden werd door enigen nog goed gespeeld ook. Het publiek leek niet ontevreden.
Een enigszins onverwacht succes werd voor het gezelschap Verlos ons van de boze van Jan Staal. Bouw, situaties en dialogen bewijzen dat de schrijver gevoel voor toneel heeft. Tegen het stuk zelf, dat in streng-orthodoxe en zeer rechtzinnige kringen speelt en waarin alleen 13 vrouwen optreden, blijft men een beetje vreemd opkijken. De oudste dochter van de pas gestorven dominee strijdt met enkele andere vrouwen tegen het zedenbederf, dat te vrezen is als het dorp badplaats wordt. Het komt tot de afscheiding van een kleine groep, maar de strijd is uitzichtloos. Daarnaast loopt de huwelijkstragedie van de weduwe van de dominee. Als hoofdindruk blijft het gevoel dat alles niet zo eenvoudig ligt als de schrijver het voorstelt. Het publiek volgde met grote aandacht de gebeurtenissen.
Niet al te gelukkig begon Ensemble met De duivel hale Ze! van Thomas,
| |
| |
schrijver van twee vindingrijke en succesvolle thrillers. Misschien bracht dit het gezelschap er toe, zijn nieuwe stuk als ‘wereldpremière’ op te voeren. Dit begint met een grappige inzet, gaat over in een dolle klucht en kan maar een mager eind vinden. Grappen over hemel en hel moeten blijkbaar niet te lang duren en een mislukte duivel veranderen in reddende engel schijnt ook geen succesvol procédé. De opvoering beantwoordde aan de cabaretachtige aard van het stuk.
Galgenhumor, zo zegt het programma, is ‘een illustratie van de these, dat de mens een “leefbaarheids”-constructie om zich heen optrekt, die tegelijkertijd oneindig broos en oneindig taai van substantie is’. Dit wekt de verwachting, dat de twee éénacters, waaruit dit werk bestaat, alleen maar bedenksels zullen zijn, waarvan men dan de diepere bedoeling mag naspeuren. In deze verwachting wordt men niet bedrogen, tot dit naspeuren echter helemaal niet opgewekt. Waarna men dit onmachtig pogen ad acta legt.
Heel wat meer plezier beleeft het publiek en waarschijnlijk ook het gezelschap aan Naar het U lijkt, een verrukkelijk en lichtvoetig stuk met een aantal poëtische, kluchtige en bijna tragische taferelen over de verrukking van de liefde en de verliefdheid in geestelijke en aardse zin rond Rosalinde, een van Shakespeare's mooiste vrouwenfiguren, en Orlando in het woud van Arden. De opvoering liet wel het een en ander te wensen over, maar de voornaamste rollen waren goed bezet. Het publiek vermaakte zich, was vertederd, maar misschien niet betoverd. Sigrid Koetse speelde Rosalinde, Julien Schoenaerts Orlando. Regisseur Guttmann, die zorgde, dat de kwaliteiten de tekortkomingen overtroffen, heeft het aardig idee gehad Orlando het spel bewust te laten meespelen, wat wel niet de bedoeling van de dichter is geweest.
Bijzonder goed kwam Ensemble voor de dag met Een maand op het land, een meesterstuk van observatie en psychologische analyse. Onder regie van Peter Scharoff, die in zijn spelers onverwachte mogelijkheden ontdekken laat, werd met Sigrid Koetse, Julien Schoenaerts, Marja Habraken, Jan Retèl en Max Croiset in de voornaamste rollen, het fijne en ingewikkelde weefsel gesponnen van de gevoelens en verhoudingen, dat dit stuk zijn hoge waarde geeft. Een van de niet talrijke voorstellingen in een seizoen, die men een tweede keer wil zien.
Moordkans is een amusante, niet al te waarschijnlijke thriller. Maar de noodzakelijke ingrediënten zijn alle aanwezig: het Engelse landhuis, de dames en heren, die cocktails drinken, het vrij onsympathieke slachtoffer en de vrij sympathieke moordenaar, zijn weinig benijdenswaardige vrouw in een gevaarlijke situatie, de schijnbaar niet te slimme politie, die toch de schurk ontmaskert en aldus aan het rechtvaardigheidsgevoel voldoet. Centrum had dan ook met de goede voorstelling van dit stuk succes.
Meisjes van lichte zeden maar met harten van goud lopen er, zo niet in werkelijkheid, in ieder geval op het toneel nogal wat rond. Zij ontmoeten daar dan - zie reeds boven Voor engelen geen automaten - een wat schuchtere jongeman, die hen tot een gelovige in de ware liefde bekeert. In 3 × koekoek is dit een Franse soldaat en zijn argeloosheid behaalt deze overwinning in het grotendeels verwoeste en door de Fransen bezette Innsbruck in 1947. Naast wat gangbare poëzie komen te veel elementen van de soldatenklucht naar voren. Maribel speelt in Madrid. In dit stuk zorgen thriller-gegevens voor afwisseling. Het lijkt in het genre beter geslaagd dan het stuk van Achard.
| |
| |
Jean Genet, laatste en meest consequente van de Franse ‘poètes maudits’ en Sartre's ‘comédien et martyr’, ziet in moordenaars, homosexuelen, uitgestotenen en asocialen de heiligen van onze tijd. Hij ontkent niet sommige bestaande levenswaarden, maar valt ze aan en bestrijdt ze. In zoverre kan hij beter voor het toneel schrijven dan b.v. Beckett of Ionesco. De Meiden (Les Bonnes, van welke titel de dubbelzinnigheid in een vertaling natuurlijk verloren gaat) behandelt de menselijke vernedering, die de dienstbaarheid meebrengt. Voor de verworpenen van deze aarde leidt hun machteloze opstand slechts tot nieuwe vernederingen. De twee meiden zijn verliefd op hun mevrouw en haten haar tegelijkertijd. In haar afwezigheid spelen zij op haar slaapkamer ‘mevrouw’ en ‘meid’. In dit spel gaat hun haat tot zelfvernietiging toe, want op het einde drinkt een van de meiden in de rol van mevrouw het vergif, dat in werkelijkheid voor deze bestemd was. Deze nachtmerrie vol geestelijk sadisme en perverse erotiek stelt door de genuanceerde herhalingen van dezelfde motieven zeer hoge eisen aan de spelers. Hieraan voldeden Karin Haage en meer nog Henny Orri tenvolle, zodat een boeiende en aangrijpende voorstelling ontstond. Toch zonder dat men het gevoel verloor hier met pure literatuur te doen te hebben, wat het geval verdacht maakt.
Wat doe je op het toneel met een gelukkig huwelijk? Niets, zegt Rodenko. Verbind dus geluk en ontrouw in één huwelijk en schep een driehoeksverhouding tussen twee echtgenoten. Dit natuurlijk immorele idee leidde tot Harten twéé, harten drie, dat een blijspel is. Voor een jonge vrouw begint haar huwelijk sleur te worden. Zij krijgt de gelegenheid geheugenverlies te veinzen. Met behulp van een psychiater ziet nu haar eigen man kans haar het hof te maken, wat tot een aantal dwaze situaties leidt. Deze kern was blijkbaar toch nog niet voldoende en wordt daarom met allerlei bijwerk in moderne trant omgeven. Tot de pauze werd er vlot en prettig gespeeld, na de pauze was dit door gebrek aan tekst onmogelijk.
Van geheel andere aard is een tweede Nederlands stuk, eveneens door Studio opgevoerd. Onder de vreemde titel Jeugdproces heeft de psycholoog en grote toneelkenner Manuel van Loggem naar aanleiding van een recent concreet geval als waarschuwing voor ouders en opvoeders een stuk geschreven over de misdadigheid van de hedendaagse jeugd. Vier jongens en hun gedragingen worden zorgvuldig geschilderd, sfeer en karakter goed getekend, maar het stuk komt langzaam op gang en vindt een verrassend en abrupt einde, dat zeker voor een deel de oorzaak van het enthousiaste applaus lijkt, dat overigens ook voor het quartet spelers verdiend was.
Wesker, schrijver van Planten zonder wortels (zie boven De Keuken), maakt op ons de indruk van een late Heyermans zonder diens dramatisch talent. Een verhaal geeft hij nauwelijks, zijn soms zeer goede milieuschildering verraadt een eenzijdige visie, de socialistische inslag lijkt ons verjaard. Hij dient vooral een aanklacht in tegen de geestelijke armoede van het milieu, dat hij tekent, maar het slot legt getuigenis af van een nogal naïef optimisme. Aan enthousiasme echter ontbrak het zeker de spelers niet.
Samuel Beckett mag wel als standaard-model voor de moderne toneelschrijvers beschouwd worden. Zij tonen immers - en Beckett het meest - een voorkeur voor restanten van menselijke wezens. Zij verwerpen algemene begrippen, maar stellen toch een uitzonderlijk geval voor als algemeen, een extreme vorm van het
| |
| |
leven als ‘het leven’ en bepaalde typen als ‘de mens’. Zij ‘bestrijden de levensleugen’, heeft iemand voortreffelijk gezegd, ‘met de waarheid van de botanicus, die de geur van de bloemen ontkent, omdat zijn herbarium zo muf ruikt’. Aldus komen zij tot gewoonlijk vrij omslachtige demonstraties van de onzinnigheid van het menselijk bestaan. Eenzaamheid, ontluistering, uitzichtloosheid van het leven en het eeuwig herhalen van alledaagse dingen zijn voor hen en door hen mode-artikelen geworden. Alles, wat hiertegen in lijkt te gaan, is illusie. Deze ziekteverschijnselen kunnen een macabere beklemming oproepen, maar irriterend is, dat zij deze dingen met genoegen of zelfs plezier schijnen te doen. Het absolute nulpunt is blijkbaar voor hen een niet onaangename temperatuur. Bovendien halen zij onder het toneel een van zijn peilers weg, de handeling.
In Gelukkige dagen zit de 50-jarige Winnie eerst tot haar middel, dan tot haar hoofd in het zand. Zij praat. Haar 10 jaar oudere man Willie kruipt rond, reageert nauwelijks en is pas op het einde van het stuk goed zichtbaar. Maar zij kan zich tot hem richten en is niet alleen. Dat maakt de tijd tussen het luiden van de bel voor het wakker worden en het slapen gaan tot een ‘gelukkige dag’. Als Winnie leverde Andrea Domburg een formidabele prestatie. Aan één plek gebonden, zeer beperkt in haar spelmogelijkheden, altijd aan het woord en dat met een tekst waarin dikwijls nauwelijks enige samenhang te ontdekken valt, wist zij voortdurend te boeien.
Zoals in zijn The Connection doet ook in De appel Jack Gelber zijn uiterste best om ons te doen vergeten dat er toneelspelers op de planken staan. Resultaat: men denkt er nooit zo sterk aan als bij deze gelegenheid. De improvisatie is even ‘quasi’ als heel de rest van dit ‘stuk’. ‘Het heeft geen zin’, zegt het programma, ‘dit stuk te beschrijven of te ontleden’. Hieraan zullen wij ons met genoegen houden. Aan de regisseur Peter Oosthoek zijn de reacties van het publiek tegengevallen. Hij had verwacht, dat er iemand iets zou hebben geroepen of zou hebben geprotesteerd. Waaruit alleen blijkt dat hij het Nederlands publiek slecht kent. Zelfs dit boerenbedrog, want dat is het, roept zulke reacties niet op. Voor toneel applaudisseert men nu eenmaal. Wat misschien bewijst dat onze moderne toneelschrijvers, waar zij op de sleur de nadruk leggen, toch wel enigszins gelijk hebben.
|
|