Brabander van franciscaanse eenvoud was hij uiterst gevoelig voor beschaving en traditie. Hij had een goede kennis van de geschiedenis en hij wist wat het kostte om natuurlijke, instinctieve gegevens werkelijk te integreren in een hoger levensbesef en een cultureel kader. Het menselijke wist hij zorgvuldig af te wegen. Wijs en evenwichtig in zijn oordeel was hij tegemoetkomend voor de jeugd, maar zag hij de ontwikkeling van het tijdsgebeuren met een scherp oog. Hij beleefde de breuk der traditie, het einde van de nieuwe geschiedenis, dat wij thans meemaken, als een zeer ernstig verschijnsel, dat hij wellicht niet voldoende kon duiden. Bij het uiterlijk succes waardoor dit leven in sommige periodes getekend werd, mag men bij dit afscheid ook denken aan het grafschrift van de nederlandse paus Adrianus VI: van hoeveel belang is het, in wat voor een tijd de mens leeft.
Van Heugten heeft zeer veel geschreven. Behalve een kleine biografie van de generaal der Jezuïeten Pater Roothaan bestaat zijn literair werk praktisch bijna geheel uit kritieken en essays, waarvan de beste gebundeld werden in ‘Met peillood en kompas’ van voor de oorlog en ‘De menselijke geest’ van 1954. De bibliografie in deze bloemlezing (samengesteld onder leiding van Prof. Dr. N.A. Donkersloot met een inleiding van Prof. Dr. W. Asselbergs) beslaat bijna 7 pagina's. De sleutel tot het verstaan van deze schrijver en zijn leven menen wij gevonden te hebben in zijn bijdrage ‘Kerk en Cultuur’.
Deze verscheen voor het eerst in K.C.T.-Streven in 1948 (p. 2-15), werd opnieuw opgenomen in ‘De Hoeksteen’ (verschenen bij het eeuwfeest van de nederlandse provincie der Jezuïeten) en tenslotte door hem gebruikt als afscheidsrede in de aula der amsterdamse universiteit bij zijn laatste optreden voor de studenten van Sanctus Thomas Aquinas in 1956. Er is dus enige reden om aan te nemen dat hier van een bijzonder persoonlijk getuigenis sprake is. De aanhef verklaart reeds iets van het zelfbewustzijn van deze van huis uit verlegen en hoekige figuur. ‘Welk een koninklijk bewustzijn, welk een besef van de Heer der wereld te zijn en de toekomst der mensen te bepalen spreekt er uit de woorden van Jezus tot zijn leerlingen: gij zijt het zout der aarde, gij zijt het licht der wereld’. Dit besef, in het centrum van de geschiedenis der mensheid te staan, deelt Jezus aan zijn leerlingen mede. Niet als vuur en zwaard maar als zout en zuurdesem. ‘Dit is wellicht de grootste cultuurdaad die er ooit gesteld is, dat Hij voor miljoenen en overmiljoenen mensen het levende, in de ziel gewortelde model geworden is, waarnaar zij hun innerlijk trachten te vormen en hun leven op te bouwen. Wie dit beeld levend en bevruchtend in zich omdraagt, is voor eeuwig aan de barbaarsheid onttrokken’.