| |
Boekbespreking
Godsdienst
Pol, Prof. Dr. W.H. van de Het Anglikanisme in oecumenisch perspectief. - Romen & Zonen, Roermond en Maaseik, 1962; 297 pp., f 16,25.
Van de onvermoeide en vruchtbare hand van de Nijmeegse professor is er wederom een magistraal werk verschenen. Hierin neemt hij het Anglikanisme onder de loep en beschrijft dit onder het aspect van diens oecumenische bemoeiingen. De Anglikaanse kerken hebben zich steeds minder bekommerd om streng dogmatische en disciplinaire begrenzingen dan om - echt op zijn Engels! - practische aanpassing. In haar diepste wezen is de Anglikaanse kerk - hier legt v.d. P. de nadruk op - sterk reformatorisch. Eerst in de 17de eeuw wordt het historisch en apostolisch kerkkarakter scherper gesteld. Daardoor ook treedt de bijzonderheid en de wijding van het Ambt meer naar voren. De auteur beheerst zijn stof volkomen en ziet in de oecumenische tendensen dezer kerk een aanloop, een model en voorbeeld voor latere algemenere oecumenische activiteiten. Dit boek toont tevens de evolutie in het eigen denken van v.d. P. Twintig jaar geleden had hij niet zó ever Anglikanisme en Anglokatholicisme geschreven.
P. van Alkemade
| |
| |
| |
Gabriel van de H. Maria Magdalena O.C.D., Van hart tot hart. Meditaties voor elke dag van het jaar. Deel III van de tiende zondag na Pinksteren tot de vierentwintigste zondag na Pinksteren. - Serie ‘Oasen’, Brand, Hilversum-Antwerpen, 1962, 526 pp., F. 145.
Met dit derde boekdeel voltooiden de vertalers hun werk: het bekende ‘Intimitas divina’ ligt thans voor ons in een correcte en vlotte vertaling die echter te mat en te schools blijft. De schrijver bracht veel theologie, veel mystiek, veel ervaring en gebedsgeest bijeen, in een uitgebreide verzameling van overwegingen. Misschien is, van oefening tot oefening, de verscheidenheid te gering; intussen maakt niemand de reeks door zonder tegelijk de leer en de praktijk van gebed en godsdienst te leren. Wij betreuren echter dat de Nederlandse bewerkers de oefeningen te weinig als overwegingen voorstellen, dat zij het kader van het kerkelijk jaar zo weinig mogelijk aangeven, dat ze geen analytisch register erbij hebben gevoegd. Het is als zouden zij het geheel te weinig functioneel gezien hebben, terwijl pater Gabriel het toch zeker zo bedoelde.
Em. Janssen
| |
Küng, Hans, Strukturen der Kirche (Quaestiones Disputatae, 17). - Herder, Freiburg, 1962, 356 pp., D.M. 22.
Ongetwijfeld is deze studie van de Tübinger fundamentaaltheoloog een dapper, eerlijk en werkelijk groot boek, dat door kennis èn van de katholieke traditie èn van de protestantse leer voor een vernieuwende kerk-theologie bevrijdend zal werken. Küng vertrekt resoluut van de Kerk als ‘ökumenisches Konzil aus göttlicher Berufung’ dat in een ‘Konzil aus menschlicher Berufung’ echt, maar steeds onvolkomen, gerepresenteerd wordt. Vanuit dit perspectief worden de verhoudingen Paus-Bisschoppen-Kerkvolk, ambt-leken, openbaring-traditie, onfeilbaarheid en blijvende feilbaarheid opnieuw grondig doorgelicht, vooral door referenties naar de concilies van Konstanz en Vatikanum I en naar Luther, Calvijn en K. Barth. Het boek is niet af (de auteur erkent voortdurend dat voor vele vragen ook in de katholieke leer pasklare antwoorden ontbreken), maar het rukt muren omver waarin een bepaalde handboekenliteratuur de vermeende traditie trachtte te beveiligen. En nochtans is het geen ‘onrustig’ boek: het werkelijk vaste in de leer komt juist door een overal aanwezig fijnzinnig gevoel voor evenwicht en synthese solieder naar voren. In deze concilie-tijd kunnen van dit meesterlijke boek krachtige impulsen uitgaan voor leven en leer der Kerk.
J. Kerkhofs
| |
Guardini, Romano, Wil en Waarheid. Geestelijke oefeningen. Vert. - 1962, 156 pp., Paul Brand, Hilversum-Antwerpen, f 5,90.
Wil en Waarheid bevat de meditaties, preken en toespraken, die R.G. hield bij gelegenheid van enige retraites voor jongere mensen, een dertig jaar geleden. R.G. is steeds zeer persoonlijk in wat hij zegt en schrijft. Hij is diepzinnig, sereen, bezonken en ‘gedompeld’, mag ik wel zeggen, in bijbel en liturgie. Dit werkje doet misschien wat technisch aan, doch biedt weer een aantal treffende beschouwingen en overwegingen van de toen nog betrekkelijk jonge R.G.
P. van Alkemade
| |
Jungmann S.J., Josef Andreas, De Liturgieviering. Fundamentele en geschiedkundige vormwetten der Liturgie (Die liturgische Feier). Nederlandse vertaling van J. van Oss. - De Vroente, Kasterlee, (1962), 117 p. Geb. 70 Fr.
Dit boekje, dat voor het eerst in 1939 klaar kwam en wegens de oorlogsomstandigheden niet dadelijk bekend raakte, werd pas de laatste jaren ontdekt. Actueel zonder meer, vond het een franse, een italiaanse, een Spaanse en nu ook een nederlandse vertaler. Jungmann geeft er zijn mooie definitie van de liturgie als de Eredienst van de Kerk en verklaart daarbij de dubbele verhouding tot het schone en tot het volkseigene. Omdat het de liturgie van de zichtbare Kerk is moeten haar ideeën en godsdienstige uitingen zichtbaar zijn in een schoonheid en een geaardheid die aanbidt, minder een pronk der aarde dan een verre weerschijn van de hemel. Het hoofdschema der liturgie is overal en telkens weer terug te vinden: lezing, zang, gebed van volk en van priester. Een boekje dat zijn gewicht in goud waard is: met piëteit geschreven, solied van inhoud, actueel, feilloos en met smaak uitgegeven door ‘De Vroente’.
S. De Smet
| |
Maertens, Th., Les Risques de plafonnement du mouvement liturgique (Paroisse et Liturgie No. 49). - ëditions de l'apostolat liturgique, Bruges, 1961, 71 p.
Na 30 jaar liturgiebeweging komt een bezinning wel te pas. Dom Th. Maertens
| |
| |
doet dit in een soort van gewetensonderzoek. Enkele mondgemene uitspraken waarbij een zekere verzadiging en ontgoocheling te voorschijn komt, worden aangehaald en afgewogen. Sommigen hebben de indruk dat de godsdienst aan het veranderen is, maar dat de mensen blijven wat ze waren. Anderen beklagen er zich over dat ze niet meer kunnen bidden of uiten hun teleurstelling omdat zij menen dat het toppunt der zo geroemde actieve deelname lijkt te bestaan in opstaan en zitten tijdens de zondagsmis. Bij de zielzorgers heet het, dat voor alles voorzichtigheid geboden is, dat men de mensen maar moet nemen zoals ze zijn; dat de liturgie eerder voor monniken bestemd is en een zeldzaam charisme is. Tenslotte rechtvaardigen zij hun houding met het gevatte gezegde dat zij niet gezonden zijn om te dopen, maar om de Blijde Boodschap te verkondigen en geven uitdrukking aan hun onzekerheid door zich af te vragen of niet te veel toegeeflijkheid werd betoond aan de zucht naar vernieuwing. Bedenkingen waarop tal van mensen uit de wereld van ‘Paroisse et Liturgie’ in België en Frankrijk hun kanttekeningen hebben gemaakt op zulk een wijze dat S. ze betitelde ‘un réel témoignage d'Eglise’.
S. De Smet
| |
Assemblées Du Seigneur, Catéchèses des dimanches et des fêtes. Collection dirigée par l'abbaye de Saint-André (Bruges), conjointement avec le grand séminaire de Lille. 1. Introduction (95 p.), 2. Temps de l'Avent (103 p.), 13. Fète de l'Epiphanie (107 p.), 16. Deuxième Dimanche après l'Epiphanie (111 p.), 55. Deuxième Dimanche après la Pentecöte (108 p.), 73. Dix-heutième Dimanche après la Pentecöte (103 p.). - Ed. Biblica, Brugge, 1962.
In deze collectie, geleid door Dom Th. Maertens, heeft de franssprekende liturgiezorg een voortreffelijk hulpmiddel gevonden. Voor alle feesten en zondagen worden de meest bruikbare elementen der liturgiewetenschap, der schriftverklaring, der theologie en der geschriften van de Kerkvaders bijeen gebracht in een afzonderlijke brochure. Tot nog toe verschenen een twaalftal deeltjes. Daarin vindt men uit de liturgiewetenschap: een studie van het liturgisch adventsvocabularium (2), van de heilige theofanieën in de Byzantijnse ritus (13), van de sacrale maaltijd en de postcommunio der Misviering (55), van de betrekkingen tussen de zondagliturgie en het moderne leven (1). Voor de Schrift lezen we bijdragen over
Isaias (2), over de verhouding Schrift en zielzorg (1), over de komst van Christus ‘nu’ (8), of over de verklaring van het Epiphanie-epistel en het Matheus-evangelie ‘Komt, laten we Hem aanbidden’ (13). Ook de opmerkingen van pastorele aard zijn welkom.
S. De Smet
| |
Maertens. Th., H. Joulia, F. Giroud, Le problème de l'argent en Liturgie. Collection de Pastorale liturgique Paroisse et Liturgie No. 55. - Ed. Biblica, Brugge, 1962, 93 pp.
Netelige kwesties worden niet opgelost door ze te ignoreren. Ook de liturgie kent een menselijke kant en een geldprobleem. Th. Maertens denkt na over de Schrift-gegevens en het remunereren van de bedienaars van de eredienst; H. Joulia behandelt klasse en taxatie in de liturgie; F. Giroud bespreekt de pastoraal der offerande: geen salaris of aalmoes, maar een echte, God aangeboden offergave, die de priester - zelf een arme - tot zending heeft aan de armen uit te delen.
F. De Smet
| |
Feuillet, André, Etudes Johanniques. - Collection ‘Museum Lessianum’, section biblique no. 4, Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 316 pp., geb. F. 270.
In deze bundel werden een aantal belangrijke studies samengebracht, in de loop der laatste jaren door de auteur in verschillende tijdschriften gepubliceerd. Het eerste deel biedt vooral een ruim inzicht in de structuur en de algemene strekking van het vierde evangelie. Het tweede deel belicht meer bepaalde interpretaties in verband met de Apocalypse. Steunend op een exegese, die oordeelt vanuit een brede achtergrond - vooral de wijsheidsliteratuur, waarmee de schrijver bijzonder vertrouwd is - en die de verschillende elementen sober tegen elkaar afweegt, aarzelt F. nochtans niet een persoonlijke mening voor te stellen. Ook pleit hij terloops voor een gezonde Mariologie, waaruit de individuele betekenis van O.L. Vrouw, hoewel secundair en ondergeschikt aan het ecclesiologisch perspectief, niet minder rijk te voorschijn treedt.
A. Zaman
| |
Lucques, Claire, La nouvelle pauvreté. Essai sur la fécondité des biens. Préface de P.-R. Régamey O.P. - Mame, Parijs, 1961, 270 pp., NF. 8.70
De ware geest van christelijke armoede houdt evenzeer vruchtbaarheid als versterving in. Concrete vormen van armoedebeleving worden er in het Evangelie
| |
| |
niet opgegeven. Wel worden de volgelingen van Christus er uitgenodigd om hun eigen armoedevormen te scheppen, en wel zo dat hun armoede ook concreet vruchtbaar wordt. Schr. stelt vast dat onze opvatting van de armoede meestal aan voorbije tijden gebonden is. Zij zoekt naar nieuwe armoedegedragingen die misschien helemaal niet meer franciscaans zullen zijn. Vooral treffend is de basisvaststelling dat geldhonger en geldbezit meer en meer onafhankelijk worden van een te verrichten werk of taak. Uit die vervreemding tussen geld en werk ontstaan een aantal onvruchtbare gedragingen die de vooruitgang van de mensheid in gevaar brengen. De beoefenaars van ‘de nieuwe armoede’ moesten zich tot doel stellen de nodige onbaatzuchtigheid op te brengen om het geld opnieuw zijn zin te geven door het opnieuw in verband met de te verrichten taken te brengen. Deze taken zijn nieuwe opdrachten tegenover de ganse mensheid: zij bestaan er hoofdzakelijk in de rijkdom zo te verdelen dat ieder mens overal ter wereld meer kans krijgt om zich geestelijk te ontwikkelen. De nieuwe armoede is vanzelfsprekend doordrongen van naastenliefde: in die richting dient het criterium van haar authentieke vruchtbaarheid gezocht te worden.
R. Beeckmans
| |
Lacouage S.J., G., Notre-Dame de nos prières. - Mame, Parijs-Tours, 1962, 320 blz., N.F. '2.
De schrijver noemt zich ‘ni théologien, ni écrivain de métier’; maar hij wilde over Onze Lieve Vrouw getuigen. Hij verzamelde veel materiaal, bracht het min of meer geordend samen; het is een boek geworden waar men wel uit kan mediteren. En veel eenvoudiger kan het zeker bezielen.
E. Janssen
| |
Guitton, Jean, Dialogue avec les précurseurs, Journal oecuménique 1922-1962. - Aubier, Parijs; Ed. Universelle, Brussel, 1962, 320 pp., 8 hors-texte, 173 Fr. B.
De boeken over het oecumenisme beleven een werkelijke hoogconjunctuur. Vele hiervan veronderstellen echter een zekere theologische scholing en zijn eerder uiteenzettingen dan getuigenissen. Dit ‘journal oecuménique 1922-1962’ van de bekende Franse filosoof en religieuze denker kan een veel ruimer publiek boeien. Het is een verzameling fijn geschreven en zeer persoonlijke herinneringen en reflexies over contacten met de christenen uit de verschillende belijdenissen. Het voornaamste deel is gewijd aan Guitton's ontmoetingen met de hoofdpersonen van de gesprekken van Mechelen, kardinaal Mercier, Lord Halifax en l'abbé Portal. De bladzijden over de oecumenische dialoog (249-261) zijn een aandachtige lezing en meditatie overwaard. Een heel geschikte lectuur voor de Concilietijd.
J. Vercruysse
| |
Weiler, A.G., Heinrich von Gorkum (†1431), Seine Stellung in der Philosophie und der Theologie des Spätmittelalters. - Hilversum-Antwerpen, Paul Brand, 1962, 343 pp., ing. 305 BF.
Deze wetenschappelijke publikatie verkreeg de steun van Duitse en Nederlandse instellingen. Zij getuigt van vlijtig en geduldig opsporingswerk in de meest verschillende archieven van Europa, bevat een uitgebreide bibliografie, twee alfabetische registers en een Nederlands summarium. Aan de hand van de talrijke documenten wordt de figuur van H. van Gorkum, een Nederlander die te Parijs studeerde en te Keulen doceerde, uitstekend getypeerd. Uit een zorgvuldige analyse van zijn werken blijkt dat deze geestelijke voor de thomistische renaissance heeft geijverd, die in het herfsttij der middeleeuwen de verwoestende invloed van het nominalisme probeerde in te dijken. Als vice-kanselier van de Keulse universiteit nam hij een leidende positie in tegen de ketterijen van Wyclef en vooral J. Huss, en in vele andere theologische en kerkrechtelijke problemen van een tijdperk, dat wegens de tweestrijd van de ‘via antiquorum’ met de ‘via modernorum’ heel wat gelijkenis met het onze vertoont. De grote verdienste van het boek is, dat het de besproken figuur schroomvallig binnen het eigen tijdsbeeld weet te situeren. Dan wordt het zonder vooringenomenheid duidelijk dat Hendriks gezonde thomistische reacties meer doelmatig zouden geweest zijn, indien hij voor het toen overal oprijzend individualisme een soepeler begrip had getoond.
A. Poncelet
| |
Kirchgaessner, A., Auf der Waage des Glaubens. über Liturgie, Heilige Schrift, Christliches Leben. - Josef Knecht, Frankfurt am Main, 1962, 308 pp., geb. D.M. 14.80.
De voorgaande werken van de Oratoriaan Kirchgässner, ‘Geistliche Glossen’ (vier delen), waren meer fragmentair. Ze bestonden uit losse opstellen, telkens tref- | |
| |
zeker, maar in een minder systematische verzameling. Hier ligt het systematische voor de hand, terwijl de algemene geest in de titel is aangeduid. Het gaat namelijk opstel na opstel over het scherp omlijnde christelijke leven: bij de hedendaagse liturgische beweging, bij de bijbelse, bij hetgeen we de theologische zouden noemen. De opstellen over de liturgie vormen nog min of meer een geheel; die over de Heilige Schrift leggen meestal verband tussen een schriftuurtekst of gewijd schrijver en een moderne nood of bewustzijn; die over het christelijke leven liggen ook wat uiteen: het gaat over inwendigheid of over christelijke cultuur. Maar elk opstel brengt zijn openbaring, zijn licht, bijna zijn bevrijding. In een blijde helderheid ademen we los en verlicht... Zo heeft deze ten zeerste boeiende bundel een waarlijk rijke inhoud; in weinig boeken vindt de hedendaagse gelovige zoveel bijeen, telkens zo pregnant.
Em. Janssen
| |
Heuschen, L., La Bible chaque semaine pour la Célébration - La Méditation - La Prédication (Paroisse et Liturgie, Collection de Pastorale liturgique, n. 54) - Biblica (Publications de S. André), Brugge, 1962, 422 pp., 240 B.Fr.
Priesters die zoeken naar vernieuwing in hun zondagspredicatie zullen dit boek dankbaar ter hand nemen. Voor elke zondag van het jaar, en voor de feesten van een hogere klasse, worden telkens vier gebedswaken uitgewerkt, met aangepaste bijbellezing, homelie, zang en gebed. Hoofdzakelijk bedoeld voor de eigenlijke gebedswake op zaterdagavond, bevatten deze schema's evenwel voldoende substantie om zowel de persoonlijke zondagsmeditatie als de predicatie te voeden. Vooral in de homelieën zal men gemakkelijk stof vinden voor religieus diepe, bijbel geïnspireerde en tegelijk aan de concrete toestanden aangepaste toespraken. Citaten verwijzen naar een aangepaste literatuur, waarin men eventueel een verdere aanvulling kan vinden voor de behandelde stof.
J.M. Tison
| |
Massaux, E., e.a., La venue du Messie, Messianisme et Eschatologie (Recherches bibliques, 6), Brugge. - Desclée de Brouwer, 1962, 262 pp., 180 B. frs.
In dit verzamelwerk vinden we de 10 referaten die tijdens de XIIIe bijbeldagen (augustus 1961) te Leuven werden gehouden. Hoofdthema van deze dagen was ‘De Komst van de Messias’. H. Riesenfeld, protestants exegeet aan de Universiteit van Uppsala, geeft in zijn bijdrage Le Caractère messianique de la Tentation au Désert verrijkende beschouwingen ten beste over de polyvalentie van het evangelisch ‘symbool’. - Prof. M. Sabbe (Brugge) ontwikkelde zijn beknopte voordracht over het apocalyptisch karakter van het Transfiguratieverhaal tot een ruimere studie over La Rédaction du Récit de la Transfiguration. - Zelfs minder ingewijden zullen met belangstelling het artikel lezen van H. Quecke, L'Evangile de Thomas. Etat des Recherches. Hier wordt iets van het raadsel van het pas ontdekte koptisch Thomasevangelie opgeklaard. (Voor een meer uitvoerige informatie over dit zo actuele onderwerp, zie, van dezelfde auteur: Het Evangelie volgens Thomas. Vertaling, inleiding en commentaar in Streven, febr. 1960, blz. 401-424).
J. De Gendt
| |
Devant les sectes non-chretiennes. Rapport et compte rendu de la XXXIe Semaine de Missiologie. - Louvain, 1961. 318 pp., 170 Fr.
Het fenomeen van de sekten is van alle tijden. In de missiologische week van 1961, die de sekten tot object had genomen, gaat het niet om een kritisch onderzoek van de dissidente groepen die van de Katholieke Kerk zijn afgescheurd, maar om een proeve van synthetisch benaderen van bewegingen die van geen enkele grote christelijke godsdienst afhankelijk zijn en hun inspiratie hoofdzakelijk zoeken in niet-christelijke godsdiensten. De ontreddering van vele traditionele gemeenschappen onder invloed van de Europese kolonisatie en de strijd voor de dekolonisatie, waren de directe voedingsbodem voor vele politico-religieuze sekten. Dit rapport geeft ons een beeld van de verscheidenheid en de analoge structuur van het fenomeen in de meeste landen, en zoekt tevens naar een missionaire houding er tegenover.
R. De Haes
| |
Caussade, Jean-Pierre de, Lettres spirituelles I. Texte établi et présenté par Michel Olphe-Salliard S.J. - Collection Christus. Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 324 pp., F. 195.
De Franse Jezuïet Jean-Pierre de Caussade (1675-1751) had een bewogen leven. Hij was lange jaren werkzaam in het onderwijs en werd daarna predikant en reizend missionaris, biechtvader, geestelijke leider, retraiteleider, later collegerector en eindelijk ‘leider’ van een bis- | |
| |
schoppelijk seminarie. Een verdeeld en gebroken leven, meer dan avontuurlijk bewogen; de groei naar een ‘abandon à la Providence divine’, waarover hij een korte verhandeling schreef, die nog steeds goed bekend is. Hij stond dichter bij Fénelon dan bij Bossuet, duidelijk in de lijn van Franciscus van Sales, en binnen de eigen orde contemplatief naar de geest van Louis Lallemant. - Met dit boek begint de eerste uitgave van zijn volledig werk. De eerste twee delen zullen brieven bevatten, de andere twee geestelijke geschriften. Deze eerste bundel bevat brieven aan Zusters van de Visitatie te Nancy (1731-1738): gedeeltelijk waren ze nog onuitgegeven.
Em. Janssen
| |
Literatuur
Meer, F. van der, Zeven ware legenden. - Het Spectrum, 1962, 127 pp., f 6,90.
De veelzijdige Nijmeegse professor, F. v.d. Meer, is een der verrassendste figuren in den lande. Telkens verrast hij zijn lezers met iets nieuws en onverwachts. Nu met zeven legenden, legenden uit heel de christenheid, oost en west, zelfs een uit het heidendom. Een legende ontstaat in dat mysterieuze gebied van de mens, waar het eeuwige en het tijdelijke elkaar raken en van der Meer is te zeer kunstenaar om dit tussengebied tussen wetenschap en visie niet hoog te waarderen. Het is een origineel en treffend geschreven boekje, wederom een echte F. van der Meer.
J. van Heugten
MICHELS, Prof. Dr. L.C., Trekken van taalgebruik. - Malmberg, 's-Hertogenbosch, 1962, 14 pp., f 1,25.
De fijnzinnige filoloog (ik zou hem liever ‘filogloss’ noemen), Prof. Michels te Nijmegen, heeft (ik vermoed) een lezing gepubliceerd over ‘trekken’, gebruiken, verschijnselen in de taal, een korte beschouwing die wij elk taalliefhebber, openbaar-spreker en optredende in de liturgie van harte aanbevelen. Het brochuurtje leest prettig en bevat enige zeer juiste en zeer nuttige opmerkingen over taalgebruik en spreken voor een menigte.
J. van Heugten
| |
Verbeeck, Louis, Flirt met de muze; Zone, Walter, De huid van de tederheid. - De Bladen van de poëzie, Lier, 1962.
Suggereert Verbeeck dat hij een loopje neemt met de ernst van de poëzie? Helemaal niet. Maar we bevinden ons hier in de poëtische wereld van de luim, de humor, de hekeling en soms ook de ironie. Heel veel geslaagde dingen, soms pregnante vondsten. Als P. nog meer over de grenzen ging kijken, zou deze poëzie nog dieper en ruimer worden. - Walter Zone is een teleurstelling. Na de korte inleiding (met kloeke taalfouten) en de daaropvolgende gedichten zakte onze geestdrift, opgeroepen door de titel van de bundel, naar het nulpunt. Pierre Kemp sluipt storend in deze gevoeligheidjes-in-woorden. Sporadisch een regeltje poëzie, maar een gedicht? Ach nee. We hebben er van deze auteur toch al gelezen. Maar dan elders.
L. Vanden Broek
| |
Lebeau, Paul, Zomer te Zilverberg. - De Clauwaert-vereniging, Leuven, 1962, 64 pp.
Deze jongste novelle, na De laatste roos (1956) en De kleine Karamazow (1957), evenaart niet de hoogte van laatstgenoemd meesterwerkje. Daartoe lijkt zij niet voldoende geconstrueerd: de wereld van drie gepensioneerde dorpsonderwijzeressen en die van een verpleegster uit de stad die de aan kanker lijdende Fanny komt verzorgen, liggen enigszins uit elkaar. Dit euvel wordt echter naar het einde toe ondervangen door de zeer mooie bladzijden waarin de verpleegster bij Fanny's begrafenis, achter de lijkbaar aanstappend, zeer scherp het lijden en de dood van Fanny en haar eigen zondigheid na een begane misstap ervaart.
L. Vanden Broek
| |
Jens, Walter Zueignungen. - Piper Verlag, München, 1962 (Piper-Bücherei Nr. 178), 96 p.p., D.M. 3.
Deze elf literaire portretten hebben niet de pretentie zich als grondige essays aan te dienen; het blijven bescheiden teksten, meestal naar aanleiding van een boekrecensie, waarin S. in vaak epigrammatische concentratie een persoonlijke visie uitdrukt. De behandelde auteurs variëren van A. Döblin, B. Brecht (als lyricus), E. Hemingway, C. Pavese en A. Camus, E. Barlach (als dramaturg), K. Tucholsky (als essayist), F. Hartlaub en de Pool B. Schulz tot S. Freud (in zijn brieven) en K. Reinhardt (als klassiek filoloog). Eruditie, inzicht en synthetische formulering leveren journalistiek van het betere soort.
C. Tindemans
| |
| |
| |
Vanderschaeghe, Paul, Stefan Andres; Sinnige, Theo G., Miguel de Unamuno. - Ontmoetingen-reeks. Desclée De Brouwer, Brugge, 1962, F. 25.
In zijn kennelijke voorliefde voor de Duitse literatuur (cfr. in dezelfde reeks H. Böll) geeft P.V. ons een beknopte monografie over S.A.: een korte biografie, zijn werk (vooral romans) en de thema's bij A. en hun ontwikkelingsgang. Als eerste ontmoeting met de grote Duitse auteur is dit deeltje goed. - Omvangrijker en diepergaand is T.S. in zijn commentaar op de veelzijdige en gecompliceerde persoonlijkheid van M.d.U. (1864-1936): Spaans romanschrijver, novellist, essayist en dichter. Deze zeer invloedrijke figuur heeft een grote culturele, sociale en politieke invloed uitgeoefend op het Spaanse leven in de eerste helft van de XXste eeuw.
L. Vanden Broek
| |
Houtland, Jozefa van, Cardiogram. - Sanderus, Oudenaarde, 1962, 45 pp., F. 65.
Hoewel geschreven vanuit een ‘vereenzaming rond felle hartstocht’ en cirkelend rond de thema's van pijn, verdriet en angst, spreken de meeste van deze gedichten niet sterk aan. Ze blijven nogal gemakkelijk steken in het anekdotische, in een louter individuele gebeurtenis en groeien zo zelden uit tot poëtische sensibiliteit voor de lezer. Enkele gedichten nochtans reveleren een echt talent, o.a. Trein I (p. 38).
L. Vanden Broek
| |
Gütersloh, Albert Paris. Sonne und Mond. Roman. - R. Pipèr & Co. Verlag, München, 819 pp., 30 D.M.
Dit wonderlijke boek kon slechts te Wenen en door een Oostenrijker geschreven worden. Het is ten top gevoerde barok, een schrijftrant die in Nederland nauwelijks gekend wordt en dicht grenst aan maniërisme. Omslachtigheid en een weidse zwier, ironie en humor, ernst en luim, dit alles kenmerkt de stijl van deze roman, die nauwelijks een roman, eer een eigenaardige tijdskroniek is. De Oostenrijkse toneelspeler, schrijver, professor, A.P. Gütersloh, heeft er vijf en twintig jaar aan gewerkt. De eigenlijke geschiedenis is weinig belangrijk. Een adellijk heer vermaakt zijn vervallen kasteel aan een onbekende neef, die het door een zaakwaarnemer laat herstellen. Het boek symboliseert tevens het verval van het keizerlijke en adellijke Oostenrijk. De aantrekkelijkheid van het werk is echter gelegen in de overzwierige barok, de geestige tierelantijnerij van de stijl. Wie dit genieten kan, mag zich ruim 800 bladzijden lang amuseren.
J.v. Heugten
| |
Smith, Paul, The Stubborn Season. - Heinemann, London, 1962, 448 pp., 21 sh.
Enige tijd geleden bespraken wij The Country Woman, de tweede roman van de jonge Ierse auteur. De verwachtingen toen gewekt zijn in deze derde roman niet verwezenlijkt. In het eerst genoemde boek waren de hoofdpersonen springlevend omdat zij geheel geïntegreerd waren met het ietwat rauwe leven in het allesbehalve sjieke Dublin; in deze roman concentreert schr. zich te exclusief op een aantal hoofdpersonen die een niet bepaald stichtend bestaan leiden in voornamelijk beruchte buurten van Londen. Geheel levensecht worden deze figuren niet, en bovendien is de roman te lang om ze in leven te houden. De achtergrond van prostitutie e.d. blijkt niet in staat de rol te vervullen die in het vorige boek door Dublin op verdienstelijke wijze werd vervuld. De roman is daardoor vlak, traag van beweging en boeit alleen in geïsoleerde passages.
W. Peters
| |
Brahm, Otto, Theater-Dramatiker-Schauspieler. - Henschel-Verlag, Berlin (Ost), 1961, 463 pp., D.M. 18.
De vader van het moderne Duitse theater, Otto Brahm (1856-1912), stichter en eerste leider (1889-1894) van de ‘Freie Bühne’ te Berlijn, wordt hier voorgesteld in zijn essayistische bedrijvigheid. Zijn nieuwe visie (vooral op de functie van het theater) blijkt uit zijn opstellen over de Meininger en zijn interpretaties van Gerhart Hauptmann (die hij ontdekte) en Hendrik Ibsen (in wiens spoor hij heeft gewerkt). Zijn houding tegenover de toneelspeler, in wie hij de virtuoos wou breken ten voordele van het ensemble, wordt gedocumenteerd in artikelen over historische grootheden als Possart, Barnay, Rossi, Kainz, e.a. Daarnaast bleef hij een altijd even ernstig en oprecht criticus, die de oudere generatie afwoog naar verdienste en belang en voor de nieuwelingen respect en interesse opeiste, ook al kon hij hen soms moeilijker volgen. In dit verband zijn zijn editoriaals voor de ‘Freie Bühne’ en zijn studie over ‘Der Naturalismus und das Theater’ theaterhistorische data. Het nawoord (door Hugo Fetting) blijft gezond historisch, vooral omdat deze principiële socialist, met zijn inzet voor het realisme
| |
| |
op het toneel, nauwelijks gecorrigeerd hoeft te worden naar de geest der nieuwe heren.
C. Tindemans
| |
Kesting, Marianne, Panorama des zeitgenössischen Theaters. - Piper Verlag, München, 1962, (Paperback), 267 pp., 57 ill., D.M. 9.80.
Dit waardevolle compendium bevat kritische informatie over 50 theaterauteurs der 20e eeuw. Na een merkwaardige inleiding over de 19e-eeuwse aartsvaders die met enig recht als voorlopers kunnen worden beschouwd, volgen de auteurs elkaar op in een volgorde die aanvankelijk chronologisch is, daarna nationaal en tenslotte kwalitatief wordt. De algemene toon, die S. met gezag tot het einde volhoudt, is die van een persoonlijke presentatie, waaruit thematische evolutie en betekenis voor de internationale dramaturgie moeten blijken. Dat ze daarbij wel eens aan het polemiseren slaat en (vooral) nu en dan al te gewillig waarschijnlijke impulsen als alvast onweerlegbaar voorstelt, maakt het resultaat dubbel prikkelend. In haar keuze van het hedendaagse Duitse theater toont ze een opvallend favoritisme (niet in appreciatie, wel in representatie) van het modieuze. Als miniatuurencyclopedie voor een beperkt thema uiterst bruikbaar.
C. Tindemans
| |
Kaschnitz, Marie Luise, Hörspiele. - Claassen Verlag, Hamburg, 1962, 267 pp., D.M. 9.50.
In een combinatie van evenwichtig experiment, speelse techniekvariatie en subtiel-rechtstreekse dialogen, bundelt deze bekende dichteres tien hoorspelen. Thematisch behandelt ze zowel het antieke motief met eigentijdse allusie (‘Jasons letzte Nacht’, ‘Die Reise des Herrn Admet’) als de bijbelse reconstructie (‘Der Zöllner Matthäus’, ‘Tobias oder Das Ende der Angst’), het historiserende reliëf (‘Caterina Cornaro’), het akelige actualiteitsdocument (‘Die Kinder der Elisa Rocca’, ‘Wer fürchtet sich vorm schwarzen Mann?’) en de speelse verbeelding met toch altijd universele fundamenten (‘Der Hochzeitsgast’, ‘Hotel Paradiso’, ‘Die fremde Stimme’). S. laat niet de akoestische waaghalzerij primeren, al versmaadt ze de hoorbeeldritmiek niet, maar het persoonlijke cachet van deze spelen levert ze toch voornamelijk met haar poëtische taal, die door een geraffineerde verbinding van verbaliteit en visualiteit een apart bewijs levert voor de eigen betekenis van dit nieuwe letterkundig genre.
C. Tindemans
| |
Psychologie en pedagogie
Hart, Dr. W.A. 't. De ander als medespeler. Een inleiding tot de sociale psychologie. (Serie ‘Mens en medemens’). - Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1962, 119 pp., f 3,25.
Uitgaande van de gezinssituatie waarbinnen men als kind zijn eerste sociale ervaringen opdoet en met een bijzondere aandacht voor de zo actuele problematiek van de jeugdigen, komt de auteur tot de bespreking van de publieke wijzen van samen-zijn. In de volgende hoofdstukken schenkt hij speciale aandacht aan storingen in het sociale leven: rebellie, misdaad, alcoholisme, prostitutie, en vooral de vooroordelen met hun negatieve gevolgen zoals rassendiscriminatie. De tekst is helder en prettig leesbaar. De auteur is er in geslaagd om zijn boek te maken tot een eenvoudige inleiding. Beknopte litteratuurverwijzingen aan het slot van elk hoofdstuk bieden practisch bruikbare steun voor verdere studie.
J.M. Kijm
| |
Dienelt, Dr. K., Opvoeding tot verantwoordelijkheid, gezien vanuit de Existenzanalyse van V.E. Frankl. - Pax, 's-Gravenhage, 1962, 79 pp., f 3,90.
De oorspronkelijke tekst van dit boekje verscheen in Oostenrijk. De grote invloed van de dieptepsychologie in dat land maakt begrijpelijk, waarom de auteur bij zijn pogingen om een goede basis te vinden voor opvoedkundig denken aansloot bij een richting die binnen het kader van de dieptepsychologie een reactie betekent. Overigens was het juister geweest om te stellen, dat zowel psychologie als pedagogiek moeten uitgaan van een goede visie op het menselijk bestaan. Bij de nu gevolgde werkwijze zag de auteur zich gedwongen in kort bestek een overzicht te geven van de hoofdgedachten van Frankl, waarbij hij niet veel meer deed dan een aaneenschakeling van citaten aanbieden. Zijn betoog, dat ongetwijfeld een aantal zeer juiste opvoedkundige gedachten bevat, heeft hij belast met de problematiek die de theorie van Frankl als psychotherapeutisch systeem meebrengt.
J.M. Kijm
| |
Schreuder, F., Je toekomst begint. - Pax, 's-Gravenhage, 1962, 104 pp., f 3,90.
Raadgevingen voor jeugdigen, vooral voor hen die sinds korte tijd in het beroepsleven zijn opgenomen. Naast motiveringen welke berusten op goed begre- | |
| |
pen eigenbelang, brengt de auteur de belangen van de medemens sterk onder de aandacht. Religieuze perspectieven heeft de schrijver opzettelijk buiten beschouwing gelaten, waardoor zijn aansporingen en eisen aan eigen overtuigingskracht hebben ingeboet, zodat het effect van dit boekje in belangrijke mate bepaald wordt door het contact dat de lezer in deze tekst met de schrijver vindt. Naarmate men verder leest, blijkt steeds duidelijker, dat hier iemand aan het woord is die een sympathieke belangstelling heeft voor de jeugd en die naast veel begrip ook een scherp inzicht heeft in de gebreken der jeugdigen. Wanneer ook jonge lezers in staat zullen zijn de auteur aldus te ontdekken, dan zullen zijn raadgevingen zeker vrucht dragen.
J.M. Kijm
| |
Scheibe, Wolfgang, Die Pädagogik im XX. Jahrhundert. Eine enzyklopädische Darstellung ihrer Grundfragen, geistigen Gehalte und Einrichtungen. - Ernst Klett Verlag, Stuttgart, 1960, 417 blz., geb. 28,50 D.M.
Dit verzamelwerk waaraan vijfentwintig bekende Duitse pedagogen hun medewerking verleenden, geeft een synthetische kijk op de huidige problematiek van opvoeding en onderwijs, zoals ze wordt gezien vanuit de Duitse situatie. Na een historisch overzicht, dat de achtergronden schetst van de moderne problemen, behandelt Wolfgang Scheibe in een eerste deel uitvoerig de ‘Pädagogische Grundfragen’: een objectieve weergave van de hoofdlijnen der huidige pedagogische theorie. Zijn rijke bibliografie is echter uitsluitend Duits. Het tweede deel is het meest interessante: 15 speicalisten behandelen elk een onderdeel van het vormingswezen, situeren het in zijn historische contekst en geven er ‘die Erziehungs- und Bildunsgehalte’ van aan. Komen o.m. ter sprake: de vrouwelijke opleiding, de kunstopvoeding, de waarde van moedertaalonderricht, aardrijkskunde, geschiedenis, biologie en scheikunde, wiskunde, levende talen, lichamelijke opvoeding. De bijdrage van Friedrich Walsdorff is een uitstekende status quaestionis betreffende ‘die alten Sprachen’. In de Duitssprekende landen hebben de klassieke studies een andere evolutie gekend dan in de Romaanse of Engelse wereld. De Duitse motivering is dan ook opmerkelijk verschillend. Vermeldenswaard is het hoofdstuk van Walter Uhsadel over de protestantse houding t.o.v. school en opvoeding. De dertien bijdragen van het derde deel beschrijven het actuele Duitse vormings- en schoolwezen, van kindertuin tot en met de universiteit. In het vierde deel behandelt Leonhard Froese (al te) vluchtig das Erziehungs- und Bildungswesen in West- und Ost-Europa’. - Vermelden wij tenslotte nog dat dit degelijke werk het tweede boekdeel is in de reeks Encyclopedieën van het Ernst Klett Verlag.
A. Cauwelier
| |
Rassekh-Ardjomand, Mehry, ‘L'Enfant-Problème’ et sa rééducation. - Delachaux & Niestlé, Neuchatel (Suisse), 1962, 356 pp.
Dit boek behoort tot de reeks ‘Actualités pédagogiques et psychologiques’. Geen synthetische studie. Tenslotte ook geen origineel werk. Toch nuttig en waardevol omwille van het encyclopedisch karakter en de uitgebreide bibliografie. Schr. biedt een beschrijvend overzicht van de verschillende methodes die momenteel in West-Europa worden aangewend voor de heropvoeding van ‘moeilijke kinderen’. In het besluit legt schr. er de nadruk op dat de status van gespecialiseerde opvoeder dringend zou moeten worden gerevaloriseerd en dat de opleiding ervan dient te worden herdacht en aangepast aan nieuwe behoeften en methodes.
A. Cauwelier
| |
Müller-Eckhard, Hans, Erziehung ohne Zwang. - Herder, 1962, 104 blz., 4,80 D.M.
Wegmann, Rudolf, Der Urfeind der Erziehung. - Herder, 1962, 144 blz., 4,80 D.M.
Het Willmann-Institut München - Wien dat in de geest van Otto Willmann een kristelijke pedagogiek wil uitbouwen, publiceert sedert een paar jaren waardevolle vulgarisatiewerkjes in de reeks: das pädagogische Gespräch. Aktuele opvoedingsproblemen worden hier door eersterangsauteurs behandeld.
In Erziehung ohne zwang gaat de bekende psychotherapeut Hans Müller-Eckard heftig tekeer tegen de volgens hem nog steeds heersende ‘Wunschbildpädagogik’, d.i. een opvoeding die op de eerste plaats er niet op bedacht is de talenten van het kind tot ontplooiing te brengen, doch die slechts bekommerd is op te leiden ‘nach einem idealisierenden Wunschbild’. O. m. voor een gezond ontstaan van de Godsidee en voor een evenwichtige gewetensontwikkeling lijkt deze traditionele opvoeding nefast te zijn. - De kracht van het werkje schuilt niet in de theoretische opbouw wel in de vele erva- | |
| |
ringsfeiten die schr. uit rijn lange therapeutische praktijk aanhaalt. Hij drukt er op dat de meeste neurosen en levensmislukkingen veroorzaakt worden door deficiënte opvoeding en door verkeerde pedagogische principes. - Toch was het een goed idee van de uitgevers deze wellicht té eenzijdige belichting van een psychotherapeut te laten aanvullen door de kritische bedenkingen van de pedagoog Gustav Siewerth. Een inspirerend boekje. - R. Wegmann behandelt op grondige wijze de verschillende vormen van verslaafdheid, waaraan tegenwoordig vele kinderen en adolescenten lijden: niet alleen snoepzucht en leeswoede, ook verslaafdheid t.o.v. alcohol, nicotine, morphine, cinema, dans, spel, tempo, sensatie, schlagers, nagelbijten, enz. Naast de oorzaken geeft schr. ook aan hoe zulke probleem-kinderen op pedagogische wijze kunnen geholpen worden.
A. Cauwelier
| |
Eck, L., e.a., La santé d'aujourd'hui (Collection du ‘Centre d'Etudes Laënnec.) - P. Lethielleux, Parijs, 1962, 120 pp.
De grootste vijand van onze gezondheid lijkt in deze dagen wel de overspanning: een psychische vermoeienis dus die niet alleen ontstaat door de last van het werk dat men doet maar evenzeer door het werk dat men niet doet, door de frustratie der creativiteit in het werk, door de agressiviteit der arbeidsvoorwaarden in de industrie, door de isolatie die het stadsleven meebrengt. Wegens het gebrek aan voorafgaande detailonderzoeken zijn de auteurs niet in staat een gefundeerd overzicht te geven. Het werd veeleer een openspreiden der problematiek en als zodanig meer een nog vrij abstracte vraag dan een concreet antwoord.
F. Cuvelier
| |
Biografie
Schoeters S.J., Karl, Jan Berchmans van Diest. - De Vroente, Kasterlee, 1962, 206 blz., ing. 95 Fr., geb. 120 Fr.
Onze enige officieel gecanoniseerde Vlaamse belijder is wel wat het slachtoffer geworden van zijn ‘negentiend-eeuwse’ heiligverklaring. De Saint-Sulpice-schablones hebben aan Jan Berchmans veel kwaad gedaan. Daarom is dit boek van K. Schoeters zo welkom: hier ontdekken wij de authentieke Jan Berchmans zoals hij te voorschijn komt uit zijn persoonlijke geschriften en uit de (onlangs teruggevonden) documenten der zeventiende eeuw. Hieruit blijkt dat de jonge Johannes allereerst moet gezien worden als vertegenwoordiger van de onstuimige Contrareformatie in onze gewesten. Zijn Mariadevotie b.v. is in die contekst op de eerste plaats een uiting van moderne vooruitstrevendheid in dienst van de ‘strijdende’ Kerk, Jan was helemaal geen bleekneuzige deugden-verzamelaar! De eigentijdse getuigenissen zijn formeel: waar hij ook kwam in Diest, Mechelen, Antwerpen, Rome, overal heeft Johannes' innemende verschijning en zijn buitengewone dienstvaardigheid de sympathie veroverd. De eigenlijke heldhaftige heiligheid heeft hij pas bereikt tijdens zijn laatste levensjaar. Dank zij een honderdtal getuigenissen van zijn medebroeders te Rome kunnen wij in P. Schoeters' boek Giovanni als op de voet volgen, ook tijdens de misverstanden en de ongelukkige omstandigheden die zijn dood hebgen veroorzaakt. Al mist het verhaal op een paar plaatsen vaart, toch kan dit de fundamentele kwaliteit van deze hagiografie niet overschaduwen, nl. de serene objectiviteit. Schr. is er steeds op uit zoveel mogelijk de documenten zelf te laten getuigen. Daarnaast zijn de suggestieve schetsen van de tijdsgeest uitstekend geslaagd. In zijn genre is dit een werk van hoge kwaliteit. - Voor opvoeders die moeten spreken over ‘de patroon der studerende jeugd’, betekent het een verademing.
A. Cauwelier
| |
Debroey, Steven, Burggraaf in habijt. Het leven van Emmanuel d'Alzon, stichter van de Assumptionisten. - Uitg. De Vroente, Kasterlee, 1962, 237 pp., ing. 110 F., geb. 135 F.
Onder een stijve titel brengt de auteur een prettig, vlot geschreven verhaal van het leven van de stichter der Assumptionisten. D'Alzon was een merkwaardig man en een heilige, wiens proces van zaligverklaring trouwens begonnen is. Hij was bevriend met La Mennais, Lacordaire, Montalembert, Dom Guéranger, Veuillot, Ozanam, enz., speelde een belangrijke rol in het Frankrijk van de 19e eeuw en had zelfs invloed op het eerste Vatikaans concilie. Zijn voornaamste verdienste bestaat echter in de moeizame stichting van de congregatie der Paters Assumptionisten en der Zusters Oblaten van de Assumptie. Zoals Mgr. van Lierde in het Voorwoord schrijft had d'Alzon opvallende natuurlijke talenten: een
| |
| |
ontembare wilskracht, een gezonde en diepe nederigheid, een edel karakter, een echt sociaal gevoel. Op talrijke mannen en vrouwen oefende hij een sterke invloed uit, en zijn begrafenis was die van een koning. De auteur heeft kunnen putten uit de 7823 bewaarde brieven van d'Alzon en vele andere documenten uit die tijd, en heeft in talrijke geschiedkundige werken de nodige historische kennis opgedaan om deze merkwaardige man, die leefde van 1810 tot 1880, in zijn bewogen milieu levensecht te situeren. Debroey is geen vakhistoricus, en zo zal bijv. zijn schets van het Eerste Vaticaans Concilie, waar hij de minderheid die tegen de dogmaverklaring van de onfeilbaarheid van de paus was, niet tot haar recht laat komen, betere kenners van de kerkgeschiedenis niet bevredigen. Dit is geen wetenschappelijk werk, het is ook geen diepgaande studie van de spiritualiteit van d'Alzon en zijn congregatie of van hun apostolaatsmethode. Als biografie echter van een groot christen en een heilig man verdient zij ruime verspreiding.
M. Dierickx
| |
Grammens, Mark, Kwame Nkrumah, leider van Afrika? - Humanitasreeks, serie ‘Idolen en Symbolen’, Lannoo, Tielt-Den Haag, 1961, 136 pp., F. 35.
Dit vlot geschreven werkje werd niet als een geschiedenisboek maar als een verhaal opgevat. Het verhaal van Nkrumah en van Ghana's onafhankelijkheidsgeschiedenis tot begin 1961, door een jonge Belg verteld, die talrijke contacten heeft gehad met Ghanezen en met Nkrumah zelf en een warme sympathie voor dat land, en vooral een grote bewondering voor Nkrumah overgehouden heeft. Af en toe wordt het verhaal daarom ook een pleidooi, of juister, een vraag om begrip. Want sympathie is niet noodzakelijk onverenigbaar met objectiviteit. Al is deze bondige voorstelling van Nkrumah soms iets of wat eenzijdig, zij is steeds objectief en alleszins verruimend en leerrijk.
R. Beeckmans
| |
Wetenschap
Van Laer, P. Henry, D. Sc., Philosophy of Science. Part two. A. study of the division and nature of various groups of sciences. (Duquesne Studies. Philosophical Series). - Duquesne University Press. Pittsburgh. Pa. Editions E. Nauwelaerts. Louvain. 1962; XIV en 342 pp., $6.50.
In dit tweede deel van zijn werk, Philosophy of Science (waarvan het eerste reeds in 1956 verscheen), onderneemt de schrijver de oplossing van een zeer complex en bewerkelijk probleem, dat naar ons weten nog nimmer zo algemeen en volledig werd behandeld: de indeling der wetenschappen. Uiteraard kan deze onderneming niet slagen tenzij men tevens ook het eigen karakter der verschillende wetenschappen. Een eerste kriterium dan: het theoretisch en praktisch denken veroorlooft de scheiding van het geheel der wetenschappen in speculatieve (theoretische) en operatieve (praktische) wetenschappen, een scheiding die tegelijk ook de innerlijke tendentie en het objectieve doel er van aangeeft. Een ander verdelingsprincipe, dat eveneens een duidelijke scheidingslijn tussen de wetenschappen als geheel trekt is de kenbron (bovennatuurlijke of natuurlijke) waaruit ze putten, en zo resulteert het onderscheid in bovennatuurlijke (theologische) en natuurlijke (niet-theologische) wetenschappen. Hierbij dient opgemerkt dat de twee genoemde verdelingen elkander overkruisen, omdat beide het geheel der wetenschappen betreffen, en zo vindt men èn in de natuurlijke èn bovennatuurlijke praktische en theoretische wetenschappen. De bovennatuurlijke wetenschappen vallen op hun beurt in twee hoofdverdelingen uiteen: de filosofische en niet-filosofische. Gebruikt men een tweede kriterium nl. het drievoudig niveau der formele abstractie dan resulteren drie groepen: de empirische, de ideële en speculatieve wetenschappen. Deze verdelingen alsook de nog volgende vindt men in overzichtelijke schema's saamgevat. Na zo een duidelijk beeld van de hoofdverdelingen te hebben geschetst gaat de schrijver na welke nieuwe kriteria moeten worden aangewend om de zo gevonden nog zeer complexe groepen verder te onderscheiden, en welke onderlinge betrekkingen er tussen hen bestaan. Daarbij verzuimt hij niet ook andere verdelingspogingen zoals b.v. die van Dilthey, Windelband en Rickert aan
een indringende kritiek te onderwerpen en de waardevolle bestanddelen ervan voor zijn doel te gebruiken. Hoe consciëntieus de auteur zijn taak opvat blijkt verder uit de waardevolle historische apercu's en voornamelijk uit de scherpe analyse van tal van begrippen die gemeenlijk zonder nadere bepaling ter karakterisering van de natuur der wetenschappen worden gebruikt, zoals de begrippen theoretisch, praktisch, toegepaste
| |
| |
wetenschappen, realiteit, experientie, cultuur, abstractie en universaliteit, ideëel en reëel e.a. Na de verdeling der wetenschappen wordt in een laatste hoofdstuk hun zeer reële eenheid beschouwd en de laatste grondslagen er van aangegeven: de eenheid van het zijnde, en de mens subject en object van het geheel der wetenschappen terwijl tenslotte de positivistische opvatting van de eenheid der wetenschappen aan een uitvoerige kritiek wordt onderworpen. In heel deze degelijke en kundig uiteengezette behandeling lijkt ons de karakterisering van de formele wetenschappen bijzonder geslaagd, al zouden we aan hen een ietwat breder fundament in de werkelijkheid willen toekennen.
Huffer
| |
Teilhard de Chardin, Pierre, De visie van het verleden. De mens in de evolutie. Het goddelijk milieu. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, f 3,90 per deel; 1962.
Bij Het Spectrum verschenen deze drie deeltjes uit de werken van de bekende Franse geleerde. Zij zijn de eerste uit een geheel van tien deeltjes, dat hier in vertaling zal uitkomen en onder redactie staat van Prof. Dr. G.H.R. von Koenigswald en Dr. N.M. Wildiers. Acht ervan zullen schrifturen van T. de Ch. bevatten en de laatste twee zijn beschouwingen over hem van de hand van Ignace Lepp. ‘De visie van het verleden’ en ‘De mens in de evolutie’ zijn genomen uit ‘La vision du passé’, terwijl het derde deeltje de vertaling is van ‘Le milieu divin’. Wie zich niet graag aan de Franse tekst waagt, vindt dus hier zijn gading.
R.S.
| |
Raven, C.E., Teilhard de Chardin. Scientist and Seer. - Collins, London, 1962, 221 pp., 25 sh.
Charles Raven, een clergyman van de Engelse Staatskerk die wij op tachtig jaar schatten, is sinds jaar en dag een enfant terrible vanwege zijn weinig orthodoxe meningen. De oude man slaakt nu een cri de coeur omdat hij waarvoor hij lange jaren vocht nu bevestigd vindt in het werk van Teilhard. Dit boek is geen studie van Teilhard's meningen ofschoon schr. verschillende boeken wel ter sprake brengt. Het is meer een wat heen jubelen om het thema Teilhard, de mens, zijn werk, zijn vrienden, zijn niet begrepen zijn, en daarbij een voorwaardeloos aanvaarden van diens theorieën. Hij verslindt Teilhard met huid en haar. Interessant is het hoofdstukje waar hij probeert te achterhalen waarom Rome wat huiverig staat en stond tegenover het oeuvre van deze grote en vrome mens. Het heeft hier alles van weg dat het probleem van het kwaad bijna moedwillig uit de weg wordt gegaan, en wanneer hij komt te spreken over Rom. 8, vraagt men zich onwillekeurig af of voor Raven Christus ook nog Verlosser is, en zo ja, waaruit. Het moet echter gezegd worden dat het boek zeer leesbaar is en dat het enthousiasme van deze oude zoeker aanstekelijk werkt.
W. Peters
| |
Filosofie en sociologie
Knapen, Marie-Thérèse, L'enfant Mukongo. Orientations de base du système éducatif et développement de la personnalité. - Nauwelaerts, Parijs, Leuven, 1962, 202 pp., F. 170.
Het onderzoek blijft beperkt tot de Mukongokinderen van het dorpje Kimwenza, 20 km ten zuid-westen van Leopoldstad. Verder wordt het tweede deel van de ondertitel, ‘développement de la personnalité’, slechts ‘incidenteel’ behandeld, wat enkele bezwaren oplevert. Hoofdzakelijk werd de aard van de eerste opvoedingspraktijken tijdens de vijf of zes eerste levensjaren, alsmede hun invloed op het socialisatieproces van het kind onderzocht. Daarbij werd vooral aan de interpersoonlijke verhoudingen tussen het kind en de volwassenen aandacht besteed. Deze beperking lijkt ons eveneens nogal bezwaarlijk omdat de betrekkingen met de andere kinderen o.i. nog steeds een belangrijke invloed op het socialisatieproces uitoefenen in een maatschappij die de traditionele band van de ouderdoms-groepen nog niet vergeten is. Deze opmerkingen nemen niet weg dat schr. zich verdienstelijk gemaakt heeft door met veel goede wil een groot aantal kostbare gegevens te verzamelen en te boek te stellen. Haar werk is toch een goede bijdrage tot de kennis van het zwarte kind.
R. Beeckmans
| |
Leblanc, Maria, La personnalité de la femme katangaise. Contribution à l'étude de son acculturation. - Nauwelaerts, Parijs, Leuven, 1960, 403 pp.
Deze doctoraatsthesis van een inmiddels overleden lekemissionaris (AFI) heeft tot doel de ontwikkeling van de opvatting over de katangese vrouw wetenschappe- | |
| |
lijk na te gaan. Met ‘opvatting over de katangese vrouw’ bedoelt schr. zowel het idee van de katangese vrouw over zichzelf (haar ‘self-concept’), als de houding van de anderen tegenover haar. Voorwerp van het onderzoek is de inlandse vrouw in de buitengewoonterechtelijke centra van Elizabethstad en Kolwezi. Het is een merkwaardig en baanbrekend werk, in zijn genre een van de eerste in Kongo, Ondanks de moeilijkheden werd de wetenschappelijke onderzoekstechniek met de grootste zorg toegepast. De zeer delicate formulering van de resultaten straalt ernst en degelijkheid uit, terwijl de mens er toch in zijn geheel, en niet atomistisch, benaderd wordt. Schr. erkent dat haar op etnologisch gebied wegens de uitzonderlijke heterogeniteit van haar basispubliek, tekorten kunnen verweten worden. Een kostbaar werk voor technisch ingewijde lezers.
R. Beeckmans
| |
Lagarde, Georges de, La naissance de l'esprit laïque au déclin du moyen-âge, vol. IV, Guillaume d'Ockham: Défense de l'empire. - Leuven-Parijs, Nauwelaerts, 1962, 270 pp., ing. 260 BF.
Willem van Ockham is bekend wegens de destructieve invloed van zijn nominalistische wijsbegeerte op de late Scholastiek. G. de Lagarde toont ons nu de ‘doctor invincibilis’ in zijn antipauselijke bemoeiingen voor de defensie van het keizerrijk. We zien hoe het uiteenvallen van een gezonde metafysische synthese gepaard gaat met het ontstaan van een laïcistische geest, die het wereldlijk imperium wil verheffen ten koste van de kerkelijke prerogatieven. Dit hoogstaand boek verbindt grondige historische documentatie met een zeer stijlvolle uiteenzetting. Het is toonaangevend voor de kennis van de politieke filosofie, die de hedendaagse maatschappelijke verhoudingen van Kerk en Staat heeft voorbereid.
A. Poncelet
| |
Carreras, J. en Tusquets, J., Apports hispaniques à la philosophie chrétienne de l'occident. - Leuven, Nauwelaerts, 1962, 268 pp., ing. 190 BF.
Deze reeks conferenties, die onlangs aan de leerstoel Kardinaal Mercier werden gehouden, zullen niet iedereen interesseren. Zij onderstellen bij de lezer een zekere graad van filosofische cultuur en een meer dan banale belangstelling voor de ontwikkeling van de ideeën in een vreemd land. De keuze echter van de leidende Spaanse figuren, die in deze voordrachten besproken worden, is zeer gelukkig. Vives, Suarez, Balmes, Zaragüeta e.a. zijn allen denkers met hoogstaande Europese betekenis, en bovendien stonden zij in nauwe betrekking met ons land. Ze worden levendig, kleurrijk en cultuurhistorisch voorgesteld, zonder opdringerigheid.
A. Poncelet
| |
Kunst en cultuur
Franquinet, Robert, Salvador Dali mystisch dandy. - Uitg. Lannoo, Tielt, 1962, 96 p., 6 ill., 35 F.
Romancier en kunstcriticus Robert Franquinet heeft zich, na Picasso, ook aan Dali gewaagd in een kort essay, opgenomen in de serie Idolen en symbolen. De ontmoeting is nogal bruusk, maar per slot van rekening, enkele al te krasse affirmaties niet te na gesproken, toch echt.
G. Bekaert
| |
Barlach, Ernst, Ein selbscerzähltes Leben. - Piper Verlag, München, 1962, (Piper-Bücherei Nr. 176), 65 pp., 17 ill., D.M. 3.80.
Deze herdruk van S.'s preliteraire activiteit en het zoeken naar zichzelf is, gezien de herlevende belangstelling voor zijn dubele persoonlijkheid als beeldhouwer en dramaturg, een daad van rechtvaardige piëteit. In onbehouwen taal geschreven, waarin de rauwe ongearticuleerde zinnen en atmosfeerflarden dezelfde indruk wekken als zijn zonder veel nuancering op een totale expressie afgestemde scultpuur, verraadt S. op elk levensmoment zowel de onloochenbare aanleg als de nog overheersende vaagheid, de menselijke onrust en de latente zelfzekerheid. Als document blijft het dan ook onmisbaar voor het begrip van zijn verdere evolutie.
C. Tindemans
| |
Varia
Straaten, Werenfried v., o. praem., Ze noemen mij spekpater. - De Spaarnestad, Haarlem; 152 pp.
Pater Werenfried is een machtige met het gesproken woord. Tallozen hebben hem gehoord en hun hart en hun beurs geopend om de nood der verdrevenen en gevluchten uit het Oosten te lenigen. Dat hij ook het geschreven woord weet te hanteren bewijst dit eenvoudige, oprechte, haast kinderlijke boekje, waarin
| |
| |
men met stijgende belangstelling leest over zijn ‘epische’ hulpactie. Het werkje verdient een soort volksboek te worden.
J. van Heugten
| |
Frische, Paul, Indische jaren achter Bilik. - Querido, Amsterdam, 1962; 107 pp., f 4,90.
De schrijver dezer herinneringen bevond zich op Java bij de inval der Japanners en onderging het gewone lot der Nederlanders, opsluiting in een kamp. Hij schrijft hierover op boeiende en intelligente wijze. Veel gerepatrieerden zullen dit werkje met genoegen ter hand nemen en zich hun eigen lotgevallen al lezend herinneren.
R.S.
| |
Heidbuchel, H., ABN-Woordenboek, Vlaamse Pockets (63-64). - Heideland, Hasselt, 300 pp., F. 50.
Hoe zeg en schrijf ik het? Vlaamse Pockets (65). - Heideland, Hasselt, pp. 184, F. 25.
Naast de vele nuttige en onmisbare ‘gidsen’ die een taalminnende Vlaming wegwijs maken in het struikgewas van dialectismen, gallicismen, enz., begroeten we met dankbaarheid dit eerste woordenboekje van het ABN. Alfabetisch gerangschikt biedt het circa 6000 woorden die ofwel helemaal niet ofwel niet helemaal tot het ABN behoren, met daarnaast de woorden en wendingen die wel in het ABN gebruikelijk zijn. Voegen we er aan toe dat H.H. de strenge kant opgaat, maar dat is zijn goed recht. Ten zeerste Aanbevolen. - Daarnaast heeft H.H. een praktisch naslagwerkje samengesteld dat een bondig alfabetisch overzicht geeft voor allerlei taalklemmen inzake uitspraak, spelling, spraakkunst, taal en stijl. Zeer nuttig.
J. Vanden Broek
| |
Dalai Lama, Z.H. de, Mijn volk en mijn leven. Vert. - Erven J.J. Tijl, Zwolle, 1962. 253 pp., f 9,50.
Tibet heeft de laatste jaren in de algemene belangstelling gestaan wegens de Chinese invasie. De gevluchte Dalai Lama heeft nu in ballingschap, blijkbaar met de hulp van David Howarth, zijn mémoires gepubliceerd, waarin hij zijn leven verhaalt, zijn vlucht voor de Chinezen, en een en ander meedeelt over het Tibetaanse Boeddhisme, het ontdekken van de telkens opnieuw gereïncarneerde Boeddha, etc. Men krijgt de indruk te doen te hebben met een oprecht, eenvoudig man, die het lot van zijn volk zeer ter harte gaat. Als oprecht Boeddhist kent hij geen haat of wrok, doch wil hij slechts recht en eerlijkheid. Het boek bevat een aantal foto's.
P. v. Alkemade
| |
Lunders, L. o.p., La censure des films et radmission des enfants au cinéma à travers le monde, Bruxelles, Ed. du CEP (1962), 508 pp., 450 Fr.
Dit werk is het resultaat van een onderzoek voor het congres van het Internationaal Katholiek Filmbureau (O.C.I.C.) dat in 1960 te Wenen het thema ‘film, jeugd en openbare macht’ bestudeerde. De auteur heeft zijn onderzoek uitgebreid tot een exhaustieve verzameling van de wetgevingen van meer dan honderdvijftig landen over de filmcensuur en over de toegang van de kinderen tot de bioskopen. Hij citeert daarbij uittreksels uit wetteksten en beschrijft de eisen die door de wetgever gesteld worden op het gebied van censuur, vergunningen, taksen, publiciteit en zo meer; verder de werking van de controlecommissies, de vastgestelde criteria voor kwoteringen, enz. Met dit overzicht wordt het mogelijk zich een idee te vormen van de stand van zaken in de wereld, althans wat de bedoelingen van de wetgever in deze betreft. De lezer kan zich echter geen rekenschap geven van wat de toepassing van deze wetten in de realiteit betekent. Zou bijv. Cuba werkelijk ‘garantir le respect le plus absolu pour la liberté créatrice...’ en ‘condamner toute forme de discrimination contraire à ce principe, que ce soit dans le domaine philosophique, scientifique ou religieux’? (p. 65) Worden in Panama werkelijk de films verboden ‘qui attentent contre les principes de base de la morale chrétienne ou offensent ces mêmes principes’? (p. 81) Het lag overigens buiten het bestek van dit reeds omvangrijk boek de genese of de toepassing van deze wetgevingen na te gaan of beschouwingen te houden over de inspiratie en de draagwijdte er van. Het is een bundeling van materiaal waarop eventueel verder kan gestudeerd worden, en waarvoor de belangstellenden P. Lunders zeker dank zullen weten.
J. de Roeck
| |
Daim, Wilfried, Totaler Untergang. - Manz - Verlag, München (Imp. J. Meulenhoff, Amsterdam), 1959; 144 pp., f 10,70.
Schrijver, die aan het hoofd staat van het Instituut voor Politieke Psychologie te Wenen, behandelt in dit werk het probleem of de mens eenmaal de mensheid in zijn totaliteit zal vernietigen. Hij on- | |
| |
derzoekt daarbij eerst of de mens het doen kan en vervolgens of hij het doen wil. De eerste vraag brengt ons op het gebied van de atoomphysica, de tweede vraag op dat van de psychologie, meer bepaald de diepte- en de politieke psychologie. Schrijver komt tot de conclusie dat de ‘Todestrieb’ iedere mens of hele mensengroepen aangeboren is. Een boek, dat door zijn pessimistische inslag, aanleiding geeft tot bezinning op de eindbestemming van de mens. Dr. J. van Lierde
| |
Waller, George, Kidnap. De geschiedienis van de Lindberghzaak. Vert. - Eren J.J. Tijl, Zwolle; 592 pp., f 14,90.
De schrijver van dit boek heeft er vijfentwintig jaar over gedaan de geschiedenis der ontvoering van baby Lindbergh in 1931 tot in de miniemste details na te gaan en alles chronologisch op te tekenen en te rangschikken. Zo leest men hier een crime story van groot formaat en niet ontsproten aan fantasie, doch historisch getrouw naverteld. Voor wie van speurderswerk, rechtszittingen en getuigenverhoren houden, een boek om van te smullen. Het vreemde in deze zaak is dat allerlei verschijnselen op een bepaalde persoon als de dader wijzen, dat deze echter, hoewel ter dood veroordeeld, geen enkele bekentenis doet en star vasthoudt aan zijn onschuld. Het boek is bovendien revelerend omtrent veel aspecten van het leven, de gevoels- en denkwijze der bewoners van de U.S.A. Richard Hauptmann, de ter dood veroordeelde, die met God verzoend in Christus' vrede sterft, doch niet de geringste schuld bekent, blijft een kluif voor de psychologen.
P. van Alkemade
| |
Perez de Urbel, Justo, Isidor von Sevilla. - Verlag J.P. Bachem, Köln, 1962, 284 pp., 15.80 D.M.
‘Sein Leben, sein Werk und seine Zeit’ is de ondertitel van dit standaardwerk over de grote Spaanse bisschop. De schrijver heeft alle mogelijke bronnen over zijn werk geraadpleegd en het definitieve boek over Sint Isidorus geschreven. Hier verschijnt nu het boek in Duitse vertaling. Weinig Nederlanders zijn vertrouwd met de eigenaardige toestand van Spanje omstreeks 600. Germaanse en Gothische stammen waren Spanje binnengevallen en stichtten er koninkrijkjes, tot de West-Gothen tenslotte de overhand kregen. Over dit alles en over de machtige invloed van bisschop Leander en later van Isidorus instrueert dit boek.
P. van Alkemade
| |
Buytendijk, Prof. Dr. F., Prof. Dr. P. Christian, Prof. Dr. W. Schulte, Tijdgeest en geestelijke gezondheid. (Serie Geestelijke Volksgezondheid Nr. 21). - Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1962, 47 pp., f 1,25.
Een vertaling van drie voordrachten gehouden op de jaarvergadering van de ‘Deutsche Zentrale für Volksgesund-heitspflege’. Het verband tussen de maatschappelijke rangorde der waarden en de gezondheid wordt onderzocht. De zogenaamde beschavingsziekten en de daarmee samenhangende psychische storingen krijgen een opmerkelijk indringende bespreking. Tenslotte wordt de aandacht gevestigd op de moderne onrust. In een kort bestek enkele waardevolle gedachten over grondvragen van het bestaan in deze tijd.
J.M. Kijm
| |
Hibbert, Christopher, The Battle of Arnhem. - Batsford, London, 1962, 224 pp., 25 sh.
De bibliographie van deze studie beslaat bijna zes pagina's en bevat o.m. een dertigtal rapporten van verschillende bij de slag om Arnhem betrokken brigades en hun generaals. Dit zij voldoende om de aard van dit werk te karakteriseren. Het bevat drie delen: the plan, the operation en Post-Mortem, en alle beschikbare gegevens betreffende de eerste twee delen zijn ten volle benut. Tot deze gegevens behoren niet alleen bronnen van geallieerde zijde, maar schr. heeft zijn inlichtingen ook bij de Duitse Generale Staf gezocht; burgers uit de Oosterbeek-zone hebben eveneens van hun ervaringen verteld. Hoe dapper er ook gevochten moge zijn, alles bijeen is het een triest verhaal dat allen die er nauw bij betrokken waren - en dat zijn ook alle Nederlanders in het Westen van het land - bijzonder zal aanspreken.
W. Peters
| |
Sampson, Anthony, Anatomy of Britain. - Hodder and Stoughton, London, 1962, 662 pp., 35 sh.
Dit boek, dat alom geprezen wordt, werd geschreven vanuit de bekommernis dat het allesbehalve goed gaat met good old Britain. De uitstekende journalist die Sampson is tracht nu een antwoord te geven op vragen als who runs Britain? en how is it run? en waar ligt de eigenlijke macht, e.d. Achtereenvolgens worden instanties en instellingen aandachtig bekeken; inderdaad is het beeld van de anatoom die aan het werk is niet slecht gekozen. De macht en de invloed van de
| |
| |
Kroon, de eerste Minister, van Ministerraad, van Hoger- en Lagerhuis, van de oude landadel, van de kerk, van de universiteiten en scholen, van de bankiers en zakenlieden, van vakverbonden, enz. komen ter sprake, en de lezer raakt op de hoogte van een macht concrete gegevens op allerlei terrein. Men zou het hoogst leesbare boek ook als een soort naslagwerk kunnen beschouwen en gebruiken. Het enige nadeel is dat het boek gauw verouderd zal zijn; de auteur is zich hiervan ook bewust, maar er is weinig aan te doen dat het begin van de brug al sporen van roest gaat tonen terwijl men nog bezig is het laatste stuk te schilderen. Voor Anglisten en Anglophilen lijkt het een bijna onmisbaar boek.
W. Peters
| |
Pocketboeken
Aula-boeken. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
Geschiedenis van de Kerk in Nederland. f 2,50.
In gecomprimeerde vorm - een 340 pagina's - wordt hier door vakgeleerden, o.a. prof. Rogier, de geschiedenis der kerken in Nederland geschreven, een werk van protestanten en katholieken.
EBERHARD, Otto, Geschiedenis van Egypte. Vert. f 2,90.
De Heidelbergse Egyptoloog Eberhard Otto biedt hier in kort bestek de geschiedenis van het oude rijk der Farao's, dat een kleine drieduizend jaar stand hield.
KRüGER, Gerhard, Fundamentele problemen der hedendaagse wijsbegeerte. Vert. f 2,50.
In dit Aula-boek worden de meest hedendaagse problemen omtrent wetenschap, waarheid en wijsbegeerte uitvoerig besproken.
SMITH, F. Graham, Radio-astronomie. Vert. f 3,50.
De radio-sterrenkunde is een nieuwe wetenschap. De daarin belangstellende vindt hier de voornaamste gegevens geordend bijeen.
Prisma-boeken. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
JOESTEN, Joachim, De Amerikaanse geheime dienst. Vert.
Een zeer boeiende uiteenzetting van de C.I.A. (de Central intelligence Agency) in de Verenigde Staten door een Duits-Amerikaans journalist.
TEY, Josephine, Moord in de nachttrein. Vert.
Een goed romannetje met een zeer onwaarschijnlijk moordgeval.
De bloempjes van Sint Franciscus. Vert.
Het hartveroverende boekje, dat op wonderbare wijze de evangelische sfeer van de arme van Assisië oproept.
Streuvels, Stijn, Verhalen.
Een zestal verhalen uit verschillende perioden van de Vlaamse rasschrijver.
GUNTHER, Paul, Het dagelijks leven in de gouden eeuw. 2 deeltjes. Vert.
De Frans schrijvende Zwitser, Paul Gunther, professor te Amsterdam, schreef dit aardige werk over het leven onzer voorouders.
SIERKSMA, Kl., Nederlands vlaggenboek.
Een boekje over de nationale vlag, de provincie- en de gemeentevlaggen, met commentaar.
QUEEN, Ellery, Paniek op Manhattan.
Een wel niet waarschijnlijke, maar ongewoon spannende thriller.
ROCHE, Mazo de la, De gebroeders Whiteoak op Jalna. Vert.
Het zoveelste vervolg van de boeiend geschreven Jalna-historie.
FERRATER, Mora José, Inleiding tot de moderne filosofie. Vert.
Leerling van Ortega y Gasset, schrijft de auteur een bijzonder heldere en populaire uiteenzetting van de beginselen der wijsbegeerte.
Pictura-boeken. Geïllustreerde pockets, f 2,25. Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen.
THOMAS, Haije, Het dagelijks leven van onze voorouders in het midden der 17e eeuw.
Dit boekje keuvelt op prettige wijze over het alledagsleven onzer 17de-eeuwse voorvaderen.
CHARPENTIER, Peter, Foto's bij flitslicht.
Een overvloedig geïllustreerd werkje over flitslichtfoto's.
BLIJSTRA, R., Nederlandse bouwkunst na 1900.
Blijstra geeft hier een overzicht over de nieuwe bouwtrant van deze eeuw.
SIRE, Marcel, Sociologie der dieren.
Een goede verhandeling over deze nog jonge wetenschap.
MARRON, Henri, Augustinus. Vert.
Een zeer persoonlijke, boeiende beschrijving van deze grote figuur.
R.S.
|
|