| |
Boekbespreking
Godsdienst
Potterie, I. de la, Getuige van het Woord (Patmos-reeks De Christen in deze tijd, nr. 8). - Uitgeverij Patmos, Antwerpen, 1961, 136 pp., Fr. 58.
Terecht gewaagt de auteur van deze zeer gedegen monografie over de Johanneïsche geschriften van een new look, een nieuwe (en toch traditionele) visie op deze nieuwtestamentische boeken. Met grote trefzekerheid onderzoekt hij achtereenvolgens de drie onderverdelingen van het Johanneïsch opus, nl. het Evangelie, de Brieven, en de Openbaring (Apokalyps). Voor elk van deze Schriftboeken wordt gepeild naar het eigen literair genre, het grondthema en de letterkundige structuur. Tenslotte volgt een kleine synthese van de Johanneïsche theologie. In een inleiding wordt de huidige stand van de wetenschap in verband met de persoon van Johannes aangegeven. Misschien is de auteur te bescheiden, als hij zijn werk halverwege een technisch wetenschappelijke studie en een vulgarisatiewerk plaatst: overal voelt men, tastbaar, de rustige zelfverzekerdheid van de specialist, die de volledige bibliografie uit heel wat taalgebieden beheerst. De twaalf bladzijden op het einde van het werk, waarin naar de recente werken over Johannes verwezen wordt, bevatten ongeveer alles wat men op dit gebied kan wensen. Vooral in verband met het vierde Evangelie wordt hier, niet alleen voor ‘priesters en theologiestudenten’, maar voor alle belangstellenden een uitstekende inleiding en leiddraad gegeven. Warm aanbevolen.
J. De Fraine
| |
| |
| |
Dondeyne, A., Priester en Leek. (De Christen in de tijd, 11). - Patmos, Antwerpen, H. Nelissen, Bilthoven, 1961, 72 pp., Fr. 35, f 2.75.
De Leuvense professor verstaat de kunst om in bevattelijke en eigentijdse vorm ingewikkelde theologische vragen toch genuanceerd voor te stellen. In aansluiting bij Geloof en Wereld is de vraag naar de dialoog ook hier centraal, nu toegepast op de binnenkerkelijke ontmoeting. De ontwikkeling in de feitelijke verhouding ambt-leek vindt immers in de gewijzigde verhouding christendom-wereld zijn oorsprong. Een jarenlang stimulerend contact met de kern der jonge Vlaamse intellectuelen gaf aan de priester Dondeyne een ongewoon invoelingsvermogen in deze problematiek. Hieruit ontstond dit heldere boekje dat op alle milieus die het ernstig menen met het gesprek geestelijke-leek bevrijdend zal inwerken. Eén opmerking: op blz. 40 wordt het bekende artikel van I. de la Potterie geciteerd, doch de stelling die in de tekst wordt voorgehouden zegt ongeveer het tegendeel van wat het geciteerde artikel bedoelt.
J. Kerkhofs
| |
Fortmann, Herman J.H.M., Geloofsvragen. Radio-causerieën. - Dekker & van de Vegt, Utrecht, Nijmegen, 1962, 152 pp. f 4,90.
Dit boekje is een vervolg op ‘Actuele Geloofsproblemen’, een eerste collectie radio-toespraken. Wij schreven bij het verschijnen daarvan (en dit geldt ook voor deze tweede serie): ‘Het zijn verzorgde toespraken, verzorgd zowel wat inhoud als vorm betreft, over allerlei theologische en kerkelijke kwesties, die vandaag de geesten bezig houden’. De auteur verstaat de kunst de dingen populair voor te stellen zonder oppervlakkig te worden. Hij heeft een gelukkige kijk op het oude en het nieuwe en weet op zijn hoorders en lezers die evenwichtige kijk over te brengen. Het lijken maar eenvoudige boekjes, deze radio-causerieën, maar zij zullen ook priesters en intellectuelen bekoren.
P. van Alkemade
| |
Post, Dr. R.R., Kardinaal de Jongs Handboek der kerkgeschiedenis. I De geschiedenis van de oude kerk (tot omstreeks 700). - Dekker & v.d. Vegt, Nijmegen, Utrecht, 5de druk, 1962, 287 pp., f 19.50.
Deze vijfde druk van het bekende Handboek der Kerkgeschiedenis verschilt aanmerkelijk van de vorige drukken In het ‘Woord vooraf’ geeft Prof. Post, die dit deel bijna geheel herschreven heeft, een uitvoerige verklaring van zijn opvattingen en werkwijze. Tegelijk met Prof. Abbink van Rijsenburg verzorgt hij ook de nog volgende delen. Zijn opzet wijkt enigszins af van die van de kardinaal. Het zo gunstig bekend staande handboek zal ook in deze nieuwe druk zijn weg vinden zowel in scholen voor priesteropleiding als in de boekenkast van belangstellende leken.
P. van Alkemade
| |
Frijling, Ir. J., De leer Christi. Opstellen in de geest van Hegel, Bolland en Hessing. - W.P. van Stockum & Zoon, 's-Gravenhage, 1961, 67 pp., f 4,50 en 5,90.
Hedendaagse filosofiegrasduiners zullen dit boekje wellicht niet kunnen verteren, maar serieuze katholieke beoefenaars van de wijsbegeerte en van de theologia fundamentalis moeten er eens kennis van nemen. Het werk poneert zich als uiting van ‘de zich van zichzelf bewustwordende geest,.... die voor geen zogenaamd mysterie terugdeinst’. Schr. staat o.a. sterk in bepaalde antithesen t a.v. anti-intellectualistische gelovigheid, fixistische dogma-opvatting en verloochening van Gods immanentie. Maar o.i. zijn z'n gedachtengangen wijsgerig en theologisch vatbaar voor ‘Aufhebung’ in een christelijke synthese. Hij heeft er recht op, dat we hem zeer ernstig nemen in discussie en wetenschappelijk gewetensonderzoek. Historisch en exegetisch is zijn informatie niet altijd zo best, maar een gedachtenwisseling daarover is pas zinvol tegen de achtergrond van zijn ontologie en zijn kenleer.
P. den Ottolander
| |
Kalt, Gustav, De viering van de heilige Eucharistie. - Standaard-Boekhandel, Antwerpen, Amsterdam, 1961, 188 pp., geb. Fr. 75.
Vos, O.S.B., Dom Cornelius, De riten van de mis (Ecclesia). - Desclée De Brouwer, Brugge, 1961, 128 pp., Fr. 75.
Er zullen steeds tijden in de Kerk zijn waarin men tot het bewustzijn komt dat bepaalde wijzen van geloofsbeleving vernieuwing nodig hebben. Zo ondergaat de liturgische beleving de laatste jaren een diepgaande vernieuwing, omdat men leert beseffen dat sommige praktijken (b.v. het beperken van de communies) om bedenkelijke redenen ingang hebben gevonden ofwel door tijdsgebondenheid hun zin verloren hebben. Zeer belangrijk werk werd op het gebied van historische stu- | |
| |
die geleverd door J.A. Jungmann in Missarum Solemnia, dat nu voor velen dient als leidraad bij verder onderzoek. De twee boekjes die we hier samen bespreken zijn allebei tot stand gekomen onder inspiratie van Missarum Solemnia. De riten van de mis van Dom Vos onderzoekt het uiterst nauwkeurig geheel van rubrieken die voorgeschreven zijn bij het mislezen. De auteur vraagt zich af wat er in deze voorschriften allemaal zou moeten veranderen. Uiteraard lijkt dit boek meer bedoeld voor specialisten. Vernieuwingen kunnen slechts goeddoen, dunkt ons, wanneer hun zingeving voldoende naar voren komt. De auteur echter veronderstelt te zeer dat deze zingeving voldoende bekend is. Het boekje van G. Kalt beoogt daarentegen enkele voorname verworvenheden uit Missarum Solemnia en dergelijke werken in het bereik te stellen van niet-specialisten. Het is geschreven voor leken die ten minste de grote lijnen willen kennen van wat men bereikt heeft door de studie van de liturgie. Maar het zal ook priesters helpen om juister te zien waarin de structuur van de Mis bestaat, wat de zin is van de woorddienst, het dankgebed, het offermaal, waar men de zinvolle waarneembaarheid moet zoeken die van de Mis het authentiek gebed van de vergaderde Kerk moet maken.
M. De Tollenaere
| |
Fraine, J. De, Nouvel atlas historique et culturel de la Bible. - Elsevier, Parijs-Brussel, 1961, 276 pp., 252 ill., 14 kaarten, F. 390.
Deze nieuwe atlas, die alleen de geschiedenis van het Oude Testament behandelt, kan vanuit twee standpunten worden beschouwd. Daar is vooreerst de tekst. P. De Fraine wil ons de geschiedenis van het uitverkoren volk schetsen, niet zonder meer zoals we ze uit de Heilige Boeken zelf kunnen vernemen, maar teruggeplaatst in het ruime kader van de oude culturen uit het Nabije en Midden Oosten. Schr. is vertrouwd met de jongste en beste publikaties op het gebied van de exegese, van cultuurgeschiedenis en de archeologie, en weet deze degelijke wetenschap tegelijk op eenvoudige en ongecompliceerde wijze voor allen toegankelijk te maken. Gezien tegen de achtergrond van de grote cultuurbewegingen uit die tijd, ontsluiert de ‘gewijde geschiedenis’ aan de lezer onvermoede aspecten van echtheid, nabijheid en als het ware tastbaarheid. Anderzijds wordt nooit uit het oog verloren dat in Gods bestel de volkeren er zijn om Israël, hoe ze tegenover Israël ook optreden, steeds gaat het er om dat ze in Gods hand de instrumenten zijn waarmee hij zijn Heilsplan progressief uitwerkt. Deze geschiedenis is heilsgeschiedenis. De tekst wordt door talrijke foto's - waaronder vele nog onuitgegevene - geïllustreerd. Sommige ervan zijn bijzonder geslaagd (zo b.v. n. 43, het S. Katarinaklooster bij de Sinaï) en suggestief (zo de documentatie over het slachten van het Paaslam bij de hedendaagse Samaritanen). Wel hadden we ze graag wat meer in de tekst ingewerkt gezien. - De kaarten zijn iets geschematiseerd, maar helder en overzichtelijk (een jammerlijke vergissing op de kaarten blz. 18 en 62 plaatst Teleilat el Gassul ten Z.W. van de Dode Zee, niet ten N. ervan, op de linkeroever van de Jordaan). Persoonlijk zouden we de voorkeur hebben gegeven aan een tekst die iets minder van de kroniek weghad, meer uitdrukkelijk bij de gewijde Boeken zelf aanleunde en de lezer er spontaan toe aanzette de Bijbel zelf open te slaan om er Gods Woord rechtstreeks te
beluisteren. Dit neemt evenwel niets weg van de hoge verdiensten van het werk. We zouden het aan alle lezers van de H. Schrift willen aanbevelen, vooral aan hen die zoeken naar zin en verantwoording van Gods handelen met het schijnbaar onbeduidende volk, ingesloten tussen de grote wereldmachten, maar voorbestemd om het Heil der volkeren voor te bereiden.
J.-M. Tison
| |
Comblin, Joseph, Echec de l'Action catholique? - Editions universitaires, Parijs, 1961, 176 pp., 8,70 NF.
Dit werk zal vele lezers kregelig stemmen. Enerzijds omdat schr. een te felle aanloop neemt om tenslotte met brio een open deur in te beuken, anderzijds omdat dit zeer delicate onderwerp hier veel te vluchtig werd afgehandeld. De ‘profetische’ visie doet meermaals afbreuk aan de klare gedachtengang. Naast vele juiste detailpunten, die inderdaad de K.A. kunnen aanzetten tot een heilzaam gewetensonderzoek, bevat het boek een paar grondvisies die in hun ver doorgedreven simplificatie zéér aanvechtbaar worden. O.m. de notie ‘mislukking’ toegepast op een ‘apostolaat’. Al gebruikt schrijver dan 30 bladzijden om zijn methode af te lijnen (hij wil niet spreken over het bovennatuurlijk aspect der K.A. maar zich beperken tot de fenomenologie ervan ‘au
| |
| |
plan historico-social’ ), toch spreekt hij achteraf geregeld waardeoordelen uit. Verder zou een duidelijker formulering van schrijvers kerkbegrip wenselijk zijn geweest, vooral in het hoofdstuk ‘Pour une Eglise totale’ waar hij voor de opbouw van ‘een nieuwe christenheid’ weinig rekening schijnt te houden met het pluralisme van de huidige wereld en met de moeizaam, historisch gegroeide uitzuivering van de verhouding tussen Kerk en Staat. Een utopisch ‘messianisme’ speelt de auteur hier wel eens parten. Tenslotte lijkt het verwarrend de K.A. van Latijns Amerika onder dezelfde noemer te willen brengen met die van onze Westerse landen. Toch biedt het boek vele flitsen die perspectieven openen. Wat E.H. Comblin schrijft over ghetto-mentaliteit en over onvolgroeid christendom, is raak. De passages waar hij de toekomstige evolutie van de veranderde priesterlijke functie uittekent, zijn revelerend (al weet hij in zijn vereenvoudiging geen eigen plaats te geven aan de religieuzen en de seculiere instituten). Dat schrijver niet een hoofdstuk heeft over gehad om de positieve winstpunten aan te stippen die de nu 40-jarige K.A. dan toch heeft geboekt (o.m. het feit dat het toch dank zij de georganiseerde K.A. is geweest dat nu overal de spontane ‘actio catholicorum’ is mogelijk gemaakt), is te betreuren. Het onderwerp verdiende een veelzijdiger en meer genuanceerde behandeling.
A. Cauwelier
| |
Le mystère de l'unité (Cahiers de la Pierre-Qui-Vire, 17-18). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 420-248 pp., Fr. 180 en 165.
De inleiding in de huidige oecumenische problematiek, die in dit werk wordt aangeboden, is in het genre der hoge vulgarisatie ongetwijfeld van uitzonderlijk gehalte. Terecht zien de samenstellers in het oecumenisme meer dan een vraagstuk voor specialisten. Het is een grond-dimensie van alle kerkelijk leven, daar het verlangen naar eenheid tot de kern der openbaring zelf behoort. Aldus wil deze publikatie de ontwikkelde christenen brengen tot een meer authentisch oecumenisch ingesteld-zijn. Hiertoe werd een beroep gedaan op de beste specialisten, zowel onder katholieke als onder protestantse en orthodoxe theologen. Na een korte voorstelling van de ontdekking van het oecumenisme als een genade der laatste 100 jaar (O. Rousseau, I. Dalmais, Y. Congar) wordt de beginnende beleving ervan uiteengezet respectievelijk op het vlak der grote kerkgemeenschappen, der parochies, der nationale eigenheden en der specifiek daartoe gestichte kloosters (Chèvetogne, Taizé en Deir-el-Harf in de Libanon); hierbij treffen vooral de bijdragen van de Atheense prof. H. Alivisatos en van M. Le Guillou O.P. Dit geheel wordt dan gesitueerd tegen de achtergrond van het historisch drama dat het Oosters schisma (met o.m. een meesterlijke voorstelling van het donatisme door prof. A. Mandouze) en het Westers schisma (met een krachtig stuk over Luther van prof. J. Lortz) voor de christenen blijft betekenen. Zeer overzichtelijke chronologische tabellen voltooien het eerste deel. In een tweede volume wordt naar de kern van het mysterie der Kerk gepeild, vooreerst beschouwd als geloofsgeheim (met vooral een rijk stuk van Le Guillou), vervolgens als levensopgave met de dubbele roeping tot oecumenische dialoog en tot opname in de intertrinitaire Gemeenschap. Een oecumenisch vocabularium sluit het geheel. In deze concilie-tijd verdient dit werk de volle aandacht van elke christen die zijn diepste leven gebonden weet in dat van de Kerk.
J. Kerkhofs
| |
Auvray, Paul, L'hébreu biblique (Collection: Connaïtre la Bible). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 98 pp., geïll.
Uitgaande van het principe, dat Hebreeuws leren moeilijk is en anderzijds toch ook nuttig, wil de bekende Franse exegeet, Paul Auvray, in een honderdtal bladzijden, enkele eigenaardigheden van de Hebreeuwse taal belichten. Achtereenvolgens bespreekt hij de lettertekens (met een terugblik op de geschiedenis van het alfabet), het synthetisch karakter van de taal, het werkwoord (het moeilijkste, en voor onze smaak vreemdste aspect van het Hebreeuws), en de structuur van het modern Hebreeuws. Tot slot biedt de auteur enkele zeer letterlijke vertalingen van drie belangrijke teksten (Gn. 2, 4-8: de schepping van de mens; Gn. 12, 1-5: de roeping van Abraham; Ex. 3, 1-7: het visioen van het brandende braambos). De methode van dit boekje is verre van schools; in het begin van elk hoofdstukje praat de auteur ongedwongen over het onderwerp, om slechts op het einde enkele grammaticale regels op te sommen. Als een eerste kennismaking met de steeds wondere wereld van een nieuwe taal, is deze tiende aflevering van de reeks ‘Connaïtre la Bible’ ten zeerste aan te bevelen.
J. De Fraine
| |
| |
| |
Celier, Paul, Que fais-je au monde? (Collection ‘Siècle et catholicisme’). - Mame, Tours, 1962, 255 pp., NFr. 8.70.
Welke naam moeten we geven aan de tweeënvijftig opstellen van dit boek? en aan het werk in zijn geheel? Beschouwingen? overwegingen? essay's? verkenningen? Het meest treft ons de eerlijkheid van schrijver en betoog. Oprecht onderzoekt en beantwoordt hij de titelvraag: nogal filosofisch, maar van uit een rijke psychologische, sociale, religieuze informatie; en vanzelf komt hij in dogma en geloof terecht. Zijn uiteenzetting overweldigt ons nergens; maar aanhoudend leren we wat, en wanneer we het geheel als één visie op wereld en leven beschouwen: deze komt nogal laborieus tot stand; ze zal echter nimmer ontgoochelen en verrassend verrijken.
Em. Janssen
| |
Balthasar, Hans Urs von, Het beschouwende gebed. Vert. - Paul Brand, Hilversum, 1962, 229 pp., f 8.90.
In de Oasen-serie, die bedoelt een reeks geestelijke schrifturen aan priesters en leken te verstrekken, is dit werk van de Zwitserse theoloog H.U. von Balthasar verschenen. Het wijkt aanmerkelijk af van de bekende verhandelingen over het beschouwende gebed, zowel in zijn onderwerp als in zijn methode. De auteur belicht het gebed vanuit het geheel der openbaring, waardoor zijn boek een theologisch-schriftuurlijke verhandeling is geworden, die de nodige inspanning en aandacht vraagt van de lezer. Dus geen gebedsmethodologie, doch een plaatsen van de lezer ‘in de straal van het goddelijk woord’, waardoor de christen als van zelf tot en in het beschouwende gebed gevoerd wordt. Het werk is in drie grote hoofdstukken ingedeeld: de act, het object en de spanwijdte der beschouwing. Het is, zoals van von Balthasar te verwachten was, een rijk boek, dat de lezer een ruimer en grootser inzicht bijbrengt in schriftuur en openbaring en de gebedsgeest in hem wekken zal.
P. van Alkemade
| |
Markowa, Eugenia, Le Choix. - Desclée De Brouwer, Brugge, 164 pp.
Zesentachtig korte hoofdstukjes. Telkens een gebeurtenis, een belevenis, genoteerd als in een dagboek, zonder omhaal, blijkbaar zelfs zonder samenhang, ongeveer zoals de dagen elkaar opvolgen. En toch één aangrijpend verhaal dat loopt van het doopsel van de auteur en haar man, de kunstenaar Marek Szwarc, beiden Poolse Joden, tot aan het doopsel van hun kind, een goed jaar later, dat voor de ouders een tweede doopsel wordt, dat hen nu voorgoed voor de genade openstelt. Eugenia Markowa geeft geen commentaar, wil niet verklaren. Zij noteert slechts de feiten zoals zij zich hebben voorgedaan en de ‘keuze’ die hen overviel. Zij lieten zich dopen om een vriendin de trouw aan haar Joodse geloof te laten bewaren, in de mening dat hun eigen Joodse overtuiging sterk genoeg was om ze niet door het doopsel te laten beïnvloeden. Zij wisten niet dat zij toen de eerste stap zetten, naar het doel, waartoe God hen riep.
S. Heester
| |
Elchinger, e.a., L'Eglise en dialogue. - Ed. du Centurion, Parijs, 1962, 128 pp., NF. 7,10.
Het dossier over het Concilie en het oecumenisme wordt hier aangevuld met een keuze uit de voordrachten tijdens het najaar 1961 door de bisschop-coadjutor van Straatsburg aldaar georganiseerd: van orthodoxe zijde prof. Evdokimov (het priesterschap der gelovigen in de Oosterse traditie) en bisschop Cassianus (de aanwezigheid van de Oosterse Kerk in het Westen), vanwege de protestanten dominee Boegner (de Wereldraad der Kerken op de vooravond van het Vaticaans Concilie) en vanwege de katholieken zelf kardinaal Alfrink (enkele aspecten van de eenheid der christenen). Een brief van kardinaal Bea leidt de verzameling in. Uiteraard vulgariserend is dit boekje een nieuw bewijs van de vaste wil tot dialoog bij de grote Kerken.
J. Kerkhofs
| |
Heckel, R., Le chrétien et le pouvoir. - Bonne Presse, Parijs, 1962, 176 pp., NF. 7,70.
De tragedie in Algiers heeft het probleem van het onderkennen van het ware gezag brandend actueel gemaakt. Waar is dit gezag? hoe weerstand bieden aan onrechtmatige bevelen? mag een christen met revolutie beginnen? De auteur, behorend tot de studiegroep van de Action Populaire (Parijs) geeft hierop niet enkel een leerstellig antwoord, maar maakt het verhelderend onderscheid tussen de verantwoordelijkheid van het kerkelijk gezag en ieders eigen verantwoordelijkheid. Nu in vele jonge landen en in sommige streken van oude beschaving het politieke regime wankel wordt, lijkt dit degelijke werkje geschikt om ook andere dan Franse gewetens te vormen.
J. Kerkhofs
| |
| |
| |
Reuss, M., Glauben heute. - M. Grünewald, Mainz, 1962, 168 pp., DM. 9,80.
Niet enkel de geloofsbeleving doch ook de psychologische tonaliteit van de geloofsact zelf wordt in hoge mate beïnvloed door de wisselende tijdsomstandigheden. Bezinning op dit fenomeen bewoog de oversten van de Duitse priesterseminaries en theologische convicten om in 1961 aan dit thema een pastoraaltheologisch congres te wijden. De voordrachten worden hier voor een ruimer publiek toegankelijk gemaakt. Na een exegetische inleiding over het geloof in oud en nieuw testament (R. Schnackenburg) behandelen A. Görres en H. Fleckenstein de geloofssituatie van de huidige mens, waarop dan de toepassing volgt van geloof in leven (E. Tewes en V. Schurr). Een korte studie van de geloofsact volgens het Vaticaans concilie (J.M. Reuss, hulpbisschop van Mainz) besluit het geheel. Al wordt niet veel nieuws bijgedragen, toch kan het werk priesters dienst bewijzen.
J. Kerkhofs
| |
Echeverria, D. Lamberto de, Ascese voor de hedendaagse mens, vert. Madeleine Brans-Beckers. - Desclée De Brouwer, Brugge, 1962, 336 pp., geb. Fr. 135.
Dit boek behelst geen handleiding; het bestaat uit talrijke korte hoofdstukken, kleine, nogal zelfstandige causeries. Ze zijn geschreven met een vlotte pen en veel eruditie, door een priester-canonist die ook romans op zijn actief heeft. Ze zijn alle leerrijk en boeiend (ook nog in de nogal matte vertaling), maar iets te moraliserend en propagerend om mystiek lichtend te zijn, en, dunkt ons, wat veel besloten binnen de Spaanse mentaliteit en traditie.
Em. Janssen
| |
Lackmann, M., Der Christ und das Wort. - Graz, Verlag Styria, 1962, 230 blz., 72 S.
De titel van dit boek was het hoofdthema van een paar spreekbeurten, die de evangelische professor op verzoek voor een katholieke pedagogische vereniging hield. Deze toespraken werkte hij later uit en zo ontstond dit boek. Het handelt over het menselijk woord, het geschapen woord als uiting van het Woord, waardoor alles geschapen is en het geopenbaarde woord als manifestatie van het vleesgeworden Woord. Het interessante resultaat vertoont veeleer het karakter van een fenomenologie van het aangeduide onderwerp dan van een filologische of filosofische of theologische verhandeling. Misschien is in deze zeer irenische uiteenzettingen het accent ietwat te sterk gevallen op de kenorde ten koste van de zijnsorde. Enige overschatting van Luther en onderwaardering van Trente zal de katholieke lezer bij zo grote wederzijdse toenadering gaarne verontschuldigen. Om echter tot eensgezindheid te geraken zal men gemeenschappelijk moeten steunen op Christus en op de door Hem gestichte Kerk. Met name dient men zich af te vragen hoe het Nieuwe Testament is ontstaan en wat dit leert omtrent de macht aan Petrus en aan de apostelen verleend.
P. Ploumen
| |
Galli, M. von, Zeichen unter der Völkern. - M. Grünewald-Verlag, Mainz, 1962, 156 pp., D.M. 10.80.
De door zijn voordrachten vooral in het Duitse taalgebied bekende Zwitserse Jezuïet verzamelt hier zes radio-causerieën over de actuele verschijning van de Kerk in de wereld: over het mysterie van de Kerk (t.o. de organisatie ervan), de leek, de publieke opinie (een der meest geschakeerde opstellen uit de huidige theologische literatuur), de traditie en de H. Geest, de christen en de ontwikkelingshulp en tenslotte het komende Concilie. Hier worden de hoofdthema's van een vernieuwde ecclesiologie schematisch, maar niet ongenuanceerd in frisse taal voorgehouden - en zulks niet door iemand die van buitenaf een grote beweging overschouwt, maar door zijn krachtige persoonlijkheid de wereld mee gestalte geeft.
J. Kerkhofs
| |
Trethowan, Illtyd, The Basis of Belief. - Faith and Fact Books, Burns and Oates, London, 1962, 141 pp., 8 sh. 6 d.
Dit ‘essay in the philosophy of religion’ stelt de lezer vrij volledig op de hoogte van wat er de laatste tien jaren aan de gang geweest is op het terrein van godsbewijzen, godsdienstfilosofie en verwante onderwerpen. Het is een helder overzicht en de Benedictijner monnik slaagt er steeds in om abstracte onderwerpen zeer begrijpelijk te maken, het boekje is dan ook voor de niet-vakman een uitstekende gids. We schreven zo juist: vrij volledig. De beperking vindt hierin zijn oorzaak dat schr. zich voornamelijk beperkt tot Engelse auteurs, met daarnaast Fransen als Jolivet, Gilson, Lavelle, Marcel, Blondell, Lubac, Daniélou en Bouyer. Hiermede is echter het einde van de wereld gegeven: Duitsland b.v. bestaat niet.
W. Peters
| |
| |
| |
Windey, J.S.J., Romeins Missaal voor allen, H. Schrift-verklaring en liturgische voorstellen van zondagen en hoogfeesten. - Proost, Turnhout, 1962, 668 pp.
Als zondagsmissaal warm aan te bevelen om het juist liturgisch aanvoelen waarmee de zingeving van de mis voorgesteld wordt en om het sober en goed commentaar van de gebeden en van de lezingen. De vertaling van de misteksten is de onlangs goedgekeurde en zeer geslaagde officiële vertaling.
M. De Tollenaere
| |
Charlier, J.P., Het teken van Kana. Vert. Gelin, A., De hoofdlijnen van het Oude Testament. Vert. - Patmosreeks. Patmos, Antwerpen; Nelissen, Bilthoven, 1962, 86 pp., f 3.75.
Twee uit het Frans vertaalde monografieën over Bijbelse onderwerpen, de eerste over de bruiloft te Kana, waarin het wijn-wonder in zijn volle zin als ‘teken’ wordt uitgewerkt, de tweede over de leidende, de grondgedachten van het O.T. De Patmosreeks publiceert actuele monografieën over geloofsonderwerpen, meestal van ongeveer een honderd bladzijden.
P. van Alkemade
| |
Acts of the Convocations of Canterbury and York. - S.P.C.K., London, 194 pp.
Nu de belangstelling voor alles wat met de oecumenische beweging in verband staat groeiende is, is deze uitgave der besluiten van de convocaties van Canterbury en York tussen 1921 en 1961 handig en nuttig voor wie zich bezig houdt met wat er leeft in de Anglikaanse Gemeenschap in Engeland. De besluiten zijn niet in chronologische orde gerangschikt, maar naar onderwerpen ingedeeld. Een overzichtelijke inhoudsopgave verhoogt de bruikbaarheid van dit boek.
W. Peters
| |
Rahner, Karl, Meditaties over feesten en alledaagse dingen. Vert. - Paul Brand, Hilversum, 162 pp., f 5.90.
Wederom een merkwaardig boekje van deze Duitse theoloog. Het bevat een aantal religieuze beschouwingen en overwegingen, oorspronkelijk en diepzinnig. Het zijn niet zo zeer gebedsmeditaties als wel bezinningen óp, peilingen ván het religieuze mysterie. Rahner ziet de dingen graag universeel, kosmisch; zo ook hier. Alle ‘devotionaliteit’ ontbreekt hier. De geloofsmysteries worden gezien vanuit groots openbaringsaspect.
P. van Alkemade
| |
Farrer, Austin, Love Almighty and Ills Unlimited. - Collins, London, 1962, 191 pp., 21 sh.
De auteur, Anglikaans geestelijke van naam, stelt op populaire wijze het oude probleem aan de orde van Gods voorzienigheid en het kwaad. Populair betekent hier allerminst dat hij het probleem uit de weg gaat of concessies doet aan moderne opvattingen in deze moeilijke kwestie. Het is een orthodoxe heldere uiteenzetting.
W. Peters
| |
Colledge, Eric, The Mediaeval Mystics of England. - Murray, London, 1962, 310 pp., 25 sh.
De belangstelling in de Engelse mystieken schijnt nog steeds toe te nemen, te oordelen naar het grote aantal boeken dat over hen verschijnt: studies, bloemlezingen en tekstuitgaven. Na een interessante inleiding, die overigens weinig nieuws bevat, geeft schr. uittreksels uit de werken van Walter Hilton, Juliana van Norwich, Richard Rolle en van de onbekende auteur van The Cloud of Unknowing; naast dit bekende kwartet vinden we hier St. Aelred van Rievaulx, St Edmond Rich en Margery Kempe. Als geheel is dit boek een goede inleiding op de mystiek der Engelse Middeleeuwen.
W. Peters
| |
De bijbel over het verbond. Toegelicht door Drs. W. Bouwmeester. - Romen en Zonen, Roermond, Maaseik, 1962, 115 pp., f 2.90.
Een nieuw en uitstekend nummer uit de serie ‘De bijbel over...’. De vooral in het O.T. dominerende voorstelling van het Verbond wordt hier geleidelijk uitgewerkt en vervolgd. De schrijver beheerst zijn onderwerp en weet er boeiend over te schrijven. Het is een boekje dat het inzicht in de Bijbel zal verrijken en verruimen.
P. van Alkemade
| |
O'Connor, Patrick (Editor), The Prayers of Man. - Heinemann, London, 1962, 544 pp., 50 sh.
Deze hoogst merkwaardige collectie bevat ongeveer achthonderd gebeden, van allerlei tijd, volk en taal (ofschoon allen in het Engels vertaald): de pygmeeën bidden eerst en aan het einde vinden we getuigen van Jehovah. Ongeveer een kwart zijn gebeden van christenen van verschillend land en rite. Iedere sectie wordt gevolgd door enkele korte verklarende aantekeningen. Het is een boek
| |
| |
niet om uit te bidden, maar om eens in te kijken en misschien zijn nieuwsgierigheid te voldoen. Voor wie is het boek eigenlijk bedoeld? Het is moeilijk te zeggen: in alle geval niet de gewone lezer. Het zal de godsdienstpsycholoog interesseren, voor wie het echter te weinig wetenschappelijk zal zijn. We kunnen het moeilijk thuis brengen.
W. Peters
| |
Literatuur
Pollmann, Dr. Jop, Van Tweeërlei Minne. Bloemlezing van middelnederlandse lyriek (Klassieken uit de Nederlandse Letterkunde nr. 16). - Tjeenk Willink, Zwolle, 1962, 171 pp., f 5.95.
Deze uitgave wil meer zijn dan zo maar een bloemlezing van middeleeuwse gedichten. Dr. Pollmann, misschien wel onze meest deskundige op het terrein van het Nederlandse volkslied, geeft hier voornamelijk liedteksten: de meeste van de ruim tachtig, goed gekozen verzen zijn volksliederen. Deze bundel brengt materiaal bijeen ‘voor de bestudering van een aantal aspecten van onze middelnederlandse lyriek en kleine lyrische epiek’. Daarbij staat voorop, dat in een lied tekst en melodie niet te scheiden zijn; alleen in combinatie met de melodie komt een liedtekst geheel tot zijn recht. Om de gebruiker te helpen bij die ‘transformatie van leestekst naar lied’ werden achttien melodieën opgenomen, o.a. die van Alse die vogele blidelike van Hendrik van Veldeke en van Egidius, waer besta bleven. De bundel verdient vooral waardering, omdat men dergelijke teksten ‘in onze literaire wereld in het algemeen slechts als teksten-zonder-meer pleegt te zien en te aanvaarden’ (p. 10). In zijn beknopte inleiding toont P. overigens duidelijk aan, dat bij de hier verzamelde verzen en balladen een louter literairesthetische benadering niet de juiste weg kan zijn. Het prettige van de verzameling is verder, dat bij deze wereldlijke en geestelijke (ook mystieke) teksten de minder bekende in de meerderheid zijn. De woordverklaring blijft zeer beperkt, omdat P. ervan uitgaat, dat de teksten onder deskundige leiding bestudeerd zullen worden. Toch had hij in dit punt wel iets royaler mogen zijn. Ook zou het de bruikbaarheid vergroot hebben, wanneer de melodieën niet achterin bij elkaar, maar telkens bij de betreffende tekst waren geplaatst. Tekst en melodie worden nu toch weer enigszins gescheiden. Waarschijnlijk zou dat de uitgave echter te kostbaar gemaakt hebben. Het zal ook wel niet aan Dr. Pollmann te wijten zijn, dat niet nóg meer melodieën werden opgenomen.
L. Loosen
| |
Draak, Dr. Maartje, Lanceloet en het hert met de witte voet (Zwolse Drukken en Herdrukken nr. 6 Tweede druk). - Tjeenk Willink, Zwolle, 1962, 66 pp., f 2.15.
De Zwolse reeks biedt ons een nagenoeg ongewijzigde herdruk van de in 1953 verschenen uitgave (zie Streven VII, I 489). Maartje Draak, sedert enige jaren hoogleraar in de Keltische taal- en letterkunde te Amsterdam en te Utrecht, geeft hier een voortreffelijke tekstuitgave naar het zgn. Haagse Lancelot-handschrift. De vertelling vormt een zelfstandig ridder-romannetje (851 verzen) uit de grote Lancelot-compilatie. De even charmante als degelijke inleiding behandelt de herkomst van dit boeiende verhaal en zijn verhouding tot de verschillende bewerkingen van het thema. In de woordverklaring bij de prettige tekst toont Maartje Draak zich een goedgeefse en betrouwbare gids.
L. Loosen
| |
Peypers, Anke, Geen denken aan. - Contact, Amsterdam, Antwerpen, 1961, 160 pp., f 5,90.
Anke Peypers, die tot nu toe een paar dichtbundels uitgaf, verrast plotseling met een kleine roman, een eigenaardig boek, dat nogal afwijkt van het gewone genre. Blijkbaar hebben de Franse roman-vernieuwers en -vernieuwsters haar beïnvloed. Het verhaal, voorzover er van een verhaal kan gesproken worden, is geschreven met de uiterste accuratesse, met een gespannen aandacht voor het woord en het detail. Alles, mensen en dingen, staat in een eigenaardig licht en de schrijfster tracht alle cliché te vermijden, elk woord als een nieuwe munt te doen klinken en elke situatie met bijzondere helderheid te doen uitkomen. Als debuut is het zonder twijfel een prestatie. Wat er gebeurt is eigenlijk zo alledaags mogelijk, doch de auteur wil de mensen in hun alleen-staan, hun innerlijke onbeholpenheid, hun onvoltooibaarheid voorstellen.
J. van Heugten
| |
Albe, De Arkvaders. - Davidfonds, Leuven, 1961, 210 pp., ingen. 68 F, gebonden 98 F.
Albe waagt zich hier aan een beschrij- | |
| |
ving van het avontuurlijk leven van Noach en de rijnen aan boord van de ark te midden van de zondvloed, samen 19 mensen waaronder zijn huisvrouw en zijn drie zonen Sem, Cham en Jafet. Door zijn levendige fantasie groeide dit oerepos uit tot een kleurrijke, iewat naïve en romantische voorstelling van het bijbels leven onzer voorvaderen, gesierd door een ontwakende idyllische liefde tussen Kanaän en Milka, ontsierd door afgunst en een vechtpartij tussen Cush en Mitraïm omwille van Ismala, en vooral bevolkt door een in geuren en kleuren beschreven uitgebreide veestapel. In de beschrijving van de uittocht uit de ark van die bonte dierenwereld is Albe op zijn best.
L Vanden Broek
| |
Pennock, O.S.B., Br. Odilo, Godt is 't Kloosterslot en Ende. Vondels verzen op het religieuze leven verzameld en toegelicht. - De Vroente, Kasterlee; Desclée de Brouwer, Breda, z.j., 116 pp, f 6.50.
Voorop gaat een achttal gedichten van Vondel, de meeste direct over het kloosterleven. De toelichtingen zijn van dien aard, dat ook niet-neerlandici deze én de gecommentarieerde verzen kunnen begrijpen. Daarna belicht fr. Pennock een groot aantal afzonderlijke aspecten van de religieuze staat vanuit het hele vondeliaanse oeuvre. Het vele schone en ware dat hij hier biedt, doet ons verlangen naar een meer synthetische behandeling, b.v. van de samenhang tussen nederigheid, strijdbaarheid en bruidsmystiek. Daarvoor zou dan een personele unie of de samenwerking van Vondel-kenner en monastiek theoloog gewenst zijn.
P. den Ottolander
| |
Doneux, Guy, Maurice Maeterlinck. Une poésie - Une sagesse - Un homme. - Palais des Académies, Brussel, 1961, 242 pp.
Om de opzet en dus het resultaat van deze monografie te appreciëren, is enige bekendheid vooraf met Maeterlincks biografie en oeuvre strikt vereist. Maar omdat precies achter de geijkte schema's nieuwe interpretaties van deze feesteling (geboren 1862) worden gesuggereerd, is dit werk bijzonder welkom. Kategoriek wenst S. de hele produktie na 1914 af te schrijven omdat de oorlogsschok Maeterlinck uit zijn essentie zou hebben losgerukt. Wat deze datum voorafgaat aan thematische persoonlijkheid, meent hij reeds in de debuutverzen aan te treffen waarvan de kern brutaal verstoord wordt door het contact met Georgette Leblanc. Maar deze desymboliserende ervaring, waaraan totnogtoe een meer blijvende invloed werd toegeschreven, krijgt van S. alleen biografische, geen thematische waarde. Voor de ruwe termen, waarmee Maeterlinck de Nederlandse taal en kultuur bedacht, heeft S. historisch- en sociologisch-verzachtende omstandigheden over, die in het licht van Maeterlincks deterministische jeugdimpressies inderdaad overtuigen en bovendien samenvallen met zijn felle antireligiositeit. Over dit laatste aspect is er destijds minder deining ontstaan en S.'s verdienste is dan ook hierin al groot dat hij door deze voorlopig definitieve visie op de enige Belgische Nobelprijswinnaar heen een rechtvaardige reconstructie schuift van een voor Zuid-Nederland belangrijke evolutieperiode, waarvan de betekenis Maeterlinck blijkbaar is ontgaan. Vooral door zijn verwoed verzet tegen het ‘Vlaamse’ in zijn milieu en familie, is zijn verbondenheid met ons volk, ondanks of dank zij zijn verloochening, uiteindelijk toch groot.
C. Tindemans
| |
Gelre, Henk van, Henry Miller, legende en waarheid. - Lannoo, Tielt, Den Haag, 158 pp., f 2.50.
De uitgever Lannoo en de schrijver Henk van Gelre hebben het nuttig geoordeeld een boekje te publiceren over het onfrisse personage, Henry Miller. Het is bedoeld als een apologie; vandaar de titel ‘legende en waarheid’. Maar ook uit dit boekje treedt de Amerikaanse schrijver weinig fris naar voren. Ik geloof dat Henk van Gelre zijn tijd beter kan besteden
J. van Heugten
| |
Französisches Theater der Avantgarde. - Albert Langen-Georg Müller Verlag, München, 1961, 500 pp., Ln. D.M. 9.80.
Is het een stuk levensbeschouwing in clownerie gepresenteerd of is het prettige onzin die zich diepzinnig voordoet? Als we de reusachtige produktie van absurdistische drama's overzien, dan verdient de tweede suggestie veel krediet. Bekijkt men alleen de inhoud van deze anthologie, dan is men geneigd voor de eerste te opteren, al is ook hier komiek als primaire bedoeling het drukst aanwezig. Bij J. Audiberti (Der Glapion-Effekt), J. Tardieu (Die Liebenden in der Untergrundbahn), E. Ionesco (Amédée oder Wie wird man ihn los), B. Vian (Die Reichsgründer) en F. Arrabal (Picknick
| |
| |
im Felde) is het goed herkenbaar dat zij in het krijt staan bij Giraudoux en Cocteau als leermeesters van het poëtische, symboliserende, surrealistische kijkspel. Het recept van het mengsel der sferen, de banaliteit gekruist met pathos, sprookjes in duel met machines, melodramatiek arm in arm met grauwe realiteit, allusie en parodie, bargoens met literaire opsmuk, scenische grappen met existentialistische vis comica, demonie en kermislol, alles is hier aanwezig, een totaliserend etiket is uitgesloten. Als dramatisch vastere waarden, niet afhankelijk van de huidige modeconjunctuur, komen me voor G. Schéhadé (Sprichwörterabend), A. Adamov (Alle gegen alle) en J. Genêt (Wände überall). Alleen de schijn is hier absurd maar niet de speelsheid of kwajongensluim zijn verantwoordelijk voor het travesti, wel de pijn die men poogt te verstoppen achter de hallucinante suggestie. Het absurde in de voorstelling verbeeldt het absurde in het leven-zonder-zin. Zonder ballast, zonder luchtledige satire, zonder kitschethica drijven deze harde dramaturgen de eeuwige plicht van de mens zichzelf te zijn als afgevaardigde van zijn tijd tot de wel uiterste consequentie door. De vertalingen zijn perfect.
C. Tindemans
| |
König, Barbara, Kies. - Carl Hanser Verlag, München, (1961), 250 pp., geb. D.M. 14, ingen. D.M. 7.
B. König, geb. 1925 in Noord-Bohemen, vluchtte na de oorlog naar het Westen, leeft nu te München. De roman speelt in een Deense vissershaven met in de buurt de enige industrie: grintwinning uit de zee. Een weesmeisje, Lala, gered uit een getorpedeerd Duits vluchtelingenschip, is opgenomen bij de weduwe van een schipper en haar zoon. Clemens is een somber religieus fanaticus, frequent type in Deense literatuur en film, die zijn pleegzuster tyranniseert maar heimelijk wil bezitten; zijn moeder is zwak tegenover hem, omdat hij een voorechtelijk kind is, dat ze had willen doden - doch dit verneemt de lezer eerst later. Lala probeert een eigen leven te vinden door huwelijk met de eigenaar van het grintwerk, doch ontsnapt noch aan zichzelf noch aan de eenzaamheid en schuldbeladenheid die over het eiland hangt. De schijnbaar eenvoudige taal is dwingend fatalistisch, de feiten zijn onverkwikkelijk; de personen begrijpen niets, drijven in plaats van te zoeken, zijn vooraf verloren. En na de vruchteloze stuiptrekking van enkele gebeurtenissen keert alles naar zijn onverlostheid weer. Voorbehoud; voor volwassenen.
A. Deblaere
| |
Schmidt, Arno, Belphegor. Nachrichten von Büchern und Menschen. - Stahlberg Verlag, Karlsruhe, 1961, 456 S. Gzln. DM. 23.
S. zet hier zijn dialogen uit ‘Dya Na Sore’ verder, maar hij vervangt zijn revuetechniek door uitgebreider taferelen, geconcentreerd op de belangstellingspunten die nu eenmaal zijn stokpaardje uitmaken: herwaardering van lang en z.i. ten onrechte vergeten werken, en presentatie van de mens die er achter steekt. In deze essays-in-gesprekvorm komen aan de beurt: J.K. Wezel en zijn roman Belphegor (1776) die hij gelijkwaardig acht aan J. Swifts Gulliver's Travels en Voltaires Candide, J.G. Herder (1744-1803), J. von Müller (1752-1809), L. Schefer (1784-1862), H.A. Oppermann en zijn politieke roman Hundert Jahre (1870) en als hoofdschotel C. v Massenbach, een voorstander van de Pruisisch-Franse alliantie tegen Rusland omstreeks 1800. S. stelt hen voor als mensen of werken met een inhoud die ook onze tijd aanspreekt. Als radiomontages lijken deze werkstukken ook compositorisch knap, hoewel de innerlijke thematiek, mede door afwezigheid van externe handeling, verloren loopt in dit mengelmoes van biografie, digest, praatjes en intens dramatisch conflict.
C. Tindemans
| |
Hildesheimer, Wolfgang, Die Verspätung. Ein Stück in zwei Teilen. - Suhrkamp Verlag, Frankfurt, 1961, 66 pp., DM. 4.
Als eerste exemplaar in een nieuwe reeks, ‘Im Dialog’, die uitsluitend hedendaags Duits theater wenst te introduceren, fungeert een vertegenwoordiger van het absurde toneel. In een, handelingskader dat het menselijke en materiële verval van een dorp in een gecomprimeerd tijdsverloop voorstellen moet, komt een professorstype terecht dat zowel een cynischsatirisch tijdsportret als een geraffineerde psychologische studie als een tot vele interpretaties geschikt symbool kan betekenen. Persoonlijk wijst S. alle realiteit of psychologie of symboliek kordaat van de hand maar zelfs als men hem in dit nihil volgen wil, blijven er genoeg frisse dialogen, briljante taferelen en vooral zuivere dramatiek over om de vraag naar de graad van Ionesco-invloed maar rustig te vergeten.
C. Tindemans
| |
| |
| |
Rojas, F., e.a., Spanische Meisterdramen. - Verlag Kurt Desch, München, 1961, 688 pp., DM. 11,80.
Omdat het theaterrepertorium in Duitsland het Spaanse klassieke drama altijd trouw heeft gediend, stelt deze luxueuze paperback de toeschouwer in staat persoonlijk met de tekst kennis te maken. Op een voorwoord van Salvador de Madariaga volgen Fernando de Rojas (Celestina), Lope de Vega (Ehemann in tausend Aengsten, Die Sklavin ihres Geliebten), Tirso de Molina (Der steinerne Gast) en Calderon de la Barca (Der Richter von Zalamea, Das Leben ist ein Traum). De vertalingen zijn gloednieuw en toch nog metrisch en de bewerkingen afgestemd op respect voor de tijdsafstand maar tevens op de eisen van de moderne theateruitrusting.
C. Tindemans
| |
Wünsche, Konrad, Über den Gartenzaun - Vor der Klagenmauer. - Suhrkamp Verlag, Frankfurt, 1962, 46 pp., DM. 4.
Deze twee eenakters van een jong auteur (1928) zijn allebei gebaseerd op een motief van de oude dichteres Nelly Sachs: ‘Wenn einer uns anrührt, rührt er eine Klagemauer an’, en de poëtisch-dromerige, tevens tragisch-existentiële toon van dit motto geeft zowel de zwakheden als de eigenschappen van deze eerstelingen aan. Beide handelen ze in een aanschouwelijk verband over de mens, die uit de realiteit wordt verdreven en als verweer zijn innerlijke wezen in de plaats stelt van de uitwendige band met de gemeenschap. Hij documenteert vinnig, spits en agressief in Vor der Klagemauer, en ingekeerd, gedempt en rustig in Ueber den Gartenzaun. Wel geeft hij nog iets te veel toe aan de charme van de mooie uitdrukking, waardoor de belangstelling voortdurend van het drama overwipt naar de bellettrie.
C. Tindemans
| |
Lorenz, Günter W., Frederico Garcia Lorca. - Stahlberg Verlag, Karlsruhe, 1961, 308 pp., 8 Bildtafeln, DM. 18,50.
Deze biografie bevat meer inlichtingen over haar auteur dan over haar onderwerp. Waar S. de gelegenheid ziet antiklerikale en anti-Franco scheldtermen in de tekst te schuiven, neemt hij zijn kans waar. Vanzelfsprekend doet deze vooringenomenheid niets af aan de eventuele exactheid van zijn beschouwingen, maar als het kader zo eenzijdig uitvalt, rijzen er natuurlijk ook twijfels over de juistheid van zijn commentaar. Over de betekenis van Lorca's toneelwerk zegt hij trouwens niet veel meer dan eulogische algemeenheden. Wel wijdt hij uitvoerig uit over de politieke kring waaruit Lorca naar voren kwam, over zijn familiale achtergrond, over Granada, over de zigeunerselementen, over zijn executie. En vooral omdat dit laatste punt zo zwaar met sentiment beladen is, had hier een strikt historische toon gepast. De Duitse teksten zijn subliem en bewijzen dat niet S. maar wel de vertaler en Lorca-specialist Enrique Beck de geschikte man voor deze biografie was geweest.
C. Tindemans
| |
Französisches Theater des XX Jahrhunderts. - Albert Langen - Georg Müller Verlag, München, 1961, 420 pp., DM. 9.80.
Ook dit keer is de rubricering der Franse dramaturgie iets meer dan louter toneelgeschiedenis of tentoonstelling van privé-psychologische verschillen. Behalve het dramatisch belang vertegenwoordigt ieder der opgenomen auteurs een apart hoofdstuk in het Franse geestesleven. De meest waaghalzige experimenten treffen we merkwaardig genoeg onder de oudsten aan met P. Claudel (Das Buch von Christoph Columbus), J. Giraudoux (Amphitryon 38) en J. Cocteau (Orpheus). De drie anderen zoeken niet in de eerste plaats naar verruiming der dramatische mogelijkheden maar brengen wijsgerige peilingen naar zichzelf en hun houding tegenover medemens en tijd, met J.P. Sartre (Bei geschlossenen Türen), J. Anouilh (Antigone) en A. Camus (Die Besessenen). Deze dubbele confrontatie bezorgt de bloemlezing een innerlijke spanning en een contradictorische thematiek waarvan voor iedere lezer het prettige gevoel uitgaat het experiment tot verworvenheid te zien uitgroeien en het modernisme tot klassieke waarde.
C. Tindemans
| |
Guichard, Léon, Renard. - Gallimard, Paris (La bibliothèque idéale) 1961. 312 pp. NF. 9,50.
Renard, Jules, Théâtre Complet. - - Préface et Notes de Gilbert Sigaux. - Gallimard, Paris, 1959, 503 pp., F. 1850.
Hoewel de frisse kijk van L. Guichard niet uitsluitend betrekking heeft op de dramaturg Jules Renard (1864-1910), lijkt het geen toeval dat zijn algemene
| |
| |
karakteristieken (simpel verhaal, zoeken naar de pointe, abellettrie, stilte als dialogisch instrument, tranche-de-vie als prototype van bredere panorama's) precies slaan op wat ons ook vandaag nog in zijn dramatiek als waardevol voorkomt. Mogen de effectvolle berekening van de scène, het amorele milieu, het nabije boulevardisme met steeds in de coulissen het fin-de-siècle-bijsmaakje, het formele maniërisme een waardering verhinderen, dan blijven zijn rol in André Antoines theatrale ontwikkeling of in Lucien Guitry's afscheid van de naturalistische acteur en zijn betekenis voor een hernieuwde belangstelling voor dramatische concentratie belangrijk genoeg om deze heruitgave te wettigen. Guichards tekst is prettig gecomponeerd met afwisselend licht op auteur en oeuvre en tevens met voldoende begrip voor essentie en tekorten. Renards Théâtre Complet wordt vervolledigd door enkele produkten van zijn (matig-) kritische activiteit (Propos de Théâtre-La Semaine Théâtrale).
C. Tindemans
| |
Unruh, Fritz von, Dramen. - Verlag Hans Carl, Nürnberg. 1960, 568 pp., DM. 24.50.
Voor deze selectie werd er de voorkeur aan gegeven niet de expressionistische dramaturg in zijn meest karakteristieke stukken (Ein Geschlecht b.v.) te vertegenwoordigen maar wel de politieke kruistochter en afgezien van het ongewoon zwakke Bismarck oder Warum steht der Soldat da? (1955) reveleert ze een boeiende climax. De dualiteit tussen mens en soldaat, von Unruh meegegeven door zijn Pruisisch-adellijke herkomst, is niet chronologisch geargumenteerd maar wel volgens de scherpte van stellingname, zodat de jaartallen der drama's door elkaar dwarrelen, terwijl de evolutie in thema en persoonlijkheid stijgt. ‘Ich beneide jeden, hinter dem noch etwas Sicheres steht’, vat Bonaparte (1925-26) samen. Louis Fredinand, Prinz von Preussen (1913) bezit het Kleistmotief van de beslissing tussen gehoorzaamheid of verzet. In Offiziere (1912) is de zinloosheid van het militaristische bestaan weer verwerkt tot een Homburgconflict. Phaea (1930), door het filmmilieu aan deze thematische concentratie ontsnappend, is niettemin de grimmigste satire op de militaire kaste terwijl het tevens als neventhema de kunstenaarsdroom behandelt die von Unruh zelf zijn hele leven lang beheerste en die hij voortdurend moest opgeven omdat de onmin met de Duitse werkelijkheid hem telkens weer andere onderwerpen oplegde. Het lijdt geen twijfel dat de interesse voor de auteur reeds retrospectief is geworden, maar toch bieden enkele drama's nog steeds actuele raakpunten.
C. Tindemans
| |
Schaper, Edzard, Die Söhne Hiobs. - Jakob Hegner Verlag, Köln en Olten, 1962, 136 pp., 9.50 D.M.
De fijnzinnige verteller Edzard Schaper heeft in dit boekje twee merkwaardige novellen gebundeld, die beide de ‘Joodse ziel’ tot onderwerp hebben. In de eerste verhaalt hij de psychische reacties van de rechtsdienaar die Jesus een kaakslag toediende. De twijfel omtrent de persoon van Jesus en dus omtrent zijn daad, vergalt en verteert zijn leven. De tweede bevat het verhaal van een late afstammeling van Malthus, wiens oor werd afgeslagen, een mysterieus verhaal, dat slechts mogelijk is in streng Joodse sfeer. Het is natuurlijk geheel en al ‘fiction’, maar Schaper geeft diepte en achtergrond aan zijn verbeelding en roept die typisch Joodse wereld op, die wereld van leed en ellende, van fanatiek geloof en trouw aan de Onnoembare.
J. van Heugten
| |
Steinbeck, John, Wintertij van tegenzin. Vert. van Holkema en Warendorf, Amsterdam, 1961, 304 pp., f 8,90.
De schrijver van Grapes of Wrath en East of Eden heeft onlangs een nieuwe grote roman gepubliceerd, reeds in vertaling verschenen Steinbeck heeft altijd iets massiefs, iets zwaars in zijn scheppingen; hij is een tragisch talent. In dit boek wordt dit massieve en tragische enigszins gecamoefleerd door het speelse en fantasierijke van de hoofdfiguur. Ditmaal geldt Steinbecks satyre de sluwe en niets ontziende geldzucht van de leidende kringen in een oud stadje aan de Oostkust der U.S.A. Zelfs de held van de roman, een sympathieke, eerlijke kerel, telg van een oud, verarmd geslacht, laat er zich door meeslepen. Hij geeft twee van zijn vrienden prijs. Zowel het huiselijke leven van de held en zijn ideale vrouw als het leven in het stadje zijn met meesterhand beschreven. Steinbeck houdt van mysteries, van vage aanduidingen in zijn verhalen, die de lezer intrigeren en veel omsluierd laten. Zo ook hier. De grootheid zijner lapidaire romans bereikt hij, dunkt mij, hier niet, hoewel ook dit een boek van formaat is.
J. v. Heugten
| |
| |
| |
Andric, Ivo, Das Fräulein. Roman, Vert. - Carl Hanser Verlag, München, 281 pp., 16,80 D.M.
De Nobelprijswinnaar Ivo Andric, die zijn verhalen liefst localiseert in de Balkan, begint ook in West-Europa bekend te worden. In Gospodjica (Das Fräulein) levert hij een merkwaardige karakterstudie van een jonge vrouw, die, door haar stervende vader gewaarschuwd dat de mensen onbetrouwbaar zijn, zich afsluit en verhardt om al haar innerlijke energieën te richten op het verzamelen van geld. Ten slotte wordt zij toch nog het slachtoffer van een oplichter en komt ellendig aan haar einde. De auteur heeft dit mensenlot ingeweven in de politieke verwikkelingen van Servië in 1914 en een boek geschreven dat een talent van formaat verraadt. Hij schrijft de psychologie van een vereenzaamde vrekkige vrouw op de achtergrond van een hevig bewogen en politiek ongewisse tijd.
J. van Heugten
| |
Seneca, Sämtliche Tragödien. Band I, Vert. door Th. Thomann. - Artemis Verlag Zürich Stuttgart, 579 pp., f 26,80 Imp. Meulenhoff, Amsterdam.
De Artemis Verlag heeft het aangedurfd de pathetische drama's van deze barokke tragedie-dichter in nieuwe vertaling aan te bieden. Dit eerste deel bevat Hercules Furens, Troades, Medea, Phaedra en Octavia. Naast de latijnse tekst staat de vertaling. De vertaler leidt het boek in met een lang essay over Seneca.
R.S.
| |
West, Morris, L., De vrucht van de stilte. Vert. - H. Nelissen, Bilthoven, 1962, 297 pp., f 9,90.
De nieuwe roman van Morris West verscheen in de serie ‘Diamanten der wereldlitteratuur’. Het boek is echter volstrekt geen diamant en geen wereldlitteratuur. Het is een verdienstelijke roman, zoals er tientallen verschijnen, meer echter een knap en cerebraal geconstrueerd verhaal dan een spontaan opbloeiend kunstwerk. Het is de bewerking van een historisch gebeuren: een Italiaanse jonge vrouw, die als kind haar moeder op schandalige wijze door een partizaan zag vermoorden, schiet jaren later de schuldige neer. Daaroverheen bouwt de auteur de roman op van een juristenfamilie, die de moordenares verdedigt. Het is een corrupt en onfris gezelschap, dat de schrijver opvoert, een meer dan cynische vader, een door en door bedorven dochter, met daaromheen nog een drietal figuren. Kuisheid en huwelijkstrouw zijn voor hen kindersprookjes. Hopelijk schrijft de katholieke auteur, Morris West, nog eens een frisser, natuurlijker en minder cerebraal werk dan deze psychologische studie.
J. van Heugten
| |
Symons, Julian, The Detective Story in Britain. - Longmans, London, 1962, 48 pp., 2 sh. 6 d.
Met bewonderenswaardige regelmaat verschijnen de deeltjes van de serie Writers and their Work, verzorgd door the British Council tesamen met the National Book League. Een overzicht van ontstaan en ontwikkeling van het detectiveverhaal zal een bredere kring van belangstellenden aantrekken. Sherlock Holmes, Lord Peter Wimsey, Miss Marple, Inspector Appleby en father Brown, alsmede Conan Doyle, Barones Orczy, Agatha Christie, Dorothy Sayers, Chesterton en Knox en vele anderen bezorgen de lezer een interessant uurtje.
W. Peters
| |
Burgess, Anthony, A Clockwork Orange. - Heinemann, London, 1962, 196 pp., 16 sh.
Deze roman is in de ik-vorm geschreven; de ik is een jeugdige misdadiger die van succes en mislukking bij zijn ‘bedrijf’ verhaalt in de gangbare taal van zijn kornuiten waarmede de lezer niet gemakkelijk overweg kan. Het gedurende enkele uren bezig zijn met dergelijk geradbraakt Engels doet de lezer op den duur iets ervaren van het geradbraakte hart en het geradbraakte milieu waar dergelijke taal uit voortkomt. Het wekt echter een onontkoombare indruk dat er onder de taal een vrij kleurloos verhaal schuil gaat dat stereotype karakters beschrijft.
W. Peters
| |
Drewitz, Ingeborg, De schok. Roman. Vert. - H, Nelissen, Bilthoven, 1962, 207 pp., f 8.90.
Een eigenaardige roman, waarin, door de zelfmoord van een enigszins singulier mens, de gewetens van enkele daar nauwelijks bij betrokkenen worden wakker geschud. Het probleem doet Dostojefskiaans aan: in hoe verre is men medeschuldig aan de schuld van de evenmens en heeft een leven zin, dat volkomen onverschillig is omtrent leven en lot van de naaste? De schrijfster heeft de polsslag der grootstad afgetast om haar roman een rijker achtergrond te geven. De problemen worden meer gesteld dan opgelost.
J van Heugten
| |
| |
| |
Kunst en cultuur
Schulze Vellinghausen, A., e.a., Elemente des modernen Theaters. - Verlag Waldemar Kramer, Frankfurt, 1961, 136 pp., D.M. 6.80.
A. Schulze Vellinghausen (Das absurde Theater) bewijst in het eerste thema van deze bundel (een serie referaten gehouden in 1959/60 voor de Frankfurter Gesellschaft für Theaterwissenschaft) met rhetorische volzinnen en encyclopedische allusies wel dat hij het probleem doorheeft, maar tot omschrijving en definitie komt hij niet. S. Melchinger (Das poetische Theater) houdt zich allereerst aan T.S. Eliot en C. Fry die hij als anti-West-End-reactie verstaat maar kijkt gelukkig comparatistisch om zich heen zodat hij Hofmannsthal, G. Kaiser, F. Bruckner en de oude Hauptmann kan aanvoeren als bewijs dat de start van het verschijnsel elders en anders lag. H. Buckwitz (Das sozialkritische Theater) gaat een historische speurtocht uit de weg om een onverbloemd getuigenis van eigen voorkeur en inzicht te leveren, waardoor hij wel een aantal ondergeschikte aspecten uitschakelt, maar als essentie eerder wensen dan realisaties overhoudt. H.J. Schäfer (Wesen und Formen des modernen Dramas) achterhaalt inderdaad wat zijn titel belooft, maar biedt te veel abstracta en breedvoerig leesbombast. De onderscheiden rubrieken zijn beslist niet uitgeput, maar er is stof genoeg om te stimuleren.
C. Tindemans
| |
Nigg, Walter. Maler des Ewigen. - Band II, Moderne Ikonen, 495 pp., 48 Abbild. f 30,15 Artemis Verlag Zurich Stuttgart, Imp. Meulenhoff, Amsterdam.
In het eerste deel van Maler des Ewigen behandelt Nigg, de bekende Zwitserse schrijver over religiosa, Michelangelo, El Greco en Rembrandt. In dit tweede deel schrijft hij over de moderne schilderkunst. Na een uitvoerige inleidende beschouwing daarover, die getuigt van veel studie en inzicht, wijdt hij zijn aandacht aan een achttal schilders en tekenaars, waaronder van Gogh, Rouault, Albert Servaes en Chagall. De overige vier zijn uit het Duitse taalgebied. Wat Nigg vooral interesseert zijn de mogelijkheden, die er ook thans nog zijn, van de religieuze kunst, die hij natuurlijk het zuiverst in Servaes, Rouault en de Zwitser Willy Fries verwezenlijkt ziet. Het langste essay geldt van Gogh, dat mij ook het beste, het meest indringende en exhaustieve lijkt. Nigg neemt een uiterst breed, zelfs enigszins vrijzinnig christelijk standpunt in en ontdekt religieuze waarden, waar de oppervlakkige beschouwer die niet zou vermoeden. Het is een instructief en boeiend geschreven werk, dat geinteresseerden menig perpectief opent in de chaotische wereld der moderne plastische kunst.
R. Velding
| |
Luetzeler, Heinrich, Bildwörterbuch der Kunst. - 2te Auflage, Bonn, Dummler 1962, 787 pp, 19.80 D.M.
Dit Bildwörterbuch is een soort lexicon van de architectuur en de plastische kunsten. Het bevat een 3000 steekwoorden met meer dan 1000 tekeningen. Vooral op het gebied der symboliek en ornamentiek biedt het veel instructiefs, alsmede een rijke voorraad vakuitdrukkingen bijzonder op het terrein der architectuur. Dek lassieke cultuurperioden leveren wel het hoofdbestanddeel van het werk, doch de samensteller heeft ook getracht de minder aandacht trekkende tijden en volkeren in zijn overzicht op te nemen. Zo is er een boek ontstaan dat vooral technisch de belangstellende weet te informeren.
R. Velding
| |
Kindermann, Heinz, Theatergeschichte Europas. IV. Aufklärung-Romantik (I. Teil). - Otto Müller Verlag, Salzburg, 1961, 846 pp., 1 vierfarbige Tafel, 58 Kunstdruckbilder, 286 ill. O.S. 335.
Waar de oorspronkelijke bedoeling van S. was de gezamenlijke theatergeschiedenis van Europa in vier delen onder te brengen, heeft de ontzaglijke documentatie aan overzichten, referaten, chronologische tabellen, bibliografische lijsten en indices hem ertoe verplicht hiervan af te wijken. De delen IV en (nog niet verschenen) V vormen één geheel en omvatten de kern van de moderne theaterevolutie, het Franse theater tussen barok en classicisme (ontwikkeling van ballet en opera, de Italiaanse comedie, het ontstaan van de Comédie Française, met als hoogtepunten - ook dramaturgisch behandeld - Corneille, Molière en Racine) en in Duitsland, na reusachtige en ingrijpende activiteit van de ‘Neuberin’, het hertogelijke Rokokospektakel. Tussen deze beide glansperiodes in liggen de Engelse Garrick-overheersing (neerslag van het rationalisme dat empirisch de theatermogelijkheden exploreert) en de start van
| |
| |
het Franse burgerlijke theater met Voltaire en Diderot. De overige landen worden naar deel V verwezen. Veel aandacht wordt er vooral besteed aan de speelstijl die vanaf deze cultuurperiode eigen kenmerken gaat ontwikkelen, reeds in dit deel opgevangen in de figuur van de Duitser Dalberg en het Mannheimer Nationaltheater. Waar in de vorige delen het nationale cachet van de ontwikkeling nog gesloten kon behandeld worden, is dit vanaf deze periode niet meer mogelijk en de grote waarde van dit deel is dan ook dat het pendelspel van wederzijds geven en nemen, het zelfstandig verwerken van opgedane ervaring en het verder uitdragen aan andere naties en hun theaters uitvoerig en uitstekend worden geschilderd. Het illustratiemateriaal is zowel in aantal en rijkdom als in presentatie naar mijn gevoel nog nooit in deze mate gebruikt zodat het van ornament mee evolueert tot argument.
C. Tindemans
| |
Goepper, Roger, Im Schatten des Wu-Fung-Baumes, 1959, 61 pp., geïll., id. Blumen aus dem Senfkorngarten, 1960, 62 pp., geïll., id., Chinesischer Blütenreigen, 1959, 60 pp., geïll. - Hirmer Verlag, München. Imp.: W.P. van Stockum, Den Haag.
De prentkunst van China en Japan is hier wel enigszins bekend, maar zij is vaak alleen toegankelijk voor ingewijden. Het is daarom verheugend, dat er regelmatig boekjes verschijnen, die de prachtige prenten van de Oosterlingen aan een ruimer publiek bekend maken. Roger Goepper leidt elk deeltje bijzonder deskundig in. Blumen aus dem Senfkorngarten is een verzameling gekleurde Chinese houtsneden. Het was oorspronkelijk een boek om de schilderkunst te leren. Als stimulerende voorbeelden werden in dat boek allerlei gekleurde houtsneden opgenomen. Uit deze verzameling heeft Goepper een keuze gedaan. Wij zien hier bloemen, vogels en insekten, prachtig en vaak ook geestig van vorm en verrukkelijk van kleur. Chinesischer Blütenreigen zijn reprodukties naar oorspronkelijke houtsneden uit het Britsch Museum te Londen. Deze prenten zijn ontstaan in de nabloei van de Chinese prentkunst. Zij bezitten ook de eigenschappen, die zo'n nabloei vaak kenmerken: een grote verfijning, iets rococo-achtigs. In Im Schatten des Wu-Fung-Baumes wordt eerst in een Duitse vertaling een aantal bemerkingen voor de schilderkunst door de Chinese kunstenaar Ch'In Tsu-Yung gegeven. Deze kunstschilder schreef de tekst in het midden van de vorige eeuw. Het is een van de laatste verhandelingen geweest over de Chinese schilderkunst en tegelijk ook een compendium van allerlei vroegere theorieën.
C. de Groot
| |
Neumann, Erich, Die archetypische Welt Henry Moores. - Rascher Verlag, Zürich, 1961, 140 pp., 106 ill., geb Zw. Fr./DM. 28,50.
Erich Neumann is niet de eerste die over Moore schrijft en ook niet de eerste die op het archetypische karakter van zijn werk wijst. Maar hij is wel de eerste die het niet bij min of meer vage allusies laat, maar systematisch de archetypische wereld van Moore onderzoekt en nader tracht te bepalen. Men weet dat Erich Neumann's psychanalytisch interesse vooral gericht is op het vrouwelijke, het matriarchale, waardoor hij reeds vroeg met de beeldhouwkunst in aanraking kwam. In zijn boek Die grosse Mutter, dat in 1956 verscheen, werd het werk van Moore reeds in het onderzoek betrokken. In dit nieuwe onderzoek komt hij tot de conclusie dat het eeuwig-vrouwelijke en het moederlijke de archetypische wereld van Moore beheersen, niet alleen in de figuratieve beelden van zijn vrouwen- en moederfiguren, maar ook in zijn abstracte composities. De overgang van het figuratieve naar het abstracte speelt hier trouwens ook een rol. Het onderzoek van Neumann is boeiend en verhelderend. Het raakt de beeldhouwkunst van Moore, en de beeldhouwkunst in het algemeen, niet van buitenaf, maar treedt er als het ware binnen om zich vanuit de inwendige kern te ontwikkelen. Het heeft niets te maken met de soms twijfelachtige verklaringen vanuit de persoonlijke psychologie van de kunstenaar. Dit fijnzinnige boek werd op een uitstekende wijze geïllustreerd o.m. door talrijke originele detailopnamen.
G. Bekaert
| |
Das Fischer Lexikon - Bildende Kunst 1-3. - Fischer Bücherei, Frankfurt/M. 328, 378, 351 pp.
Bij een eerste contact ziet men niet goed waar dit drieledige Lexikon heen wil. Wanneer men er echter mee vertrouwd is geraakt, ervaart men hoe zorgvuldig het is samengesteld en met welke kennis van zaken de beknopte artikelen zijn gemaakt. Het eerste deel gaat over de antieke kunst en is verzorgd door prof. dr.
| |
| |
W.-H. Schuchhardt. Het tweede en derde deel stond onder de redactie van dr. W. Hofmann. Het tweede deel behandelt de Europese kunstgeschiedenis (met de Islam) tezamen met enkele specifieke problemen die deze geschiedenis stelt zoals b.v. het perspectief, de monumentenzorg, de vervalsing, de esthetica. Het derde deel maakt een doorsnede door de Europese kunstgeschiedenis vanuit het standpunt van de verschillende disciplines en technieken en behandelt b.v. de architectuur, de boekdrukkunst, de ikonografie, de stedebouw. Dit lexikon is vrij uitvoerig geïllustreerd (al is de technische verzorging van deze illustraties wel niet van de beste), en bevat nuttige registers en bibliografie.
G. Bekaert
| |
Haftmann, Werner, Skizzenbuch zur Kultur der Gegenwart. - Prestel-Verlag, München, 296 pp., geb. DM. 18,50.
Allen die zich ooit met het kunstkritische werk van Werner Haftmann hebben ingelaten zullen de Prestel-Verlag dankbaar zijn deze verspreide opstellen te hebben verzameld. De meeste er van dateren uit de jaren na de jongste oorlog. Ze zijn verschenen in Duitse weekbladen, of werden eerst als voordrachten uitgesproken. Sommige waren nog niet gepubliceerd. In een zeer bescheiden, maar niettemin belangrijk nawoord, waarin hij het over zijn eigen kunstkritische bezigheid heeft, distantieert de auteur zich wel in zekere mate van zijn eigen geschriften. Maar zelfs in hun volgens de auteur onvolmaakte vorm - hij hecht groot belang aan de vorm! - blijven deze gelegenheidsstukken meer dan de moeite waard om gelezen en herlezen te worden. Van op afstand wordt het nog duidelijker hoezeer Haftmann's kritiek uitstijgt boven de gangbare kortzichtige en toevallige analyses om het kunstwerk te betrekken in een existentiële vraagstelling. Zelfs een overzicht van de inhoud wijst hier al op. De uitgever heeft de opstellen in hoofdstukken verzameld. Het eerste ervan draagt als titel ‘Der autonome Mensch’ en bevat opstellen o.a. over Machiavelli, Brutus, Kafka, Kleist. Ook het tweede hoofdstuk ‘Moderne Kultur und ihre politische Idee’ is samengesteld uit algemenere opstellen. In de drie volgende hoofdstukken werden de stukken over de Franse, de Duitse en de Italiaanse schilderkunst verzameld. Een bijzonder hoofdstuk heeft het over de beeldhouwkunst. Het laatste hoofdstuk gaat over de samenhang der kunsten. Onder de kunstkritische werken van de laatste jaren is het boek van Haftmann een van de belangwekkendste.
G. Bekaert
| |
Dali, Ana Maria, Salvador Dali vu par sa soeur. - Vromant, Brussel, 188 pp. geïll., 200 Fr.
In antwoord op het tendenzieuze boek van haar broer over zijn ‘geheim’ leven heeft Ana Maria Dali op haar beurt een beeld willen ophangen van hun gezamenlijke, gelukkige jeugd, die Salvador door zijn toetreden tot de surrealistische bent heeft verloochend. De beschrijvingen van Ana Maria zijn vrij conventioneel, maar worden boeiend door de nog onbekende gegevens die zij over de jeugd van Salvador en de omgeving waarin deze zich heeft afgespeeld verhaalt. En niet alleen over Dali zelf verschaft de auteur interessante bijzonderheden, ook over Frederico Garcia Lorca is hier herhaaldelijk sprake.
S. Heester
| |
Apollinaire Guillaume, Chroniques d'art 1902-1918. - Gallimard, Parijs, 1960, 524 pp.
Van Apollinaire heeft Braque eens gezegd dat hij van schilderkunst zo goed als niets begreep, maar dat hij de vriend van de kubistische schilders was en hen daarom verdedigde. Dit oordeel was op zijn minst ongenuanceerd. De volledige uitgave van de kunstkritische beschouwingen die A. in verschillende Franse en buitenlandse bladen gepubliceerd heeft, is een document van uitzonderlijke waarde én wat het oordeel van A zelf én wat de kennis van deze belangrijke jaren betreft. Voor het eerst heeft L. Breunig de overal verspreide geschriften samengebracht. Ze gaan van 1902 tot 1918, het jaar van Apollinaire's dood. Dag na dag loopt A. de tentoonstellingen af en stuurt verslagen naar de krant, die in sommige gevallen niet veel meer met kunst te maken hebben, in andere maar weinig van A's eigenlijke overtuiging weergeven - hij deed aan kunstkritiek om den brode! A. was echter een geboren journalist. Zijn stukken bevatten anekdoten over kunstenaars, over vernissages, over de jury. Maar vaak ook, bijzonder als hij schrijft over een van zijn vrienden. (Picasso b.v. of Cézanne, die hij met Pascal vergelijkt), neemt zijn proza een hogere vlucht. Dan breekt de grote dichter door.
G. Bekaert
| |
| |
| |
Kahnweiler Daniel-Henry, Mes galeries et mes peintres- Entretiens avec Francis Crémieux. - Gallimard, Parijs, 1961, 225 pp.
Samen met het kunstkritische werk van Apollinaire, van Salmon, van de brieven van Rouault-Suarès, vormt ook de 'ébauche de Mémoires' van Daniel-Henry Kahnweiler een onvervangbaar historisch document. De tekst die hier wordt gepubliceerd, is de extensieve weergave van een serie radiogesprekken tussen Kahnweiler en Fr. Crémieux. Deze gesprekken zijn direct en levendig. Zij reveleren evenzeer de bescheiden, maar gepassioneerde, persoonlijkheid van Kahnweiler die in de geschiedenis van de moderne kunst een beslissende rol heeft gespeeld, als de persoonlijkheid van de kunstenaars waar hij het over heeft en waarover hij veel onbekende en waardevolle gegevens verschaft. Van af het begin heeft de Duitse ‘bankier’ Kahnweiler de waarde van kunstenaars als Picasso, Braque, Léger, Gris herkend en er zich helemaal voor ingezet. In een belangrijk historisch document als dit is het geheel ontbreken van een naamregister een echte leemte.
G. Bekaert
| |
Rouault, Georges-Suores André, Correspondance. - Gallimard, Parijs, 358 pp.
Een brief van Rouault in 1911 aan André Suarès vormde het begin van een correspondentie en een vriendschap die zou duren tot aan de dood van Suarès in 1948. Dat het initiatief van Rouault uitging is aanvankelijk nog merkbaar aan de toon waarop Suarès hem antwoordt, maar heel gauw doet het wederzijdse vertrouwen tussen de schilder en de schrijver de laatste zweem van superioriteit tussen hen beiden verdwijnen, al behoudt Rouault altijd de hoofdrol, omdat hij aan deze vriendschap blijkbaar het meest behoefte had. De zorg die beiden aan het bewaren van deze correspondentie besteedden maakt duidelijk wat zij voor hen betekende. Aan de uitgave ervan heeft Rouault zelf, op voorstel van Mme Suarès, nog gedacht. Maar de ‘stunteligheid’ van zijn proza weerhield hem ervan het te plaatsen tegenover de schitterend geschreven brieven van zijn vriend. Het was tenslotte Marcel Arland, die een inleiding op deze correspondentie schreef, die hem voor zijn dood in 1957 ertoe wist over te halen. En met reden.
G. Bekaert
| |
Brackmanns Kunstkalender 1963. - Verlag Bruckmann, München, 27 farb. Bildblätter und 26 Schwarzweisstafeln, 8.80 D.M.
Liselotte Koller en Gerhard Roth hebben deze prachtige kalender samengesteld Het is een kleine bloemlezing uit heel de schilderkunst der laatste eeuwen, niet alleen uit de Europese maar ook uit die van het Oosten. De presentatie is uiterst verzorgd. Men vergeet haast dat het een kalender is, zo zeer domineren de Bildblätter. De grootte is ongeveer 3 bij 2 dm.
R. Velding
| |
Psychologie en pedagogie
Meeuwsen, J., Inwijding, bezinning op de voorlichting. - Uitg. Pax, 's-Gravenhage, 1961, 110 pp., f 4,90.
Als eerste reactie op een zeer gebrekkige seksuele opvoeding is een vrij uitgebreide literatuur ontstaan over voorlichting, waarin vooral gezocht werd naar wegen om de jeugd de nodige zakelijke mededelingen te verschaffen aangaande de geslachtelijkheid. Tegen een eenzijdig benadrukken van een dergelijke voorlichting komt meer en meer verzet. Ook Meeuwsen neemt aan dit verzet deel. Met veel klem betoogt hij, dat jongen en meisje het man- en vrouw-zijn alsmede de betekenis van het huwelijk primair moeten leren kennen en waarderen door de totale opvoedkundige sfeer, waarvan de grotendeels occasionele opmerkingen der ouders een vertolking zijn. Wanneer men dit boekje opvat als uiting van een zoeken naar verbeteringen in dit belangrijk onderdeel van de opvoeding, zal het een goede steun kunnen bieden aan het eigen pogen van de opvoeders om in deze tijd de jeugd te leiden naar volwassenheid. De eenvoud en helderheid van het betoog maken dit werk bruikbaar voor een brede kring van lezers.
J.M. Kijm
| |
Geer, Dr. J.P. v.d., De mening van de psycholoog. Uiteenzettingen over grenzen en mogelijkheden van de huidige psychologie en haar toepassingen. - Uitg. De Toorts, Haarlem, z.j., 186 pp., f 9.50.
Dit boek werd uitgegeven bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de uitgeverij De Toorts. De auteur, die lector is in de experimentele psychologie en de psychologische statistiek aan de Universiteit van Leiden, heeft in dit boek op fraaie wijze een beeld geschetst van belangrijke aspecten van de psychologie. Hierbij werd vooral bedoeld om de betekenis van de toegepaste psychologie voor onze samenleving te doen uitkomen. Het boek
| |
| |
biedt echter veel meer dan een opsomming van toepassingen, daar de uiteenzetting omtrent de toepassingen wordt ingeleid door meer theoretische beschouwingen Een waardevol boek, vooral voor hen die in verband met het bedrijfsleven in aanraking komen met de psychologie en met psychologen. Door de grote nadruk op de experimentele werkwijzen zijn de adviserende taken van de psychologie minder duidelijk beschreven.
J.M. Kijm
| |
Berg, Dr. R.F. Liegen met en zonder opzet. Bijdrage tot de psychologie en de psychopathologie van de gesproken en de gedachte onwaarheid. - Uitg. Bijleveld, Utrecht, 1961, 182 pp.
De problemen rond de onwaarheid zijn in dit boek vanuit de studie van de taal, door middel van psycho-analytische beschouwingen en vooral in verband met psychopathologische verschijnselen benaderd. De auteur heeft een belangwekkend probleem gesteld. De benadering vanuit de genoemde gezichtspunten is verhelderend en zij bevat een uitnodiging tot verdere bezinning op dit merkwaardige aspect van het menselijk gedrag.
J.M. Kijm
| |
Dijkhuis, Dr. J.H., Het beoordelen in de psychologie, in het bijzonder het beoordelen van mensen en menselijk gedrag. - Uitg. Bijleveld, Utrecht, 1961, 144 pp.
Een wetenschappelijke uiteenzetting over mogelijkheden en moeilijkheden verbonden aan het beoordelen van de kwaliteit van werkstukken als manifestatie van kwaliteiten der makers. Een diepgaande studie, waarin aan de hand van de wetenschappelijke literatuur en van eigen experimenten genomen met het beoordelen van de vier-platen-test van v. Lennep, een poging wordt gedaan om het scherpe contrast tussen clinische en statische werkwijzen te verminderen. Een belangrijke bijdrage voor de theoretische bezinning op de grondproblemen van de psychologie.
J.M. Kijm
| |
Prohaska, Leopold, Pädagogik der Begegnung, Entwurf einer ganzheitlichen Erziehungslehre. - Herder, Freiburg, 1961, 112 pp.
L. Prohaska is universiteitsprofessor en Directeur van het Instituut voor Vergelijkende Pedagogiek in Salzburg, waar hij sedert jaren de symposia leidt tussen pedagogen, psychologen, psychotherapeuten en medici. Uit deze gesprekken groeide de noodzakelijkheid dieper door te stoten naar de wezenheid van de pedagogiek, waartoe schrijver in dit boek een poging aanwendt. (Het boek werd opgenomen in de reeks ‘Das pädagogische Gespräch’, Aktuelle Veröffentlichungen des Willmann-Institus, München-Wien). Onder het motto ‘es gibt nichts Praktischeres als eine gute Theorie’ tracht Prohaska aan te tonen dat de essentie der pedagogische relatie een authentieke ontmoeting moet Zijn. Het eerste deel bevat een fenomenologische studie over het wezen der ontmoeting en onderscheidt daarin een fysisch, een psychisch en een pneumatisch vlak. Slechts deze laatste ‘pneumatische’ ontmoeting, d.i. in een authentieke liefde, is de norm voor de pedagogische ontmoeting. In het tweede deel worden verschillende ontmoetings-mogelijkheden fenomenologisch benaderd en daarna analytisch doorgelicht met betrekking tot hun pedagogische waarde: ontmoeting tussen vrienden, tussen vijanden, tussen de geslachten. In een derde en laatste deel maakt schr. enkele meer praktische toepassingen. De pedagogische grondsituatie is een ware ‘ontmoeting’ tussen de generaties, en wel een pneumatische ontmoeting die alle karaktertrekken draagt van een liefdesverhouding tussen een ‘ik’ en een ‘gij’. De noodzakelijke complementaire eigenschappen van opvoeders- en pupillenliefde worden hieruit afgeleid. Slechts binnen de ervaring van zulk een pneumatische ontmoeting kan de pupil worden gebracht tot wat schrijver het doel van de opvoeding noemt: de ‘ontmoetingsrijpheid’. Hoewel menig opvoeder een tikje ontgoocheld zal zijn omdat schr. dit
‘essay’ niet breder en concreter heeft uitgewerkt, toch is zijn grondidee van een verrassende vruchtbaarheid, ook voor de dagelijkse pedagogische dialoog.
A. Cauwelier
| |
Garrone, Mgr., Foi et Pédagogie. - Desclée, Doornik, 1961, 190 pp.
Handelend over de problematiek van de ‘katholieke school’ in het ‘laïcistische’ Frankrijk, voert dit boek geen polemiek met andersdenkenden, maar het richt zich tot de katholieke leerkrachten om hun dieper inzicht te geven in hun onvervangbare taak. Mgr. Garrone motiveert de noodzakelijkheid van een totale opvoeding in geloofsgeest en toont aan hoe de geloofselementen kunnen verwerkt worden tot en met in de profane vakken. Het gaat in het schoolconflict om veel meer dan enkel een paar uren godsdienst- | |
| |
cursus in een verder neutraal schoolmilieu. In de slotbeschouwing noteren wij een merkwaardige toenadering tussen het wezen der katholieke school en dat der Katholieke Actie. De voornaamste waarde van het boek bestaat erin aan te tonen (soms echter nogal breedsprakerig en vaag) dat het vooral de persoonlijkheid van de leraar is die de doorslag geeft in de opvoeding. De inwendige problematiek van de katholieke school geldt veel minder een christelijk humanisme dan wel christelijke humanisten. Hiermee staat of valt het katholiek onderwijs. Hopelijk trekken de verantwoordelijke leiders hieruit de nodige conclusies voor hervormingen wat betreft recrutering en opleiding van katholieke leerkrachten.
A. Cauwelier
| |
Babin, Pierre, o.m.i., Les jeunes et la foi, Ed. du Chalet, Lyon, 1961, 280 pp.
De eerste 50 blz., waar schr. de objectieve en subjectieve gegevens van de geloofsact theologisch tracht te analyseren, zijn de zwakste van dit nochtans zeer aanbevelenswaardig boek. P. Babin blijkt meer een pedagoog te zijn dan een theoloog. De eigenlijke geloofsproblematiek komt praktisch niet ter sprake. Wel het religieuze leven in zijn geheel. En op dit bredere vlak is het boek een uiterst merkwaardige synthese van de voornaamste gegevens der godsdienstige ontwikkelingspsychologie. Naast een zeer rijke persoonlijke ervaring kan de auteur bovendien bogen op een enquëte die bij meer dan 2.000 Franse adolescenten werd doorgevoerd. De vraag van waaruit de problematiek wordt benaderd is deze: zijn de tijdsomstandigheden in het algemeen en de psychologie van de hedendaagse jeugd in het bijzonder een gunstige voedingsbodem voor het tot stand komen van een persoonlijk-aanvaard gegeloofsleven? Het hoofdstuk ‘les étapes du cheminement de la foi’, waarin S. voor elke faze van psychologische ontwikkeling de mogelijkheden voor een daarbij aansluitende geloofsgroei zeer genuanceerd ontleedt, mag meesterlijk worden genoemd. Evenzeer de typering van ‘la jeunesse d'aujourd'hui’ (pp. 129-164). Het boek wordt besloten met pedagogische en pastorale reflexies ten behoeve van de opvoeders: ‘jalons pour une éducation de la foi des jeunes d'aujourd'hui’, concrete richtlijnen voor een hernieuwing van catechese en godsdienstpedagogie. Geen enkel opvoeder, die met moderne adolescenten in contact komt, kan dit boek voorbijgaan.
A. Cauwelier
| |
L'enfant et son avenir professionnel. Bureau International Catholique de l'Enfance, Collection ‘Etudes et Documents’ (2 édition). - Ed. Fleurus, Paris, 176 pp.
Dit werk bevat drie studies, die oorspronkelijk bedoeld waren als doctrinele basis voor het zevende congres van het B.I.C.E., gehouden te Lissabon (29 juni-5 juli 1959). Ze benaderen telkens vanuit een ander vertrekpunt de theologie van de arbeid en van het beroep: hun complementariteit verzekert aldus een waardevolle bijdrage tot een ‘theologie der aardse werkelijkheden’ (M.D. Chenu O.P., L'Avenir professionnel de l'enfant, perspectives théologiques; A. de Bovis S.J., Le sens catholique du travail et de la civilisation; H. Rondet S.J., Eléments pour une théologie du travail). De pedagogische gevolgtrekkingen voor een opvoeding tot christelijke beroepsverantwoordelijkheid en -spiritualiteit zijn als zodanig niet voldoende uitgewerkt.
A. Cauwelier
| |
Pierre, Frère des Ecoles Chrétiennes, L'Eglise et l'Enseignement des disciplines profanes. - Centre d'Etudes et de Recherches de l'Enseignement Catholique, Cahier no. 2, Lyon, 162 pp.
Dit Cahier bevat een rijk gedocumenteerde verhandeling, die de geleidelijke evolutie onderzoekt in de houding der Kerk t.o.v. de profane leervakken. Eerst een schets van de praktijk der Kerk door de eeuwen heen, daarna enkele hoofdpunten uit haar doctrine over het profaan onderricht. Vooral dit laatste gedeelte der studie, waar o.m. een analyse wordt gegeven van de uitspraken der pausen in de laatste eeuw, is belangwekkend. Een prognose is hieruit gemakkelijk af te leiden. Het is pas sedert de emancipatie der profane vakken in een geseculariseerde en on-kerkelijke wereld, dat de Kerk volop oog heeft gekregen voor de eigen autonomie van het profane. Dit profane moet in de totale christelijke opvoeding worden betrokken en ‘au sérieux’ genomen, niet om het opnieuw middeleeuws te ‘clericaliseren’, doch om het volwaardig te ‘humaniseren’, als mogelijke voorwaarde voor een rijkere geloofsontmoeting. Het ambivalente karakter van het profane, dat in vroegere tijden de monastische spiritualiteit afschrok, wordt nu evenzeer reëel onder ogen gezien, doch in een positievere wereldbeschouwing geïntegreerd. Binnen een ruimer Kerkbegrip krijgt de christelijke leek een nieuwe en
| |
| |
onvervangbare taak. Deze nauwkeurige studie verwerkt een massa gegevens, die echter alleen Franse toestanden weergeven. Een vergelijkende studie over de laïcisering’ van het Duitse en Engelse schoolwezen zou zeer gewenst zijn.
A. Cauwelier
| |
Taillieu Jeanne, Comprenons nos enfants. Tome II, L,Enfant de 6 à 12 ans. Office de Publicité, Brussel, 1961, 189 pp. Bengels tossen 6 en 12. Uitgave K.A.V. en K.W.B. (Poststraat 111), Brussel, 1961, 82 pp.
Hoewel beide vulgarisatiewerkjes zich tot de ouders richten om hun inzicht bij te brengen in de ontwikkelingsfazen van het kind tussen 6 en 12 en praktisch dezelfde punten behandelen, is de geest van deze twee schriften toch geheel verschillend, en dit omwille van het al of niet rekening houden met godsdienstige opvoeding. In het werk van Jeanne Taillieu komt het woord God nergens voor. Heel de voorgestelde opvoeding blijft hier louter-menselijk en beperkt zich tot (wijze en ervaringrijke) raadgevingen voor een soort mentale en morele hygiëne. Schrijfster tracht nochtans verdraagzaam te zijn tegenover de ouders die hun kinderen willen inwijden in ‘leurs conceptions philosophiques ou (!) religieuses’. Doch vóór de adolescentie komt de godsdienstige opvoeding nog niet ter sprake: ‘Il faudra attendre la fin de l'adolescene pour que le jeune homme ou la jeune fille, ayant atteint la maturité, puisse choisir la philosophie ou la religion correspondant à ses convictions profondes. Ce sera l'époque pour quelques-uns des crises de conscience et des mises au point définitives’, (p. 130). Zulk een opvatting toont aan hoe nefast dergelijke ‘neutrale’ opvoeding is. De aangehaalde biblografie is pover en eenzijdig. In de bescheiden, vlot-leesbare en toch diep-gefundeerde brochure van de Katholieke Arbeiders Vrouwen, (waaraan o.m. A. De Rijck, L. Frederix, Mevr. Renard- De Leebeeck, H. De Smet en P.J. Fontaine hun medewerking verleenden) stippen wij de volgende twee belangrijke hoofdstukjes aan: ‘Het zesde leerjaar, keuzejaar’. (door Paula Van Ursel) en ‘Is godsdienstige opvoeding zo moeilijk?’ (door Vita van der Krogt). Een vergelijking van beide werken wijst uit dat tenslotte slechts de gelovige opvoeder tot echte ‘verdraagzaamheid’ in staat is, want hij kan zich eventueel inleven in de situatie van een ongelovige terwijl
het omgekeerde onmogelijk blijkt te zijn.
A. Cauwelier
| |
Cassirer, Henry R., La Télévision et l'Enseignement. - Unesco, Parijs, Office de Publicité, Brussel, 1961, 293 pp., 17 illustr., 10,50 NF.
De problematiek der educatieve televisie en der strikte school-TV varieert van land tot land. In Amerika en in de jonge landen wordt zij vooral aangewend (met steeds stijgend succes) om tegemoet te komen aan het grote tekort aan leerkrachten, zowel in het primair als in het secundair en universitair onderwijs. In de Europese landen zoekt men in de TV op de eerste plaats een bondgenoot om het onderricht van bepaalde leervakken te verlevendigen en te verbeteren. Een definitieve theorie over het wezen der school-TV en de vernieuwing die zij betekent voor het traditionele onderricht, is na amper tien jaren ervaring nog niet mogelijk. Toch tekenen enkele grondlijnen zich langzaamaan scherper af in de talrijke experimenten, die in de diverse landen van nabij worden gevolgd. Men verwacht veel van de studies die momenteel in enkele Amerikaanse universiteiten worden gedaan om de noodzakelijke aanpassing te onderzoeken die het traditioneel onderwijswezen moet doorvoeren om de nieuwe (ook pedagogische en didactische) mogelijkheden van geteleviseerd onderricht te kunnen verwezenlijken. De verdienste van Cassirer bestaat erin een eerste ernstige poging te hebben ondernomen, in het kader der Unesco, om dit immense feitenmateriaal enigszins te synthetiseren. Een eerste deel behandelt vrij grondig de Amerikaanse problematiek, waaruit blijkt dat de TV in het Amerikaanse schoolwezen een vaste plaats heeft veroverd. Een tweede deel geeft een overzicht van de huidige stand van zaken in Frankrijk, Italië, Rusland, Engeland, Canada en Japan. De bibliografie is zeer uitgebreid.
A. Cauwelier
| |
Les constitutions et l'enseignement. - Union Internationale pour La Liberté d'Enseignement, Parijs, s.a., 61 pp.
Deze afzonderlijke bundeling van wetteksten handelend over het onderwijs in 64 constituties vormt een uittreksel uit l'Education dans le Monde, dl. 2, gepubliceerd door de Unesco. De teksten van de republieken van Afrika (Kongo niet) en Malgache zijn eraan toegevoegd. E. Lizep, secretaris-generaal van de Union Internationale pour la liberté d'enseignement, geeft een korte verhelderende inleiding waarin hij o.a. opmerkt dat er op de 64 constituties 30 expliciet de
| |
| |
vrijheid inzake onderwijs garanderen. Of dit de facto altijd gebeurt, is een andere kwestie.
L. Vanden Broek
| |
Sociologie en economie
Mens en Medemens Serie. - Daudt, Dr. H., e.a., Het conflict als maatschappelijk verschijnsel. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1962, 84 pp., f 2,90.
De serie Mens en Medemens heeft een eigen en solide weg gebaand in het steeds ruimere gebied van het Nederlandse pocketboek. Met haar nauwelijks dertig verschenen deeltjes, die alle een facet van de sociale werkelijkheid in het licht stellen, is het een uitermate vertrouwd lichtbaken geworden voor allen die enig doorzicht trachten te verwerven in de ingewikkelde opbouw van onze samenleving. Het conflict als maatschappelijk verschijnsel is de gebundelde weergave van een serie inleidingen die aan dit onderwerp zijn gewijd in 1959, ter gelegenheid van het jaarlijkse congres der Sociale Interacademiale, de Nederlandse federatie van Universitaire studieverenigingen in de sociale wetenschappen. Een viertal inleiders hebben zich toen beijverd om dit thema, ieder vanuit zijn eigen vakterrein te benaderen. Achtereenvolgens wordt het politieke (Dr. H. Daudt), het sociaal-psychologische, (Dr. J M.G. Thurlings), het sociologische (Dr. R.A. de Moor) en het geografische (Prof. Dr. A.C. de Vooys) aspect belicht van het conflict als sociaal verschijnsel. Dat de sociale wetenschappen een eigen taak hebben in het opsporen van oorzaken die aan het vraagstuk van oorlog en vrede, in ruime zin, ten grondslag liggen, is een van de praktische conclusies van dit werkje. We wensen deze prettig leesbaar geschreven opstellen een ruim leesgebied toe.
J. van Lierde
| |
Meerhaeghe, Prof. Dr. M.A.G. van, Handboek van de economie. - Stenfert Kroese, Leiden, 1962, 414 pp. Derde uitg. f 26, -. B.F. 380.
De Gentse prof. van Meerhaeghe heeft van deze derde uitgave van zijn handboek werkelijk een nieuw boek gemaakt. Hij heeft er veel wijzigingen en verkortingen in aangebracht, alsmede veel nieuwe begrippen en opvattingen aan toegevoegd. Economie is een zeer dynamische wetenschap, die voortdurend nieuwe en wisselende perspectieven opent en verouderde meningen afschudt. Dit werk is meer dan louter een handboek voor studenten; het is tevens een goede inleiding en leidraad voor geïnteresseerden op economisch gebied. De hoofdbegrippen en grondlijnen der economie worden er helder en concreet in uiteengezet en belicht. Wie dit boek geestelijk onder de knie krijgt en zich zijn inhoud eigen maakt, heeft zich op dit moeilijke en voor velen ondoorzichtige terrein wezenlijk geïnstalleerd. Het is een boek voor de Beneluxlanden, gezien zijn brede oriëntering. Het laatste hoofdstuk biedt een overzicht over de verschillende economische scholen en richtingen.
R. Wesseling
| |
Les encycliques sociales. - Bonne Presse, Parijs, 1962, 448 pp., NF. 15,50.
De drie grote sociale encyclieken (Rerum Novarum, Quadragesimo Anno en Mater et Magistra) worden hier samen met drie der belangrijkste toespraken van Pius XII over Kerk en sociale orde in één volume uitgegeven, voorzien van een algemene inleiding door Mgr. Pavan, vice-voorzitter der christelijke sociale weken van Italië. Een analytische inhoudstafel en de weergave van de Latijnse tekst van Mater et Magistra verhogen de bruikbaarheid. Het geheel is een nuttig tekst-boek voor seminaries en sociale studiekringen.
J. Kerkhofs
| |
Tempel, B. van den, The evolution of social systems in Europe. - Robert Hale Limited, London 1962, 128 pp., Pr. 15.
In 128 pagina's een overzicht geven van de vele sociale regimes die zich van de oudheid tot onze dagen hebben opgevolgd is beslist geen gemakkelijke opgave. Men kan niet zeggen dat de auteur erin geslaagd is om ons een volkomen verantwoord beeld van deze ontwikkeling te geven. Het ontbrak hem daartoe niet zo zeer aan historische kennis als wel aan een voldoende soepel begrippenapparaat. Maar ofschoon er aldus het nodige aan te merken valt op zijn verklaringen en vergelijkingen, moet gezegd dat hier voortreffelijk werk is gepresteerd. Dit boekje biedt de lezer de mogelijkheid om als het ware in een blik de sociale geschiedenis te overzien. Zelfs zij die beter thuis zijn in de geschiedenis zullen hier een kostbare hulp vinden als zij naar meer eenheid van visie zoeken. Voor hen die hun weg nog moeten zoeken in de sociale geschiedenis vormt dit onderhoudend geschreven werk een uitstekend beginpunt.
H. Hoefnagels S.J.
| |
| |
| |
Biografie
Seijs, Raf, De apostel van het H. Hart, P.J. Aemoudt S.J. - De Rumberg, Koekelare, 1962, 110 pp.
S. heeft een kleine biografie samengesteld van de auteur van ‘De imitatione sacri cordis Jesu’, een werk dat een eeuw geleden geschreven werd en later in een aantal talen vertaald. De schrijver ervan was een Vlaamse Jezuïet uit Koekelare, die als jeugdig priester naar de Verenigde Staten vertrok en daar zijn verdere leven doorbracht. Koekelare is met recht trots op zijn verdienstelijke zoon en het was een goede gedachte van Raf Seijs zijn land- en vooral zijn streekgenoten nog eens attent te maken op deze bijna vergeten apostel.
J. van Heugten
| |
Valensin, A., Textes et documents inédits, présentés par M.R. et H.L. - Aubier, Parijs, Ed. Universelle, Brussel, 1961, 492 pp., geïll., Fr. 148.
Dit is geen afgewerkt boek over de bekende Jezuïet, priester, wijsgeer, professor, conférencier, literator, zielenleider, die leefde van 1879 tot 1953; het verzamelt interessante teksten uit de studiejaren, de vorming van de priester en de geleerde, in de bewogen tijd van de Franse godsdienstvervolging en van het modernisme. Men kan het professoraat in Jersey nagaan (1911-1920); een grote belofte, maar zeer veel beproeving en miskenning, de krachtige mannenjaren te Lyon (1921-1935): een priesterlijke, een wetenschappelijke, een culturele werkzaamheid, een aandachtig zoeken naar Joodse voorouders en familie, nieuwe tegenspoed en bijna vervolging, de heerlijke rijping te Nice (1936-1953): een doorlopende studie op Dante, de warme vriendschap met André Gide en Roger Martin du Gard, en steeds dezelfde priesterlijke toewijding. Er zijn nog andere vrienden, Maurice Blondel, Pierre Teilhard de Chardin, Léonee de Grandmaison, Paul Doncoeur, Yves de Montcheuil, Henri Bergson, Paul Valéry. De verzameling is zo rijk, zo verscheiden; ze stelt zo delicaat een buitengewoon leven voor dat heel weinig boeken, in de laatste tijd, ons evenzeer hebben getroffen.
Em. Janssen
| |
Ravier, A., Les écrits de Sainte Bernadette et sa voie spirituelle. - Lethielleux, Parijs, 1961, 610 pp., NFr. 40.
Pater Ravier heeft de even uitgebreide als delicate taak op zich genomen, het gehele Bemadette-archief (voor zover het eigen geschriften en concrete bijzonderheden betrof) te ordenen, voor te brengen en te verklaren, te voorzien van synthetische overzichten en pregnante besluiten. Hij moest de mens aan het werk zien, het meisje en de religieuze van 1844 tot 1879; onverbiddelijk-eerlijk moest hij alle teksten en details in het levensbeeld opnemen; uit dat concreetmenselijke moesten begenadiging en heiligheid vanzelf opglanzen. Die taak werd vervuld, we ontvangen het beeld van een heilige, zoals wij er nog zeer weinig bezitten. We volgen Bernadette Soubirous, later Soeur Marie-Bemarde, tot in haar laatste schooloefening, haar geringste briefje, haar intiemste geestelijke aantekening. En nooit worden we bedolven, integendeel! We zien het kind vóór de verschijningen (1844-1858), het meisje na de verschijningen, de novice te Nevers, de jong geprofeste in haar bedieningen en ziekten; alles blijft steeds even menselijk en wordt meer verbazend. Als zou het grootste wonder in Bernadette's leven nog Lourdes niet zijn. Zeker het enige niet! Maar zo'n studie kunnen we niet samenvatten. We bevelen ze van harte aan.
Em. Janssen
| |
Wast, Hugo, Don Bosco en zijn tijd. Vert. H. Kuitenbrouwer. - Lannoo, Tielt, Den Haag, 1960, 427 pp., gen. Fr. 110, geb. Fr. 136.
Over de heilige J. Bosco verschijnen veel boeken; maar deze Hugo Wast boeit ons nog het meest. Want in een zeer levendige verhaaltrant stelt hij ons zijn heilige voor, in de bewogen 19e eeuw. Rondom de pedagoog en stichter komen dan veel anderen tot leven: Pius IX, Victor Emmanuel, Napoleon III, Mazzini, Garibaldi; we maken de revolutie van 1848 mee, daarna de grote beproeving van het pausdom en de eenmaking van Italië; we komen tot bij Leo XIII: altijd is het dezelfde Giovanni Bosco, even menselijk als heilig, even sterk als goed, even wonderbaar als doodeenvoudig. Voor velen moet dit boek een weldaad betekenen.
Em. Janssen
| |
Kuhn, Helmut, Romano Guardini. De mens en zijn werk. Vert. - Paul Brand, Hilversum, 1962, 101 pp., f 4.90.
Dit werkje over Guardini is niet zo zeer een biografie als wel een uiteenzetting van diens ideeën, inzichten en strevingen.
| |
| |
Guardini is geen systeembouwer, doch een cultuurfilosoof (en -theoloog), een vernieuwer op velerlei gebied, een jeugdleider in grootse stijl. Het is niet gemakkelijk een zo veelzijdige figuur helder te portretteren. Kuhn heeft het zich zelf en zijn lezers niet gemakkelijk gemaakt, doch goed werk geleverd en inderdaad de eenvoudige en toch zo gecompliceerde mens Guardini voortreffelijk geanaliseerd.
P. van Alkemade
| |
Knowles, David, Saints and Scholars. - Cambridge Un. Press, London, 1962, 208 pp., 22 sh. 6 d.
De grote kenner der Engelse Middeleeuwen en Cambridge Professor Knowles verzamelt hier ruim twintig reeds elders verschenen schetsen van heiligen en geleerden uit het Engeland van Beda tot aan de reformatie. Ofschoon de gegevens in vele gevallen schaars zijn, weet schr. deze met zijn uitgebreide en diepgaande kennis van toestanden van land, kerk en abdij te verwerken tot duidelijke en de lezer sterk aansprekende portretten. Franciscus van Assisië schijnt een beetje verdwaald in het gezelschap, hier bijeengebracht.
W. Peters
| |
Geschiedenis
Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden. Deel XVI (1961), 390 pp. - Nijhoff, 's-Gravenhage; De Sikkel, Antwerpen, per jrg. f 19.-, Fr. 300.
De laatste jaargang van dit tijdschrift, dat de band vormt tussen de historici van Noord en Zuid, bevat enkele degelijke historische artikels, waaronder mij het meest aanspraken: De Leuvense bier-industrie in de XVIIIe eeuw, door R. Van Uytven, en Het bezoldigingsstatuut in de Geheime Raad onder Karel V (1531-1555), door M. Baelde. In een aantekening ging Enno van Gelder dieper in op een artikel van Dr. Roelink over het vroegste Nederlandse calvinisme, en het besluit is, terecht, dat het vóór 1567 zeer moeilijk is uit te maken wie calvinist is, en dus ook hoe talrijk de calvinisten waren. Een veertigtal boeken over de geschiedenis der Nederlanden krijgen een degelijke recensie. Wat echter het meest belangrijke in dit tijdschrift is, zijn de twee kronieken (pp. 123-182 en pp. 312-382): hierin wordt een nagenoeg exhaustief overzicht gegeven van alle boeken en wetenschappelijke artikelen die over een of ander onderdeel of aspect van de geschiedenis der hele Nederlanden in het vorige jaar het licht hebben gezien. Voor alle vakhistorici van onze gewesten zijn de Bijdragen een onmisbaar werkinstrument, maar ook voor leraren geschiedenis en wie zich voor de geschiedenis der Lage Landen interesseert, brengen zij interessante gegevens.
M. Dierickx
| |
Eenoo, Romain Van, De pers te Brugge: 1792-1914. Bouwstoffen. (Bijdragen 20, Interuniversitair Centrum voor Hedendaagse Geschiedenis). Uitg. Nauwelaerts, Leuven, 1961, 243 blz. en 4 platen, Fr. 250.
Simon, A. Evêques de la Belgique indépendante 1830-1940. Sources d'Archives (Bijdragen 21, Interuniversitair Centrum voor Hedendaagse Geschiedenis). Uitg. Nauwelaerts, Leuven, 1961, 100 blz. Fr. 100.
Deze twee nieuwe publikaties van het bekende Centrum zijn een onontbeerlijk werkinstrument voor de historici van het hedendaagse België. Met ‘pers’ bedoelt Dr. Van Eenoo ‘alle niet officiële periodieke - behalve jaarlijkse en halfjaarlijkse - publikaties die inlichtingen verschaffen over het tijdsgebeuren in de periode van hun verschijnen’. Behalve een biblografie en registers bevat zijn werk een alfabetische lijst van de bladen, een chronologische lijst van de kiesbladen en een synthese van de geschiedenis der pers te Brugge. Mgr. Simon bezorgt een inventaris van alle bekende archiefbronnen betreffende het Belgisch episcopaat 1830-1940, met praktische aanduidingen over het gebruik van deze bronnen.
K. Van Isacker
| |
Polybios Geschichte. Ier Band. Vert. door Hans Drexler. - Artemis Verlag, Zürich Stuttgart. 743 pp., f 29,90 Imp., Meulenhoff Amsterdam.
Van de Griekse historicus Polybios, die de periode der Romeinse overwinningen en der onderwerping van de toenmalige wereld door Rome in veertig boeken beschrijft, zijn grote gedeelten bewaard gebleven, andere verloren gegaan. Deze vertaling is op twee delen berekend, waarvan dit deel de tien eerste boeken (voorzover nog bestaande) bevat; het volgende zal de vertaling van wat er nog over is van de overige dertig boeken bieden. Een inleiding van de vertaler instrueert de lezer over vroegere vertalingen.
R.S.
| |
| |
| |
Dunne, S.J., George H., Generation of Giants. The Story of the Jesuits in China in the last Decades of the Ming Dynasty. University Press, Notre Dame (Indiana), 1962, 389 pp., $5.75.
Een grote tijd wordt hier beschreven, van heiligen als Fèvre en Hsü Kuangch'i, stoere werkers als Ruggieri, Vangioni, Longobardi, lastposten als P'an Chin-hsiao en Gabriel de Magalhâes; episoden van voorzichtigheid en fanatisme, bloei en vervolging: de driekwart eeuw tussen Ricci's aankomst te Macao en Schalls dood te Peking (1582-1666). De schrijver is een China uitgezette missionaris die op de eerste plaats een wetenschappelijk, maar evenzeer een goed leesbaar boek heeft willen schrijven. De lectuur is minder meeslepend dan Cronins Wijze Man van het Westen - Cronin wijdt 272 bladzijden aan Ricci, Dunne slechts 84 - maar is boeiend genoeg en brengt in kennis met een groep weinig bekende maar zeer grote missionarissen.
Cl. Beukers
| |
De Jong, Dr. L., De bezetting 2. - Querido Amsterdam, 1962, f 2,95.
In dit tweede deel verhaalt de ‘bezettingsexpert’, Dr. L. de Jong, de geschiedenis van: Mussert en de Duitsers. Dagelijks leven in bezet Nederland, Nederlands-Indië bedreigd, en de strijd in Indië. Een zeer boeiend relaas en rijk geïllustreerd.
R.S.
| |
Mellor, Alec, La Torture, Son histoire, son abolition, sa réapparition au XX siècle (Collection Siècle et Catholicisme). - Maison Mame, Tours, Parijs, 1961, 420 pp., NFr. 9.87.
De bekende advocaat Mr. Alec Mellor, van de balie van Parijs, schreef reeds in 1949 een meer wetenschappelijk werk over hetzelfde onderwerp. De hier besproken uitgave richt zich tot een ruimer publiek. Ze bevat een historische schets van de folteringspraktijken in het rechtsleven, tot de 18de eeuw, toen de onmenselijke procedure officieel werd afgeschaft; een beschrijving van folteringsmethodes, door de politie aangewend in de twintigste eeuw; tenslotte beschouwingen van sociale, medische, wettelijke en zedelijke aard. Een rijke documentatie, een sereen-gehouden stijl. Het boek wil vooral tot bezinning brengen over dit ontstellend verschijnsel van onze eeuw: de vooruitgang heeft erger vormen van onmenselijkheid mogelijk gemaakt dan ooit tevoren in de geschiedenis.
F. Van Neste
| |
Filosofie
Charlesworth, Ph.D., Maxwell John, Philosophy and Linguistic Analysis (Duquesne Studies, Philosophical Series, 9). - Duquesne Univ. Press, Pittsburgh Pa, Nauwelaerts, Louvain, 1961, XIII-234 pp., ing. Fr. 260.
In onze eeuw van wetenschap en techniek kan men verwachten dat de vrees voor een metafysica zich bij voorkeur zal terugtrekken in de experimenteel observeerbare zekerheden van de wetenschap. Zo heeft de invloed van B. Russell en Wittgenstein op het vasteland een heropbloei van het positivisme in de vorm van het logisch empirisme tot gevolg gehad. In Engeland daarentegen (en nu ook in de V.S.) is men vooral aan taalanalyse gaan doen. Een taalanalyst beschouwt het filosoferen als een ziekteverschijnsel; men kan de patiënt van zijn ziekte verlossen door de analyse van zijn taal: hij gebruikt zijn woorden in verbanden waar ze niet thuis horen en doet daardoor problemen ontstaan die hij niet kan oplossen. Het hier besproken boek geeft een duidelijk overzicht van deze beweging. Gemakkelijk is dit niet, want de beweging is uiterst negatief in haar affirmaties, en deze zijn vaak in een ongenietbare, droge stijl geformuleerd. Charlesworth onderscheidt zorgvuldig wat er waardevol in is en waar zich de zwakheden en de inconsequenties manifesteren.
M. De Tollenaere
| |
Kockelmans, Dr. A., Martin Heidegger (Denkers over God en de Wereld, 4). - Lannoo, Tielt, Den Haag, 1961, 144 pp., ing. Fr. 45.
Men kan zich afvragen of M. Heidegger wel thuishoort in een reeks van Denkers over God en de Wereld. Dr. Kockelmans heeft ook niet gevreesd deze vraag te laten bestaan bijna tot het einde van zijn uiteenzetting. Hij heeft zich immers hoofdzakelijk beperkt tot Sein und Zeit. Nu komt God daar niet in voor; men moet zelfs veronderstellen dat Hij er zorgvuldig uit geweerd werd, en wel juist daar waar men Hem zou verwacht hebben. B.v. de vrijheid en de metafysische angst worden verklaard als een verhouding niet tot het Absolute maar tot het niets. De liefde wordt vervangen door de zorg en vindt hiermee haar verklaring in de tijdelijkheid en in de verhouding tegenover de wereld. Maar de latere,
| |
| |
meestal kortere werken van H., o.m. Identität und Differenz, tonen dat hij zich toch niet geheel losgemaakt heeft van God, en dat de betekenis van het woord ‘niets’ de neiging krijgt om te verglijden naar een door ons niet voorstelbare levende God, die een andere is dan de God der filosofen. Dr. Kockelmans heeft zich in zijn korte uiteenzetting trouw gehouden aan de gedachte van H., en zelfs, hetgeen hier wel noodzakelijk is, bij zijn woordkeus. Als Inleiding zal dit wel het nadeel hebben dat de zeer oorspronkelijke gedachte van H. moeilijk zal begrepen worden door lezers die niet tegelijk H. zelf doormaken.
M. De Tollenaere
| |
Varia
Vooght, Mgr. J. De, e.a., De grote zorg. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 150 pp., F. 120.
Met het doel de leer over het christelijk universalisme en de kennis van de concrete wereldsituatie te verduidelijken, richtte de afdeling Antwerpen van Pax Christi in 1960-1961 een cyclus voordrachten in, onder het thema: de katholiek in het internationale leven. Zeven conferenties werden hier gebundeld: een algemene theologische inleiding (Mgr. De Vooght), de verhouding Kerk-niet-christelijke godsdiensten (J.H. Walgrave), insgelijks in het Tijdschrift voor Theologie verschenen, de problematiek der ontwikkelingslanden (Th. Bot), christendom en dekolonialisatie (R. Derine), de Kerk in Latijns-Amerika (F. Houtart), de grote mogendheden (P. Ruys) en de taak van het Westen (V. Werck).
J. Kerkhofs
| |
Duynstee, Prof. Mr. F.J.F.M., Nieuw-Guinea als schakel tussen Nederland en Indonesië. - De Bezige Bij, Amsterdam, 1961, 431 pp., f 9,50.
Dit boek van de Nijmeegse hoogleraar in het staatsrecht beoogt een schets te geven van de situatie in West Nieuw Guinea en de gronden bloot te leggen van het huidige conflict tussen Nederland en Indonesië. Schrijver is voorstander van een aansluiting van Nieuw Guinea bij Indonesië op basis van vrijwilligheid, zijns inziens de enig te verwerkelijken oplossing voor het huidige geschil. Het boek bestaat uit vier delen. Het eerste deel handelt over Nieuw Guinea, het tweede deel bespreekt de ontwikkeling in Indonesië sedert 1945 en het verloop van het conflict dat toen tussen Nederland en de Republiek is uitgebroken en dat voor een groot deel bepalend is in het huidige conflict om Nieuw Guinea. Hierna wordt behandeld de historie en ontwikkeling van het probleem West Nieuw Guinea, terwijl in het laatste deel van het geschrift het onderwerp in een wat meer internationale kontekst wordt geplaatst. Welke positie men ook inneemt t.a.v. het geschil, in de soms wat verwarrende informatie die ons door dagblad-literatuur wordt doorgegeven, geeft dit geschrift een duidelijke, op historische feiten steunende, lijn aan, die een betere verstandhouding tussen Nederland en Indonesië ten goede kan komen.
J. van Lierde
| |
Lunsingh Scheurleer, Th.H., Van haardvuur tot beeldscherm. - A.W. Sijthoff, Leiden, 1961, 116 pp., geïll., f 5.90.
De schrijver is een deskundig man; zijn functie als directeur van de afdeling beeldhouwkunst en kunstnijverheid van het Rijksmuseum te Amsterdam geeft ons het volle vertrouwen in zijn leiding. In negen hoofdstukken laat hij zien, hoe de meubelkunst zich ontwikkeld heeft. Van af de middeleeuwen, door renaissance, barok en rococo voert hij ons tot de moderne tijd. Hij toont aan, dat wel iedere stijlperiode een bijdrage heeft geleverd tot de meer of minder smaakvolle inrichting van het vermaarde Nederlandse binnenhuis. Het boek is prettig geschreven en goed geïllustreerd.
C. de Groot
| |
Christelijk erfgoed langs 's Heren wegen I in Nederland door Bernard Bekman, II in Griekenland door Loet Steenbergen. - De Toorts, Haarlem, f 4.95 per deeltje
De uitgeverij De Toorts te Haarlem geeft onder boven vermelde titel een aantal rijk geïllustreerde boekjes uit van 80, 90 bladzijden, geschreven en verlucht door artistieke auteurs, die landen en streken afreizen op speurtocht naar ‘christelijk erfgoed’. De twee boekjes over Nederland en Griekenland zijn alleraardigst. Men kan de keuze van het gebodene wat willekeurig vinden, doch volledigheid is in zo klein bestek onmogelijk. Zowel de uiterlijke als de innerlijke verzorging der werkjes is smaakvol en verantwoord.
P. van Alkemade
| |
| |
| |
Over het verzamelen van kleingrafiek. - Wereldbibliotheek-Vereniging, Amsterdam, Antwerpen, 1961, 76 pp., geïll., f 8.90.
In dit boekje tonen zes schrijvers, het bestuur van de Ex-libris-kring der W.B.V., hun bijzondere belangstelling voor de grafiek. Het gaat vooral over de ex-libris en over gelegenheidsgrafiek. Verschillende aspecten, zowel van het verzamelen, als van het ontwerpen en het onderwerp worden belicht.
C. de Groot
| |
Schrader, Herbert, Een arts nam de vlucht. Vert. De Fontein, Utrecht - Westland, Merksen, 248 pp., f 4,90.
Een uitstekend en boeiend geschreven verhaal over een arts, die Oost-Duitsland ontvlucht om in de Bundesrepubliek een bestaan te vinden. De schrijver heeft de gebeurtenissen, die de arts hem vertelde, litteraire vorm gegeven.
| |
Veer, Karel van 't, Op houten schoenen. Kris kras door Amerika De Fontein, Utrecht, Westland, Merksen, 232 pp., f 4,90.
De auteur heeft enkele jaren in de States doorgebracht en het land per auto in alle richtingen doorkruist. Hij schrijft hierover, en ook over andere dingen, b.v. het onderwijs, zeer levendig en onderhoudend en daarbij zeer bescheiden, wetend dat zijn oordeel maar relatief is.
| |
Pressburger, Emeric, De muis stierf op zondag. Vert. De Fontein, Utrecht - Westland, Merksen, 214 pp., f 4,90.
Een nogal onwaarschijnlijk verhaal, spelend aan beide kanten der Pyreneeën, over een anti-Franco-Spanjaard die vanuit Zuid-Frankrijk strooptochten in Noord-Spanje onderneemt en daarbij zijn dood vindt.
R.S.
| |
Namara, Marie Aquinas Mc., L'amitié chez St. Augustin. - Lethielleux, Parijs, 1962, 240 pp., NF. 9.75.
Deze uit het Engels vertaalde doctoraatsthesis in filosofie (Universiteit Freiburg, Zwitserland) bedoelt fenomeen en theorie der vriendschap bij Augustinus psychologisch te benaderen. De prachtige teksten, waarin de gepassioneerde Afrikaan zijn menselijke en christelijke vriendschap neerschreef, worden hier, geordend en telkens van een degelijke inleiding voorzien, in vertaling aangeboden. Aldus wordt het inzicht in de groei en de differentiatie van Augustinus' intiemste verhoudingen tot andere mensen op bevattelijke wijze belicht. Waar de auteur naar een meer theoretische synthese tast, bevredigt het werk minder, omdat o.i. Augustinus' vriendschapleer te weinig werd ingebouwd in zijn Kerk-theologie. Jammer dat dit schone boek zeer slecht werd uitgegeven.
J. Kerkhofs
| |
Flitner, Wilhelm, Europäische Gesittung. - Artemis Verlag, Zürich, Stuttgart, 1961, 568 pp., f 30.15. Imp.: Meulenhoff, Amsterdam.
Ursprung und Aufbau abendländischer Lebensformen, zo luidt de ondertitel van dit boek dat verscheen in de serie: Erasmus-bibliotheek. Het is een cultuurhistorisch werk, waarin de auteur begin, ontwikkeling en verder verloop der Europese samenleving en levenswijze ontleedt om zo de huidige Europese mens te verklaren. Drie machten of grootheden hebben tot de wording van deze Europese mens bijgedragen, de Grieks-filosofische stroming, de religieus-christelijke en de rechtspolitiek der Romeinen. De hedendaagse samenleving noemt de schrijver ‘die industrielle Gesellschaft’. Het boek is geschreven vanuit een mentaliteit van bezonken, serene wijsheid door een cultuurfilosoof, die met begrip en kennis van zaken en toestanden op het Europees verleden terugziet.
P. van Alkemade
| |
Bamm, Peter, An den Küsten des Lichts. - Kösel-Verlag, München, 2e uitg. 1961, 341 pp., geb. DM 16.80.
Peter Bamm werd beroemd door zijn herinneringen van chirurg onder de tweede wereldoorlog: redder en dienaar van menselijkheid in een onmenselijk regime, in een onmenselijke tijd. Na deze dienst, die veel moed, sluwheid en humor eiste, trok hij op pelgrimstocht naar de bronnen van zijn geloof, dat zijn kracht was. Wie eenmaal een boek van hem las, zal ze alle willen lezen. Bracht zijn vorig boek ons naar de heilige plaatsen, dit laatste brengt ons aan de bronnen van onze cultuur, de heldere kusten en eilanden van Hellas, Klein-Azië en de Aegaeische zee. Steeds weet hij op de hem eigen, boeiende wijze mythos, legende, geschiedenis en voorhistorie, kunst en instellingen door typerende trekken levend te maken en ze op pakkende wijze in ons moderne leven binnen te brengen. Een prettig boek ook, vulgarizerend, doch vol echte cultuur en humanisme.
A. Deblaere
| |
| |
| |
Bertrams, Wilhelm, Het celibaat van de priester. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1960, 113 pp., F 80.
Dit boek geeft een samenvatting van verschillende publikaties waarbij de auteur, professor aan de Gregoriana, het priesterlijk celibaat vooral vanuit kerkrechtelijk standpunt tracht te duiden. Hier liggen kracht en zwakheid van deze beschouwingen: waar de maagdelijkheid theologisch juist gesitueerd wordt, ziet de auteur al te weinig de sociologische, uiteraard relatieve implicaties van de celibaats-praktijk in de Westerse Kerk. Vandaar lijkt zijn interpretatie van de celibaatswet, die de gelofte wel niet mee inhoudt, maar toch terwille van de wet vordert, zeer persoonlijk en o.i. ook aanvechtbaar. Een zeer verzorgde documentatie verhoogt de degelijkheid van dit korte, doch in gedrongen taal geschreven tractaat.
J. Kerkhofs
| |
Ebneter, A., Luther und das Konzil. - Orientierung, Zürich, 1962, 48 pp., zw. F. 3.40.
Verbonden aan het centrum Orientierung (Zürich) en reeds jarenlang specialist in protestantica, heeft de auteur in voorbereiding op het Tweede Vaticaanse Concilie de Lutherse opvatting aan een grondig onderzoek onderworpen. Is het waar dat Luther nog meer tegen het concilie dan tegen het pausdom in verweer kwam? Op deze vraag wordt hier, goed gedocumenteerd, op genuanceerde wijze geantwoord. Deze brochure, overdruk van een artikel in Zeitschrift für katholische Theologie, is uiteraard voor specialisten bestemd.
J. Kerkhofs
| |
Europa und der Kolonialismus. - Artemis Verlag, Zürich, Stuttgart, 1962, 290 pp., f 15.15. Imp.: Meulenhoff, Amsterdam.
Een aantal geleerden schrijven in dit boek uit de Erasmus-serie over kolonialisme en belichten de talrijke aspecten en problemen dezer voorbije, maar nog gevolgenrijke periode. Het kolonialisme heeft Europa in zo innig contact met de overige wereldbevolking gebracht, dat het een zijner voornaamste opdrachten is deze volken zo veel mogelijk te hulp te komen. Het kolonialisme is niet de schoonste bladzijde uit de geschiedenis van Europa. Zelfs een hoofdstuk als ‘Mission und Kolonialpolitik’ van Fritz Blanke leest men met beschaming.
P. van Alkemade
| |
La Pira, G., Valeur de la personne humaine. - Mame, Tours-Parijs, 1962, 222 pp., N.F. 8,70.
De oud-burgemeester van Florence, bekend zowel om zijn oprechtheid als om zijn congressen voor de vrede en zijn reis naar Moskou, publiceert hiermee de Franse vertaling van een Italiaans werk geschreven in het oorlogsjaar 1943. Daar elke politiek teruggaat op een bepaalde opvatting over de mens, is ook deze politicus gedwongen zijn inzet te verantwoorden door een christelijke persoons-filosofie. Al maakt het veelvuldig citeren van St.-Thomas de tekst vrij stroef, toch vormt de ontbolsterende inhoud een soliede synthese.
J. Kerkhofs
| |
Benckiser, Nicolas, Liebe zu Bäumen. - Verlag J. Knecht, Frankfurt/M., 1961, 116 pp.
Een boek voor allen die van bomen houden, van de boom als een geheimzinnig, in zichzelf besloten, levend wezen. Het gaat hier immers niet om de boom als voorwerp van de plantkunde, of als economisch produkt. Men mag zeggen dat het hier gaat om de boom als dichterlijke aanwezigheid in het menselijk bestaan, als men dan het woord ‘dichterlijk’ voldoende au sérieux wil nemen.
S. Heester
| |
Manzini, Gianna, De arke Noachs. Vert. - Pax, 's-Gravenhage, 1961, 181 pp., f 5.90.
De arke Noachs van de Italiaanse schrijfster Gianna Manzini is een boek over dieren, verhalend, beschouwend, bespiegelend, nogal vervelend. Waarom worden dergelijke boeken eigenlijk vertaald? Er zijn misschien meer dierlievende dames en heren, die graag over dieren lezen, dan men denkt. Voor hen is dit boek wellicht iets kostbaars. Ik heb het er niet in kunnen ontdekken.
J. van Heugten
| |
Williams, Raymond, Britain in the Sixties: Communications. - Penguin Books, 1962, 134 pp., 3 sh. 6 d.
Communications duidt hier op onderwijs, het boek, de pers, radio en televisie. De socioloog-schrijver analyseert, wijst op tekorten en suggereert hier en daar verbeteringen. Hij is niet bepaald optimistisch: dit kan ook moeilijk wanneer men de pers b.v. in Engeland beschouwt, het onderwijs-systeem, of de televisie. Het is een interessante bijdrage tot de kennis van hedendaags Engeland.
W. Peters
| |
| |
| |
Pocketboeken
Aula-boeken. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
Charlotte KÖHN-BEHRENS, Problemen der hedendaagse erotiek. Vert. - Een door Dr. C. Trimbos warm aanbevolen werkje over de Eros, niet te verwarren met ‘sexus’.
| |
Prisma-boeken. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
Leonard CATTRELL, Verdwenen steden. Vert. - Een boekje over de van het aanschijn der aarde verdwenen steden in het Oosten, over Pompeji en de vroegere steden der Inca's.
Jan van RHEENEN, Meer kennis van uw hond. - Een boekje voor hondenliefhebbers.
Margaret EBERHARD, Het huis in de storm. - M.E. schrijft goede crime stories. Het huis in de storm lijkt mij niet haar beste.
Karl MAY, De zwarte Mustang en Winnetou en de goudzoekers. - Twee der bekendste verhalen van Karl May uit de Roodhuidenwereld, f 1.75 per deel.
| |
List Bücher. Paul List Verlag, München.
Sven ELVESTAD, Das Orchester der Madame Fournier. Vert. - Een ongelooflijk ingewikkelde crime story van de Deense auteur Sven Elvestad.
Theo LÖBSACK, Der Weltraum ruft. - Een boekje over de raadsels en mysteries van het heelal en de wereldruimte.
| |
Phoenix-pockets. - W. de Haan, Zeist. f 2,95.
VLOEMANS, Dr. A., Erasmus.
Het boekje is een herdruk, maar laat zich na 25 jaar nog steeds als fris, boeiend en buitengewoon prettig leesbaar waarderen.
R.S.
STIBBE, Drs. C.M., Geschiedenis van het Romeinse Rijk.
Een knappe samenvatting van de romeinse geschiedenis in haar politieke aspecten.
Th. van Eijk
DUBRETON, Lucas J., Zo leefden de Florentijnen ten tijde van de Medici. - Hollandia, Baarn, 1962, 316 pp., 15 pp. illustratie.
In dit deel van de serie ‘Zo leefden’ maken we kennis met het leven in de M.E.-se bloemenstad in de 15e en 16e eeuw. Het vertoont ons alle zwakheden en sterkten van het gebruikte materiaal: veel schandaaltjes vooral uit de hogere standen, aantrekkelijke volkse anecdotes uit het gewone leven, en wat vooral de leesbaarheid bevordert, aandacht voor het illustratieve détail. Minder poëtisch misschien dan Hélène Nolthenius' ‘Renaissance in Mei’, biedt het misschien toch een levensechter mozaiek, waar licht en duister elkaar afwisselen. Het laatste hoofdstuk is het minst geslaagd, daar het zich beperkt tot de geschiedenis van het vorstenhuis, en dat nog in zijn decadente periode.
Th. v. Eijk
| |
Marnix-pockets. Manteau, Brussel, Den Haag.
Johan DAISNE, De man die zijn haar kort liet knippen. f 4.50. - Een herdruk van de gevoelige, wat te woordenrijke roman van Johan Daisne.
Ward RUYSLINCK, Wierook en tranen. f 2.50. - Herdruk van een treffend en goed geschreven vluchtelingenverhaal uit de oorlog.
Chrys YPERMAN, Een heel klein scheepje. f 2.50. - Herdruk van een met groot talent geschreven korte roman. De moraal is wat al te frivool.
Françoise SAGAN, Houdt u van Brahms. Vert, f 2.50. Françoise SAGAN, De wonderlijke wolken. Vert. f 4.50. - Een vertaling van de twee laatste romans van Sagan. Men kent de door en door rotte wereld van Sagans verbeelding.
Karel JONCKHEERE, Ik heb eens.... f 2.50. - Een aantal radiotoespraken, alle beginnende met ‘Ik heb eens....’.
| |
Urban Bücher. W. Kohlhammer Verlag, Stuttgart. Imp.: Meulenhoff, Amsterdam, f 5.45.
Denys HAY, Geschichte Italiens in der Renaissance. Vert. - In zeven hoofdstukken biedt deze Engelse geleerde een aantal originele beschouwingen over de Italiaanse renaissance.
Justus HARTNACK, Wittgenstein und die moderne Philosophie. Vert. - De Deen Justus Hartnack zet hier de ideeën uiteen van de voorloper der neo-positivisten, L. Wittgenstein.
R.S.
|
|