| |
| |
| |
Toneelkroniek
Toneel in Nederland
Jan Ros
Nederlandse Comedie: George Feydeau, Mijnheer gaat op jacht; Friedrich Dürrenmatt, Frank V; William Shakespeare, Midzomernachtdroom; W. Somerset Maugham, Caroline. Haagse Comedie: Jean Anouilh, Arme Bitos; Alec Coppel, Het Prieel; W. Somerset Maugham, Victoria; Shelagh Delaney, Bittere Honing; Anton P. Tsjechow, De Kersentuin. Rotterdams Toneel: René de Obaldia, Jenuzië; Robert Bolt, Een Man van alle Tijden; Tennessee Williams, Kwestie van Aanpassen; Sophokles, Koning Oidipous; Marc Camoletti, Boeing-Boeing. Theater: Lillian Hellman, Speelgoed op Zolder; Marcel Pagnol, Mijnheer Topaze; Michael Redgrave-Henry James, Brieven van een Dichter; Bertolt Brecht, De weerstaanbare Opkomst van Arturo Ui. Ensemble: Curt Goetz, Ingeborg; Paddy Chayefski, De tiende Man; Leck Fischer, Een vrije Dag; Michael V. Gazzo, Een Hoed vol Regen. Centrum: Robert Thomas, Acht Vrouwen; Jean François Regnard, De universele Erfgenaam; Sean O'Casey, De Duivelshaan; Jack Pullman, Echo van het Verleden. Studio: Jan Staal, Verkeerd Begin. De Nieuwe Comedie: Georges Schehadé, De Zeereis.
HET is tegenwoordig enigszins mode om naast wat dan wel ‘gewone’ voorstellingen zal moeten heten, van ‘toneeldaden’ te spreken. Men weet deze zelfs op een of andere manier met de ook veel besproken toneelspreiding in verband te brengen. Wat dergelijke ‘toneeldaden’ dan ook precies mogen zijn, stelt men niet als allereerste eis dat zeker de keuze van het stuk goed is en juist, dan zijn zij waarschijnlijk een van de meest effectieve middelen om te helpen ons toneel de grond in te boren. Het worden dan immers groots opgezette misgrepen.
Zulks was het geval met Frank V van Friedrich Dürrenmatt bij de Nederlandse Comedie. In deze ‘opera van een bank’ wil de schrijver een parodie leveren op een wereld van schurken, die door de overheid wordt gesanctioneerd. Frank V is koning van een bankbedrijf, dat zich in knoeierijen en misdaden heeft gespecialiseerd. Zelf is hij echter als schurk van geen al te groot formaat en daarom ook geen onverdeeld succes; de grote stijl is uit het bedrijven van schurkenstreken verdwenen. Hij gaat dan ook bijna failliet. Zijn zoon zal het echter beter doen, want deze zo goed opgevoede jongen is evenals zijn zuster veel cynischer.
Dit weinig verheffende stuk met stuitende scènes, heeft zijn ontstaan te danken aan liedjes die reeds waren geschreven en op muziek gezet. Als satire is het overdreven en dikwijls grof, als stuk te lang, als opera en cabaret te moeilijk voor zelfs de sterke bezetting. Over het onderwerp heeft Philips Oppenheim verdienstelijk geschreven. Hij doet tenminste niet alsof hij het ernstig meent. Reeds lang vóór de bank is in dit nare geval de opera bankroet. Een allerakeligste avond, zegt Koolhaas. Het publiek heeft echter niet gefloten.
Voor revanche zorgde het gezelschap door een levendige voorstelling in goede bezetting met een aantal voortreffelijke rollen van Shakespeare's Midzomernachtdroom. Het laatste bedrijf stak ongunstig af bij wat voorafging. Dit werk, waarin de combinatie van een feeënverhaal, enige liefdesgeschiedenissen en het
| |
| |
optreden van een groep clowns door de liefde tot een eenheid worden verweven, is zo groot, dat het in verschillende opvattingen altijd dezelfde droom blijft. Vertaler en regisseur wilden hier meer een nachtmerrie, ellende en tragiek zien, maar ook zo blijft het een spel, waarvan de goede afloop van af het begin vaststaat. Het ging dus aan het hof van Oberon vrij koel toe, de liefdesparen zorgden echter voor de lyriek en het sextet handwerkslieden zoals gewoonlijk voor een groot succes. Dat het decor, een buizenconstructie en een batterij lampen, het meest besproken is, pleit er niet voor. De rijke kostuums en de belichting, die toch sfeer aan de handeling gaven in dit altijd flonkerende stuk, maakten echter veel goed.
Frank V van Dürrenmatt wekt enige herinneringen aan de Driestuiversopera van Bertolt Brecht, die zeker op het ogenblik in de mode is. Wat nog niet zeggen wil, dat men nu van hem ook maar alles moet spelen. Ondanks de in vele opzichten bewonderenswaardige regie en het spel, op de eerste plaats van Richard Flink in de titelrol, deed Theater daarom een misgreep met Brecht's De weerstaanbare Opkomst van Arturo Ui. Wat in 1941 misschien nog ging, lijkt nu niet meer aanvaardbaar. Brecht zelf heeft het stuk dan ook nooit laten spelen. Hierin wordt de geschiedenis van Hitler van 1929 tot de bezetting van Oostenrijk verplaatst naar de wereld van gangsters en kooplieden in Chicago. De doorzichtige ‘parabel’ is een irriterend verhaal geworden, slap en achteloos behandeld, getekend in zwart-wit en waarin de kapitalisten de schuld krijgen van alles. Aanleiding, achtergrond en zin van de gebeurtenissen ontbreken en zodoende ontstaat er niet meer dan een wat naïeve voorstelling van Hitler of Ui, hier als schurken van te klein formaat.
Zwart-wit tekening vinden wij ook volop in De Duivelshaan van Sean O'Casey. Het langdradige stuk bevat nauwelijks een verhaal, maar is een stroom van woorden met zang, symbolen, toverij en vervelende aanvallen op de katholieke Kerk. De opvoering was slap en onbezield; wat er aan poëzie in het stuk zit - de grootste kracht van O'Casey - kwam niet tot zijn recht. Een misgreep wederom, dit maal van Centrum.
Andere groots opgezette voorstellingen kunnen min of meer geslaagd worden genoemd. De Haagse Comedie opende het seizoen met Arme Bitos van Anouilh, een virtuoos stuk, dat nu, na de opschudding die het vijf jaar geleden in Parijs veroorzaakt heeft, blijkbaar door de schrijver voor het buitenland is vrijgegeven. Anouilh geeft hierin zijn nogal cynische kijk op collaboratie en zuivering. Ook zijn voorliefde voor verkleedpartijen wordt hier wederom duidelijk, want het stuk is een diner de têtes, waarbij de gasten zich de koppen hebben gegrimeerd van bekende personen uit de Franse revolutie. Bitos verschijnt als Robespierre, ‘l'incorruptible’, maar geheel in kostuum, wat een eerste vergissing van hem is. Bitos is van eenvoudige afkomst, heeft gestudeerd met een beurs, is eerzuchtig en knap, maar was nooit geaccepteerd door zijn medestudenten, die van adel waren of geld hadden. Hij is opgeklommen tot substituut-officier van justitie en heeft als zodanig veel werk gemaakt van de na-oorlogse zuivering. Hij meende eerlijk te zijn en van een onomkoopbare rechtvaardigheid, maar werd in werkelijkheid gedreven door ressentiment. Zijn vroegere schoolmakkers hebben hem voor het diner uitgenodigd om hem belachelijk te maken. Tenslotte gaat de grap te ver. Een van de gasten schiet met los kruit op Bitos. Deze valt flauw van schrik en blijkt zich zo in zijn historische rol te hebben ingeleefd, dat hij nu het leven van Robespierre doorleeft. Dit is het sterkste deel van het stuk.
| |
| |
Terecht rekent Anouilh het boeiende stuk tot zijn ‘pièces grinçantes’. Deze ‘komedie’ is bitter en grimmig. De pessimistische visie op de mens is hier bijna absoluut. Als politiek stuk is het werk echter van geen of weinig waarde, ofschoon in zoverre onpartijdig, dat Anouilh zijn spot gelijkelijk verdeeld over alle partijen; als karakterstudie is de waarde ook gering, maar het is knap geschreven en sterk dramatisch. Onder de voortreffelijke regie van Joris Diels werd een uitstekende opvoering gegeven in een sterke bezetting met Paul Steenbergen meesterlijk in de titelrol.
Voor de derde maal heeft de Haagse Comedie de prachtige voorstelling van Tsjechow's De Kersentuin onder regie van Peter Sjaroff op haar repertoire genomen, nu om Ida Wasserman te huldigen bij haar veertigjarig toneeljubileum. Een ere-avond moest zij zich laten welgevallen. Verdere huldiging wilde deze grote actrice niet.
Koning Oidipous van Sophokles is een der grootste tragedies ooit geschreven. Het stuk werkt als een schroef, eenvoudig in zijn middelen, met een tekst, waarin ongeveer geen woord voorkomt dat niet op de handeling betrekking heeft. Het vervult de toeschouwer met ontzag, voldoening en zelfs een gevoel van bevrijding en vreugde. Iokaste is bereid een wereld zonder zin te aanvaarden, Oidipous en Sophokles niet. De koning blijft zijn overtuiging en zichzelf trouw. Hij heeft de orde geschonden en de waarheid ontdekt. Hij erkent deze eeuwige en onwrikbare orde en hij aanvaardt de waarheid, vrijwillig en actief. Daarmee aanvaardt hij zijn verantwoordelijkheid. Dank zij de houding die Oidipous heeft aangenomen, is Thebe gered van de ondergang en blijft de grootheid van de koning bewaard. Onder regie van Ton Lutz kwam een voorstelling tot stand van gestileerde soberheid met de nadruk op de tekst, dus op het voornaamste. De titelrol werd indrukwekkend gespeeld door Max Croiset. Figuratie ontbrak. Het koor werd gezegd door twee spelers, op zichzelf misschien geen kwade oplossing, maar hier vrij zwak, vooral omdat zij bijna geheel toeschouwers werden en geen bevolking van Thebe die meespeelt en waarvan de belangen met Oidipous zijn verbonden.
Historische stukken zijn op het ogenblik in de mode zoals ook historische romans. Maar nu zonder opmaak en retoriek, met het streven de geschiedenis sober en trouw weer te geven en met oog voor wat daarin van blijvende waarde is. In Een man van alle tijden volgt Robert Bolt vrij trouw de historische gegevens, zodat zijn stuk iets van een ‘documentaire’ krijgt over de laatste levensjaren van Thomas More, een figuur, die blijft aanspreken en boeien. Hij wil zijn principes niet verloochenen, ook al kost het hem het leven en dus weigert hij de eed van trouw aan Hendrik VIII als hoofd van de kerk van Engeland. Bolt haalt echter het formaat niet dat deze figuur vereist. Het stuk blijft oppervlakkig en bloedarm in zijn verhalende vorm, een aaneenrijging van een aantal taferelen, meer leerrijk dan aangrijpend, enigszins gered doordat de feiten zelf belangrijk zijn. Het Rotterdams Toneel heeft een zorgvuldige en stijlvolle opvoering van dit stuk gegeven met de geestige en moedige kanselier, zeer sober gespeeld door Ton Lutz. Over betekenis en waarde van de rol van ‘de gewone man’ kan men twisten, maar zij is mede een bewijs dat de schrijver niet zo heel veel te zeggen heeft. Het geheel echter heeft een godsdienstige sfeer en een waardigheid, die wij tegenwoordig zelden op het toneel aantreffen.
Deze twee eigenschappen treffen wij ook aan in het merkwaardige en sympa- | |
| |
thieke De tiende Man van Paddy Chayefski. Het ritueel eist dat er minstens tien man aanwezig zijn voor de godsdienstoefening in een oude synagoge van een kleine gemeente van vooral Oost-Europese Joden. Om dit getal te bereiken moet de koster herhaaldelijk de straat op. Zo komt ook een cynisch jong advocaat, die alle geloof verloren heeft, bij het groepje terecht. Hij treft hier ook Evelyn aan, een jong meisje, dat haar ouders naar een psychiatrische inrichting willen laten brengen. Haar grootvader is er echter van overtuigd dat zij door een ‘Dybbuk’ bezeten is, de ziel van een afgestorvene die geen rust kan vinden omdat hem of haar onrecht is aangedaan en nu bezit neemt van het lichaam van een levende om recht te verwerven. De gemeente besluit deze Dybbuk uit te drijven, waartegen de advocaat zich heftig verzet. De uitzonderlijke plechtigheid heeft toch plaats en met een nogal verbazingwekkend gevolg. Voor zover te zien heeft het bezweringsritueel op het meisje geen uitwerking, maar de jongeman raakt zijn Dybbuk, zijn cynisme, kwijt. Hij bezwijkt voor het rotsvaste geloof van deze Joden, vooral Hirschmann en Evelyn. Samen met haar verlaat hij de synagoge. Dit abrupte slot is waarschijnlijk te oppervlakkig en misschien het hele verhaal wat goedkoop, maar de milieuschildering is voortreffelijk geslaagd met de zorgen en wijsheid van de gemeente, Joodse humor, plechtig ritueel, groot geloof en waardigheid in hun dienst van God. De sfeerrijke en piëteitvolle opvoering door Ensemble liet dit alles uitstekend tot zijn recht komen. Het stuk heeft veel succes en verdient dit ook.
Een voortreffelijke voorstelling met sterk spel in enige moeilijke rollen gaf Ensemble ook van Een Hoed vol Regen of Een Handvol Sneeuw van Michael V. Gazzo, waarin de lichamelijke, geestelijke en maatschappelijke ellende geschilderd wordt van de verslaving aan verdovende middelen. Een oud-soldaat Johnie Rope heeft deze verslaving overgehouden uit een ziekenhuisbehandeling. Zijn broer Rolo helpt hem uit verkeerd begrepen liefde met geld. Zijn huwelijk dreigt kapot te gaan, hij geraakt in de macht van een bende, die zijn behoefte exploiteert, totdat hij zijn vrouw alles bekent en bij haar de nodige liefde en kracht vindt. Hiertussendoor loopt nog ‘Pa’ Rope, die van de situatie weinig begrijpt en zijn twee zoons helemaal verkeerd beoordeelt. Het stuk mist eigenlijk elke diepgang, maar is op enige plaatsen vooral in de dialogen dramatisch sterk. Vooral de spelers hebben van de figuren van de schrijver mensen gemaakt.
Moeilijker, zelfs onmogelijk is deze opgave in Speelgoed op zolder van Lillian Hellman, een weinig verkwikkelijk verhaal over een aantal mislukte levens. De schrijfster wil waarschuwen tegen de ‘hebzucht in de liefde’. Als oud speelgoed op zolder zijn de illusies; deze gaan verloren en men moet er niet op latere leeftijd nog iets van verwachten. Twee ongetrouwde zusters zijn bijzonder bezorgd voor hun jongere broer Julian, die zij ook financieel steunen. Maar als hij tenslotte succes in zaken heeft, kunnen zij dit niet verwerken. Vooral de jongere zuster misgunt hem ook zijn vrouw, een onevenwichtig en soms hysterisch warhoofd. Zij brengt dit vrouwtje er toe Julian's succes in een mislukking te doen verkeren. Tussen deze gekunstelde karakters en abnormale mensen loopt ook nog de moeder van het kind-vrouwtje door. Zij houdt er een negervriend op na en heeft voor haar dochter alleen financiële betekenis. Het is gelukkig te constateren dat voor dit soort werk, waarvan Tennessee Williams het hoogtepunt vormt, de waardering steeds dalende is.
De moderichting van het Engelse toneel van deze tijd gaat van de salon naar de gootsteen. Zulk een ‘kitchen sink play’ is Bittere Honing van Shelagh De- | |
| |
laney, waarvan de Haagse Comedie een gevoelige opvoering met overtuigend spel heeft gegeven. Het opvallende is natuurlijk, dat dit rauwe en wrange stuk door een meisje van negentien jaar is geschreven. Een stuk menselijke ellende wordt hier geschilderd door een kind uit een arbeiderswijk. Het milieu is dan ook met zijn sentimentaliteit en grove humor goed getroffen, een goed stuk is het echter niet geworden. Een meisje wordt verwaarloosd door haar losbandige moeder, die zich afgeeft en voor een tijd trouwt met een rijke bruut. Zij zelf heeft een vluchtige verhouding met een neger, trekt daarna op met een student die door zijn homosexuele neigingen niet in staat is haar normaal te beminnen en verwacht tenslotte in eenzaamheid en wanhoop een kind. Melodramatisch worden hier uitersten getekend, zodat door de eenzijdigheid weinig werkelijk menselijks overblijft.
Echo van het verleden van Jack Pullman brengt het verhaal van een illegaal naar Amerika uitgeweken Nazi-concentratiekamparts, die daar met vrouw en kinderen een nieuw leven heeft opgebouwd. Door een toevallige ontmoeting wordt dit verleden ontmaskerd en zien de twee kinderen, wat hun vader, tegen wie zij hoog opkeken, in werkelijkheid vroeger geweest is. Het begin van het stuk is traag en onzeker. De onzekerheid blijft tot het einde toe, zodat men zonder te weten waarom onbevredigd blijft door de onhandigheid en tweeslachtigheid van het stuk. Maar er wordt een menselijk gezin getekend, wat melodramatisch, maar zo dat het een breed publiek boeit en ontroert. Vindt iemand de schuldvraag als bagatel behandeld, dan zal hij dit stuk niet kunnen apprecieren.
Een echo uit een ver verleden brengt Brieven van een Dichter, naar de novelle The Aspern Papers van Henry James door Michael Redgrave voor het toneel bewerkt. Dit is met meerdere romans van James niet zonder succes gebeurd, maar hier lijkt succes niet verzekerd. De ingrijpende veranderingen zijn niet zonder talent aangebracht, maar het werk blijft de indruk maken te zijn gewrongen in een vorm, waarin het niet past. Een letterkundige, hier Henry Jarvis genoemd, wil de volledige werken uitgeven van Jeffrey Aspern. Daarvoor moet hij ook brieven in handen zien te krijgen, die in het bezit zijn van Juliana Bordereau. Een aantal intriges worden daarom op touw gezet. Hij maakt ook het hof daartoe aan de nicht of dochter van mevrouw Bordereau, wat op een pijnlijke geschiedenis uitloopt. Tenslotte moet hij toch met lege handen vertrekken. In het onhandige geheel is vooral Henry Jarvis een kleurloze en ongeloofwaardige figuur gebleven. Het stuk is van weinig betekenis, maar brengt twee grote vrouwelijke speelrollen.
Een kleurloos stuk is ook Een vrije Dag van Leck Fischer, dat een simpel en wat bloedarm verhaal brengt van een ouder wordende moeder, die dertig jaar met liefde voor haar gezin heeft gezorgd. Zij voelt zich nu door haar man en kinderen verwaarloosd en in een plotselinge opwelling verlaat zij haar huis. In een café van haar geboortedorp vertelt zij een dienstmeisje jeugdherinneringen, ontmoet de man op wie zij vroeger verliefd is geweest en ziet in haar verbeelding wat er alzo in haar gezin is gebeurd. Dit geschiedde zonder kwade bedoelingen, maar het gezin beseft nu wat het aan haar mist. Na deze ‘vrije dag’ keert zij in haar gezin terug. Fischer behoort tot een groep Deense toneelschrijvers, die het eenvoudige leven van gewone mensen willen tekenen. Daartoe moeten zij deze in ongewone omstandigheden plaatsen om er toneel van te maken, maar in dit geval is er geen drama ontstaan. Het stuk was gekozen
| |
| |
opdat daarmee Magda Janssens haar zestigjarig toneeljubileum zou vieren en kwam daardoor op hoger plan. Zij gaf al haar warme menselijkheid, vitaliteit en levensvreugde aan deze moederrol.
Verkeerl Begin van Jan Staal is het enige Nederlandse toneelwerk, dat in dit overzicht kan worden genoemd. Alleen reeds hierom verdient de toneelgroep Studio onze waardering. Staal bouwt scènes en schrijft een goede dialoog, maar is nog niet sterk in karaktertekening en brengt een weinig overtuigende geschiedenis. Een jonge actrice met zeer beperkte gaven is haar leven en carrière verkeerd begonnen. De leider van een cabaret meent haar te kunnen misbruiken in ruil voor een plaats in zijn gezelschap. Zij ontmoet hier ook een jonge acteur, door wie zij de eerlijke liefde leert kennen, geholpen door de verstandige vrouw van de directeur en een oudere kleedster, die een rustpunt vormt in dit bewogen wereldje. Proloog en epiloog zijn een ongelukkig bedenksel. In de lofwaardige opvoering was vooral Liesbeth Struppert als het jonge cabaretmeisje een verrassing.
Blijven nog ter korte bespreking een aantal blijspelen. Een vroeger succes met een stuk van Regnard bewoog Centrum De universele Erfgenaam van deze schrijver op te voeren, die tot zijn ongeluk dikwijls naast Molière genoemd wordt. Hij is minder geestig en tekent geen karakters, maar hij is vermakelijk en vaardig in het bedenken van allerlei verwikkelingen. Beide schrijvers werken met dezelfde traditionele ingrediënten: een oude trouwlustige vrek, een verliefd paar, dat een erfenis niet versmaadt, een intrigerende mama, karikaturen van notarissen of apothekers en niet te vergeten de vindingrijke knecht en de brutale dienstmeid. Hun slimme streken helpen ook hier Eraste aan zijn bruid en erfenis, al wordt oorspronkelijk de eerste ook begeerd door de aan alle kwalen lijdende maar toch zeer vitale vrekkige oom. De klucht werd zo kluchtig mogelijk gespeeld.
Als bij Feydeau mijnheer op jacht gaat, weet iedereen wat hem als buit voor ogen staat. Met grote vakkennis en technisch vernuft construeert deze schrijver immers affaires over echtbreuk aan de lopende band. Bijna mechanisch zijn drie bedrijven lang dames en heren bezig elkaar in het geheim te ontmoeten zonder dat dit lukt. Er komt immers altijd iets tussen. Brieven, sleutels en hier ook broeken worden verwisseld, boodschappen komen terecht waar zij niet moeten zijn, de goede mensen lopen de verkeerde en de verkeerde de goede kamers binnen, want zich in deuren vergissen behoort tot de vaste gerechten op het menu, concierges, hotelbedienden, politieagenten, ooms of tantes en neven of nichten komen ertussen. Iedereen gedraagt zich idioot, terwijl de schrijver schijnbaar alles ernstig meent. Dit is grappig om te zien al vallen er geestiger dingen te bedenken dan radeloos rondrennende mannen in onderkleding. Deze klucht waarin de nonsens zo overweegt, dat bezwaren bijna van zelf verdwijnen, werd met veel vaart en vakkundig gespeeld.
Luchtvaartmaatschappijen kende Feydeau nog niet. Camoletti wel. Zodat in Boeing-Boeing Bernard er drie stewardessen als liefjes op na kan houden. Natuurlijk mogen deze elkaar niet ontmoeten. Daarom bestaan de wanden van zijn kamer vooral uit deuren. Even natuurlijk ontmoeten zij elkaar wel en wordt elk van hen aan een man geholpen, al telt het stuk maar twee mannenrollen. Geestig was het nauwelijks, maar wel heel amusant, zoals ook de reacties van het goedgestemde publiek bewezen.
| |
| |
Naast zijn Marius-trilogie is vooral Mijnheer Topaze van Pagnol bekend geworden. Dit stuk over de brave en doodeerlijke leraar, die de mensen en hun praktijken leert kennen en dan spoedig bewijst dat zij maar stumpers zijn in het bedriegen en oplichten in vergelijking met wat hij op dit gebied kan presteren, doet wat verouderd aan. De spelers moeten duidelijk hun best doen het publiek mee te krijgen. Bij vele van de toeschouwers gelukt hun dit ook, vooral aan Hans Tiemeyer, die de titelrol speelt.
De salon- en society-komedies van Somerset Maugham blijven blijkbaar in trek. In Victoria zit de hoofdheldin spoedig met twee mannen en gaat een derde met de door de anderen niet begeerde buit strijken. Helaas gebeurt dit in een stuk, dat duidelijk een dalende lijn vertoont. Dit is ook het geval met Caroline, die eerst met één, spoedig met geen man zit, daardoor bereikbaar wordt en met deze bereikbaarheid haar begerenswaardigheid verliest. Beide opvoeringen waren succesvol.
In Ingeborg geeft de verleden jaar overleden Duits-Zwitsersche schrijver Curt Goetz een speelse en charmante variant op de oude driehoeksverhouding, die hier volkomen spel blijft. De dialoog is elegant, de situatie geestig met nog een variant op de Cyrano-Christian-Roxane-verhouding ook, de geest blijmoedig. De aardige voorstelling met plezierige vertolkingen heeft groot succes.
Dit kan men moeilijk toewensen aan Tennessee Williams' Kwestie van aanpassen. Ook nu hij een komedie probeert te schrijven zijn huwelijk en liefde voor hem alleen sexualiteit in de beperkte zin van dit woord, zowel voor het pas getrouwde paar als voor de vriend, bij wie zij belanden en wiens vrouw hem net heeft verlaten. Williams beschouwt de wereld als een grote kliniek en volgt verder een niet al te geleerd handboek over psychoanalyse. Zoals gewoonlijk doet hij ook hier aan een allervervelendste symboliek. Zijn de eerste twee bedrijven nog aardig, dank zij ook het uitstekend spel, het derde is grof, schunnig en van laag allooi. Ook dit stuk is een misgreep van het Rotterdams Toneel.
De stukken van de in 1910 in Egypte uit Libanese ouders geboren Georges Schehadé vertonen een melancholische inslag. De mensen komen en verdwijnen als droombeelden en schaduwen op zoek naar een verloren paradijs, dat zij niet kunnen terugvinden. Zijn stukken met hun korte scènes, abrupte dialogen, symboliek, typen in plaats van mensen en uitspraken die diepzinnig moeten lijken, zijn dramatisch onrijp, waarschijnlijk kinderlijk bedoeld, maar dikwijls kinderachtig geworden. In De Zeereis beleeft een jonge bediende uit een knopenwinkel in Bristol uit het midden van de vorige eeuw, die onweerstaanbaar naar zee wordt getrokken, zijn grote desillusie in een avontuur op de rand van droom en werkelijkheid. Daarna keert hij terug in de knopenwinkel, waar hem met de liefde van een eenvoudig, innemend winkelmeisje een bereikbaar geluk wacht. Onder de bewonderenswaardige en zeer levendige regie van Erik Vos kwam een voorstelling tot stand, waarin de bezetting als geheel een hecht ensemble bleek.
Geheel en al onmachtig zijn ideeën uit te drukken is René de Obaldia in Jenuzië. In dit verhaal van een dichter, die een beeldschone vrouw ontmoet uit het verre Jenuzië, op haar verliefd wordt en in een droom van een paar seconden een reeks avonturen beleeft, die misschien wel eens werkelijkheid kunnen worden, ontbreekt de tekst. Dan is een goed stuk onmogelijk en krijgen de spelers geen kans.
Thrillers tenslotte brachten Centrum met Acht Vrouwen van Robert Thomas en de Haagse Comedie met Het Prieel van Alec Coppel. De eerste, een ‘comé- | |
| |
die meurtre’, is een wat geforceerd en soms weinig fijnzinnig geval van de schrijver, die met Valstrik voor een Man alleen veel succes heeft geoogst. Acht vrouwen zitten met het lijk van een vermoorde man, respectievelijk hun echtgenoot, vader, broer, minnaar en meester. Het landhuis kan geen enkel contact krijgen met de buitenwereld. Een van hen moet de moord hebben begaan. Vandaar wederzijdse en groeiende achterdocht bij de in leeftijd en karakter zeer uiteenlopende vrouwen, over wie ook heel wat minder stichtelijke feiten uit het verleden aan het licht komen. De ongetwijfeld opgewekte spanning wordt door humoristische opmerkingen onderbroken. Listig houdt de schrijver een wezenlijk gegeven tot het einde verborgen en vindt aldus een verrassend slot, dat men echter daarom geen oplossing of ontknoping mag noemen.
Het Prieel is een dwaas geval vol verwarringen, waarin een schrijver van detectivestukken geraakt, als hij zelf in een moordgeschiedenis terecht komt. Bob de Lange als middelpunt van het niet te sterke stuk maakt het tot een pleizierige opvoering, omdat hij vrijelijk zijn gang kan gaan en dit doet op de hem eigen onnavolgbare manier.
Hoogtepunten heeft het toneelseizoen tot dusver nog niet veel gebracht. De Haagse Comedie is waarschijnlijk ons enige gezelschap, dat werkelijk voor zijn standplaats een vrij grote betekenis heeft. Zij handhaaft zich ook als een homogeen ensemble. De Nederlandse Comedie zal de lichte ontevredenheid van de Amsterdamse gemeenteraad over haar prestaties nog niet hebben weggenomen. Een vaste lijn is in Rotterdam niet te ontdekken en Theater was dit seizoen tot dusver niet erg gelukkig. Centrum verricht op een misgreep na zijn taak goed en Ensemble had verdiend succes met enige stukken die reeds meer dan vijftig opvoeringen hebben beleefd. Een aantal verschuivingen zal wel volgen op het overgaan van de directie van Theater naar Rotterdam. Met de steeds dringender wens van de Nederlandse en Haagse Comedie om enkelvoudig te spelen, begint men meer rekening te houden. Ook dit zou een aantal verschuivingen tot gevolg kunnen hebben. Interessant is de vraag, wat b.v. het laatste gezelschap dit seizoen zou hebben gespeeld als het niet had behoeven te doubleren. Dezelfde vijf stukken, die het nu heeft gebracht? En zo niet, welke daarvan dan wel?
|
|