| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Borgert, Dr. H. Fr. Th. C.ss.R., Dc Kerk en haar mogelijkheden. - H. Nelissen, Bilthoven, 432 pp., 1962, f 19,75.
Na ‘Kerk in beweging’ van Pater van Bilsen verschijnt er nu een boek, dat innerlijk daaraan verwant is: ‘De Kerk en haar mogelijkheden, een bezinning en een uitnodiging’. Pater Borgert heeft, volgens eigen getuigenis, geen wetenschappelijk boek willen schrijven over de theologie der Kerk, hoewel het theologisch denken niet afwezig is, evenmin een geschiedenis der Kerk. Hij tracht vanuit een pastorele bezorgdheid een eigen visie te ontwikkelen in deze kritieke tijd. Hij doet dit in vier hoofdstukken, die hij betitelt als ‘de Kerk, waarin wij geloven, waarin wij leven, waarvan wij dromen en die wij verwachten’, met een epiloog. De auteur schrijft, ik zou haast zeggen, op boeiende wijze keuvelend over al wat der Kerk is, H. Schrift, traditie, eredienst, ambt, Sacramenten etc. Vooral in het derde hoofdstuk zegt hij vrijmoedig wat hij zwak of versleten of minder gelukkig of ongewenst acht in de Kerk van vandaag en hij verwacht niet, dat iedereen hierin met hem zal instemmen. Men voelt echter aldoor dat hier een priester inderdaad uit pastorele bezorgdheid het woord neemt. Zo werd dit boek in waarheid een uitnodiging, meer dan dat, een oproep tot zelfbezinning, gericht tot elk bewust katholiek.
J. van Heugten
| |
Vanbergen, L., Index des Thèmes du Nouveau Testament (Paroisse et Liturgie,, Collection de Pastorale Liturgique, n. 52), Biblica (Publications de S. André). - Brugge, 1962, 353 blz., 270 B. Fr.
De vraag naar bruikbare bijbelliteratuur wordt, vooral vanwege priesters die in de zielzorg staan, met de dag dringender. Aan zulk een verlangen wil dit boek tegemoetkomen. Het is de - met het oog op het katholieke lezerspubliek - omgewerkte vertaling van de ‘Namen- und Sachweiser’ van de protestantse collectie bijbelcommentaren ‘Das Neue Testament Deutsch’ en wil de nieuwtestamentische teksten, met het oog op hun pastorale bruikbaarheid, onder een aantal trefwoorden of hoofden groeperen. De tekst zelf van het N.T. wordt niet gedrukt; evenmin wordt er een commentaar op de tekst gegeven. De lezer vindt hier alleen de referenties naar de gewijde tekst. Een eerste deel vermeldt, door middel van een alfabetische lijst van trefwoorden, alle teksten van het N.T. die handelen over een bepaald thema, over levende wezens, gebruiken of voorwerpen (alfabetische index). Een tweede deel (sterk uitgewerkt en oordeelkundig gestructureerd) groepeert de teksten van het N.T. onder een aantal bijbelthema's of rubrieken (systematische index). Tenslotte vermeldt een derde deel, eveneens in alfabetische volgorde, de namen van personen en plaatsen, telkens verwijzend naar de betrokken passussen in het N.T. Een korte, zeer nuttige inleiding bespreekt het hanteren van dit kostbaar werkinstrument, met het doel het tot een maximaal rendement op te voeren. Op grond van welk principe schr. in zijn tweede deel een onderscheid aanbrengt tussen thema's en rubrieken wordt nergens verklaard en is ons ook niet duidelijk. Voor het praktisch gebruik doet dit evenwel weinig terzake.
J.M. Tison
| |
Zundel, Maurice, Morale et mystique (Présence chrétienne). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 144 pp., F. 60.
Is er ooit een ‘christelijke’ moraal geweest, vraagt de auteur zich af. Inderdaad, wij hebben grotendeels de oud-testamentische moraal overgenomen. Nog steeds leven we in aanzienlijke mate in het ‘Rijk van de Verplichting’, terwijl dan toch het ‘Rijk Gods’ onder ons is gekomen. Een sterk affectief-gekleurde moraal beheerst ons, waar onbewust het infantiele ‘zich doen gelden’ doorwerkt, terwijl het evangelische ‘zich geven’ bewuster zou moeten beleefd worden. Dit veronderstelt verinnerlijking van de Wet van God, het doorbreken van de moraal door een mystieke levenshouding, die zeer realistisch blijft. Een aanbevolen werkje, eerder beschouwend dan argumenterend, maar des te ttreffender.
F. Van Neste
| |
Pruche, Benoit, Histoire de l'homme mystère de Dieu, Une Théologie pour les laïcs. - Descleé de Brouwer, Brugge, 1961, 451 pp.
Omdat er nog steeds zo weinig aan de leek aangepaste theologische studies voorhanden zijn, kan men niet anders dan elke nieuwe poging tot aanpassing toejuichen. De auteur is goeddeels in zijn opzet geslaagd. De christen van onze tijd wordt duidelijk gesitueerd tegenover het anti-religieuze marxisme en existentialisme. Binnen dit wereldbeeld bouwt Pruche een
| |
| |
katholieke leer op, volgens trinitair schema: onze afhankelijkheid als schepsel tegenover de Vader, onze verlossing door Christus, en onze vergoddelijking door de Geest in ons. Dit laatste deel vooral zal voor de lezer nieuwe en gezonde perspectieven openen. Hier of daar in dit boek kan men de al te streng vastgehouden thomistische terminologie minder aangepast vinden: wij leven toch al een goede zes eeuwen na Thomas! Elders zal men het tekort aan historisch diepteperspectief missen, wat nochtans wezensnoodzakelijk is voor elke theologie. Maar, zoals gezegd, dit soort boeken staat nog in een aanvangsstadium, en deze bijdrage verdient een warme aanbeveling bij de ontwikkelde leek op zoek naar geloofsinzicht, evenals bij de priester, die hier een begrijpelijk compendium van dogmatische theologie kan vinden.
M. de Wachter
| |
Stratmann, Franziskus Maria O.P., Gaben und Aufgaben. Über die religiöse Bedeutung der Sieben Gaben des Heiligen Geistes. - Verlag Josef Knecht, Frankfurt am Main, 1962, 272 pp.
De bejaarde schrijver, met een bewogen verleden achter de rug, schenkt ons hier (volgens een verklarende tekst) zijn ‘geestelijk testament’; hij voert namelijk zijn lezers, ook leken, het geestelijk leven binnen. Elke gave van de heilige Geest, eerst aandachtig verklaard, wordt gevolgd door een bijzondere taak (Aufgabe), waarbij telkens een der acht zaligheden wordt aangevoerd... Zo brengt het boek heel veel bijeen: een strakke theologische traditie, teruggaand op Augustinus en Thomas, en een soepele aanpassing aan onze toestanden; - het ontvangen van Gods genade en het meewerken daarmee; - een hoge geestelijke leer en een concreet uitwerken van geloof en leven... Het boek kan gebruikt worden voor overweging en voor lectuur; en de oude strijder verloochent zijn actieve natuur nog niet wanneer hij de contemplatie voorstaat.
Em. Janssen
| |
Assemblées du Seigneur, Catéchèse des dimanches et des fêtes, Publications de Saint-André, Biblica, Brugge. - No. 4 Deuxième dimanche de l'Avent; no. 11 Dimanche dans l'octave de Noël; no. 14 Fête de la Sainte Famille; no. 26 Premier dimanche de Carême; no. 55 Deuxième dimanche après la Pentecôte; no. 73 Dixhuitième dimanche après la Pentecôte.
Deze eerste zes nummers van een reeks, die een honderdtal deeltjes zal bevatten van elk ongeveer honderd blz. (60 Fr. per deel), verschenen einde 1961 en begin 1962. Sindsdien kwamen in een geregeld tempo een aantal nieuwe afleveringen van de pers. Deze serie feest- en zondags-catechesen, waaraan een internationaal samengestelde groep specialisten medewerking verleent, wordt uitgegeven door de benediktijnerabdij van Loppem. Elk boekje geeft achtereenvolgens een uitleg van het misformulier van de dag (hoe dit in het licht van zijn historische oorsprong moet begrepen worden), een exegetische commentaar van epistel en evangelie, een uiteenzetting over het centrale bijbelse thema, een uittreksel uit de patristische literatuur, beschouwingen van leerstellige aard en tenslotte enkele pastorale bedenkingen, aangepast aan de hedendaagse mentaliteit en situatie. De historische inleiding, de exegetische ontleding en de patristische commentaar staan er borg voor dat deze kleine summa van de liturgische feest- en zondagsviering lange tijd actueel zal blijven. De namen Th. Maertens en J. Dupont, de twee voornaamste medewerkers, staan borg voor de dagelijkheid.
H. Hendrickx
| |
Maritain, Raïssa. Notes sur le Pater (Vie et Prière). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 164 pp., F. 57.
Beschouwingen bij het Onze Vader, en bij elke vraag daarvan, hebben we thans verschillende: van Schneider, van Guardini, van Paul-Marie de la Croix, en al die boeken zijn verschillend. Ook dit boekje verschilt weer: de schrijfster bracht materiaal bijeen voor een boek: ‘bidden het leven door’; dat boek zou beginnen met ‘notes sur le pater’: hier zijn ze. Het waren nog fragmenten toen zij overleed; haar man, Jacques Maritain, bracht ze bijeen en vulde ze aan. Zodat dit boekje eigenlijk van vrouw en man komt, tamelijk gefragmenteert blijft, maar uit suggestieve en soms diepgaande fragmenten bestaat. Alles gevat in een vast kader, en gericht naar een doorlopend bidden.
Em. Janssen
| |
Die Geschichte unseres Heiles. Benzigers Jugendbibel. - Benziger, Zürich, 382 pp., 1962, 9.80 Fr.
Deze Bijbel voor de jeugd is zo opgezet, dat telkens een gedeelte uit de Bijbeltekst wordt geboden en daarna een verklaring wordt gegeven, min of meer in overeenstemming met de huidige Bijbelopvattingen en begrijpelijk voor de jeugd. Het
| |
| |
oude testament beslaat ongeveer de helft van het boek; hier heeft men dus sterk moeten selecteren. Een aantal goede kleurreproducties staan door het boek verspreid. Mij lijkt deze methode voor de jeugd zeer geschikt. Enerzijds maakt de jeugdige kennis met de oorspronkelijke tekst; anderzijds wordt hij reeds enigszins ingeleid in symboliek, litterair genre etc. Een uitstekend boek voor jeugdigen.
P. van Alkemade
| |
Bopp, Linus, Zeige uns den Vater. - Herder, Freiburg-Wien, 1962, 152 pp., 10.80 D.M.
Men kan de indruk niet van zich afzetten dat de Freiburgse Professor-emeritus van pastoraal en pedagogiek hier slechts zijn stteekkaarten aan elkaar heeft geregen. Het boek bevat enkele waardevolle citaten over het vaderbeeld in de letterkunde en de H. Schrift, maar originele pedagogische of psychologische inzichten hoeft men er niet in te zoeken
A. Cauwelier
| |
Literatuur
De Jong Keesing, Elisabeth. De blinde spinners. - Querido, Amsterdam, 1962; 217 pp., f 8,90.
De auteur van De Zalenman, het boekenweekgeschenk van een paar jaar geleden, heeft met De blinde Spinners een roman van formaat geschreven. De roman is een doorsnee door een halve eeuw familiegeschiedenis van enkele gezinnen, beginnend in 1906 en eindigend in 1956. In korte schetsmatige scènes, voortreffelijk van structuur en schriftuur, verhaalt zij leven en lotgevallen van een groot aantal mensen met groot beeldend talent. Het boek is tevens een document contemporain geworden, doordat de schrijfster haar figuren plaatst op de achtergrond van het tijdgebeuren. Amsterdam en Friesland, vooral het eerste, zijn de plaatsen die kleur geven aan het boek; in de zich uitbreidende en vernieuwende hoofdstad spelen de meeste figuren een rol van enige betekenis. Een opvallend goede en gave roman.
J. van Heugten
| |
Haasse, Hella S., De Meermin. Roman. - Querido, 1962; 176 pp., f 7,90.
Het lezen van deze ingewikkelde roman lijkt op een tocht door dicht struikgewas. De auteur rijgt een onnoemelijk aantal scènes aan elkaar, waarvan er vele zich in het verleden, vele zich in het nu van de roman afspelen en dit grillig door elkaar. Dit maakt de juiste oriëntering niet altijd gemakkelijk. Ook de dooreenstrengeling der personages maakt een struikgewas-indruk; er treden door elkaar een groot aantal artiesten op, Lucebertachtige figuren, naast meer of minder eenzame burgers. Een eigenlijk afgerond gebeuren is er niet. Een belangrijk, doch ook weer geen doorslaggevend feit is een misdaad der verzetsbeweging tijdens de oorlog. Zo biedt deze roman eer het materiaal voor een nog te componeren en af te ronden verhaal dan een geacheveerd geheel. Hoofdfiguur is de dichteres Sera, een fijngevoelige en verstandige vrouw, gehuwd met een in nevelen gehuld echtgenoot, van wie men nauwelijks weet of hij zijn vrouw liefheeft. Een boek met veel raadsels.
J. van Heugten
| |
Deyssel, Lodewijk van, Gedenkschriften. Uitgegeven door Harry Prick. II Delen. - Tjeenk Willink, Zwolle, 1962, 849 pp., f 30,-.
In de Zwolse herdrukken heeft de Van Deyssel-specialist Harry Prick met grote zorg L. Van Deyssels gedenkschriften ‘voor het eerst naar het handschrift uitgegeven, ingeleid en van aantekeningen voorzien’. Deze gedenkschriften zijn een eigenaardig soort literatuur, geschreven in een zeer persoonlijke, aristocratische, vaak naieve trant. Van Deyssel was een gekwelde aestheet en levensgenieter. Hij schrijft in het algemeen boeiend, soms meeslepend, soms ook wel wat banaal. Hij vertelt wat hij kwijt wil en verzwijgt wat hij niet kwijt wil. Talloze personages uit de vorige en uit het begin dezer eeuw staan in dit werk uitstekend geportraiteerd. Als cultuurdocument en als prozawerk zullen deze gedenkschriften misschien Van Deyssels meest blijvende erfenis zijn. Harry Prick heeft de uitgave met grote liefde en toewijding tot stand gebracht.
J. van Heugten
| |
Vestdijk, S., De held van Temesa. - Nijgh & Van Ditmar, 's-Gravenhage-Rotterdam, 1962; 367 pp., f 14,50.
Met De held van Temesa is Vestdijk weer eens ondergedoken in de Griekse Oudheid. Zijn antieke romans zijn, hoeveel vernuft, fantasie en eruditie er ook aan besteed zijn, niet zijn sterkste boeken. Ook dit niet. Het is moeilijk een vrijwel totaal gefantaseerde wereld aanvaardbaar te maken. Hier verhaalt een priester de lotgevallen van zijn leven. Hij verzorgt een heiligdom, waarin elk
| |
| |
jaar een jong meisje geofferd wordt aan een Held, een soort Hercules, die lang geleden een jong meisje aanrandde, gedood werd en nu, op raad van Delphi, als halfgod vereerd wordt. Het boek druipt van aanrandingen, verkrachtingen, nachtelijke bezoeken etc; kortom het gaat er meer dan heidens toe. Het valt zwaar dit alles nog te moeten savoereren in een geheel andere wereld dan die van Temesa. Bovendien is deze mytheachtige geschiedenis zo onwaarschijnlijk dat, wanneer een Temesiër ze had kunnen lezen, hij er waarschijnlijk om geglimlacht zou hebben.
J. van Heugten
| |
Neyssel, Antoinette. Spelen met geld. - Querido, Amsterdam, 1962, 180 pp., f 8,90.
Dit boek bevat een korte roman, waarin een echtpaar, man en vrouw om beurte, in de ikvorm hun belevenissen vertellen. De man is een handig zakenman, die langs slinkse wegen, tot rijkdom en aanzien komt, vastloopt, in de gevangenis belandt en ten slotte weer opnieuw de weg naar rijkdom en weelde inslaat. Het boek is nogal oppervlakkig en onwaarschijnlijk; de psychologie is zonder diepgang en de schrijfster weet heel dit gebeuren niet levend en overtuigend te verbeelden. Ontspanningslectuur voor lezers zonder hogere eisen.
J. van Heugten
| |
Vuyk, Beb, De wilde groene geur. - Querido, Amsterdam, 1962, 150 pp., f 4,90.
Beb Vuyk verzamelt in deze bundel een aantal oude en nieuwe novellen en laat daaraan voorafgaan een verhaal uit eigen familie. Men kent de prettige, coulante verhaaltrant van de auteur, die graag en onderhoudend vertelt over het vroegere Indië-Indonesië. Ook hier is dit Indië rijkelijk vertegenwoordigd.
J. v. Heugten
| |
Maele, P. van de S.J., Echon de Zwartrok-Reus. - De Seinhoven, Brussel, 1962, ingen. F. 60, geb. F. 75.
Avonturenromans-met-Indianen kennen we van Cooper, Aimard, May en anderen; dit verbeeldingsverhaal, over de heilige Kanadese martelaren uit de eerste helft van de zeventiende eeuw, is ook niet het enige van zijn soort. In een breed uitgewerkte schets wil de schrijver, naast zijn hoofdheld Jean de Brébeuf, ook diens mede-martelaren uitbeelden: Isaac Jogues, Antoine Daniel, Gabriel Lallemant, Charles Garnier, Noël Chabanel, René Soupil, Jean de la Lande. Ook door andere boeken vertrouwd met de roodhuiden, doet hij het met een rijke en bezonken kennis van hun leven en gewoonten; hij vertelt daarbij buitengewoon levendig, in schelle kleuren en bij dramatisch geweld. Misschien is dit verhaal wel overladen, en had de toon meer gevarieerd kunnen zijn; maar het heeft álles om bij de jeugd populair te worden en om er veel goed te doen.
Em. Janssen
| |
Veen, Adriaan van der, De boze vrienden. - Querido, Amsterdam. 1962, 150 pp., Reuzensalamander.
Adriaan van der Veen begint op de voorgrond te treden als een der goede romanschrijvers. Zijn talent blijkt weer ten overvloede uit De boze vrienden. Jammer dat wij dit boek moeten afwijzen. Het is een onbeschaamde nozemgeschiedenis, die wanneer zij b.v. verflimd werd, alleen sub rosa zou kunnen vertoond worden.
J. van Heugten
| |
Hughes, Richard, De vos op zolder. Vert. - De Fontein, Utrecht, 329 pp., f 10,90.
Jos. Panhuyzen heeft deze merkwaardige roman voortreffelijk vernederlandst. De uitvoerige roman beschrijft ongeveer de wijze, waarop een jonge Engelsman in 1923 de Duitse verhoudingen bekijkt. Te gast bij adellijke familie in Beieren, maakt hij van nabij de Hitler-putsch mee, die de latere dictator in de gevangenis bracht. Het boeiend en talentvol geschreven boek is een kaleidoscoop van kleurige figuren en gebeurtenissen. De compositie is wat sprunghaft, doordat het eerste in Engeland spelende deel niet laat vermoeden dat de twee latere zich in Duitsland afspelen. Het eindigt met het vertrek naar het klooster van een nichtje, waarop de Engelsman dodelijk verliefd is. Dit is symptomatisch voor heel 't ‘springerige’ van de roman.
J. van Heugten
| |
Andric, Ivo, De kroniek van Travnik. Vert. uit het Servo-kroatisch. - De Fontein, Utrecht. Westland Merksem, 402 pp., f 12,90.
De Servo-kroaat Ivo Andric is in korte tijd - hij won de Nobelprijs! - een beroemdheid geworden. Dat hij een groot schrijver is, bewijst ook weer De Kroniek van Travnik, een meesterlijke beschrijving van een Bosnisch, onder Turks beheer staand stadje, als tijdens de machtsjaren van Napoleon daar een Frans consulaat, later ook een Oostenrijks, wordt opgericht. Met de val van Napoleon ein- | |
| |
digt het consulaat en ook deze kroniek. Met ongewone intuïtie en kracht van verbeelding weet de auteur leven en mensen van dit stadje te evoceren en een zeer gemengd wereldje van Turken, Slaven en Westerlingen op te roepen.
J. van Heugten
| |
Shaw, George Bernard, Kapitän Drassbounds Bekehrung - Der Teufelsschüler. - Deutscher Taschenbuch Verlag, München, 1962, 192 pp., D.M. 2.50.
Gezien de nog steeds grote populariteit van Shaws werk in West-Duitsland, tracht dit boekje ook eens twee der minder druk gespeelde stukken uit zijn ‘Plays for Puritans’ (1901) te propageren. ‘Kapitän Brassbounds Bekehrung’ kan door zijn gek plot moeilijkheden opleveren voor een ruimer begrip van het ernstige grondprobleem, al spat ook hier de ironie langs alle kansen. Boven dat alles uit bezit het stuk documentaire waarde om het dispuut tussen valse en vervalste romantiek en het vereerde realisme. Variaties met dezelfde bedoeling brengto ok ‘Der Teufelsschüler’ met het geïnverteerde Victoriaanse melodrama, dat door schijnbaar volledig in de tijdsmode op te gaan precies de onderkoelde sabotage uitbeeldt en de heroïsche nee-zegger in travesti presenteert. Aan de vertalingen (S. Trebitsch) kleeft al een geurtje van bejaardheid.
C. Tindemans
| |
Marcel, Gabriel, Schauspiele I. - Glock und Lutz Verlag, Nürnberg, 1962, 420 pp., D.M. 20.
Deze Franse christelijke existentialist (geb. 1889) blijft ook in zijn toneel gehecht aan het redden der eeuwige waarden door een herontdekking van het menselijk geweten. De in dit eerste deel (van 3) opgenomen drama's, La Chapelle Ardente (1922), Le Monde Cassé (1933), Un Homme de Dieu (1921 en Le Quattuor en Fa Dièse (1919), zijn niet geschreven om filosofische stellingen te illustreren, al cirkelen ze wel alle om zijn bekende ideeën over vrijheid, hoop, trouw, geloof, liefde en dood. De personages worden niet door een probleem verteerd, dat aan het slot gewild-gelukkig wordt afgerond, maar ze zijn beheerst door de handeling en komen zo geleidelijk tot inzicht in het geheim van het menselijk bestaan. Daarom is elk drama arm aan actie maar rijk aan idee, waarbij de stichomythische replieken niet worden geschuwd. Bij de aanvang zijn alle personen zonder uitzondering egoïstische en eenzame mensen, die dreigen ten onder te gaan aan een farizeïsche burgerlijkheid in levenswijze en persoonlijke inhoud, maar langs de pijnlijke ervaring van de vooral innerlijke nederlaag om, ontsnappen ze aan de onmogelijkheid oprecht tegenover zichzelf te staan. Zo culmineert elk drama in het besef dat het noodzakelijk is erkend te worden als wat men in waarheid is en wordt de illusie van de wens verdreven voor de werkelijkheid van het leven. De innerlijke leegte en onbeduidendheid van vele figuren lijken noodgedwongen tot verveling te leiden, terwijl de onmogelijkheid van S. structureel te vernieuwen door een loffelijke maar eenzijdige concentratie op de motieven, de dramatische bloedloosheid nog accentueert.
C. Tindemans
| |
Jahnn, Hans Henny, Medea. Tragödie. - Europäische Verlagsanstalt, Frankfurt, 1959, 114 pp., D.M. 7.50.
Deze tragedie (1926) van een der belangrijkste en toch meest verwaarloosde Duitse expressionisten wordt algemeen beschouwd als zijn dramatisch meesterwerk. Door de sacrale motieven van zijn debuut te verdiepen zonder de schreeuwerige emfase ervan, brengt S. de eerste moderne behandeling van een antieke stof, die niet verloren loopt in de esthetica, niet louter de psychologische verzwakking van de mythe wil, maar afgaat op de archaïsche kern. Meer steunend op Euripides dan op Grillparzer (die het motief herontdekte), geeft hij gestalte aan de door primaire drift gecreëerde vrouwelijkheid, die geen pathologisch monster is, maar een rechtvaardige wraakfiguur, die haar verantwoording vindt in de ontgoocheling. Meer een lees- dan een speeldrama, maar inzake opzet, ruimte, betekenis en artistieke prestatie blijft het behoren tot de schaarse toppunten van het expressionisme.
C. Tindemans
| |
Gallico, Paul, Coronation. - Heinemann, London, 1962, 128 pp., 8 s. 6 d.
Dit simpele verhaal van ongeveer dertig duizend woorden evoceert op verdienstelijke wijze de kroning van Elisabeth II. Een Yorkshire gezin, bestaande uit vader, moeder, twee kinderen en Oma maken het gebeuren in London mee en verschaffen daarmede de romanschrijver de aanleiding en gelegenheid om de romantiek van de kroning in een lichte romanvorm vast te leggen.
W. Peters
| |
| |
| |
Schallück, Paul, Zum Beispiel. Essays. - Europäische Verlagsanstalt, Frankfurt, 1962, 184 pp., D.M. 7.80.
Deze jonge Duitse romancier (geb. 1922) bundelt hier vier reeksen feuilletonstukjes, waarin zin voor het syntheserijke detail, gezond non-conformisme en een soliede syntaxis kenmerkend zijn. In ‘Gedanken zur Zeit’ legt hij getuigenis af van zijn genuanceerd pacifisme en zijn bezorgdheid om de intellectuele integriteit van zijn volk; in ‘Gedanken zur Kunst’ neemt hij zacht-kritisch stelling voor of tegen het avantgardisme, het kamertoneel, het documentarisme, e.d.; in ‘Literarische Porträts’ schematiseert hij indringend en luchtig over H. James, S. Lagerlöf, B. Brecht, N. Sachs, F. Wedekind en H.H. Jahnn; in ‘Beobachtungen’ lispelt hij over zichzelf, predikt hij voor meer begrip van de zelfkant of praat zalig-chauvinistisch over zijn woonplaats Keulen.
C. Tindemans
| |
Hoffmann, Ludwig und Hoffmann-Ostwald, Daniel, Deutsches Arbeitertheater 1918-1933. Eine Dokumentation. - Henschel-Verlag, Berlin (Ost.), 1961, 800 pp., 87 pl., D.M. 30.
Uit revues, spreekkoren, verkiezingsteksten, vlugschriften, recensies, politierapporten, protocollen, karikaturen, politieke spotprenten, liederen en foto's is hier een boek samengesteld dat de agitatorische bedrijvigheid door de communistische arbeiderstheatergroepen tussen keizer en Führer overzichtelijk ordent. Op werkelijk rechtstreeks materiaal kon men nog moeilijk steunen, aangezien de teksten meestal verbrand of in beslag genomen werden, terwijl ook de acteurs nagenoeg allen zijn omgekomen. Het is geen propagandaboek in de engere betekenis van het woord, al is het panorama uiteraard wel partijpolitiek gekleurd. Het blijft in hoofdzaak toch een zo historisch mogelijke, accurate catalogisering van de manier waarop het theater in dienst van de ideologische strijd werd geplaatst. Alleen de kritische commentaar die elk hoofdstuk (geschikt naar kampgroep of -plaats) voorafgaat, is in een ijzig pathos gesteld vol gezwollen rhetoriek. De meeste auteurs zijn onbekend, want meestal collectief, al is er ook een tekst van Friedrich Wolf (‘Bauer Bätz’). De verwantschap met het Laienspiel wordt nergens geloochend. We hopen dat er eens een degelijke bloemlezing tot stand komt van dit soort theater.
C. Tindemans
| |
Rüber, Johannes, Dunkles Rom. Roman. - Jakob Hegner, Köln & Olten, 1962, 262 pp., 15.80 D.M.
Met Dunkles Rom heeft Rüber weer een zinrijke fantasie geschapen, waarin werkelijkheid en Dichtung een wonderlijk geheel vormen. In Rome heerst een geweten- en godloze dictator. De Sint Pieter en de overige kerken zijn vervallen, de Paus is weer teruggedrongen in de catacomben en de Kerk is weer ongeveer de Kerk der eerste eeuwen. In deze situatie komt Alberto Buonpane naar Rome, een van de Kerk vervreemde, getrouwd met een zeer vrome, goedhartige vrouw. Hij is in deze wonderlijke omgeving de moderne, intellectuele zwakkeling, beleeft de nodige avonturen en bezwijkt voor het aanbod van de dictator. De roman, in de ik-vorm, bestaat uit de levensbiecht van deze Alberto. Een originele, met talent geschreven roman, een verhaal met veel achtergronden en tendensen, waarin ook het onwaarschijnlijke aannemelijk wordt. Het oude en het zeer moderne spelen hier op merkwaardige wijze door elkaar en zo ontstaat er een tijdsbeeld van aangrijpende werkelijkheid.
J. van Heugten
| |
Bondarew, Jurij, Vergiss wer du bist. Roman. - Piper & Co. Verlag, München, 1962; 15.80 D.M.
Deze Russische roman (door Joseph Hahn vertaald) verbaast door de vrije toon, waarop hier toestanden uit de naoorlogse Stalin-periode beschreven worden. Het hoofdconflict is de ruzie tussen twee officieren, van wie de een zich in de oorlog behoorlijk gedragen heeft, de ander uit zelfbehoud een luitenant en een aantal manschappen de dood indreef. De drukkende atmosfeer tijdens het bewind van Stalin en Beria, toen niet het recht, doch willekeur en bureaucratie, klikgeest en denunciatie heersten, is met merkwaardige openheid weergegeven. Het is een goed geschreven roman, waarin menselijk gevoel en menselijk levensbesef de koers bepalen, meer dan de officiële communistische linie. Juist omdat een Sovjet-schrijver hier het Russische alledagsleven treffend weergeeft, zal deze roman wel zijn weg vinden.
J. van Heugten
| |
O'Connor, Edwin, Een vleug van weemoed. Vert. - De Fontein, Utrecht; 411 pp., f 12,90.
Een pastoor in een vervallen parochie ergens in een grootstad in de V.S. schrijft over zijn leven, zijn omgeving, zijn
| |
| |
vrienden en parochianen. De pastoor is in een vroegere periode aan de drank geraakt, heeft zich in vier jaren van eenzaamheid en tucht van zijn kwaal genezen en is weer in genade aangenomen. Dit verleden verleent een vleug van weemoed aan zijn bestaan. Nu schrijft hij over zijn kennissen, vooral over een hard en onbarmhartig geldwinner, die ongeveer de hoofdfiguur van de roman wordt. Dit originele type, hard, brutaal, geestig, opdringerig en toch niet zonder bekoring, is met groot talent beschreven, evenals de overige gezinsleden. Het gaat er doorgaans erg Iers toe. Een enorm kerkelijk leven schijnt hier te combineren te zijn met onchristelijke verharding. Daarnaast doet de in weemoed gedrenkte vroomheid van de pastoor weldadig aan. Het is inderdaad een roman van formaat, die echter zou winnen bij meer strakheid en beperking.
J. van Heugten
| |
Gheorghiu, C. Virgil, Petrodava. Vert. - Uitg. Pax, Den Haag, 1962; 256 pp., f 8,90.
De vruchtbare en succesvolle auteur Gheorghiu treedt hier op met een verhaal uit de Karpathen, een roman die meer opvalt door excentriciteit dan door artisticiteit. De personages en de gebeurtenissen zijn zo opgeschroefd en onwaarschijnlijk dat een lezer met enig oordeel er zijn hoofd bij schudt. Wellicht is deze excentriciteit een der redenen van zijn succes. Een bergkind uit een paardefokkersgeslacht trouwt liefst maar even met een Russische prins van Asaristischen bloede. Aan het eind stort de prinses zich in een bergstroom, omdat zij zich en haar ongeboren kind besmet weet in haar bloed. Het is alles meer dan romantisch.
J. van Heugten
| |
Homo Viator, Modernes christliches Theater. - Jakob Hegner, Köln & Olten, 1962; 431 pp., 14.80 D.M.
De bekende uitgever Jakob Hegner heeft van zeven auteurs, nl. G. Bernanos, P. Claudel, G. Marcel, Jul. Green, T.S. Eliot, R Schneider en H. Böll zeven toneelstukken (van elke auteur een) in dit boek verzameld onder de titel Modernes christliches Theater. De Engelse en Franse stukken verschijnen in Duitse vertaling. De bekendste zijn wel Dialogues des Carmélites van Bernanos, Murder in the Cathedral van Eliot en L'Ennemi van Green. Van Claudel is niet zijn wel bekendste stuk L'Annonce faite à Marie opgenomen. Gabriel Marcel die het voorwoord schrijft, zegt terecht: ‘beoordeelt men deze stukken niet naar hun techniek, doch naar de geest, dan zijn het wegwijzers die, op grote afstanden van elkaar, de innerlijke levensgang der mensen markeren’.
P. van Alkemade
| |
Cespedes, Alba de, Het verboden schrift. Vert. - Leopold, Den Haag; 280 pp., 1962, f 9,75.
‘Het verboden schrift’ van deze Italiaanse schrijfster is het dagboek van de vrouw van een bankemployé, dat zij met de uiterste zorg verborgen houdt voor haar gezin. Het verhaal stroomt voort als een kalme rivier, zonder versnellingen of kolken, zonder heftige of verrassende momenten. De auteur keuvelt gemoedelijk door op onderhoudende wijze en vertelt van de vervreemding harer dochter, de nuchtere ongeïnteresseerdheid van haar man en de bezorgdheid van haar zoon. Zij graaft niet diep en de menselijkheden, die zij beschrijft, blijven aan de oppervlakte. Haast onbewust raakt zij zelf in het vaarwater van haar patroon, bij wie zij op kantoor werkt. Een enigszins kleurloze roman.
J. van Heugten
| |
Young, G.M. Victorian Essays. - Oxford Paperbacks, Oxford Un. Press, London, 216 pp., 7 s. 6 d.
De classicus, historicus, literair criticus en essayist die G.M. Young was koesterde een voorliefde voor het Engeland van Koningin Victoria en was daarin geheel thuis. Uit de vele opstellen die hij hierover schreef, heeft W.D. Handcock een keuze gedaan en in deze pocketuitgave er een goede twintig opgenomen. De mening van Young over Victoriaanse grootheden als Macaulay, Tennyson, Dickens, Thackeray, Newman, Kingsley, George Eliot, Hardy, Gladstone en anderen is steeds de moeite waard om kennis ervan te nemen We vinden het jammer dat deze uitgave een index mist.
W. Peters
| |
Priestley, J.B., Margin Released. Reminiscences and reflections. - Heinemann, London, 1962, 236 pp., 25 sh.
Literature and Western Man. - Mercury Books, London, 1962, 405 pp., 18 sh.
Wat het tweede boek betreft, verwijzen we naar een kort opstel dat naar aanleiding van de eerste uitgave in Streven werd gepubliceerd in mei 1960. Dat deze studie nu reeds in een goedkope editie opnieuw werd uitgegeven bewijst niet alleen dat zij lezers trekt om haar inhoud,
| |
| |
maar ook dat de naam Priestley alleen reeds velen fascineert. Een verklaring hiervan schijnt de auteur ons zelf te geven in wat hij beslist niet als een autobiographie beschouwd wil zien, maar hetgeen in feite hier toch wel dicht bijkomt. In Margin Released verhaalt hij van zijn jeugd in Bradford en de eerste aarzelende schreden op het pad van de journalistiek, en in het tweede gedeelte roept hij zijn oorlogservaringen op. Dit alles bevat niet veel nieuws, omdat in een boek van een dertigtal jaren terug English Journey hij reeds veel persoonlijke herinneringen verwerkte. In het derde gedeelte bespreekt hij zijn grote successen als romanschrijver en essayist, zijn contacten met collega's - Belloc, Chesterton, Shaw, Wells, Bennett, Walpole en Galsworthy verschijnen kort op de planken - alsook zijn ervaringen in de toneelwereld. Het is alles bijeen interessant, in niet geringe mate ook omdat hij als altijd verkwikkend helder schrijft, en dit met zulk een deceptieve eenvoud.
W. Peters
| |
Rylands, G., The Ages of Man. - Mercury Books, London, 1962, 9 s. 6 d.
Zes honderd zeven en tachtig kortere en langere uittreksels uit de werken van Shakespeare beogen de lezer vertrouwd te maken met Shakespeare's Image of Man and Nature (aldus de ondertitel). De beroemde toneelspeler John Gielgud nam deze anthologie, met de titel incluis, als basis voor zijn voordrachten uit Shakespeare's werken. Verwijzingen naar het stuk of het sonnet zijn in de anthologie zelf achterwege gelaten, hetgeen het grote voordeel heeft dat de lezer zich als vanzelf meer gaat concentreren op het stuk leven dat de dichter hier beschrijft of bezingt. Een uitmuntend boek dat het onrustige van vele andere anthologieën dank zij zijn opzet mist.
W. Peters
| |
Bunge, H. e.a., Bertolt Brecht, Damals und heute. Wissen der Gegenwart, Bd. 15. - Dobbeck Verlag München, 1962, 149 pp., D.M. 3.
De op een Brechtforum door de Hamburse studentenwerkgroep gehouden referaten door Hans Bunge (‘Brecht im 2. Weltkrieg’), Werner Hecht (‘Brechts Weg zum epischen Theater’), Wolfgang Plat (‘Die Äusserungen B. Brechts zu einigen Fragen der bildenden Kunst’) en Ernst Schumacher (B. Brechts ‘Leben des Galilei’) voegen weinig toe aan de reeds uitgebreide serie publikaties. Ze lichten ons echter wel in over een der minder interessante aspecten der Brechtverering. De heren leggen er zich vlijtig op toe Brechts niet direct geestdriftige critici als instrumenten van de koude oorlog dood te verven, rukken feiten uit hun historisch verband en zwijgen verder listig over die elementen die hun thesis niet dienen. Een aanhangsel over Brechts ontvangst in West-Duitsland (zoals afgedrukt in een glosse van de Westduitse Die Zeit en de Oostduitse Sonntag) is erg verhelderend en heel wat instructiever voor beide kampen. Een antwoordlijst op de vraag naar de omvang van de Brecht-boycott in West-Duitsland brengt dezelfde dualiteit: hij wordt geapprecieerd door de onbevooroordeelde criticus, hij wordt misbruikt door de geloofsgenoten.
C. Tindemans
| |
Zeami, La tradition secrète du Nô. Suivie de Une journée de Nô. Traduction et commentaires de René Sieffert. - Gallimard, Parijs, 1962, 378 pp., N.F. 17.
Dit boek wil in de eerste plaats de baanbrekende theorieën van de Japanse dramaturg Zeami (1363-1443) aan een Westers publiek bekend maken. Het interessantst is de uitgebreide, zakelijke en revelerende inleiding van de Franse specialist R. Sieffert. Hij geeft een historische definitie van het Nô-spel, gaat uitvoerig in op de verschillende kenmerken, schetst de evolutie in thematiek, spelstijl, acteurstraditie, scholing, conventies en maskers, bespreekt de grote auteurs en ontleedt ook de moeilijkheden die een vertaling oplevert. Op de integrale tekst van Zeami's kritische geschriften volgt als illustratie een volledige Nô-cyclus, zowel de ernstige spelen (waki, ha en kyû) als de kluchten.
C. Tindemans
| |
Diggelmann, W.M., Das Verhör des Harry Wind. Roman. - Benziger Verlag, Zürich, 1962, 253 pp., 14,80 Fr
Deze jonge Zwitser, die reeds naam maakte met zijn ‘Geschichten um Abel’, trekt thans de aandacht met een nieuwe, eigenaardige roman, die enigszins buiten het kader der gewone romanschrijverij valt. Harry Wind wordt verdacht militaire geheimen aan de vijand te hebben uitgeleverd en daarom gearresteerd. Het daarop volgende verhoor is de hoofddraad in dit merkwaardige weefsel, waarin de gearresteerde zijn leven verhaalt. Een zeer modern verhaal door zijn directheid en nuchterheid van beschrijving, zijn verwikkeling met hedendaagse toestanden en problemen, zijn onbevangenheid tegen- | |
| |
over lot en leven. Diggelmann is ongetwijfeld een auteur, van wie nog veel te verwachten valt.
J. van Heugten
| |
Wetenschap
Barsow, A.S., Was ist lineare Programmierung? - B.G. Teubner Verlagsgesellschaft, Leipzig, in Zusammenarbeit mit der Akademischen Verlagsgesellschaft Geest & Portig K.-G., Leipzig, 1962; 108 pp., D.M. 5.40.
De titel doet een verband vermoeden met het programmeren voor elektronische rekenmachines. Omdat voor dit soort programmeren de laatste jaren opzienbarende vereenvoudigingen zijn gevonden (m.n. Algol '60 en Fortran), zou men geneigd zijn te denken, hier weer met een nieuwe vooruitgang kennis te maken. Het woord programmeren in dit boekje slaat echter niet op het programmeren voor rekenmachines. Onder lineaire programmering wordt verstaan: het zoeken van een optimale waarde voor een grootheid, die een lineaire funktie is van meerdere veranderlijken, terwijl de veranderlijken zelf ook weer aan lineaire vergelijkingen (c.q. ongelijkheden) moeten voldoen. Er is dus een grote analogie met het probleem waarvoor Lagrange reeds een oplossing vond. Het verschil is echter, dat Lagrange partiële differentieerbaarheid veronderstelde, terwijl dat in het onderhavige werkje niet wordt geëist. Het boekje geeft eerst een hoofdstuk gewone lineaire algebra; daarna wordt de theorie van het lineaire programmeren ontwikkeld, echter geheel toegepast op één soort problemen, nl. transportproblemen. Er worden vele voorbeelden gegeven. Een strenge theorie wordt niet opgebouwd: het is een boekje met bescheiden pretenties over een heel eng begrensd onderwerp uit de toegepaste wiskunde, waarbij veel nadruk wordt gelegd op het praktische nut.
P.G. van Breemen
| |
Wentzel, J.S., Elemente der Spieltheorie. - B.G. Teubner Verlagsgesellschaft, Leipzig, in Zusammenarbeid mit der Akademischen Verlagsgesellschaft Geest 6 Portig K.-G., Leipzig, 1962; 66 pp., D.M. 4.20.
Schr. begint met te stellen dat in de praktijk van het leven vaak konflikt-situaties voorkomen, bijv. op economisch of militair gebied. Een vereenvoudigd model van zo'n konfliktsituatie wordt een ‘spel’ genoemd. Omdat dit model zoveel simpeler is dan de werkelijkheid, leent het zich voor een wiskundige behandeling. Dit betekent in feite, dat een bepaalde tak van de wiskunde, nl. de waarschijnlijkheidsleer, wordt toegepast op het, aldus gedefinieerde, spel. Het onderhavige boekje beperkt zich in het onderwerp van de titels nogmaals, door alleen maar spelen met twee partijen te beschouwen. De noodzakelijke grondbegrippen worden gedefinieerd, en daarna wordt heel rustig iets van de theorie opgebouwd, voortdurend toegelicht door voorbeelden. Het blijft allemaal elementair (meer dan een middelbare-schoolopleiding wordt nauwelijks verondersteld), maar door de zeer nauwe toespitsing van het onderwerp weet schr. toch aardige resultaten te bereiken. De praktische bruikbaarheid, waarmee schr. begon, is natuurlijk miniem, omdat het model zozeer gesimplificeerd is; schr. vermeldt dit zelf op pag. 13, maar op verschillende andere plaatsen krijgt men de indruk, dat hij dit toch weer vergeet. Voor iemand die op serieuse en toch eenvoudige wijze iets wil leren over de theorie van de kansspelen is dit een zeer geschikt boekje.
P.G. van Breemen
| |
Gamow, Dr. George, Biografie van de fysica (Palladium Paperbacks). - W. de Haan N.V., Zeist en Van Loghum Slaterus' Uitgeversmaatschappij N.V., Arnhem en N.V. Standaard Boekhandel, Antwerpen, 1962, 302 pp., f 8,90.
George Gamow werd in 1904 in Odessa geboren. Zijn fysica-studie sloot hij af met een promotie in 1928 in Leningrad. Daarna werkt hij achtereenvolgens in Göttingen, Kopenhagen en Cambridge, om in 1934 hoogleraar te worden in de Verenigde Staten. Het is dan al 5 of 6 jaar geleden, dat hij als eerste fysicus een theorie van de atoomkern had opgesteld, die geheel gebouwd is op de pas ontwikkelde quanten-mechanica. Met zijn kernmodel kan hij een tipje oplichten van de sluier, die over het raadsel van de radio-activiteit ligt uitgespreid. Vanaf die tijd heeft Gamow zich gehandhaafd in het front van de kernfysica. In de handboeken komt zijn naam vele malen voor: er is een Gamow-factor voor het z.g. tunnel-effect in de quanten-mechanica en er is een Gamow-Teller-overgang bij het verval van een radio-actieve atoomkern. Maar naast belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen heeft Gamow ook een aan- | |
| |
tal populair-wetenschappelijke werken op zijn naam staan. Hij heeft een uitgesproken talent om zaken, die tot nog toe alleen in de esoterische vaktaal der fysici konden worden uitgedrukt, voor iedereen toegankelijk te maken, zonder aan de wetenschappelijke juistheid te kort te doen. Ik geloof niet dat er onder de waarlijk grote fysici iemand is, die de kunst van de popularisering beter verstaat dan Gamow. In 1956 werd hij hiervoor onderscheiden met een UNESCO-prijs. Het hier besproken werk is een boek, dat de hele fysica behandelt, maar op een aparte manier. Het is een tussenweg tussen een systematische behandeling der natuurkunde, naar verschillende onderwerpen verdeeld, en een geschiedenis van de natuurkunde. Het geheel is bizonder geslaagd; helder en overzichtelijk, maar ook boeiend en verrassend. Frappante citaten uit historische werken (van Archimedes af tot aan eigentijdse fysici toe) en interessante gebeurtenissen of anecdotes uit het leven der grote onderzoekers wisselen de meer docerende gedeelten op prettige wijze af. Er staan goede tekeningen
van grote natuurkundigen in het boek, die door Gamow zelf zijn gemaakt, en verbazend aardige tekeningen om de theorie toe te lichten. De wetenschappelijke juistheid van de behandelde natuurkunde is bij Gamow natuurlijk verzekerd, ook al blijft het jammer, dat hij op pag. 295 een verouderde tabel van de elementaire deeltjes opneemt (de tekst er rond om heen is wel up-to-date) en al zullen vele vakgenoten hem niet willen volgen in zijn speculaties over de ‘heilige getallen’ van de massa's der elementaire deeltjes aan het eind van het boek. De vertaling van Dr. Burger doet vergeten dat het boek vertaald is.
P. van Breemen
| |
Rühs, F., Funktionentheorie. - Deutscher Verlag der Wissenschaften, Berlin, 1962, 510 pp., D.M. 44.
Dit boek is gegroeid uit colleges voor fysici en ingenieurs, en daardoor is de stijl van het boek ook bepaald. De moeilijke, fundamentele beschouwingen, die vooral voor echte wiskundigen van belang zijn, zijn achterwege gelaten. In plaats daarvan komen een groot aantal toepassingen. Een nieuw boek over functie-theorie gaat men bijna spontaan vergelijken met de bekende boekjes van Konrad Knopp, die nu al 40 jaar voor velen de eerste inleiding vormen in de theorie van de complexe functies. Ook Rühs is niet in staat om de eminente docent Knopp te evenaren als het gaat om werkelijk inzicht bij te brengen. Vanzelfsprekend echter geeft het kloeke boek van Rühs veel meer stof dan de drie kleine boekjes van Knopp kunnen bieden. Als uitgebreid handboek en vooral als naslagwerk voor mensen die al eerder met de functietheorie kennis maakten, en die bovendien een meer praktische instelling hebben, is dit verzorgde boek zeker aan te bevelen.
P. van Breemen
| |
Kunst en cultuur
Bekaert, Geert, Gewijde kunst (Nieuwe Stemmen, 1961, 6-7). - Antwerpen, 1961, 156 pp., geïll.
Dit boek dat handelt over de moderne gewijde kunst is zelf een klein kunstwerk. De schikking van het rijke fotomateriaal, de letterkeuze, en niet het minst, de fijnzinnige en oordeelkundige verluchting der tekstpagina's, waarbij tekeningen van Klee, Miro, Kandinsky, afgewisseld met plattegronden de tekst verklaren, kortom, de gehele vormgeving is als een moderne gewijde ruimte, die we betreden en waar we stil worden en ‘luisteren met oor en oog, deemoedig en liefdevol’. In zulk een serene en aangepaste sfeer worden wij in voeling gebracht (want dit is het juiste woord) met de moderne gewijde kunst: dit woud van mysterie, waarin van het begin der tijden af het Heilige telkens weer in nieuwe vormen zichtbaar en tastbaar wordt. Alles zingt plotseling weer voor de Heer een nieuw lied. Het is een beeld waarmee we, weliswaar op een gebrekkige manier, de boeiende idee trachten weer te geven die in het inleidend opstel wordt aangeduid, en waarvan we hopen dat de auteur ons nog ooit een rijk gedocumenteerde uitwerking zal geven. In de volgende verhandelingen beschrijven verschillende specialisten de huidige toestand van de gewijde kunst in hun eigen land, vooral op het gebied van moderne kerkbouw. Dit getuigenis is zowel in zijn veelzijdigheid als door zijn authenticiteit zo overtuigend dat het elke tegenstander van deze kunst vanzelf tot zelfverweer dwingt. Eén schrille toon klinkt door deze ruimte: waar namelijk in alle objectiviteit de stand van de gewijde kunst in ons eigen land ter sprake komt. - Zowel de uitgevers als de samensteller, Pater G. Bekaert, verdienen dank. In elke gemeenschap die er zich van bewust wordt zichzelf in nieuwe vormen
| |
| |
te herontdekken en te overleven, zou het verschijnen van zulk een werk een gebeurtenis moeten zijn, die ieder blij en hoopvol stemt.
G. Achten
| |
Neutra, Richard, Welt und Wohnung. - Verlag A. Koch, Stuttgart, 1962, 160 pp., 334 afb., 21 tek., geb. D.M. 60.
Een album met foto's van het werk van architect Richard Neutra geeft altijd een beetje de indruk van een haute-couture-blad: schitterend, verfijnd, irreëel. En Richard Neutra mag het daarin dan nog zo nadrukkelijk hebben over de spontaneïteit van het wonen en over het belang van een levensechte architectuur, de woningen die hij ons voorstelt liggen altijd precies over de grens van de spontane en vanzelfsprekende levensechtheid, in een sfeer van al te bewuste ‘zelfheerlijkheid’, als wij dit woord in deze kontekst mogen gebruiken. Dit betekent allerminst dat zij geen grote kwaliteiten bezitten. Zowel wat de studie van de inplanting en van de inwendige organisatie, als die van structuur en materiaal betreft, zijn de woningen van Neutra zeer doordacht en op vele punten voorbeeldig. In dit nieuwe boek - Neutra heeft reeds een hele bibliografie op zijn naam staan - worden, naast een inleidend beknopt overzicht van zijn voornaamste werk, een serie van zijn nieuwste woningen vrij uitvoerig voorgesteld.
G. Bekaert
| |
Kürschners Graphiker Handbuch. Herausgeg. von Dr. Charlotte Fergg-Frowein. - Walter de Gruyter, Berlin, 192 en 178 pp., 36 D.M.
Dit handboek bevat ongeveer 2500 namen van grafische kunstenaars in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland en wel van nog levende kunstenaars. Bij elke naam wordt, in uiterst kort bestek, een overzicht van zijn leven en werk geboden. De grafische kunst wordt hier zo ruim mogelijk genomen, tekeningen, houtsneden, lithografieën, aquarellen etc. De tweede helft van het boek biedt 428 kleinere en grotere reproducties van grafisch werk in de drie landen en het zijn deze reproducties, die het werk vooral tot een boeiend geheel maken. Men krijgt hier een goede indruk van en overzicht over wat er de laatste jaren in de Duitse landen op grafisch gebied gepresteerd is.
R. Velding
| |
Kuhn, Helmut, Wesen und Wirken des Kunstwerks. - Kösel Verlag, München 1961, 151 pp., geb. D.M. 10.50.
Dit boek is een volledige omwerking van Kulturfunktion der Kunst, dat de auteur in 1931 uitgaf. De eerste titel geeft wellicht iets preciezer weer waarover het in dit fijnzinnig essay gaat: ‘over de wijze waarop het leven van het kunstwerk aan het leven van de geschiedenis deelneemt. Het gaat om het zijn van het kunstwerk, met dien verstande, dat de nadruk valt op het historisch-zijn ervan’. In deze zin uit de inleiding zal men de auteur Helmut Kuhn, de auteur van Sokrates al herkend hebben. Hij stelt de vraag naar de blijvende actualiteit, om zo te zeggen de ‘transhistorische’ betekenis, van een geschiedkundig gebeuren.
G. Bekaert
| |
Stubbe, Wolf, Die Graphik des 20. Jahrhunderts. - Rembrandt Verlag, Berlijn, 1962, 320 pp., 423 pl., 40 klpl., geb. D.M. 85.
Totnogtoe was er slechts één goed overzicht van de hedendaagse grafische kunst beschikbaar: de catalogus van de merkwaardige tentoonstelling Documenta II te Kassel in 1959. Uiteraard bleef deze catalogus vrij beperkt van opzet en deed hij uitzien naar een grondiger studie. Deze bezitten wij nu in het boek van Wolf Stubbe. De auteur begint met zich te verontschuldigen voor de mogelijke leemten die het boek eventueel zou vertonen. En deze verontschuldiging is inderdaad een beetje op haar plaats, want er ontbreken wel enkele namen, die men had verwacht. Maar men ziet dit tekort gemakkelijk over het hoofd omdat het doel van het boek in de eerste plaats toch een soort oriëntatie is in de verschillende tendensen die de moderne grafiek doortrekken, m.a.w. een evolutie te schetsen van de moderne kunst gezien vanuit de bijzondere hoek van de grafiek. Men kan er zich over verwonderen dat dit nog niet eerder gebeurd is, want dit gezichtspunt is uiterst boeiend, voor bepaalde facetten van de moderne kunst zelfs het boeiendst van al. Men denke maar aan het Duits expressionisme. In een dergelijke uitgave speelt de illustratie uiteraard een grote rol. Die is uiterst goed verzorgd. Naast de talrijke grote platen, deels op mat, deels op kunstdrukpapier, deels in kleur, deels zwart-wit, zijn er bij de namenlijst met de biografische nota's nog heel wat kleinere afbeeldingen aangebracht.
G. Bekaert
| |
Muche, Georg, Blickpunt, Sturm, Dada, Bauhaus, Gegenwart. - Langen-Müller Verlag, München, 1961, 234 pp., geïll.
De uitgeverij Albert Langen-Georg
| |
| |
Müller heeft zich reeds door een hele serie persoonlijke documenten van vooraanstaande figuren uit het Duitse kunstleven hoogst verdienstelijk gemaakt. Verleden jaar kwam als jongste in de serie het herinneringsboek van Georg Muche uit. Uitdrukkelijker dan zijn collega's zegt Muche dat hij geen historicus wil zijn. Hij wil alleen maar (ware) geschiedenissen vertellen die het leven kunnen laten vermoeden uit die bewogen tijd van Sturm, Dada, Bauhaus... en nu. Eigenlijk moet de opsomming anders verlopen, want Muche telt af. Hij begint zijn bericht nu, in de tegenwoordige tijd, en keert langs vele wegen terug naar het kleine bergdorp ‘dat geen 10, doch slechts 7 kilometer achter de maan ligt’, waar hij werd geboren. Op dit onhistorische stramien zitten echter heel wat kostbare historische documenten, die hier voor het eerst gepubliceerd zijn.
G. Bekaert
| |
Bittner, Herbert, George Grosz. - Verlag DuMont Schauberg, Keulen, 1961, 52 pp., 108 pl., 6 klpl.
Er bestaat een zeker contrast tussen het portret van de vriendelijk lachende George Grosz tegenover de titelpagina en de ongenadig getekende satiren van diezelfde man, die het voornaamste deel uitmaken van deze uitgebreide monografie. Dit contrast wordt bij het doornemen van het boek gaandeweg opgehelderd. Het portret van Grosz hoort immers niet bij deze satiren, die alle uit een eerste periode van Grosz' evolutie dateren. Het hoort bij de knappe, maar vrij academische studies uit zijn Amerikaanse tijd, waarin hij de vrouw verheerlijkt, volgens hem de enige waarde die ons nog overblijft. De auteurs, Ruth Berenson en Norbert Muhlen, doen hun best om ons ook deze laatste periode van Grosz te doen aanvaarden, maar hun boek zelf is er de duidelijkste weerlegging van. Interessant is het essay van Grosz dat in dit boek is opgenomen.
G. Bekaert
| |
Psychologie en pedagogie
Beschouwingen rond de klassieke opleiding. Publikaties van het Katholiek Paedagogisch Bureau ten behoeve van het V.H.M.O. (n. 11) - Malmberg, 's-Hertogenbosch, s.a., 36 pp.
Belangrijk document. Het overstijgt het primair apologetisch standpunt en geeft een kritische beschouwing over de zin en de betekenis van de studie der klassieken binnen de katholieke middelbare school (V.H.M.O.). Daar de studie van deze groep Nederlandse classici de alledaagse polemiek bewust vermijdt en op principieel vlak blijft, zijn de conclusies ervan even wezenlijk voor de Belgische als voor de Nederlandse schoolsituatie. Duidelijk maar sereen worden de tekorten aangegeven van de klassieke opleiding (zoals ze nu in concreto wordt opgevat): ‘In die zin moet gezegd worden dat de klassieke opleiding, op zichzelf genomen, hoezeer zij ook in vroegere cultuurperioden afgestemd was op het wereldbeeld van die tijd, niet meer adequaat is aan het huidige wereldbeeld en de jonge mensen daarop onvoldoende inleidt’ (p. 26). Anderzijds wordt aangetoond hoe een zinvol onderricht in de klassieke cultuur, voor begaafde leerlingen, een wezenlijk deel moet blijven binnen het groter geheel der opvoeding, die erop gericht is inzicht te geven in de hedendaagse wereld. Terecht wordt er op gewezen dat de moderne techniek (in de ruime zin van het woord) evenzeer tot de ‘cultuur’ moet gerekend worden. Als oplossing voor het schoolbestel wordt aangedrongen op: 1. een grotere efficiency in de didactiek der klassieke talen (een methode dus die doelmatiger afgestemd moet worden op het lezen van teksten); 2. een oordeelkundig kiezen van klassieke en vroeg-christelijke teksten, die worden bestudeerd ‘om het heden te begrijpen’ en niet als ‘examenstukje’; 3. een inspanning om de ‘exacte vakken’ humaniserend te onderwijzen, in hun betekenis voor de mens en zijn geestesleven; 4. de dwingende noodzaak van overvloedige dialoog tussen classici en wetenschappers. Deze brochure zou op de
lerarenvergadering van elke middelbare school grondig besproken moeten worden.
A. Cauwelier
| |
Endres, Nikolaas, Don Bosco als opvoeder en psycholoog, Vert. J. Jacobs - Lannoo, Tielt, 1962, 232 pp., ing. 74 Fr., geb. 98 Fr.
In een enigszins stroeve taal en nogal schoolse betoogtrant onderzoekt de Duitse Salesiaan N. Endres de hoofdfactoren van Don Bosco's opvoedingsmethode als oorzaak van zijn opvoedkundige successen. Schr. ontkent natuurlijk niet dat die opmerkelijke successen grotendeels op rekening van de persoonlijke originaliteit van D.B. moeten gesteld worden, maar hij meent dat de blijvende invloed der Sa- | |
| |
lesiaanse opvoeding aanspoort om beter de eigenlijke methode te onderzoeken, die Don Bosco zijn opvolgers aanleerde. In die zin ontleedt hij de psychologische draagwijdte van de ‘preventieve’ methode, van de pedagogische waarde van het ‘milieu’ in de Salesiaanse huizen, van de eigen opvattingen over straf en beloning, van de typische ‘liefdevolle verhouding’ tussen opvoeder en leerling, van de godsdienst als vormingsmiddel der persoonlijkheid. - Hopelijk dringt de geest van Don Bosco meer en meer door in de mentaliteit van heel het katholiek opvoedingswezen.
A. Cauwelier
| |
Seitz, F., Leiding en delegatie in het bedrijf. (Serie ‘Mens en medemens’; vert. H. du Puis) - Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1962, 136 pp.
Een verzameling practische raadgevingen voor hen, die de leiding hebben over bedrijven of instellingen. De auteur wijst middelen en mogelijkheden aan voor deze leidinggevende personen om te komen tot een taakverlichting, die hun gezondheid beveiligt en hun productiviteit verhoogt. Er ligt veel gezond verstand en ervaring vervat in deze wenken, die vooral betrekking hebben op organisatorische kwesties en op de levenswijze van de managers. We zijn er niet zeker van of de ontspanningsoefening aanbevolen op blz. 127, wel zo ontspannend is. Wij missen in dit boekje een verwijzing naar de motieven, die in laatste instantie het bestaan van de mensen op deze zeer verantwoordelijke posten moeten richten. Door dit tekort ontbreekt een inzicht in de eigenlijke oorzaken van de fanatieke inspanning, die tot zelfvernietiging leidt. Het is duidelijk, dat hierdoor ook de motivering van een levensherziening gebrekkig blijft en eigenlijk zwak is.
J.M. Kijm
| |
Filosofie en sociologie
Nota. Dr. J.H., S.J., Filosofie der Geschiedenis. - Romen & Zn., Roermond, 1962; 184 pp., f 10,50.
Deze publicatie van Dr. Nota neemt een heel eigen plaats in. Zij is zeer sober, pretentieloos, beknopt. Zij neemt ook een uitgesproken wijsgerig standpunt in. Dit laatste vooral is relatief vrij zeldzaam. Voordat men het boek openslaat verwacht men niet veel meer dan een schema, men vreest een zekere verenging, niet meer dan een weergave van wat de schrijver zelf over het onderwerp denkt in een hem eigene sententie zonder levend contact met de veelheid die in onze eigen tijd over dit onderwerp te berde werd gebracht. Redelijkerwijs kan men in zo'n kort bestek niet meer verwachten. Bij het lezen echter is men uitermate verrast. De wat droge stijl en de prijzenswaardige bescheidenheid kunnen ons niet meer om de tuin leiden. Hier spreekt een man zijn visie uit op de geschiedenis zoals hij die zich in een voortdurende confrontatie met al wat er uit de meest verschillende richtingen over gepubliceerd is door zeer persoonlijk nadenken heeft verworven. Hij laat zowel de geschiedkundige van professie, de beoefenaren van de theoretische geschiedenis, de filosofen en zelfs de theologen aan het woord komen, veelal door een karakteristieke passage uit hun eigen werk te kiezen. Toch verliest hij geen ogenblik zijn beperkte, maar duidelijke doelstelling uit het oog: voor ons n.l. de geschiedenis èn als gebeuren èn als wetenschap wijsgerig te doorlichten. Daarbij is hij niet bang wat te weten - wat in onze sterk tot relativeren geneigde tijd een ware verademing is -, waarbij blijkt dat zijn genuanceerde neo-thomistische denkhouding hem de kans geeft allerhande oudere en modernere visies op de korrel te nemen. Deze denkhouding doet hem ook gedegen argumenten aan de hand om zijn eigen stelling succesvol te betrekken en te handhaven. Dit boekje verschaft een fundamenteel inzicht in deze stof. Wij zijn blij dat het geschreven is.
A.J. Boekraad
| |
Lugt, Dr. J.M.H. van der, Katholieke maatschappijleer. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 148 pp.
De nieuwe druk van dit handboek voor middelbaar onderwijs verwerkt de nieuwe inzichten van de encycliek Mater et Magistra. Ook worden Belgische toestanden naast Nederlandse besproken. Worden achtereenvolgens behandeld: Mens en Maatschappij, Het maatschappelijk vraagstuk, de leiding der kerk in sociale aangelegenheden, liberalisme, socialisme, christelijk solidarisme, stands- en vakorganisaties, eigendomsrecht, arbeid en arbeidsloon, landbouwvraagstukken, ontwikkelingslanden, bevolkingsvraagstukken. Het geheel is bevattelijk opgesteld, meestal onder vorm van vraag en antwoord. Onvermijdelijk blijft het handboek bij de hoofdlijnen van de leer.
F. Van Neste
| |
| |
| |
Hoefnagels, Dr. H.J.M., S.J., Sociologische kanttekeningen bij aktuele sociaal-politieke vragen. - J.A. Boon en Zoon, Meppel, 1962; 179 pp., f 8,50.
Dit boek dat in feite overwegend een bundeling van opstellen is die de schrijver de laatste jaren in het weekblad ‘De Linie’ heeft gepubliceerd, is samengesteld uit 3 delen, te weten: 1. Loonpolitiek en inkomstenverdeling; 2. Sociale orde en welvaartsverdeling; 3. Elementen van een sociologische verantwoording. In het eerste deel zijn een vijftal opstellen vervat, die alhoewel geschreven naar aanleiding van bepaalde voorkomende verschijnselen, toch meer waarde hebben dan een zuiver historische. Interessant is niet alleen het feit dat ook telkens de achtergronden worden beschreven van bepaalde gebeurtenissen, zoals die bijv. van de overgang naar de vrijere loonvorming, maar tevens waardeoordelen worden uitgesproken. Deel II behandelt achtereenvolgens het recht van staking in een democratisch bestel, de bezits-spreiding, een critische beschouwing over de P.B.O. en de intellektueel in onze samenleving. In het derde deel wordt een meer theoretische beschouwing gegeven, zo met name in een opstel over de weg naar een sociologische behandeling van sociale problemen en enkele beschouwingen in verband met de sociale rechtvaardigheid. Er wordt een concrete inhoud gegeven aan het begrip sociale rechtvaardigheid en aangetoond wordt dat er geen tegenstelling dient te bestaan tussen sociale vrede en sociale rechtvaardigheid. Een boek dat wij gaarne aanbevelen aan allen die belangstelling hebben voor sociologische vraagstukken.
Dr. J. van Lierde
| |
Varia
Hostie, R., Het onderkennen van de roeping (Bibl. voor Moraalpsychologie en Moraaltheologie). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1961, 206 pp., ing. F. 90, geb. F. 125.
De vraag omtrent de roeping tot het priesterschap of het religieuze leven wordt in onze katholieke gemeenschap weer veel meer dan vroeger acuut. Alleen maar statistisch gezien steeg het percentage van hen die na enkele jaren seminarie- of kloosterleven uittreden aanzienlijk. Twee hoofdredenen worden hiervoor meestal opgegeven: de veranderlijkheid van de moderne jonge mens die van jongs-af met een problematiek wordt geconfronteerd die hem overtreft; en anderzijds, positief, het meer sensibel geworden geloofsbewustzijn, waardoor men meer doorstoot tot de religieuze kern van de roeping. Een derde belangrijke oorzaak kan men hieraan nog toevoegen. Van Rome uit werd er ook meer en meer de aandacht op gevestigd: het gebrek namelijk aan persoonlijke leiding bij de roepingskeuze, en de onaangepastheid van het onderzoek bij het aannemen van kandidaten. Dit boek, waarvan inmiddels een Franse vertaling reeds in tweede druk verscheen, beantwoordt daarom aan een behoefte die groter is dan over het algemeen wordt aanvaard. P. Hostie richt zich hier hoofdzakelijk tot de diverse instanties die bij het onderkennen der roeping in aanmerking kunnen komen. Hij onderscheidt daarin voornamelijk drie groepen, die beantwoorden aan de drie elementen die bij een ernstig onderzoek belangrijk zijn: de kerkelijke en religieuze overheid, de priester-geestelijke leider, en, in speciale gevallen, de geneesheer en psycholoog. De grote verdienste van dit boek is dat de taak en de eigen verantwoordelijkheid van elk van deze drie personen nauwkeurig worden omschreven. Wij duiden het de auteur ten goede dat hij zijn persoonlijke ervaring die hij op dit gebied heeft opgedaan zo praktisch, genuanceerd en bevattelijk heeft weten te verwerken. Wat over de motivering van de roeping gezegd wordt, over de verschillende stadia bij het onderkennen ervan, over de crisissen en hun betekenis is doeltreffend en juist. Misschien dat sommigen aan veel in dit rijkje boekje zullen voorbijlezen omdat de stijl
en de voorstelling wel iets droog is. Als handleiding bij het onderkennen der roeping lijkt het me echter voortreffelijk geslaagd.
G. Achten
| |
Carolina Maria de Jesus, Barak nr. 9. Dagboek van een Braziliaanse negerin. - Van Loghum Slaterus, Arnhem; Kosmos, Antwerpen, 1961, 180 pp., ing. F. 115.
Heel toevallig hoorde de Braziliaanse journalist Audalio Dantas van een negerin die een dagboek bijhield. Carolina woonde in een favela (bidonville) van Sao Paola meth aar drie onwettige kinderen, waar ze vocht met bovenmenselijke moed om in leven te blijven en uit die hel te geraken. Want een hel is het leven van de bewoners in de favela. In het benauwend
| |
| |
kamertje van een houten keet schreef Carolina haar ‘Quarto de despejo’: twintig schriften die ze in vuilnisemmers vond op haar tournee naar oud papier en ijzer. In Brazilië is dit boek een striemende aanklacht geworden. Niet zozeer om de verwijten die aan het adres van politici en groothandelaars geslingerd worden, maar om het diep-schrijnend menselijk leed dat er wordt blootgelegd. Het raakt de wereldnood van hongerende mensen, die door welvarende geïgnoreerd worden. Bij deze vrouw die zich niet gewonnen wil geven om in het mensonwaardige onder te gaan, treft niet alleen haar moed, maar ook haar gave om het schone, ondanks al het wee en het kwade, nog te kunnen bewonderen. Observatie van de mens en beschouwing van het natuurschoon geven aan veel beschrijvingen een lyrische vaart, die hoop geeft voor een betere toekomst en de eeuwigheidswaarde van het menselijk bestaan affirmeert.
J. Vanneste
| |
Keyser, C. de, Inleiding in de geschiedenis van het westerse vormingswezen. - Plantyn, Antwerpen, s.a., 510 pp., 295 Fr. Windey, R. e.a., Geschiedenis van opvoeding en vorming. - Plantyn, Antwerpen, 1962, 234 pp., 160 Fr.
Het werk van C. de Keyser is een handboek voor hogere instituten van opvoedkunde, en reeds een paar jaren in omloop. Toch verdient het ruimere bekendheid. Vooral in de schoolkringen, waar een grondiger inzicht in de genese der vormingsidealen het heersende pragmatisme zal verrijken. De kracht van het boek is de synthetische kijk op de evolutie van mensbeeld, wereldbeschouwing en vormingsideaal. - Het leerboek van R. Windey e.a. is waardevol voor de oordeelkundige keuze der citaten uit pedagogische auteurs.
A. Cauwelier
| |
Het luisterspel - Boekengilde De Clauwaert, Leuven, 1962, 121 pp., 7 ill., F. 65.
Met twee in de BRT-NRU-luisterspelwedstrijd 1961 bekroonde spelen brengt dit boekje het bewijs dat in Zuid-Nederland eindelijk de belangstelling voor dit moderne genre is gewekt en dat thans auteurs beschikbaar zijn die niet zo maar microdialoogjes samenspinnen maar langs alle zijden de mogelijkheden van het radiofonische spel verkennen. Lode Weyk brengt in Regen vier soldaten samen in een oorlogsanecdote. Zijn stevig meesterschap over de zo moeilijke monologue intérieur rafelt geleidelijk de complexiteit van elk der mannen uit. Het uiterlijk gebeuren blijft tot het minimum beperkt en het narratieve element is louter rekwisiet voor het psychologisch portret. Andries Poppe is in De trap meer episch, minder analytisch. Hij spant zich meer in om de typisch radiogene aspecten te gebruiken, dwingt de levenloze dingen tot een autonoom bestaan. In hun consequente volharding en eerlijkheid zijn beide auteurs pionier in een genre dat belangstelling verdient op grotere schaal. De inleiding geeft een overzichtelijke geschiedenis van het genre en een initiatie in de eigen wetten ervan.
C. Tindemans
| |
Berkouwer, Prof. Dr. G.C. e.a., Het bewijs in de wetenschap. - In opdracht van de Vrije Universiteit uitgegeven door J. Kok, Kampen, z.j., 99 pp.
Dit boekje bevat de tekst van interfacultaire voordrachten in 1959 gehouden aan de Vrije Universiteit. Prof. Berkouwer behandelt het bewijs in de theologie, Prof. J. Blok bespreekt het bewijs in de natuurwetenschappen. Het bewijs in de geneeskunde, in de geschiedeniswetenschap en in het recht werden behandeld door Prof. A. Janse de Jonge, Prof. C. Smit en Prof. I. Diepenhorst. Een belangwekkende en veelzijdige behandeling van problemen rond de bewijsvoering, waarin echter node de wijsgerige benadering gemist wordt.
J.M. Kijm
| |
Rogier, Prof. Dr. L.J., Katholieke Herleving. Geschiedenis van Katholiek Nederland sinds 1853. - Tweede druk, 646 pp. Uitg. Pax, 's-Gravenhage, f 9,90.
In 1956 verscheen onder bovenstaande titel een enigszins verkorte, ‘versoberde’ uitgave van het enige jaren vroeger gepubliceerde ‘In vrijheid herboren’. Deze verkorte uitgave was geheel ter verantwoording van Prof. Rogier. Thans verschijnt een tweede druk van dit boeiende, vlot geschreven, wel wat erg persoonlijk gekleurde boek.
J. van Heugten
| |
Doolaard, A. den, Prinsen, Priesters en Paria's. - Querido, Amsterdam, 1962; 286 pp., f 14,90.
Van 1960 tot '62 reisde de onvermoeide zwerver Den Doolaard door India en Thailand en de vrucht van die reis is dit boek. De auteur observeert en schrijft voortreffelijk, wat reeds een waarborg is dat het werk boeiend leest. Hij kent de landen der Westerse beschaving door en door, is religieus en antimaterialistisch ingesteld en doorreist het Oosten om de
| |
| |
volksziel, om mentaliteit, religie en levenshouding dezer Oosterlingen te benaderen. Hij is geen christen in de orthodoxe zin, maar noemt zich ergens in dit boek ‘een ondogmatisch denkend monist’. Wat het boek biedt is veel meer dan een toeristenrapport. Het voert binnen in het volksleven en volksdenken, in het levensgevoel en het religieuze besef van Hindoes en Boeddhisten. Gegeven zijn ondogmatisch denken, is het begrijpelijk dat hij zeer gunstig oordeelt over beide godsdiensten. Een prachtige serie foto's van 's schrijvers eigen hand illustreren het werk.
J. van Heugten
| |
Kultuurraad voor Vlaanderen, 2e Jaarboek 1961. - Antwerpen, 1962, 147 plus 90 pp.
Dit tweede Jaarboek (1960-1961) van de Kultuurraad voor Vlaanderen bewijst èn de vitaliteit waarvan de overal stimulerende nieuwe instelling getuigt èn het nog onzekere zoeken, eigen aan elk begin. Het biedt naast de statuten en de samenstelling van het beheer een overzicht van de werkzaamheden van de Raad en zijn 9 commissies. Een uitvoerig addendum bevat het verslag van het colloquium ‘Vlaanderen over de Wereld’ (Brussel, december 1961). Zoals begrijpelijk is, trekt het taalprobleem nog steeds de centrale belangstelling; toch kan men zich afvragen of de tijd niet rijp wordt voor een meer diepgaande - natuurlijk pluralistisch opgevatte - cultuurpolitiek. Doch daartoe zal men een aanvang dienen te maken met een breed opgevat cultuursociologisch onderzoek van de feitelijke toestand in Vlaanderen.
J. Kerkhofs
| |
Berendsen, Dr. Anne, Antiek in Nederland. - W. de Haan, Zeist, 1962; 131 pp., f 8,90.
In de Palladium-reeks verscheen een herdruk van dit in 1950 uitgegeven boek van de conservatrice van het Prinsenhof te Delft. Het bevat een 300 afbeeldingen bij een tekst van 130 bladzijden en beschrijft wat in de breedste zin het huismeubel kan genoemd worden over een verleden van vier eeuwen.
P. van Alkemade
| |
Gutmann, Robert, Ausstellungsstände. - A. Koch Verlag, Stuttgart, 1962, 272 pp., 490 pl., geb. D.M. 82.
Het eerste deel, gewijd aan tentoonstellingstechniek en tentoonstellingsarchitectuur, door R. Gutmann en A. Koch enkele jaren geleden uitgegeven, hebben wij hier destijds aanbevolen. Het tweede deel, dat nu in dezelfde presentatie verscheen, mag er worden naast gelegd. In zeker opzicht is het zelfs beter, niet alleen omdat het later uitgegeven is en uitgebreider, maar vooral door de kwaliteit van het voorgestelde. Enkele befaamde designers leiden de internationale keuze in. Zij omvat jaarbeurzen, showrooms, thematische en culturele tentoonstellingen, musea, publiciteitsvitrines, en, om te besluiten zoals in het eerste deel, een serie foto's van de bezoeker op de tentoonstelling. Zoals men dat van A. Koch gewoon is, zijn de getoonde werken evenals de opnamen met de grootste zorg geselectioneerd en druktechnisch uitstekend weergegeven. Dit boek is uiteraard op de eerste plaats geschikt om de fantasie van publiciteits-managers en designers op gang te brengen, maar ook voor minder ondernemende beschouwers is het schouwspel van deze tijd zoals hij in dit boek getoond wordt uiterst boeiend.
G. Bekaert
| |
Cardyn, Ch. en Delepierre, J., Frauder... ou payer ses impôts? - Ecole sup. des Sciences fiscales, Brussel, 1962, 166 pp.
Deze studie is gegroeid uit de samenwerking van een jurist en een moralist. Door een genuanceerde uiteenzetting op grond van gezonde beginselen, waarbij de juridische en de morele standpunten goed gescheiden blijven en elkaar aanvullen (bijv. blz. 120 vlg.) wordt hier een ernstige stap gezet in de richting van een sanering der opinie. Terecht wordt gewezen op de betekenis van de belasting voor een gezonde herverdeling der inkomens, al mag men in een volgende uitgave een meer uitgebreide moraal der ‘sociale zekerheid’ verwachten. Erkend wordt (hst. 5: Pour une casuistique des devoirs de l'Etat) dat het herstel van de civiele zin op alle niveaus in België een der belangrijkste middelen zal blijven om het betalen der belastingen psychologisch draaglijk te maken - doch hier raakt de fiscale moraliteit de sociale dieptepsychologie. Eén bemerking: de opvatting op blz. 101 voorgehouden lijkt ons te streng. Dit eerlijk en degelijk boek verdient een vertaling in het Nederlands.
J. Kerkhofs
| |
Barbier, Joseph, Claudel poète de la prière. - Mame, Tours-Parijs, 1962, 332 pp., N.F. 13.50.
Er bestaat thans een neiging om, uit de verscheidenheid van Claudels oeuvre,
| |
| |
systematische bloemlezingen (min of meer handleidingen) samen te stellen. Raymond Halter was er mee begonnen (La Vierge Marie dans la vie et l'oeuvre de Claudel, Tours 1958); Agnès du Sarment had de twaalf artikelen van het geloof met Claudel-teksten rijk geïllustreerd (Je crois en Dieu, Parijs 1961); abbé Joseph Barbier legt op zijn beurt de godsdienstige visie van de grote dichter vast. Zijn vier delen (‘Face au Seigneur, Per crucem ad lucem, Le cantique des créatures, La communion des Saints’; waarbij het besluit ‘A l'école de Notre-Dame’) trekken beslist en zeker de grote lijnen; de onderverdelingen verrassen ons door hun juistheid en klank; het geheel toont eens te meer hoe consequent en evenwichtig-gelovig de dichter geleefd en gewerkt heeft. Barbier schenkt ons een buitengewoon rijk boek, zoals het slechts door een geniaal en totaal gelovige kan gemaakt worden. Zeker mag men zulke werken niet vermenigvuldigen: ze zouden de Claudel-studie van het persoonlijke afleiden naar het doctrinaire. Maar dit werk verdient, onder theologen en biddenden en gelovigen, de allerruimste verspreiding.
Em. Janssen
| |
Soltikow, Michael Graf, Londen roept Noordpool. Roman over het Engelandspiel. Vert. - Uitg. De Goudvink, Antwerpen, 240 pp.
Een der tragedies van de laatste oorlog was het treurige feit, dat de Duitse contraspionage in Nederland allerlei berichten uit Engeland wist op te vangen en door te seinen, waardoor talloze personen in Duitse handen vielen en in het kamp of in de dood belandden. Dit nog steeds niet uit de doeken gedane mysterie vormt de inhoud van deze roman. Het is griezellectuur, die de lezer doet huiveren over het lot van zoveel vertrouwvolle, opofferende vaderlanders.
P. v. Alkemade
| |
Pocketboeken
Aula-boeken. Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen.
HELWIG, Paul, Karakterologie. Vert. - f 2,75.
Een interessant boek dat de karakterologie behandelt vanuit de moderne psychologie. Alle moderne psychologische scholen, vooral de Duitse, komen ter sprake.
HOFFMAN, Joseph G., Algemene celleer. Vert. - f 3,50.
Een vakkundig geschreven boek over ‘de bouwstenen des levens’, de cellen. De auteur is o.a. bekend door zijn kankeronderzoek.
MELSEN, Prof. Dr. A.G.M. van, De geschiedenis van het begrip atoom. - f 2,50.
Een helder geschreven boek van een natuurwetenschapper, die tegelijk filosoof is. De auteur behandelt zijn onderwerp historisch, natuur-wetenschappelijk en wijsgerig.
NEWTON, Eric, Beschouwingen over Europese kunst. Vert. - f 2,90.
Dit boek bevat een aantal zeer originele, doch zeer persoonlijke beschouwingen over Europese kunst. Zie bijv. zijn mening over Frans Hals en Rembrandt.
Phoenix-pockets. W. de Haan, Zeist.
WENTINK, Charles, Moderne Kunst in Noord- en Zuid-Nederlandse musea. - f 2,95.
Een rijk geïllustreerd overzicht van de hoogtepunten der moderne schilderijen in een aantal musea van Noord- en Zuid-Nederland.
MOOREHEAD, Alan, De Russische revolutie. Vert. - f 3,95.
Een vrij uitvoerige en boeiend geschreven geschiedenis van wat er in Rusland plaats vond in 1917.
HAMMER, Ing. F., F.G.A. Edelstenen. - f 2,95.
Wie meer van de mysterieuze aard der edelstenen wil weten, vindt hier zijn gading.
KRUECK v. POTURZYN, M.J., Garibaldi. Vert. - f 2,95.
Het avontuurlijke en bewogen leven van de beroemde of beruchte vechtersbaas.
Jupiter-boeken. W. de Haan, Zeist.
PLATTE, Hans, De Franse impressionisten. Vert. - f 7,50.
Een overrijk geïllustreerd werkje over de beroemde groep schilders van het einde der vorige eeuw.
THEILE, Albert, Kunst in Afrika. Vert. - f 7,90.
Een goed overzicht, met talloze illustraties, van wat er aan kunst- en cultuur-overblijfsels in Afrika gevonden is.
SCHENK, Gustav, De mens gisteren, heden, morgen. Vert. - f 6,90.
Een helder geschreven boek over de mens, vooral over het verleden van de mens, overvloedig geïllustreerd.
R.S.
|
|