| |
Boekbespreking
Godsdienst
Bilsen, Dr. B. van, O.F.M., Kerk in beweging. Struktuurveranderingen in de Kerk. 297 pp. - Dekker & van de Vegt N.V., Utrecht, Nijmegen, 1962, f 15,90.
Pater van Bilsen heeft het aangedurfd een lijvig boek te schrijven over een zeer moeilijk onderwerp, over het verschijnsel nlk. der nieuwe stromingen en tendensen in de katholieke kerk. Het is altijd moeilijk over een ‘beweging’ te schrijven, over iets dat zich dynamisch beweegt en ontwikkelt en dit in allerlei facetten manifesteert. De auteur is wonderwel geslaagd in zijn ondernemen. Openstaande voor alle verschijnselen, stromingen en werkende krachten van deze tijd en met een heldere blik alles overziend en beoordelend heeft hij een voortreffelijk werk geschreven, dat een goed inzicht biedt in de huidige geestelijke situatie der Kerk. Zijn bezonken en gematigd oordeel behoedt hem steeds voor eenzijdigheid of overdrijving en zijn gedegen kennis van heden en verleden doet hem de dingen in verband en in hun juiste verhouding zien. De ondertitel ‘Struktuurveranderingen’ lijkt mij iets te beperkend. Het door hem uitvoerig gesignaleerde streven naar een intenser eucharistisch beleven, naar een zich sterker oriënteren op woord en sacrament en vele andere verschijnselen zijn toch, dunkt me, geen struktuurveranderingen Hoe het zij, dit boek zal priester en leek op eminente wijze wegwijs maken in veel, dat tot nog toe chaötisch, vreemd of onwennig aandeed. Het opent achtergronden en toont verbanden en tracht de verschijnselen als een eenheid te doen zien. Misschien was een hoofdstuk over de nieuwere visie op veel, wat des bijbels is, ook nog wenselijk geweest.
J. van Heugten
| |
Mertens, Herman, Bidden in geest en waarheid. - De Vroente, Kasterlee; Desclée de Brouwer, Breda, 1961, 208 pp., ing. 90 fr
Bidden is het bewust beleven van ons herboren-zijn in Christus, van onze eenheid met Hem, die de H. Geest in ons doopsel bewerkte en waardoor wij kind zijn van de Vader. Gelijk het herborenworden zelf, zo gaat het bewuste beleven ervan uit van de drie-ene God. Christus die ons de Vader openbaart, leert ons door zijn houding tegenover Hem, door zijn spreken met Hem, hoe wij door en in het gebed ons kindschap behoren te beleven. Maar ook tot Christus zelf, de verrezen Heer, richten wij ons gebed. Dat Hij nu enkel nog in zijn heerlijkheid voortleeft is geen hindernis om de mysteries van zijn aardse leven, vooral zijn lijden en dood te overwegen nl. als oefening van geloof, liefde en vertrouwen. Ook tot de H. Geest bidden wij, die ons éénmaakt met de Heer en ons de zin van diens woorden laat begrijpen. Dit bidden tot de drie Personen is antwoorden op Gods uitnodiging. Dit veronderstelt luisteren, stil zijn, ontvankelijkheid. Wij luisteren naar de Zoon, door wie de Vader tot ons spreekt. Dit woord komt tot ons door het Evangelie dat ons wordt verkondigd in de levende Kerk. Ons antwoord is een gelovende, vertrouwende, liefdevolle overgave, in vereniging met de gehele Christus, de Kerk, waarvan
| |
| |
Maria het oerbeeld is. Deze regels geven enkele grondgedachten weer van dit boek, dat de authentieke vroomheid ademt van het Evangelie en van de liturgie. Het moge vele lezers brengen tot dit ‘bidden in Geest en Waarheid’.
A. Geerardijn
| |
Hofmans, F., Bezinning over Apologetiek (Overdruk uit Collationes Brugenses et Gandavenses). - Lannoo, Tielt, Den Haag, 1961, 96 pp.
Een pleidooi om de ‘klassieke’, daarom lang niet ‘traditionele’, apologetiek uit het slop te helpen door een verruiming van haar definitie en opzet. De apologetica moet niet enkel de geloofwaardigheid van de geloofspunten maar onze godsdienst als geheel verdedigen: eerst de godsdienst en een eventueel gereveleerde godsdienst i.h.a. (prae-apologetiek), vervolgens de katholieke opvatting aangaande Christus en Kerk (eigenlijke apologetiek). Zij dient intellectueel, personalistisch en historisch te zijn. Zij moet niet enkel de waarheid, maar ook de religieus-zedelijke waarde en het geluksaspect van de katholieke godsdienst aantonen en zijn absolute transcendentie. Na lezing rijzen toch meerdere vragen. Blijft in een gereveleerde godsdienst het instemmend beamen van de geloofspunten niet de essentiële kern van de godsdienstbeleving? Is het nodig dat een apologetisch tractaat ‘alles’ behandelt? Zal dit niet dikwijls schaden aan zijn wetenschappelijke degelijkheid? Zullen sommige aspecten van de verruimde Ap., zoals S. deze opvat, niet beter tot hun recht komen indien ze in andere tractaten, b.v. in de Moraal, worden ingevoegd? Het blijft de verdienste van S. vlot en overzichtelijk het probleem te hebben gesteld en waardevolle gedachten te hebben bijgebracht voor de oplossing ervan.
J. Van Torre
| |
Dom Ph. Holt O.S.B., Uitleg van de Mis, Haarlem, De Toorts, 1960, 127 blz., f 5,50.
Dit boekje neemt onder de talrijke uitleggingen van de Mis een bijzondere plaats in, omdat de auteur op voortreffelijke wijze de kunst verstaat, de eigenlijke kern van de Mis naar voren te doen komen. Het motto van Augustinus, dat hij zijn werk meegeeft, waarin gezegd wordt dat de geheimen die de Heer ons heeft overgeleverd, allereenvoudigst van handeling zijn en allerverhevenst van betekenis, heeft hij in zijn commentaar waar gemaakt. Niet uit een ongezond archeologisme, maar om de zin van de rite, zoals ze nu is, bloot te leggen, gaat Schr. terug naar de oudste tijden waarin de rite vorm kreeg en laat zien, welke de rol is van de personen die in de plechtige Mis (deze is immers de meest echte vorm) optreden en wat de betekenis en ontwikkeling van de twee hoofddelen der Mis. Aan het slot wordt het gewone der Mis met aangepaste pericopen en prefatie gegeven. De sobere en suggestieve linoleumsneden zijn van zuster van Alphen O.S.B.
J. Mulders
| |
Johnson, J.W., Laat mijn volk gaan, vert. P. van Antwerpen. - Lannoo, Tielt, 1962, 150 pp., Fr. 68.
Het was een uitstekende gedachte, het beroemde God's Trombones, na de Franse en Duitse vertalingen, ook in het Nederlands uit te geven. Maar waarom deze negerpreken niet onder de oorspronkelijke, door eenieder gekende titel gebracht? En waarom vooral die bleke, nietszeggende vertaling waar tot het laatste greintje poëzie is uitgedorst? Het volstaat de tekst van ‘De verloren zoon’ te vergelijken met de bestaande vertaling van Anton van Duinkerken, en die van andere preken met de vertaling die destijds in De Jeugdlinie verscheen, om er zich rekenschap van te geven. Gelukkig dat ook de oorspronkelijke tekst mede werd afgedrukt. De uitgave is zeer verzorgd.
L. Monden
| |
Verborgen Rijk. Een bloemlezing uit de mystieke werken van de H. Teresia van Avila. - Paul Brand, Hilversum, 1962, 188 pp., f 7,90.
Een Karmelites van het klooster te Drachten heeft een aardige keuze gemaakt uit de werken der grote kloosterhervormster. Het is geen systematische uiteenzetting van Teresia's mystiek, wat de verzamelaarster wil bieden, doch een bloemkrans uit haar schrifturen. Zij begint met een aantal brieven en, daar Teresia een voorbeeldige briefschrijfster was, fris, levendig, allermenselijkst en allervrouwelijkst, is de lezer onmiddellijk geboeid. Dan volgen stukken uit de verschillende werken der Heilige. Gaarne had ik nog meer uit het boek der kloosterstichtingen geciteerd gezien, een boek dat geen lezer ten halve gelezen opzij legt. Verborgen Rijk pretendeert niet een diepzinnige Einführung in Teresia's werken te zijn, doch eer een aangename kennismaking.
J. van Heugten.
| |
| |
| |
Suenens, Mgr. L.J., Groeien in liefde. Nederlands van Dr. W. van Zoeterwoude. - Desclée De Brouwer, Brugge, 1962, 134 pp., gen. Fr. 75, geb. Fr. 98.
Het is bij ons opmerkelijk dat een Aartsbisschop en Kardinaal (toen weliswaar nog Bisschop) ons in radio-causerieën tegemoet weet te treden met menselijke aandacht evenzeer als met theologische geschooldheid en pastoraal gezag. Maar sinds jaren is Mgr. Suenens een wijd bekend, veel gevolgd, dynamisch modern apostolaatsleider; en dit laatste boek van hem richt zich tot de doodgewone gezinnen en burgers: hoe goddelijke en menselijke liefde, in een veelheid van toepassingen en verschijnselen, het leven helder, vreedzaam, gezegend en gelukkig weten te maken.
Em. Janssen
| |
Bouyer, L., Introduction à la vie spirituelle. - Desclée et Cie, Doornik, 1960, 320 pp., geïll.
Pater Bouyer is immer een briljante en boeiende auteur, en ook in dit boek opent hij interessante, en enkele malen ook nieuwe gezichtspunten op bepaalde elementen van het geloofsleven Schone bladzijden vinden wij hier over de Schriftlezing (blz. 47-57), de contemplatie (78-84), de onderscheiding der geesten (201-204), de zin van de woestijn in het geestelijk leven (259), enz. Maar naast deze diepgaande en gelukkig geformuleerde overzichten is er in dit boek veel schematisering, onnauwkeurigheid, of stilzwijgend voorbijgaan van belangrijke aspecten van het geestelijk leven, zodat het o.i. bezwaarlijk een inleiding op de gehele christelijke spiritualiteit kan genoemd worden. Het werk mist een eenmakend principe waaromheen de verschillende elementen der geloofsbeleving evenwichtig kunnen geördend worden. Bouyer zoekt dit principe wel in het evangelie zelf: ‘wij hebben vermeden er een werk van één partij of één school van te maken, overtuigd als wij zijn dat er maar één katholieke spiritualiteit waardig is van die naam: die van het evangelie, zoals de Kerk ons dit verkondigt’ (Préface). Dit klinkt zeer schoon, en zeer verleidelijk. De zogenaamde ‘spiritualiteitsscholen’ worden er tegen het evangelie uitgespeeld. Maar de Kerk heeft haar evangelie door de tijden heen het sterkst verkondigd gezien in de levensboodschap van bijzonder begenadigde personen of gemeenschappen, die de diepste aspiraties van hun tijd hebben opgevangen en verchristelijkt. Zonder deze eigentijdse christelijke beleving, die de Geest zelf in de Kerk verwekt, blijft de terugkeer tot het evangelie vrij cerebraal, en op de duur ook onvruchtbaar. De auteur zegt zo goed als niets over de Pastoor van Ars, Theresia van Lisieux, Charles de Foucauld, de H. Hart-devotie. Voor verschillende thema's die behandeld worden, ontbrak, zoals reeds uit sommige summiere en vrij willekeurige literatuuroverzichten blijkt, een ernstige
voorstudie. Het gehele hoofdstuk b.v over ‘Ascèse et Humanisme chrétiens’ bevat vele interessante maar losse gedachten, die in hun geheel te weinig gefundeerd zijn, en daardoor zeer eenzijdig. In het hoofdstuk over de mystiek besteedt de auteur pagina's om de stellingen van Heiler en Nygren te verwerpen; maar zijn deze gewraakte opvattingen nog wel actueel? en moeten over dit onderwerp niet andere punten in het licht gesteld worden? Samenvattend: het beste van dit werk was reeds vroeger verschenen in zeer gewaardeerde uitgaven van de hand van de auteur, maar als algemene inleiding op het geestelijk leven is dit boek onaanvaardbaar.
G. Achten
| |
Thielicke, Helmut, Hoe de wereld begon. - Zomer & Keuning, Wageningen, 320 pp., f 12.50. Vert.
‘De mens in de oergeschiedenis van de Bijbel’ luidt de ondertitel van dit boek. Het is echter geen wetenschappelijke verhandeling over de eerste hoofdstukken van Genesis, doch een samenhangende serie toespraken, preken of conferenties, die, uitgaande van Genesis-citaten de grote wezens- en levensvragen des mensen behandelen. Thielicke is een bekend redenaar, die in Hamburg ongewoon succes schijnt te hebben. Hij is een diep overtuigd en getuigend christen, die hier de vinger op vele wonde plekken weet te leggen en zijn hoorders de christelijke waarheden in krachtige, frisse en beeldrijke taal voorhoudt. Er is niets zalvends, niets antieks in zijn conferenties: het is geheel en al de taal van 1960 en hij wijst voortdurend op de verwarring en verbijstering, die er ontstaat in de zich van God en Christus afkerende mens.
P. van Alkemade
| |
Beaverbrook, Lord, The Divine Propagandist. - Heinemann, London, 1962, 77 pp., 10 sh. 9 d.
Een man van geloof, gekweld door wat de Kerken van de Christus en Zijn leer hebben gemaakt, schrijft een opstel - meer is het niet - over wat hem als het
| |
| |
wezenlijke voorkomt in het spreken en leven van de Heer. Schr. heeft geen enkele theologische of exegetische pretentie; het resultaat is een getuigenis, dat sommigen zal aanspreken, anderen zal hinderen omdat het weinig gefundeerd is op een accurate kennis van de Schrift. Het opstel werd, zo lezen we in de inleiding, in de twintiger jaren geschreven.
W. Peters
| |
Hollis, Michael, Paternalism and the Church. - Oxford University Press, London, 1962, 114 pp., 9 sh. 6 d.
Deze bescheiden studie wordt nader omschreven als: a study of South Indian Church History. Een juistere aanwijzing van de inhoud zou misschien geweest zijn: kritiek op de Kerk in Zuid-Indië. Hierbij dient de lezer dan te bedenken dan de mild geformuleerde kritiek zich niet richt tegen leidende personen in de kerk, wel tegen bepaalde denkpatronen, normen en vormen, die hun oorsprong vinden in de bevoogding van de kerk als uitvloeisel van Engels Imperialisme. Hiermede wordt dus indirekt het gehele probleem gesteld van een typisch Indiase vorm van de beleving van het christenzijn; dit betekent dat het werkje van de Anglikaanse bisschop een eerlijke bijdrage is tot de missiologie. Er zij op gewezen dat het hier niet gaat om een studie over de zg. Church of South India.
W. Peters
| |
Armstrong, A.H., en Markus, R.A., Christian Faith and Greek Philosophy. - Darton, Longman & Todd, London, (imp., Meulenhoff, A'dam), 1961, 162 blz., f 9,15.
Dit werkje is de neerslag van tien colleges, waarvan de eerste auteur als specialist van de Oudheid de eerste helft voor zijn rekening nam, terwijl de medievist voor het tweede gedeelte zorgde. Door de goede samenwerking werd het toch een mooie eenheid en een degelijke, evenwichtige, heldere bijdrage tot betere kennis der relatie Griekse filisofie en christendom. Een belangrijk en zeer actueel thema. Het boek zou wellicht nog gewonnen hebben, indien men meer aandacht zou hebben besteed aan de verhouding mythe - logos in de Griekse wereld en Platoon iets minder christelijk had geïnterpreteerd. De bewering, dat het christendom geen filosofie der geschiedenis kent kan moeilijk waar gemaakt worden door het feit, dat ook anderen dit beweren. Ook had Armstrong zijn collega er even aan moeten herinneren, dat de Problemata slechts aan Aristoteles worden toegeschreven.
J.H. Nota
| |
Auzou, Georges, De la Servitude au Service. Etude du livre de l'Exode (Collection Connaissance de la bible 3). - Editions de l'Orante, Parijs, 1961, 424 pp., NFr. 14.70.
De auteur wil, zonder de eisen te ontzien die de literaire en historische methode stelt, de lezer brengen tot een ‘communion toute religieuse à la Parole de Dieu’. De hoofdstukken zijn geordend volgens het principe van de ‘lecture contenue’: zo blijft men dicht bij de tekst en de exegese respecteert de gang van het boek. In een korte, maar zeer heldere inleiding worden de moeilijke vragen behandeld betreffende het wonder, betreffende het historisch gehalte en het literaire genre, het ontstaan en de groei van het boek Exodus. Hier en daar wordt wel eens iets wat al te eenvoudig voorgesteld of te vlug geaffirmeerd. De beschouwingen over het Verbond b.v. (pp. 247 vlg.) zouden een steviger uitgangspunt vinden in het Oosters vazallenverdrag. Doch schr. richt zich vóór alles naar ‘le réalisme exégétique, le sens premier et déjà si riche du texte...., en somme le message propre du livre’.
J. Lambrecht
| |
Leo de Grote, Paus, Preken voor het liturgisch jaar, vert. Dom. J. Vromen. 4 dln. - St.-Paulus Abdij, Oosterhout, 1961, 167 - 143 - 106 - 164 pp., F. 65 (ieder).
Bij het 15e eeuwfeest van S. Leo de Grote's afsterven schenkt ons Pater Vromen in vier deeltjes, telkens uitvoerig ingeleid en met aantekeningen voorzien, de preken van de heilige paus en grote kerkvader in Nederlandse vertaling. Wie enigszins vertrouwd is met de hiëratische, haast liturgische taal van deze teksten en hun klaar afgewogen en rijk dogmatische inhoud, zal wellicht van deze opzet niet zonder een zekere argwaan kennis nemen. Bovendien bestaat er, zoals de vertaler zelf zeer terecht aanstipt, in ons taalgebied een slechts matige interesse voor de klassieke teksten der christelijke oudheid. In de schone inleiding van deze prekenverzameling wordt op juiste wijze en met grote kennis van zaken de actualiteit van een auteur als Leo de Grote aangetoond; bijzonder sprekend in dit opzicht is wat de vertaler hier over de theologische fundering der liturgische mysteries schrijft, en over het voortbestaan van oude dwalingen.
G. Achten
| |
| |
| |
Saliege, Card., Ecrits spirituels. - Grasset, Parijs, 1960, 326 pp., NFr. 9,30.
In de reeks ‘Lettres Chrétiennes, Collection dirigée par A. Hamman, O.F.M.’, wordt ons een suggestieve keuze aangeboden uit het pastoraal werk van Kardinaal Saliège: een reeks conferenties tot de Karmelitessen van St. Flour gericht, gemeenschappelijke en individuele brieven, een volledige reeks uitgewerkte meditaties voor de achtdaagse geestelijke oefeningen van de Filles de Marie, tenslotte een greep uit de puntige ‘Menus propos’ van de laatste levensjaren.
G. Jacqmotte
| |
Straelen, S.V.D., H. van. Religions nouvelles du Japon. - Eglise vivante, Leuven, 1962, 30 pp., Fr. 30.
Sedert de laatste wereldoorlog ontstonden in Japan ongeveer 130 nieuwe religieuze sekten. Dit fenomeen is niet uitzonderlijk in de geschiedenis van het religieuze leven van dit volk. Niettegenstaande de grote moeilijkheden die de studie van dergelijke recente bewegingen oplevert, is P. van Straelen, als ervaren kenner van de Japanse ziel, er in geslaagd in een beknopte vorm de algemene kenmerken van deze sekten samen te brengen en het belang ervan in de Japanse samenleving aan te tonen.
R. De Haes
| |
Lufuluabo, O.F.M., F.M., Vers une théodicée bantoue. - Eglise Vivante, Leuven, 1962, 52 pp., Fr. 30.
In deze brochure biedt de auteur een résumé van zijn doctoraatsthesis in filosofie. Steunend op de rijkdom van de ‘bantou-filosofie’ zoals die door meerdere auteurs reeds gedeeltelijk of in haar geheel werd benaderd, schetst hij een synthetisch beeld van het belevingsinzicht van de Bantous in verband met het mysterie van de onnoembare God als schepper en vader van de mensen, waarvoor Hij zorg draagt als een beminnende en beminnelijke vader. De levensvisie van de Bantous is een visie van verwachting en hoop. Vandaar dat de christelijke openbaring van God als een feit van unieke waarde voor de Bantous dient beschouwd te worden. Niet alleen bevestigt zij de waarde en de gegrondheid van de vitale en dynamische levensopvatting van de Bantous, maar zij ligt in het verlengde ervan, ‘tout en restant sur un plan infiniment supérieur’ (p. 43). Deze en dergelijke werken kunnen veel bijdragen tot het integreren van het Afrikaanse cultuurbezit in de uitbouw van de eigen zending van Afrika in de éne en universele Kerk van Christus.
R. De Haes
| |
Literatuur
Isacker, Frans van, De reis naar Ispahan. - Stols-Barth, 's-Gravenhage, 1961, 198 pp, f 8.90.
Een in Nederland nog weinig bekend auteur is de Mechelse jurist F. van Isacker, die reeds meerdere romans publiceerde. In De reis naar Ispahan (de naam is ontleend aan een vers van P.N. van Eyck) beschrijft hij de ondergang van een gelukkig jong gezin, een architect met toekomst, zijn jonge vrouw en hun kroost. Vrouw en kroost vinden de dood bij een auto-ongeluk en de architect lijdt aan een kankergezwel. Het is bescheiden kunst, die van Isacker bedrijft, realisme van het alledagsleven. Toch grijpt het onmenselijk leed van de overblijvende de lezer met grote intensiteit. Hier is de auteur op zijn best. Het wat al te sensueel beschreven huwelijksleven in de eerste helft van de roman is nog te veel ‘copieerlust van het dagelijks leven’, te zeer fotografie om het niveau der kunst te bereiken. Geen pensionaatlectuur.
J. van Heugten
| |
Blixen, Tania, Schatten wandern übers Gras. - Fischer-Verlag, Frankfurt, 1961, 141 pp., geb. D.M. 11.80.
De mijmerende verhalen van de Deense schrijfster Tania Blixen (zie Streven, juli 1961) sluiten aan bij haar onvergetelijk boek over haar Afrikaanse farm in Kenia; wie dit boek las, zal hier met vreugde de mysterieuze figuren van Farah, Kamante, e.a. terugvinden, evenals de wonderbare relatiesfeer, die S. tussen mensen en natuur weet te scheppen; zelfs na zoveel jaren in Denemarken leeft haar hart nog in Kenia, en op ontroerende wijze herleeft het zijn mooiste herinneringen.
A. Deblaere
| |
Lins, Hermann, Vor den Mündungen. - S. Fischer Verlag, Frankfurt/M., 1961, 183 pp., geb. D.M. 14.80.
De Mündungen van Lins zijn de monding van de stroom, van het leven, maar vooral de figuurlijke geweerlopen, waarvóór het mensenleven zich afspeelt. Lins is 30 jaar, en dit is zijn eerste boek: men
| |
| |
zal zijn naam onthouden. Zijn taal is hard, helder, essentieel, en toch enkel beeld; hij gebruikt een surrealistische visie voor een zeer reële werkelijkheid: de situatie van de mens in de spanning tussen de Steppe en Randstadt, tussen wildheid en de installatie in de mediocriteit, tussen terreur, geologische kleinheid, doodsangst, die hem wekken, en het laagje cultuur, dat hem altijd indommelt met slaperig onbewustzijn van zijn eigen lot. Als jongen beleefde L. de verschrikkingen van nazisme en oorlog, maar de verwildering van het Wirtschaftswunder, materialistisch paradijs boven geestelijk vacuum, moet hem nog een dieper disillusie zijn. Telkens meent men in deze meedogenloze geschiedenis zijn Grauhunde te herkennen, maar ze zijn zowel de SS Weerwolven als de Loups van Lartéguy, de F.L.N. als de O.A.S., de Mongolen als de Hittieten; Randstadt kan ten eeuwige dage slechts de afrekening verschuiven; de grote winnaars in de tweestrijd: de ‘ratten’. Wij hopen dat in een volgend boek het lyrisch element nog volkomener aan de inhoud zal adhereren.
A. Deblaere
| |
Rinser, Luise, Nina Mitte des Lebens. Abenteuer der Tugend. Reeks Die Bücher der Neunzehn. - S. Fischer-Verlag, Frankfurt, 1961, 475 pp., geb. D.M. 9.80.
Mitte des Lebens en Abenteuer der Tugend verschenen resp. in 1950 en 1957 en bleken onmiddellijk werken van wereldformaat; toch blijven zij apart slechts fragment en vormen één grote roman: Nina, als dusdanig in de Bücher der Neunzehn goedkoop én verzorgd uitgegeven. De grote Duitse roman (cfr. ook Edz. Schaper) schijnt meer en meer het materiële formaat van de Angelsaksische te bereiken. Stijltechnisch verandert de structuur: in het eerste deel wordt Nina op een crisismoment door haar zuster gezien; het 2e deel bestaat uit de brieven van de heldin, in een nieuw aangenomen dienst, een ‘verkeerde’ liefde, die haar alles vraagt en haar tenslotte, trots alle afkeer voor het christendom van haar jeugd, tot de ontdekking van het geloof brengt. De geschiedenis van deze echte, moedige vrouw in de overspanning en zelffoltering van een zgn. vrije, doch in werkelijkheid overbelaste, gejaagde heidense wereld, is een document van de vereenzaming van de mens in onze tijd, en zijn moeizame weg naar de mogelijkheid van liefde en verbondenheid. (Voor gevormde lezers).
A. Deblaere
| |
Gheorghiu, C. Virgil, Rendez-vous in het Oneindige. Vert. - Pax, 's-Gravenhage, 1962, 212 pp., f 7.90.
De romans van deze Roemeen beleven talrijke uitgaven. Ze hebben een actuele inslag en spreken een zeker publiek blijkbaar aan. Hun innerlijke waarde is niet bijzonder groot, ook die van Rendez-vous in het Oneindige niet. Het is een nogal onwaarschijnlijk verhaal, geschreven in strakke lijnen, zo strak dat er voor psychologische nuancering weinig ruimte blijft. Dit keer laat de auteur de politieke actualiteiten buiten beschouwing en plaatst zijn verhaal in de tijd, toen Roemenië nog een koninkrijk was. Het ging er toen in Boekarest, althans in deze roman, wel erg vreemd toe.
J. van Heugten
| |
Thomasi di Lampedusa, De senator en de sirene en andere verhalen. Vert. - v. Loghum Slaterus, Arnhem, 1962, 134 pp., f 7.90.
Van de plotseling beroemd geworden schrijver van De Tijgerkat, een hoog adellijk Siciliaan, die in de laatste jaren van zijn leven te schrijven begon, verschijnt thans ook een bundel van vier verhalen. Het eerste is een wonderlijke, nogal licentieuze fantasie. Het vierde vertelt over schrijvers kindsheid en laat de frivole achtergrond aanvoelen van het adellijke leven op Sicilië. Het is, zoals ook in De Tijgerkat, een uitstervende (gelukkig! denkt men) wereld die Thomasi oproept. Op elke bladzijde blijkt dat hij een schrijver van formaat is, een aristokraat van hoge cultuur en intelligentie, met het stempel der achttiende eeuw (frivool, sceptisch, met een heel dun christelijk vernisje!) op heel zijn wezen. Ook deze bundel verhalen staat literair op hoog niveau.
J. van Heugten
| |
Lindemann, Kelvin, Nachtfalter und Lampion. Roman. Vert. uit het Engels. - Kiepenheuer & Witsch, Keulen, 1962, 229 pp., 13.50 D.M.
Dit is het wonderlijke verhaal van een Frans jong meisje dat met een dans- en balletgroep een tocht naar Japan meemaakt en daar van alles beleeft. Het interessante van het boek is het Japanse leven, dat hier blijkbaar door een kenner beschreven wordt. De zeer ernstige feiten en lotgevallen worden op wat luchtige wijze verhaald en de auteur schrikt niet terug voor onwaarschijnlijkheden. Het niveau komt niet uit boven de goede ontspanningslectuur.
J. van Heugten
| |
| |
| |
Potocki, Jan, Die Abenteuer in der Sierra Morena. Roman. Vert. - Aufbau-Verlag, Berlin, 1962, 835 pp., D.M. 15.
Dit boek is een heruitgave van een overmatig avontuurlijke roman van de Poolse schrijver, Jan Potocki, die het werk schreef in het Frans. Potocki is een Voltaireaan, frivool, fantastisch, ongeremd, anti-religieus en zich vermeiend in de wildste fantasmagorieën, waarbij Duizend-en-een-nacht nog kinderspel is. Ik twijfel eraan of zulk een luna-park van fantasieën nu nog zal inslaan.
| |
Bulatovic, Miodrag, Wolf und Glocke. Roman. Vert. uit 't Servo-Kroatisch. - Carl Hanser Verlag, München, 1962, 393 pp., 20 D.M. en 24.80 D.M.
Een merkwaardige roman van een Montenegrijnse schrijver. Het boek getuigt ongetwijfeld van grote epische kracht. De auteur ontrolt in de verschillende hoofdstukken de levensloop van een aantal figuren rond een reusachtige brand die een dorp geheel vernietigt. Dit is echter symbool van het mensenlot. Alle in het verhaal optredenden zijn arme, lijdende, vertrapte en verstoten mensen; zo wordt de roman als een litanie, een processie van ongelukkigen. Hier en daar is de schrijver grof, op het ponografische af. Ook breekt er geen lichtstraal, geen glans van hoop door dit troosteloze boek heen.
J. van Heugten
| |
Geissler, Rolf, Hrsg., Möglichkeiten des modernen deutschen Romans. - Verlag Moritz Diesterweg, Frankfurt, 1962, 255 pp.
Buttner, Ludwig, Hrsg., Das europäische Drama von Ibsen bis Zuckmayer. - Verlag Moritz Diesterweg, Frankfurt, 1961, 208 pp., D.M. 9.40.
Geissler, Rolf, Hrsg., Zur Interpretation des modernen Dramas. - Verlag Moritz Diesterweg, Frankfurt, 1961, 144 pp., D.M. 6.40.
Het verrassende van deze drie uitgaven is, dat ze voor het secundair onderwijs bestemd zijn. Het 1e boek brengt analyse en interpretatieschema's van Doktor Faustus (Th. Mann), Berlin Alexanderplatz (A. Döblin), Die Schlafwandler (H. Broch), Schtussball (G. Gaiser), Homo Faber (M. Frisch), Sansibar oder der letzte Grund (A. Andersch) en Billard um halbzehn (H. Böll). Het 2e ontleedt Nora (Ibsen), Der Biberpelz en Michael Kramer (G. Hauptmann), Die heilige Johanna (G.B. Shaw), Jedermann en Der Turm (H. von Hofmannsthal), Das Apostelspiel (M. Mell), Die Bürger von Calais, Die Koralle, Gas I, Gas II (G. Kaiser) en Der Hauptmann von Köpenick (C. Zuckmayer), zodat hier alvast de totale afwezigheid van Franse en Italiaanse dramaturgie opvalt. Het 3e boek brengt biografie, beïnvloeding, werkwijze, karakteristiek, theorie en bibliografie van B. Brecht (Mutter Courage, Der gute Mensch von Sezuan, Leben des Galilei), F. Dürrenmatt (Romulus der Grosse, Ein Engel kommt nach Babylon) en M. Frisch (Nun singen sie wieder, Die Chinesische Mauer). Ze brengen alle drie juist voldoende om te begrijpen en te stimuleren, laten in de interpretatie voldoende ruimte om op eigen initiatief door te gaan en bereiken daardoor een niveau dat elders zelden zelfs maar nagestreefd wordt.
C. Tindemans
| |
Grimm, Reinhold, Bertolt Brecht. Die Struktur seines Werkes. (Erlanger Beiträge zur Sprach- und Kunstwissenschaft. Band V). - Verlag Hans Carl, Nürnberg, 1962, 92 pp., D.M. 9.50.
Dat de ‘Verfremdung’ Brechts belangrijkste element uitmaakt, zowel thematisch en ideologisch als compositorisch, mag stilaan bekend worden geacht. Een uitvoerige bewijsvoering hiervan heeft S. in dit bescheiden maar grondige werk samengebracht. De ondertitel duidt aan dat de hoofdaandacht is uitgegaan naar de zuiver dramaturgische bewijsplaatsen maar precies omdat hij voor de verantwoording hiervan Brechts filosofische premissen noodzakelijk vindt, is deze verkenning ook een uiteenzetting met Brechts thematiek. Deze derde uitgave sedert 1959 is bibliografisch (kritisch behandeld) bijgewerkt tot op het laatste ogen- blik.
C. Tindemans
| |
Mirbt, Rudolf, Laienspiel und Laientheater. Vorträge und Aufsätze 1923-1959. - Bärenreiter Verlag, Kassel, 1960, 176 pp., D.M. 9.60.
Een der onverwoestbare voormannen van het Duitse ‘Laienspiel’, dat idealistische toneelgenre dat het midden tracht te houden tussen amateuristische vrijetijdsbesteding en professionele volkshogeschoolijver, bundelt hier de meest interessante toespraken en opstellen die hij gericht heeft tot zijn medestanders. Vergeet men de soms hinderlijke babbeltoon, dan bewondert men onvoorwaardelijk het edele geloof van deze man in de zinvolheid en apostolische opdracht van zijn vaak ondankbare bedrijvigheid.
C. Tindemans
| |
| |
| |
Weideli, Walter, Bertolt Brecht. Classiques du XXe siècle. - Editions Universitaires, Parijs, 1961, 167 pp.
De zoveelste poging om de man Brecht te verklaren langs de dramaturg om bereikt, ondanks incidentele bezwaren (al te nonchalante conversatietoon, gemakzucht waarmee persoonlijke mening als definitief wordt voorgesteld, steunen op niet bewijsbare Brechtopinie), niettemin een prettig resultaat. Waardevol is vooral de methode om heel veel Duitse achtergrond (politieke, sociale, culturele) te leveren waartegen Brechts stellingname geactualiseerd wordt. Bovendien is het hele essay uiterst interessant voor de Franse kijk op Brecht (S., hoewel Zwitser en redacteur aan het Journal de Genève werkt hoofdzakelijk langs Franse tijdschriften) omdat S. objectief-kritisch blijft en kan blijven, omdat hij blijkbaar zelf niet in het marxistische supporters-kamp thuishoort.
C. Tindemans
| |
Goetz, Curt en Martens, Valérie Von, Die Verwandlung des Peterhaus von Binningen. Der Memoiren: zweiter Teil. Deutsche Verlags-Anstalt, Stuttgart, 1962, 259 pp., D.M. 14.80.
De dramaturg Curt Goetz (gestorven 1960) komt in dit tweede deel van zijn memoires nog even zelf aan het woord: spiritueel en toch zakelijk noteert hij zijn eerste theatercontacten met Berlijn als acteur én auteur. Daarna neemt zijn echtgenote de pen over en indien ze af en toe op ontroerend-naïeve manier het beeld van haar man in het zonnetje zet, dan overheersen toch de kleinhuiselijke aspecten en raakt de reconstructie van het verleden op de achtergrond. Vooral als ze met ethische beschouwingen aan het analyseren slaat, krijgt de kritische lezer het erg druk om uit de stapels vraagtekens nog een fatsoenlijke bijzonderheid te ziften.
C. Tindemans
| |
Meister der deutschen Kritik. I. 1730-1830. Von Gottsched zu Hegel. Hrsg. von G.F. Hering. dtv-dokumente 18. - Deutscher Taschenbuch Verlag, München, 1961, 328 pp., D.M. 3.60.
In dit eerste deel van een historische anthologie der Duitse kritiek heeft compilator G.F. Hering zich ingespannen om naast de verwachte namen (Gottsched, Schlegel, Winckelmann, Lessing, Wieland, Goethe, Claudius, Herder, Schiller, Novalis, Jean Paul, Hoffmann, Brentano, Grillparzer, Börne, Tieck en Hegel) ook zulke op te nemen die minder echo hebben gehad maar uit de evolutie van het Duitse geestesleven niet zijn weg te denken (Nicolai, Bodmer, Huber, Mendelsohn, Hamann, Heinse, Sulzer, Merck, Schink, Stolberg, Forster, Zelter, Görres, Müller, Hartmann, Abeken en Solger). S. heeft zich tevens thematisch niet tot de literaire kritiek beperkt maar gebloemleesd in natuurwetenschappelijke, wijsgerige, algemeen artistieke en dramatische kritiek, zodat hier veel meer dan een panorama een fundament wordt aangeboden waarop zich het Duitse essay zal opbouwen tijdens de volgende decennia.
C. Tindemans
| |
Jahresring 1961-1962. - Deutsche Verlags-Anstalt, Stuttgart, 1961, 391 pp., D.M. 12.
Voor de 8e maal reeds legt de Kulturkreis im Bundesverband der deutschen Industrie een uitgebreid bewijs voor van zijn mecenasernst. Zowel gerenommeerde auteurs als stipendiumdebutanten krijgen de kans hun jongste produkten voor te stellen, zodat, indien niet altijd het peil onverzwakt even hoog blijft, niettemin de continuïteit van de culturele bedrijvigheid zowel experimenteel als traditioneel wordt gestimuleerd. Uit de vele essays o.m. A. Gehlen (Max Ernst 70 Jahre alt), H.H. Stuckenschmidt (Musikalische Fortschritte?), H.L. Swart (Die Kunst in den Niederlanden) en J. Kaiser (Die Stunde des Interpreten), naast heerlijke in memoriams over J. Moras, W. von Niebelschütz en C. Goetz. Als dichters zijn vertegenwoordigd o.m. I. Aichinger, J. Bobrowski, K. Krolow. Als epici o.m. G. Gaiser, W. Koeppen, H. Bender, M. Frisch, S. Lenz en een hoorspel van M.L. Kaschnitz (Tobias oder Das Ende der Angst). 10 kleurreproducties en 32 zwartwitfoto's geven het geheel een albumwaarde.
C. Tindemans
| |
Grimm, Reinold, Bertolt Brecht und die Weltliteratur. - Verlag Hans Carl, Nürnberg, 1961, 96 pp., D.M. 6.50.
In de reeds omvangrijke Brechtliteratuur bezit dit kleine boekje nu al een drukgeciteerde faam. Het herhaaldelijk als laatdunkend argument gehanteerde verwijt dat Brecht bijzonder vlijtig in de wereldletterkunde had gebloemleesd, wordt hier onderzocht, bevestigd en weerlegd. Blijft het een feit dat Brecht inderdaad zijn aanleiding bij schrijfgenoten vond, dan documenteert S. overtuigend dat het bij deze aanleiding bleef. Interpretatie, be- en verwerking zijn onvervangbaar eigendom
| |
| |
van Brecht alleen, zelfs in die mate dat enkele thema's evolueren naar de averechtse betekenis van het stimulerende uitgangswerk. Belangrijk vooral is de bevestiging dat Brechts marxistische kijk op de dingen principieel reeds aanwezig was vóór zijn contact met het politieke marxisme.
C. Tindemans
| |
Spark, Muriel: Voices at Play. - Mac millan, London, 1961, 248 pp., 16 sh.
Tussen de met grote regelmaat verschijnende romans door geeft de tintelende fantasie en de vlotte pen van Muriel Spark ook nog fikse vonken in de vorm van korte verhalen en radio-spelen. De drie toneelstukjes en vijf short stories sluiten zich geheel aan bij haar oevre: ook hier een dominerende belangstelling voor de mensen, een scherpe opmerkingsgave, een zuiver oor voor dialoog, en daarbij een niets verbloemende maar toch milde kritiek op 's mensen kleinheid en gebrekkigheid, ook al tracht deze zich te camoufleren in het grote woord en het imponerende gebaar.
W. Peters
| |
Eberle, J. Amores, nova carmina. - Zürich, Artemis, 1961, f 9,80.
Eberle, J., Viva Camena, latina huius aetatis carmina. - Zürich, Artemis, 1961, f 17,40.
Op zijn zestigste verjaardag heeft de Stuttgarter journalist Jozef Eberle zichzelf en ons het plezier gedaan van een keurige uitgave zijner latijnse gedichten. Zij zijn in de vlotte moderne stijl gesteld: met rijm en zonder quantiteit, leuk van inhoud en vorm. Daarnaast heeft hij van 50 tijdgenoten - gemiddelde leeftijd ook 60 jaar - een bloemlezing samengesteld. Het is op zich al een verrassing, te ontdekken, hoeveel filologen over heel Europa zich nog overgeven aan deze eerzame vrijetijdsbesteding. Onder hen zijn nog velen die zich houden aan de klassieke metra en wetten: verheven knutselwerk, wellicht het hoogst bereikbare in de tegenwoordig zo geprezen ‘kunst met een kleine k’, en dat dan ook verscheidenen onder hen een prijs bezorgd heeft in diverse certamina: ‘Dura satis res est Latios conscribere versus’ (p. 101). Er heerst een opgewekte sfeer in beide boekjes. Aan het tweede is bovendien een kostbare bijdrage toegevoegd van het Antwerps echtpaar Jozef en Lina IJsewijn-Jacobs over de geschiedenis van ‘het derde Latijnse tijdvak’, de dichtkunst sinds Petrarca. Wie van ons wist dat de Nederlander J.H. Hoeufft (1756-1843) met het instellen van een prijs zulk een beslissende invloed op het voortbestaan van dit genre heeft uitgeoefend? - Onder de 50 hedendaagse dichters bevindt zich slechts een Nederlander, Dr. J.J. Fraenkel uit Hilversum; hiermee is, dunkt mij, tekort gedaan aan de toch wel opmerkelijke vertaalprestaties van Dr. H. Vroom in zijn Carmina Gezelliana (Brand, Bussum, 1955, vgl. Streven 1956, 486), o.a. aan dat meesterlijke ‘Matercula’ en dat guitige ‘Quis vestrum carmen audiit-de Nasso rustico?’
Cl. Beukers
| |
Hösle, Johannes, Cesare Pavese. - Walter de Gruyter & Co., Berlijn, 1961, V-153 pp., geb. D.M. 20.
Wellicht was het een buitenlander voorbehouden, met de nodige sereniteit deze geslaagde synthese te schrijven over Pavese, met wiens verbanning door het fascisme, aansluiting bij en vervreemding van de communistische partij, met wiens zelfmoord op het hoogtepunt van zijn roem, in Italië zelf nog te veel gepassioneerde stellingnamen verbonden zijn. In het buitenland minder bekend dan Moravia (maar o.i. groter), krijgt hij in Hösle een bescheiden biograaf en fijnzinnig criticus, die levensfeiten en ervaringen, poëzie en prozawerken in hun juiste verhouding tot elkaar brengt, kan afwegen en beoordelen en de waarden kan zien waar ze zijn - een niet alledaagse kwaliteit. Het zou te ver voeren de evolutie in Pavese's voornaamste werken, hun tendenties, literaire waarde, stijl- en inhouds-motieven te resumeren: H. toont zich daarin een betrouwbare, smaakvolle en bevoegde gids.
A. Deblaere
| |
Psychologie en pedagogie
Plancke, R.L. & J. Souvage, Paedagogica Belgica Bibliographica XI, 1961.
Dit nummer, uitgegeven door Prof. Dr. R.L. Plancke, bezorgt de bibliografie van de boeken en brochures, semi-periodieken en tijdschriften, alsook van de artikelen in verband met opvoeding en onderwijs, die gedurende de jaren 1960-1961 in België of door Belgische auteurs in het buitenland werden gepubliceerd. Van alle boeken en brochures wordt, benevens een bibliografische nota, een beknopte samenvatting gegeven, terwijl uit- | |
| |
voerige zaak- en naamregisters het werk afsluiten.
R.S.
| |
Plancke, R.L., Paedagogica Historica. Internationaal Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Pedagogiek. Uitgegeven met medewerking van M. Debesse, Parijs, J. Dolch, Saarbrücken, en J.A. Lauwerys, Londen. Deel I, nr. 2. - Centrum voor de Studie van de Historische Pedagogiek, Gent, 1961.
Behalve een kroniek (die een overzicht geeft van de activiteiten op het gebied van de geschiedenis van opvoeding en onderwijs in de verschillende landen, en een systematische classificatie van de publikaties in verband met de geschiedenis van opvoeding en onderwijs, door Robert L. Plancke, bevat deze aflevering de volgende bijdragen: Déterminants culturels de la pédagogie de Niemeyer, door G. De Landsheere (Liège); History of Education in the Republic of Ireland, door P.J. Dowling (Twickenham, Middlesex); Franse School- en Leerboeken in de 16e en de 17e Eeuw, door A. Hendrickx (Antwerpen); How John Locke wrote ‘Some Thoughts concerning Education’, door M.G. Mason (Leeds); Stand und Probleme der erziehungswissenschaftlichen Schleiermacher-Forschung in Deutschland, door Th. Schulze (Göttingen); Un trattato inedito sull'educazione della donna nella Controriforma in Italia, door L. Volpicelli (Rome); Der junge Herbart, II (1794-1797), door W. Asmus (Darmstadt).
R.S.
| |
Gal, Roger, Où en est la Pédagogie. - Buchet/Chastel, Parijs, 1961, 234 pp.
Schrijver geeft een overzicht van de problemen waarmee de huidige ‘pédagogie en évolution’ geconfronteerd is. Hij sluit zich niet op binnen de kunstmatige grenzen van de pedagogiek ‘als wetenschap’. Vooral de volgende problemen vragen de aandacht: 1. democratisering van het secundair en hoger onderwijs; 2. aanpassing van programma's en methoden aan een nieuwe technische civilisatie; 3. een meer sociale opvoeding tot gemeenschapszin; 4. meer rekening houden met de gegevens der ontwikkelingspsychologie, zowel in didactiek als pedagogiek; 5. nieuwe methoden om leerkrachten op te leiden. Hoewel de problematiek van het boek zich aftekent tegen de achtergrond van Franse toestanden, heeft het toch universele waarde o.m. omwille van de internationale contacten van schr. met het ‘Bureau international de l'Education’ en met de ‘Conseil directeur de l'Institut de Pédagogie de l'Unesco’. Hij is trouwens Directeur de Recherches à l'Institut pédagogique national. Het beste deel van het boek is de genuanceerde uiteenzetting (pp. 49-120) van de grondprinciepen der ‘Ecoles Nouvelles’: een nieuwe belangstelling voor het kind, gebruik van sensori-motorische motieven, pedagogische waarde van het spel-element en van het concrete, een juist inzicht in de actieve methode en in de individualisering van het onderricht. Schr. toont aan hoe deze princiepen ook in het traditioneel onderwijs stilaan ingeburgerd raken, doch dat een te vage kennis ervan en een halfheid in de toepassing soms tot hybridische gedragingen leidt, die helemaal niet meer pedagogisch zijn. De bladzijden over ‘la culture générale nécessaire à notre temps’, zonder sensationeel te klinken, zijn toch een waardevolle bijdrage (pp. 161-176). Steunend op zijn ervaringen met de Ecoles Nouvelles bespreekt schr. de hervormingen, die op elk niveau van het onderwijs noodzakelijk
zijn. ‘Les chemins vers la culture sont fort variés’. Vandaar een eis tot humanisering van de technische vakken. Voor het secundair onderwijs is hij voorstander van de ‘tronc commun’ (4 jaren) voorgesteld door de Commission Langevin en van oriëntatieklassen. Men kan het wellicht niet eens zijn met bepaalde structuurhervormingen die R. Gal voorstelt, doch men gaat zijn argumentatie en zijn ervaring niet zomaar achteloos voorbij.
A. Cauwelier
| |
Vieujean, Jean, Jeunesse aux millions de visages. - Casterman, Doornik, 1961, 187 pp.
Schr. leidt de lezer in het rijk van de 18-25-jarigen, en hij doet het met enthousiasme. Hun leeftijd beschrijft hij als de gepriviligiëerde enerzijds en anderzijds als de gevaarlijke doortocht naar volwassenheid. Hij ziet de hedendaagse jeugd in al haar veelzijdigheid, met haar fouten en tekorten, maar ook met de beloften en rijkdom die elke jeugd tot jeugd maakt. Zonder de jonge mensen definitief te willen klasseren, onderscheidt hij drie ‘soorten’ jeugd: de niet-aangepasten, probleem van onze tijd; de oppervlakkige jeugd ‘que la pression de la mentalité ambiante écrase, triture, malaxe pour en faire bientôt une masse grise et terne’; en de elite-jeugd die zich kenmerkt door haar werklust, haar sociaal verantwoordelijkheidsgevoel, haar zin voor moraal en het heilige.
M. Ploem
| |
| |
| |
Filosofie
Espiau de la Maëstre, André, Der Sinn und das Absurde, Malraux, Camus, Sartre, Claudel, Péguy. - Otto Müller Verlag, Salzburg, 1961, 415 pp., D.M. 21.
De visie op de hedendaagse mens wordt hier belicht vanuit het werk van verscheidene vooraanstaande Franse schrijvers en dichters. Filosofen geven meestal een scherper geformuleerd inzicht in de mens, dichters zijn minder systematisch, gemakkelijker toegankelijk voor de ontwikkelde lezer, doch daarom niet minder diepgaand. Bevattelijk, boeiend en in een vlot-geschreven Duits weet schr., die professor is aan het ‘Institut français’ te Wenen, de hoofdtrekken der behandelde auteurs te schetsen; allen worden ze bestudeerd vanuit een centrale vraagstelling: wat delen deze auteurs ons mede aangaande de zin van de mens en het leven? Tegenover de eerste drie, die ieder op een eigen wijze het leven absurd noemen, stelt schr. de christelijke wereldvisie van Claudel en Péguy. Voor de eersten is het christendom een verstarde instelling geworden, voor de laatsten is het de herscheppende, goddelijke kracht in deze chaotische wereld.
Fr Vandenbussche
| |
Sociologie
Ploeg, J. G van der, Oriënteringspunten rond het sociale werk. (Peilingen door de Academie voor sociale wetenschappen en maatschappelijk werk, Rotterdam). - W.P. van Stockum, 1961, Den Haag, 93 pp., f 3.-.
De Academie voor Sociale wetenschappen en Maatschappelijk werk te Rotterdam heeft gemeend haar naderende lustrum-viering met een serie opstellen over haar activiteiten te moeten omkransen. In een eerste publicatie van deze serie zijn de redevoeringen bijeengebracht, die de directeur der Academie heeft uitgesproken op de jaarlijkse dies. Peilingen in het diepe en ondiepe water van het maatschappelijk werk worden deze opstellen geheten, die vanaf 1954 jaarlijks een bepaald facet belichten van het sociaal opbouwwerk. Duidelijk wordt stelling genomen tegen een zgn. waardevrije benadering in het sociale werk. Aan de relatie tussen levensovertuiging en maatschappelijk werk wordt een speciale diesrede gewijd en ook in de andere opstellen valt op, welke grote plaats de heer van der Ploeg inruimt voor de zgn. anthropologische vooronderstellingen waarvan het sociale werk dient uit te gaan. Gaarne aanbevolen voor al diegenen die met de praktijk van het maatschappelijk werk te maken hebben.
J. van Lierde
| |
Biografie
Galot, S.J., Jean, Saint Joseph. (Museum Lessianum. Section ascétique et mystique). - Desclée De Brouwer, Brugge, 1962, 166 pp. Fr. 78.
Dit is geen verhandeling over de godsvrucht tot de Heilige Jozef, zelfs geen poging om theologisch de plaats en de rol van ‘de Vader’ van Jesus vast te leggen; het is een reeks van eenendertig beschouwingen (voor de maand maart?) bij het leven en werk van Jozef volgens het evangelie. De schaarse gegevens heeft de schrijver wel wat geamplificeerd; maar elke beschouwing gaat rustig op één aspect of één bijzonderheid in, nooit zonder resultaat, - en het geheel vertoont het beeld van de allerlaatste aartsvader, zoals wij er denkelijk nog geen bezitten.
Em. Janssen
| |
Lajoie, Louis, Moeder Assunta Goretti. Nederlands van Is. Forceville O. Praem. - Altiora, Averbode, 1961, 136 pp., Fr. 60.
De moeder van de heilige Maria Goretti heeft een buitengewoon beproefd en gezegend leven mogen leiden. En het loont de moeite dat lange leven even na te gaan (1866-1954); eens te meer heeft God neergezien op de geringheid van een dienstmaagd.
Em. Janssen
| |
Landen en volkeren
Schaeder, Hans H. Der Mensch in Orient und Okzident. - Piper, München, 1961, 427 pp., D.M. 4.80.
Onder deze misleidende titel worden enkele historische en godsdienstwetenschappelijke opstellen van de in 1957 overleden Oriëntalist gebundeld ‘Die Perioden der eurasiatischen Geschichte’, voor het eerst hier gepubliceerd, is een poging tot een synthetische visie op het verleden van Oosten en Westen, een stokpaardje van de schrijver, dat ook in ‘Der Orient in
| |
| |
der Zeitwende’, ‘Der Eintritt der Araber in die Weltgeschichte’, ‘Imperium und Kalifat’, en ‘Die Orientforschung und das abendländische Geschichtsbild’ terugkeert. Zelfs in ‘Muhammed’, een uitstekend portret van de stichter van de Islam, duikt het op. ‘Gott und Mensch in der Verkündigung Zarathustras’ is een boeiend essay over de Gatha's, dat wellicht te sterk de religieuze originaliteit van de profeet beklemtoont. ‘Der Orient und das griechische Erbe’ schetst de invloed van het hellenisme op het Syrische christendom, de godsdienst van Zoroaster, het Aramese en Iraanse gnosticisme, en de Islam. ‘Das Individuum im Islam’ tenslotte, het uitvoerigste opstel, is een grondige studie van het Islamse persoonlijkheidsideaal. Een korte levensschets en een selecte bibilografie van de schrijver zijn aan het boek toegevoegd.
F. De Graeve
| |
Jahn, Janheinz, Muntu. L'homme africain et la culture néo-africaine. - Editions du Seuil, Parijs, 1961, 290 pp., NFr. 12.
Toen de originele Duitse uitgave van dit werk verscheen, hebben wij zijn succes voorspeld, en tevens zijn onwetenschappelijk karakter aangetoond (Die Katholische Missionen, Januar, 1960). Het succes werd sindsdien welsprekend bewezen door de vertaling in verschillende Europese talen. Deze Franse vertaling bewijst tevens op een wel heel bijzondere wijze de door ons gebrandmerkte onwetenschappelijkheid. De vertaler stond immers voor de noodzaak, de door Jahn foutief vertaalde teksten van Kagame over de Godsidee in Ruanda, terug in het oorspronkelijke Frans om te zetten. Het is beschamend voor Jahn dat hij, liever dan zijn interpretatie aan te passen aan het correcte citaat, precies het tegenovergestelde deed.
F. De Graeve
| |
Varia
Bryant, Arthur, The Story of England. - Collins, London, 1961, 400 pp., 42 sh.
A. Bryant is een goed historicus en goed schrijver; hij is ook een goed verteller. De gelukkige combinatie van deze voortreffelijke hoedanigheden ligt ten grondslag aan dit heerlijke en verrukkelijk uitgegeven boek. Voor wie niet onverschillig staat tegenover het Engelse volk met zijn land en geschiedenis is dit rijk geillustreerde verhaal over de Makers of the Realm bizonder boeiend. We kennen geen werk dat de Engelse Middeleeuwen even levendig oproept. Inderdaad verdiende dit reeds in 1953 gepubliceerde werk deze luxueuse aankleding en rijke illustratie.
W. Peters
| |
Heidt, A.M. Catholica. - Geillustreerd encyclopedisch vademecum voor het katholieke leven. IIde uitg. Pax 's Gravenhage, 1900 kol., 1961, f 48.-
Een boek dat, bij een oplage van tienduizend exemplaren, in enkele jaren uitverkocht is en een nieuwe herziene uitgave nodig maakt, heeft daardoor reeds zijn actualiteit en deugdelijkheid bewezen. Het is inderdaad een kostbaar werk dat de gebruiker instrueert over het essentiele der katholieke kerk. De opzet is gelukkig, niet: zo veel mogelijk steekwoorden op te nemen met een korte verklaring erbij, doch inzicht te schenken in het behandelde onderwerp, zodat het lijvige, ook materieel, met zorg bewerkte boek tal van langere artikelen bevat. Zo beslaat b.v. het woord ‘kloosterwezen’ bijna tien compres gedrukte bladzijden; ‘Oosterse Kerken’ zou bij aparte uitgave een heel boek vormen. Dit artikel is nieuw in deze uitgave, tengevolge der toenemende belangstelling in de Oosterse christenheid. ‘Communisme’ beslaat vijf bladzijden. De samensteller heeft beschikt over een respectabele staf vakkundige medewerkers, zodat de artikelen van uitstekende kwaliteit zijn. Zo is Catholica een wezenlijke verrijking der katholieke litteratuur en voor wie zich de prijs van zulk een werk kan veroorloven een waardevol bezit.
P. van Alkemade
| |
Hornstein, Erika von, Die deutsche Not. Flüchtlinge berichten. - Kiepenheuer & Witsch, Köln, Berlin, 1961, 344 pp.
Dit boek is ontstaan in de periode van voor de Berlijnse muur, toen jaarlijks tienduizenden uit de DDR vluchtten. In de vluchtelingenkampen werden de mensen geregistreerd, mogelijke spionnen werden opgespeurd, iedereen werd verzocht de ‘motieven’ aan te geven die hem tot de vlucht bewogen hadden. Vluchtelingen die om politieke redenen de wijk moesten nemen, krijgen inderdaad in de Bundesrepubliek een bepaalde voorkeur-behandeling. De schrijfster die als sociale helpster in een dergelijk vluchtelingen- | |
| |
kamp werkzaam was, bedoelt nu juist eens een niet administratief relaas te geven. Ze heeft zo getrouw mogelijk een goede veertig gesprekken opgetekend, waarin vluchtelingen haar de redenen van hun vlucht meedeelden. Het is een uiterst gevarieerde reeks onopgesmukte verhalen geworden. Er komen zulke verschillende motieven in voor als de onhoudbare positie van de schooldirecteur, die moet verdwijnen tenzij hij uitgesproken marxist wordt, en het gewone verlangen het materieel beter te hebben, meer te verdienen en er vrijer te kunnen over beschikken. Al zijn die verhalen nog zo gevarieerd, toch hebben ze alle iets gemeen, dat gaandeweg zeer monotoon en drukkend wordt: de achtergrond van geestelijke dwang, van consequent doorgevoerde onvrijheid, waartegen het leven van miljoenen mensen zich afspeelt. Het zou voor de lezer vervelend worden, wanneer hij vergat dat het een tragische werkelijkheid is op enkele honderden kilometers van ons knusse wereldje. Al wie nooit rechtstreeks met deze toestanden in aanraking kwam, zal in dit boek meer leren over het geestelijk klimaat in de DDR, dan in officiële rapporten en statistieken. Wat de huidige mens meestal ontbreekt is de konkrete belevenis die de theoretische en algemene discussies over politieke regimes vaak wezenlijk corrigeert.
H. Jans
| |
Genet, J., L'énigme des sermons du Curé d'Ars. - Ed. de l'Orante, Parijs; Ed. Universelle, Brussel, 1961, 448 pp., F. 430.
Wanneer de tekstkritiek bij het onderzoek van de litteraire nalatenschap van een heilige oordeelkundig aangewend wordt, zoals in dit werk, betekent dit een ware verrijking en vernieuwing der hagiografie. Schrijfster heeft de eigenhandig geschreven preken van de Pastoor van Ars opnieuw ontcijferd. Dan is zij geduldig de bronnen gaan opsporen waaruit de heilige meestal vrij letterlijk zijn preken afschreef Zij heeft deze teksten met het handschrift vergeleken: en van zes preken geeft zij hiervan het eindresultaat. Zij onderscheidt in deze preken drieërlei soorten tekst: wat letterlijk uit de bronnen afgeschreven is, de geparafraseerde zinnen, en de persoonlijke toevoegingen van de heilige. Uit deze methodische studie komt eens te meer de theologische armoede in de zielzorg van het midden der vorige eeuw aan het licht. De pastoor van Ars was, wegens zijn niet meer te loochenen gebrek aan intellectuele begaafdheid, geheel op de eigentijdse prekenverzamelingen aangewezen. Waar hij van de voorliggende tekst afwijkt, verbetert of verdiept hij meestal zijn bron niet, soms gebeurt zelfs het tegendeel: zoals de teksten nu voor ons liggen verhardt hij vaak nog de ascetische of moraliserende uitspraken tegen de zondaars. Hij blijkt niet in staat te zijn innerlijke ervaringen onder woorden te brengen. Zijn preken zijn als dorre, harde kreten, waarin het sterk en levendig geloof en de bijzondere zorg om de zielen van een goddelijk begenadigd priester duidelijk hoorbaar zijn. En dit moet de toegestroomde tijdgenoten, ondanks de zwakke theologische fundering, bijzonder hebben aangegrepen. Dat dit in een eeuw van intellectuele verlichting en atheïsme geschiedde, blijft een goddelijk teken voor onze tijd.
G. Achten
| |
Todd, J.M. (Ed.), Problems of Authority. - Darton, Longman and Todd, London, 1962, 260 pp., 25 sh.
Deze uitgave bevat de lezingen die tijdens studiedagen in de Abdij van Notre-Dame du Bec het vorige jaar werden gehouden. Het vijftiental Franse en Engelse sprekers behandelen ieder een aspect van het gezagsprobleem. Zoals wel vaker gebeurt met de uitgave van de lezingen rond een centraal thema gehouden, geeft het boek minder helderheid dan men na een goed geslaagd symposium zou verwachten. De reden hiervan is dat op schrift duidelijk naar voren komt dat bijna alle inleiders hun eigen uitgangspunt hebben wat betreft het begrip gezag, hoe weinig deze misschien ook van elkaar mogen verschillen. En waar de discussies uiterst summier zijn weergegeven, wordt het de lezer niet gemakkelijk gemaakt om zelf met het gezagsprobleem in het reine te komen.
W. Peters
| |
Dessauer, Philipp, Die naturale Meditation. - Kösel-Verlag, München, 1961, 141 pp., D.M. 7.80
De schrijver, ervaren in veel priesterlijk dienstwerk en wijsgerig zeer onderlegd, ziet zelf dit werkje als inleiding op een uitvoeriger studie over de christliche Meditation. Het is geboren uit een behoefte aan inkeer, aangepast aan onze eigen tijd, welke hij talloze malen kon vaststellen. Aan de hand van sprekende voorbeelden gaat hij in zijn uiteenzetting uit van de native Meditation zoals men die bij het kind kan vinden en opwekken, of
| |
| |
althans er het terrein voor vrijmaken; met de jaren zal deze houding kunnen openbloeien als een dispositie tot de naturale Meditation, waarvan D. de voorwaarden analyseert en de stadia beschrijft. Er zijn vele manieren om iets te beschouwen; wij zijn al te vaak en bijna onbewust onder de druk van een eenzijdige technische en wetenschappelijke beschouwingswijze, waarin wij onszelf en datgene wat in waarheid de wereld is dreigen te verliezen. Schr. laat de vermelding van nagenoeg al zijn bronnen achterwege, hetgeen hij reserveert voor het reeds aangekondigde deel. Wel is het duidelijk dat hij in hoge mate te rade ging bij Husserl en Heidegger, en bij de aziatische wijsgerige en spirituele traditie. Het werkje is zo een inleiding geworden tegelijk tot de wijsgerige houding en tot de religieuze beschouwing. De taal is zeer verzorgd. Op het einde vinden wij een aantal praktische wenken.
C. Verhaak
| |
Braybrooke, Neville (Ed.), The Wind and the Rain. - Secker and Warburg, London, 1962, 285 pp., 25 sh.
Dit merkwaardige boek is eigenlijk een driemaandelijks tijdschrift dat eenmaal per jaar verschijnt, en dit laatste geschiedt zelfs weer erg periodiek! Het tijdschrift is literair-cultureel, maar ook in dit opzicht geheel sui generis. Het is ontstaan uit een schoolblad, en na een enthousiast begin vertoont ieder schoolblad duidelijke sporen van een erg bezorgde redactie om het volgend nummer vol te krijgen: van alles is dan welkom. Zo ook hier, ofschoon het ‘van alles’ meer slaat op de bron dan op de kwaliteit. Zo zijn de eerste 100 pagina's in dit ‘Easter book’ gewijd aan niemand minder dan Teilhard de Chardin; volgen een aantal literaire opstellen; na enkele gedichten en korte verhalen verschijnt op tafel wat heel vroeg ooft: eerste vruchtjes van Betjeman, Angus Wilson, J.C. Powys en anderen.
W. Peters
| |
Teilhard de Chardin, Pierre, Letters from a Traveller. - Collins, London, 1962, 380 pp., 25 sh.
Deze uitgave bevat de vertaling van Lettres de Voyage 1932-1939 en Nouvelles Lettres de Voyage, 1939-1955, alsook van de bekende levensschets van Teilhard door zijn collega, vriend en ordesgenoot Père Pierre Leroy. De brieven zijn inderdaad de brieven van de onvermoeide trekker die Teilhard was, en het is bekend dat hij geen land meer doortrokken heeft dan China. De collectie is van zelf sprekend belangrijk en interessant. Hetgeen daarom irriteert is dat Teilhard's nicht, die deze uitgave verzorgde - de meeste brieven zijn ook aan haar gericht, - geselecteerd heeft, niet alleen wat betreft de keuze der brieven zelf, maar ook wat betreft de inhoud: een korte samenvatting van weggelaten passages bevredigt echter niet. Het zal nog wel enige tijd duren voor een geheel wetenschappelijk verantwoorde uitgave van Teilhard's brieven mogelijk is; we moeten dus voorlopig tevreden zijn met deze verkorte uitgave.
W. Peters
| |
Potter, Dennis, The Changing Forest. - Secker and Warburg, London, 1962, 143 pp., 11 sh. 6 d.
Dit werkje behoort tot de Life in Britain serie, die in pocket-formaat verschillende aspecten van het leven in Britannië bespreekt. Het onderwerp hier is het Forest of Dean, de beboste streek in Gloucestershire. Het gemotoriseerde verkeer heeft het aanschijn van land en bevolking danig aangetast - en het is met zekere weemoed dat men van dit pretentieloze maar hoogst vitale verslag van sociale verschuivingen kennis neemt.
W.P.
| |
Gösker, Erika, Das Jahr der Gotteskinder. - Benziger Verlag, Einsiedeln, 1962, 282 pp., D.M. 8.90.
De schrijfster van kinderboeken, Erika Gösker, heeft voor school en gezin een boek samengesteld, dat, het verloop van het kerkelijk jaar volgend, bestaat uit verhalen, gedichten, leerstukken enz. Het is een bont allerlei, met illustraties van Werner Hofmann, dat geheel op het kind is ingesteld.
L. Wering
| |
Pockets
Aula-boeken. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
DR. J. DE VRIES, Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandse plaatsnamen. f 2,50.
Een vakman, die thuis is in de etymologie der oude Nederlandse woorden en namen, gaat hier de mogelijke betekenissen der plaatsnamen na.
Margaret MCAD, Seksualiteit en temperament. Vert. f 2,50.
De schrijfster van dit boekje heeft drie
| |
| |
stammen van Nieuw-Guinea geobserveerd en bestudeerd en komt met betrekking tot ‘seksualiteit en temperament’ tot conclusies, die veel gangbare meningen omver werpen.
GRANT, Robert H., FREEDMAN., David Noël, Het Thomas-evangelie Vert. Een vertaling met uitvoerige toelichting van het in Egypte gevonden zgn. Thomas-evangelie, een gnostisch geschrift uit de vroege christentijd.
| |
Artemis Pockets. - Zürich, Artemis Verlag.
KLINGELHÖFER, Hans, Römische Technik.
BOOK, ARNOLD, Der junge Grieche. Twee miniatuurpockets over onderwerpen uit de wereld der klassieke oudheid.
| |
Prisma-boeken. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
KIRCH, Dr. Karl M., Medische vraagbaak voor iedereen. 1 en 2 Vert.
Een goed theoretisch en praktisch boekje, vooral voor ouders.
DE LA ROCHE, Mazo, Renny's jeugd op Jalna. Vert.
Een derde Jalna-boekje, boeiend en interessant evenals zijn voorgangers.
PHILIPS, Judson, Moord achter de coulissen. Vert. - Een nogal onwaarschijnlijke crime-story.
GAINHAM, Sarah, Stenen rozen. Vert. - Een spionage-verhaal, dat speelt in Praag kort na de communistische overgang.
Keur van Nederlandse verhalen, verzameld door P. Maassen.
Een goede selectie van vijftien korte verhalen van Nederlandse auteurs.
Verhalen uit India. Keuze en vertaling van Dr. J.A.B. van Buitenen.
Een merkwaardige verzameling verhalen uit een geheel andere cultuurwereld.
GERLACH, Richard, Dieren in de dierentuin 1 en 2. Vert. - Een aardig en instructief werk over de bewoners van de zoö.
DOOLEY, Thomas A., De bamboe-dokter. Vert. - Een waar verhaal over het werk van een arts in Laös.
DE VRIES, Tjomme, Zo leer je tekenen. Een handleiding tot het tekenen van de menselijke figuur.
LECKIE, Robert, Met een helm als kussen. Vert. - Een Amerikaans schrijver noteert hier zijn herinneringen uit de laatste oorlog.
R.S.
KARL MAY, Old Shatterland en De zoon van de berenjager. Vert.
Twee verdere Karl May's, verhalen uit de Indianenwereld.
LINDENBERG, Wladimir, Zo bidt de mensheid. Vert. - Een eigenaardig boekje van een Duitse arts over de gebeds-methoden der mensen in de verschillende religies, meer goed amateurswerk dan strenge wetenschap.
POWELL, Michael, De ondergang van de Graf Spee. Vert. - De tragische geschiedenis van het gevreesde vestzakslagschip Graf Spee en van zijn commandant Langsdorff in het begin van de tweede wereldoorlog.
THIJSSE, Dr. Jac. P., De levende natuur. - Een selectie natuurstudies en beschouwingen uit een groter werk van Dr. Jac. Thysse. Onderhoudende lectuur.
AMBLER, Eric, Het masker van Dimitrios. Vert. - Een criminele roman, vol mysteries, verrassingen en onthullingen uit de internationale onderwereld.
| |
List Bûcher. - Paul List Verlag, München, 2.20 D.M.
SCHWITZKE, Heinz, Frühe Hörspiele. Een boekje met een zevental Hörspiele en een inleiding.
ZWERENZ, Gerard, Wider die deutschen Tabus.
De schrijver zegt hier zijn duidelijke mening over allerlei politieke en sociale aangelegenheden.
| |
Urban Bûcher. - W. Kohlhammer Verlag, Stuttgart. Imp. Meulenhoff, Amsterdam, f 5,45 per deeltje.
WACH, Joachim, Vergleichende Religionsforschung.
GOETZ, Hermann, Geschichte Indiens.
BEHRENDT, Richard F., Der Mensch im Licht der Soziologie.
De Urban Bûcher zijn alle werken van vakgeleerden, uitgegeven in de vorm van pocketboekjes. De boven vermelde behandelen respectievelijk het godsdienst-onderzoek, de geschiedenis van India en de mens onder sociologisch aspect.
R.S.
|
|