mens zoals hij inderdaad is? Men kan een kind, een mens, toch moeilijk abstracter beleven dan hier werd gedaan: men heeft hier gewoon los gedacht van het kind, alleen zo kon men er toe besluiten het weg te maken. Zodra er een concrete, echt menselijke bejegening heeft plaatsgehad, is dit niet meer mogelijk.
Is het concreet, zo maar uit te maken dat een mismaakt kind niet gelukkig kan zijn in dit leven? Waar halen zij de ongelooflijke pretentie vandaan om de vrije mogelijkheden van een lichamelijk gehandicapt kind te negeren? Er wordt hier arbitrair en a priori (abstract) geoordeeld over reële mogelijkheden, die ons misschien niet bekend zijn, maar die we in ieder geval moeten respecteren.
Sommigen hebben gezegd: de moord op dit kind was ongeoorloofd omdat het kind zelf uiteraard geen deel kon hebben aan de beslissing, maar als dit wel kan, als een mens zelf wil sterven, is euthanasie onder bepaalde omstandigheden geoorloofd. Is deze schijnbaar zo concrete eerbied tegenover de vrije beslissing van een medemens weer echt concreet? Kan een daad die hierop neerkomt, dat men een medemens bewust en rechtstreeks reduceert tot een object, ooit een concrete bejegening zijn van de medemens? Moord is de reductie van een mens tot een object in de brutaalste vorm, ook als die mens daarin zou toestemmen. Een moraal die dit onder welke vorm dan ook toelaatbaar wil stellen, is geen concrete moraal: zij gaat voorbij aan wat de mens concreet is.
Wat de mens is, weten wij slechts als we ingaan op het specifiek andere dat zich aan ons voordoet als we een mens en niet een ding of een dier bejegenen. Hier wordt geen ‘meerwaarde’ gecreëerd, maar ervaren. Deze ervaring is slechts mogelijk als ik er mij voor open stel. Elke moraal die een daad toelaatbaar acht welke slechts gesteld kan worden als ik me sluit voor of wegdenk van datgene wat mij een mens als mens doet erkennen, lijkt ons van meet af aan onaannemelijk. De moraal daarentegen die voor abstract wordt uitgekreten, leert ons juist fundamenteel die inzet, die openheid, die eerbied voor wat we niet anders kunnen noemen dan het mysterie dat de mens is.
Ook moderne humanisten spreken voortdurend over dit mysterie. Maar vaak is het voor hen slechts van dien aard, dat het ons tot bescheidenheid maant: wij kunnen het (nog) niet begrijpen, het is (nog) niet te achterhalen. Dit is een erg negatieve bescheidenheid, maar er zou dan toch al uit moeten volgen dat elke daad welke raakt aan datgene waar we discreet onze handen af moeten houden, een wandaad is tegen de bescheidenheid. Het is tegen deze bescheidenheid, niet alleen over het leven van een medemens, maar ook eigenmachtig over het