welke loonsverhogingen, gezien het nationale economische belang, toegelaten zullen worden of niet.
Tot september 1959, het ogenblik waarop de ‘vrijere’ of ‘gedifferentiëerde’ loonvorming ingevoerd werd, vond loonsverhoging slechts plaats in het kader van algemene ‘loonrondes’. Geen andere loonsverhogingen waren geoorloofd dan die welke van tijd tot tijd door de regering, over de gehele lijn ineens toegestaan, werden. Dan gingen ineens alle lonen met eenzelfde percentage omhoog. Sinds 1959 werkt men niet meer met een uniform percentage voor alle bedrijfstakken. In het thans geldende stelsel is het aan de afzonderlijke bedrijfstakken toegestaan de lonen te verhogen in de mate waarin de produktiviteit daar stijgende is. Hoewel dus de lonen in de verschillende bedrijfstakken met een verschillend percentage kunnen stijgen, blijft de loonstijging over het gehele land genomen binnen de grenzen die door de nationale produktiviteitsstijging worden aangegeven. Langs een andere weg wordt hetzelfde resultaat bereikt: de regering heeft het instrument in handen om te verhinderen dat het algemene prijspeil stijgt boven het niveau dat nationaal-economisch wenselijk geacht wordt.
Menige buitenlandse regering benijdt de Nederlandse om deze mogelijkheid. Nu eens in dit, dan weer in dat land, moet men machteloos toezien als hoge looneisen prijsverhogingen achter zich aanslepen die op enigszins langere termijn betreurenswaardige gevolgen kunnen hebben. Het beginsel der vrije collectieve onder handeling, waaraan de vakbeweging overal elders als aan een onaantastbaar recht vasthoudt, verhindert het nemen van maatregelen als die waarmee de Nederlandse regering orde brengt in het loonvormingsproces.
In Nederland zelf echter heeft men langzamerhand ervaren dat deze, elders zo vaak als voorbeeld geciteerde, oplossing slechts een schijnoplossing is. De uitschakeling van de vrije onderhandeling blijkt op den duur tot onhoudbare toestanden te leiden. De toepassing van de ‘gedifferentieerde loonvorming’ leverde de ene moeilijkheid na de andere, zo zelfs dat sinds twee jaar een permanente loonpolitieke malaise heerst.
Dat men in 1959 het stelsel der uniforme ‘loonrondes’ verliet, was onvermijdelijk. Dit systeem betekende dat de werknemers op geen enkele manier eventuele gunstige bedrijfsresultaten in hun loonzakje weerspiegeld zagen. Ook in bedrijven waar enorme winsten gemaakt werden, konden geen hogere lonen gegeven worden. De ondernemer die zijn arbeiders in de vorm van hogere beloning in de winst wilde doen delen, stond aan gerechtelijke vervolging bloot.