| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Molenaar, M.-M.S.C., Claude en Marguerite, Paul Brand, Hilversum, 1961, 159 pp., f 7,90.
In dit fijnzinnige werkje heeft Pater Molenaar intelligent en smaakvol de relaties tussen de zalige Claude de la Colombière en de H. Marguerite Marie Alacoque beschreven. De ondertitel ‘hun gemeenschappelijke taak in de Kerk’ duidt op de destijds nieuwe devotie tot het Hart van Jezus Christus. De schrijver bepaalt zich tot de periode van de onderlinge betrekkingen der beiden en hij doet dit op een zo begrijpende en indringende wijze, dat het boek leest als een boeiend verhaal. Het is een model van zieleleiding, bescheiden, voorzichtig en toch krachtig, volstrekt geestelijk en eerbiedig, wat hier de lezers geboden wordt in de relaties tussen Claude en Marguerite.
J. van Heugten
| |
Thilo, Hans-Joachim, Overwinning van tweespalt. Toepassing der pastorale psychologie. - G.F. Callenbach, Nijkerk, 1961, 184 pp., f 12,90.
De schr. van dit oorspronkelijk in het Duits verschenen werk, predikant bij de Lutherse gemeente te Genève, geeft een overzicht van allerlei kwesties, die zich op het terrein van de pastorale psychologie voordoen. Ofschoon het zijn uitdrukkelijke bedoeling is zielzorg en psychologie niet te vermengen, lopen in zijn werk theologische en psychologische beschouwingen zo gemakkelijk in elkaar over, dat verwarring moeilijk te vermijden is. Het is een uiterst sympathiek boek, getuigend van het geloof en de liefde waarvan deze Lutheraanse predikant bezield is, maar wetenschappelijk stelt het teleur. Overigens een werk, dat in katholieke kringen buiten de pastoraaltheologen van beroep niet veel aandacht zal trekken.
A. van Kol
| |
Galot, Jean, Het Hart van Maria. - Desclée De Brouwer, Brugge-Parijs, 1960, 290 pp., ing. Fr. 96, geb. 120.
Een haast vlekkeloze, ofschoon niet genoeg aan het oorspronkelijke Frans ontworstelde vertaling van een werk, dat de warmste aanbeveling verdient. Het is een der allermooiste Maria-boeken die wij kennen, de vrucht evenzeer van innige overweging als van degelijke theologische kennis.
F. de Graeve
| |
Roy, Hubert van, s.j., Mariagebeden. - Uitgeverij De Vroente, Kasterlee - Desclée De Brouwer, Breda, 1961, 147 pp.
In een keurige uitgave een vrome, hartelijke en zeer verscheiden verzameling Maria-gebeden uit verschillende tijden en verschillende volkeren. Een inleidend hoofdstukje beschrijft hoe de religieuze dynamiek vanaf de eerste eeuwen wezenlijk mariaal is geweest en juist daarom christologisch. Warm aanbevolen.
H. Delva
| |
Küng, Hans, Concilie en hereniging. Hernieuwing als oproep tot eenheid. - P. Brandt N.V., Hilversum, z.j. (1961), 162 blz., f 6,90.
De redactie van ‘Oecumene’ heeft met de vertaling van Küngs boek ons een grote dienst bewezen. Het komende Concilie immers gaat ons allen aan. Wij kunnen niet beter doen dan ons in de meest wezenlijke opgave van dit Concilie verdiepen. Küng is daarbij een uitstekend leidsman. Over de inhoud van dit boek zie onze bespreking van het Duitse origineel in Streven dl. 14/1 (januari 1961) p. 393.
S. Trooster
| |
Messner, J., De Wijnpers Gods, uit het Duits door B.J. Hageman, uitg. De Vroente, Kasterlee, 19 s.a., p. 123, 45 Fr.
Johannes Messner, de auteur van lijvige boekdelen als Das Naturrecht of Kulturethik, biedt ons hier een klein boekje over het lijden: de wijnpers Gods, die we met Christus moeten treden. Dit dertigtal korte overwegingen wil geen oplossing bieden voor dit eeuwige probleem. Ze willen ons veeleer helpen de christelijke zin te ontwaren in het noodzakelijke lijden en de onvermijdelijke tegenslag in elk leven, leren ontdekken dat ook in het lijden een geheim van goddelijke uitverkiezing schuilt. De beminnende God zoekt ons op in een duistere wolk.
J. Vercruysse
| |
Rudolf, K., Die Kirche und die Mächte der Welt. - Seelsorger-Verlag, Herder, Wenen, 1961, 172 pp., ing. D.M. 7.50.
Het thema van de jaarlijkse kerstont-moeting der Oostenrijkse zielzorgers was in 1960 de houding van de Kerk tegenover de machten van de wereld. Vooral de toespraak van kardinaal König (waarnaar de titel van de bundel) treft door diepte en directheid. De perspec- | |
| |
tieven van Fr. Greiner over samenwerking inzake internationale hulp zijn het overwegen waard (Der Hunger und der Ueberfluss). Lucied en degelijk is de bijdrage van Mgr. Messner over Der Staat. Verder vindt men in deze bundel een aantal bijdragen van vrij ongelijke waarde.
J. Kerkhofs
| |
Danielou, Jean, Approches du Christ. - Grasset, Paris, 1960, 253 pp., N.F. 8,10.
Kenners van Daniélou zullen hier heel wat vertrouwde motieven uit vroeger verschenen werken van de auteur herkennen: Dieu et Nous, waarop onderhavig boekje a.h.w. een vervolg is, Le Mystère du Salut des Nations, Le Signe du Temple, Essay sur le Mystère de l'Histoire, enz. De schrijver zelf noemt trouwens dit boek een soort Summa: het was zijn uitgesproken bedoeling, de Persoon Christus, het Woord Gods, te benaderen vanuit een standpunt dat de historische, exegetische, bijbel-theologische, dogmatische en spiritualistische gezichtshoeken in een soort synthetische visie zou verenigen. Onvermijdelijk moest dergelijk panoramatische beeld hier en daar al te schematisch blijven, maar met zijn bekende veelzijdigheid is Daniélou ook hier een boeiende en het persoonlijk denken stimulerende gids.
F. de Graeve
| |
Torrell O.P., J.P., La théologie de l'Episcopat au premier Concile du Vatican, Coll. ‘Unam Sanctam’, Paris, 1961, 334 pp., 22.50 N.F.
Dit werk is een thesis aan de Theologische Faculteit O.P. van Le Saulchoir verdedigd. Ze werd door de Paters S. Hamer en A. Duval goedgekeurd. De titel duidt meer op haar actueel belang dan op haar volledige inhoud. Schr. geeft in feite een commentaar op de dogmatische Constitutie ‘Pastor aeternus’ van het eerste Vaticaanse Concilie waarbij het primaatschap en de onfeilbaarheid van de Paus gedefinieerd werden. Dat bij de redactie en de bespreking van dit document heel wat over de bisschoppelijke macht gezegd werd, is reeds lang bekend. De pauselijke macht is trouwens een episcopale of herderlijke macht en de studie van haar bevoegdheden werpt een scherper licht op de theologie van het episcopaat in de Kerk. Vele documenten die betrekking hebben op dit conciliair debat werden in de Collectio Lacensis en in de uitgave van J.B. Mansi uitgegeven. Maar het Vaticaans archief voor die periode blijft nog steeds gesloten. Enkele particuliere archieven werden reeds onderzocht. Men kan dus nog geen definitief onderzoek over de historische feiten instellen. Daar Schrijver het heeft over het episcopaat, betreuren we dat hij noch de besprekingen over de rechten van de titulaire bisschoppen in de voorbereidende Commissie van het Concilie noch de brief van de Duitse bisschoppen over de bisschoppelijke macht in zijn werk heeft opgenomen. Ze zouden zijn studie verrijkt hebben. Hetzelfde moet gezegd worden van andere recente studies die zelden verwijzen naar die documenten en naar de Encycliek Satis Cognitum van Leo XIII die zo duidelijk de episcopale macht bespreekt.
J. Beyer
| |
Meinhold, P., Der evangelische Christ und das Konzil (Herder-Bücherei). - Herder, Freiburg, 1961, 140 pp., D.M. 2.40.
Na verschillende belangrijke katholieke publikaties over het Concilie publiceert de Herder-Bücherei nu ook vijf studies van een vooraanstaande evangelische theoloog, professor te Kiel. Wensen en vragen van de gelovige Duitse protestant worden openhartig meegedeeld. Een onderzoek naar de opvattingen van Luther over ecclesiologie en Concilie is vol begrip, maar o.i. toch te optimistisch in interpretatie, zoals ook de katholieke inleider, A. Brandenburg van het J.A. Moehler-Institut, opmerkt. Hierop volgen twee studies over het Concilie ten tijde van de Reformatie en over de betekenis van de wereldkerkenconferentie te New-Delhi in het licht van het tweede Vaticaans Concilie. Het geheel wordt besloten met de tekst van een toespraak die Meinhold hield voor Radio Vaticana. Als katholiek moet men Meinhold en Herder danken voor deze bijdrage op de weg naar de ontmoeting.
J. Kerkhofs
| |
Winninger, Paul, Langues vivantes et liturgie (Collection ‘Rencontres’, 59). - Ed. du Cerf, Parijs, 1961, 250 pp., N.F. 6,90.
Aan de voorbereiding van het Algemeen Concilie werken niet alleen speciale commissies, maar ook alle publicisten die de wereldopinie voorlichten. Zonder enige officiële opdracht heeft P. Winninger, filosofie-professor in het bisdom Straatsburg, het probleem der volkstaal in de liturgie aangevat. Zijn bedoeling is klaarheid te brengen in het warnet van deze ingewikkelde kwestie, die door hevige pole- | |
| |
mieken werd vergiftigd. Dat hij voorstander is van een ruim gebruik van de volkstaal in de liturgie, blijkt vanaf het begin. Toch is dit geen verweerschrift geworden, maar wel een fundamentele studie, die steunt op alle gegevens van theologie, geschiedenis en kerkelijk recht. Hoewel S. in de loop van zijn uiteenzetting zich soms gestoord voelt door onbegrip aan de andere kant, blijft zijn betoog objectief: in zijn eisen tot vernieuwing en aanpassing weet hij de noodzaak te aanvaarden van een timing en planning. Het is een open dialoog geworden, om de onhoudbaarheid van sommige gevestigde stellingen aan te tonen, en de eisen van deze vernieuwing te plaatsen in een vernieuwd Kerkbesef van een nieuwe tijd. Het langst werd uitgeweid over de waarde van het latijn als teken van eenheid en catholiciteit: daar schijnen wel de meeste vooroordelen te zitten. Maar de pastorele bekommernis van de moderne zielzorger breekt toch overal door: gebruik van de volkstaal in de liturgie is een noodzaak geworden in de moderne geloofsverkondiging.
J. Vanneste
| |
Schamoni, W., Ordonner diacres des pères de famille (Présence chrétienne). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1961, 156 pp., ing. F. 57.
Dit boek werd in 1953 uitgegeven. De Franse vertaling komt nu eindelijk van de pers en zal graag, na de vele literatuur over het diaconaat, ter lezing genomen worden om de helderheid en de moed waarmee Sch. het probleem realistisch beschrijft en er een voorzichtige oplossing voor tracht te vinden. Het diaconaat van getrouwde mannen stuit op het nu sinds eeuwen opgelegde celibaat aan de clerici die de hogere wijdingen ontvangen. Dit belet niet dat de toestand in de primitieve kerk verschillend was en dat het Oosten nu nog gehuwde priesters en diakens kent. Oecumenisch zou de Oosterse kerk in het aanstellen van gehuwde diakens door de Latijnse kerk een waarborg voor het behoud van haar eigen kerkrecht zien; het zou bijzonder in Zuid-Amerika, in de missielanden en ni diaspora-gebieden de gelegenheid bieden om op zondag in een gebedswake of woorddienst de H. communie uit te delen; de mogelijkheid ook om stervenden bij te staan, hen de H. Teerspijs te geven. De overgang naar de katholieke Kerk van kerkbedienaars uit een andere confessie zou vergemakkelijkt worden, zelfs hun eventuele priesterwijding (wat Pius XII reeds in verschillende gevallen toestond); het zou dus volgens Sch. heel wat voordelen bieden, waarover voornamelijk missiebisschoppen het meer en meer eens worden.
J. Beyer
| |
Danielou, J., en vorgrimler, H., Sentire Ecclesiam. - Herder, Freiburg, 1961, 828 pp., D.M. 39,80.
Ter gelegenheid van de 60ste verjaardag van Hugo Rahner s.j. (Innsbruck), patristicus en uitnemend kenner van de Ignatiaanse spiritualiteit, heeft een keur van ecclesiologen uit het Duitse en Franse taalgebied een ongemeen rijk huldeboek samengesteld. In 25 bijdragen wordt nagegaan wat de Kerk in de spiritualiteit betekend heeft voor grote persoonlijkheden (Pachomius, Augustinus, Benedictus, Franciscus, Ignatius, Canisius, Pascal, Sailer, Möhler, Newman) en voor gehele tijdperken (o.m. de bijbelse voorbereiding, de primitieve Kerk, de Latijnse kerkvaders, de Spaanse mystiek, de orthodoxie en een degelijke bijdrage van R. Aubert over de 19de eeuw, waarbij hij zijn hoofdstuk in l'Ecclésiologie au XIX siècle verder uitwerkt). Twee krachtige schetsen van H.U. von Balthasar (Kirchenerfassung dieser Zeit, tegelijk gepubliceerd in zijn Sponsa Verbi) en K. Rahner (Dogmatische Randbemerkungen zur Kirchenfrömmikeit) slaan de brug van het verleden naar het heden. Een volledig repertorium van de werken van H. Rahner voltooit deze bundel, die het gewone karakter van een Festschrift door opzet en waarde der bijdragen ver overtreft.
J. Kerkhofs
| |
Streicher, F., Des Evangelium nach Matthäus, Markus, Lukas, Johannes. - Herder, Freiburg, 1961, 384 pp., geb. D.M. 24.
Van literair standpunt nogal conservatief, en met een tot het minimum herleid aantal verklarende aantekeningen, moet deze nieuwe Evangelie-vertaling het vooral hebben van de originele en zeer verzorgde presentatie. In plaats van de gewone indeling in ‘verzen’, die van de zestiende eeuw dateert, greep Pater Streicher terug naar de oude ‘colometrische’ indeling in ritmisch en semantisch verantwoorde zinsneden, die als vanzelf tot een meditatieve en biddende lezing stemt. De woorden van Jesus zelf worden aan de bijzondere aandacht van de lezer opgedrongen door hun weergave in discrete, bruinrode drukinkt. Daar deze vertaling uit het oorspronkelijke Grieks ‘veeleer de vroomheid dan de weten- | |
| |
schap wil dienen’, en speciaal is afgestemd op het gebruik in familie- of vriendenkring, richt zij zich uiteraard tot een Duits-sprekend publiek.
F. de Graeve
| |
Rande, Vincent de Paul, Dieu, notre Père. - Edit du Cerf, Parijs, 1961, 224 pp. N.F. 5,40.
Dit boekje bevat de vastenpreken die de schrijver in 1960 in Montréal heeft gehouden. Men zou ze kunnen noemen: een reeks standpunten van waaruit onze verhouding tot God kan worden bekeken. Al gaat het hierbij over enkele wezenstrekken, ja over de kern van onze godsdienst, toch is de waarde van de beschouwingen verschillend van preek tot preek, soms van bladzijde tot bladzijde. Het is jammer dat de schrijver de gelegenheid niet heeft gehad om zijn materiaal te schiften en het beste daaruit tot een paar goed doordachte artikelen te bewerken. Maar ook nu nog zal de lezer, vooral dank zij de vele schriftteksten, die meestal op zeer sprekende wijze benut worden, er onvervalst voedsel voor zijn vroomheid in vinden, ook al wordt zijn aandacht niet overal even sterk geboeid.
L. Geysels
| |
Gründler, Johannes, Lexikon der christlichen Kirchen und Sekten, 2 dln. - Herder, Wien, 1961, pp. XXIII/1380 col. en 221 pp., geb. 78 D.M.
Als tweede doel beoogt het komende XXIste algemene Concilie de hereniging met de andere christelijke kerkgemeenschappen te bevorderen. Naast theologisch juiste kennis en wederzijds begrip, is nauwkeurige informatie onontbeerlijk om met realiteitszin een maximum aan doelmatigheid te bereiken. Dit nieuwe Herder-lexicon is hier een veilige gids, waardoor de behoefte aan eenheid en de moeilijkheden die in de weg staan scherp verduidelijkt worden. Naast de behandeling der katholieke Kerk (afd. 1) worden meer dan 2.600 verscheidene christelijke kerkgemeenschappen en sekten beschreven (afd. 2). Voor ieder worden aangegeven de hoofdzetel, een korte geschiedenis, een degelijke samenvatting van de doctrine, de structuur en de vorm van lidmaatschap van tussenkerkelijke organisaties. Naar de graad van belangrijkheid is de voorstelling uitvoeriger; zo bijv. vindt men een algemeen artikel over de Anglikanen en een tiental trefwoorden over de verschillende Anglikaanse kerken, waaronder ook de Church of England (met vermelding van de aangesloten overzeese kerken en al de religieuze congregaties die er in Engeland van afhangen). Een globaal artikel over de Evangelische Kirche in Deutschland en tientallen artikelen over de afzonderlijke aangesloten kerken geven in weinige gedrongen bladzijden een ongemeen rijke informatie. Ook de voornaamste reeds uitgestorven kerken van de eerste eeuwen der christenheid (bijv. de Donatisten, Novatianen, Arianen, enz.) of van de Reformatietijd (als de Alte Friesen e.a.) worden kort beschreven. Alle beschikbaar statistisch materiaal (ledental, personeel, nederzettingen, enz.) per kerkgemeenschap of secte wordt in een derde afdeling verzameld, terwijl in afd. 4 een poging ondernomen wordt om de behandelde religieuze groepen systematisch te rangschikken in grotere gehelen op basis van doctrine en lidmaatschap van tussenkerkelijke organisaties. Een uitvoerig register voltooit dit uitstekend verzorgde en in zijn
genre unieke lexicon, vrucht van 12 jaar internationaal opsporingswerk.
J. Kerkhofs
| |
Tissot, Joseph (Ed.), The Interior Life. - Burns and Oates, London, 1961, 398 pp., 21 sh.
De volledige titel van dit boek luidt: the interior life, simplified and reduced to its fundamental principle. Het is het werk van een Karthuizermonnik, Dom Pollien, die het manuscript Père Tissot ter hand stelde: deze publiceerde het in 1894. We vermelden met opzet de volledige titel, omdat de auteur ons zelf waarschuwt geen uiteenzetting te verwachten van het innerlijk leven in al zijn volheid en rijkdom. Hij beperkt zich tot een zeer gedetailleerde verhandeling van het fundament van alle geestelijk leven, het Schepper en Heer zijn van God en de onmiddellijke consequenties hiervan. Het boek doet ons door zijn schematische indeling en misschien al te grote overzichtelijkheid ouderwets aan: men krijgt te weinig de indruk dat het gaat om innerlijk leven. Toch is het boek een mijn van wijsheid, geestelijk inzicht en gezond verstand, en blijft, met de hierboven vermelde beperktheid van opzet, toch zeer waardevol.
W. Peters
| |
Pickering, W.S.F. (Ed.), Anglican-Methodist Relations. - Darton, Longman and Todd, London, 1961, 188 pp., 18 sh.
Het gesprek tussen Anglikanen en Methodisten heeft in de afgelopen dertig jaren zo goed als geen resultaat opgeleverd. Het achttal in dit boek bijeengebrachte
| |
| |
referaten, voor het merendeel van de hand van Methodisten, beweegt zich niet op het terrein van theologische verschillen, maar beperkt zich voornamelijk tot de innerlijke structuur van beide kerkgenootschappen, vooral in historische ontwikkeling gezien. De verzameling lijkt ons vooral leerzaam als een duidelijke, hier en daar zelfs felle, apologie voor het methodisme.
W. Peters
| |
Sanctus, Augustinus, Six traités anti-manichéens (oeuvres, 17). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1961, 830 pp., geb. F. 300.
Hier worden zes anti-manicheïsche werken van Augustinus aangeboden: drie traktaten, twee debatten, een brief. De tekst is die van de Maurijnen. Hij is vergezeld van een waardevolle vertaling, van accurate inleidingen en nota's. Uiteraard zullen zich vooral specialisten voor deze teksten interesseren. Maar verder toch ook velen onder hen die begaan zijn met het probleem van het kwaad in de wereld waaraan het manichéisme, samen met andere vormen van gnose, een oplossing heeft willen geven welke Augustinus zelf tien jaar lang heeft aangehangen.
R. Leys
| |
Mellor, Alec, Nos frères séparés, les francs-maçons. Mame, Parijs, 1961, 343 blz.
Historisch goed gedocumenteerd, zal dit boek alle katholieken boeien door het probleem dat het stelt: hoe kan de vrijmetselarij opnieuw contact met de Kerk krijgen? Hoe is een verzoening en een terugkeer mogelijk? Sinds Pater Riquet door de Loge van Laval uitgenodigd werd om er over het bestaan van God te spreken, is in Frankrijk het probleem aan de orde van de dag.
J. Beyer
| |
Heiler, Friedrich, Erscheinungsformen und Wesen der Religion. - W. Kohlhammer Verlag, Stuttgart, 1961, 605 pp., f 39, -. Imp.: Meulenhoff, Amsterdam.
Dit boek is het eerste deel van een veeldelige uitgave over Die Religionen der Menschheit. Het werd na jarenlange studie geschreven door de Marburgse professor, Friedrich Heiler, bekend door zijn streven de Lutherse kerk enigszins te ‘katholiseren’. Het is een fenomenologie van de godsdienst, waarbij de overvloed van religieuze verschijningsvormen gezien en getoond wordt onder het gezichtspunt van de kategorie van het Heilige, het Heilige voorwerp, de Heilige plaats, de Heilige tijd, het Heilige getal, de Heilige handeling, het Heilige woord, het Heilige geschrift, de Heilige mens, de Heilige gemeenschap. De aan deze verschijningsvormen ten grondslag liggende voorstellingen worden onthuld, God, schepping, openbaring, verlossing en voltooiing. Het wezen der religie wordt bepaald als een in aanbidding en offer zich voltrekkende omgang met het Heilige, waarbij dit Heilige zowel in de primitieve als in de hogere godsdiensten als bovenpersoonlijk verschijnt. De schrijver maakte een grote reis door Indië en Oost-Azië ter voorbereiding van zijn werk ‘Religion ist nicht Philosophie, nicht Weltanschauung, nicht Theologie, sondern Umgang mit dem Heiligen’. Een merkwaardig boek van onvoorstelbare geleerdheid.
P. v. Alkemade
| |
Visser 't Hoofd, Dr. W.A., Tot eenheid geroepen. - G.F. Callenbach N.V., Nijkerk, z.j. (1961), 112 blz., f 5,90.
De voorzitter zelf van de Wereldraad der Kerken geeft een theologische fundering van de oecumenische beweging, zoals die in meergenoemde Wereldraad vorm heeft gekregen. De reeds bestaande eenheid tussen de (protestantse en orthodoxe) kerken maakt het mogelijk dat de Wereldraad een kanaal is voor het gezamenlijk getuigenis en handelen der Kerken in die dingen waarin zij tot een gemeenschappelijk inzicht zijn gekomen. Daarmee is het nog geenszins tot een ‘Wereldkerk’ gekomen; neen, men moet alles nog zien als een voorbijgaande fase van de reis uit de verdeeldheid naar de eenheid. De oecumenische taak is: samen voorwaarts gaan door gemeenschappelijk antwoord te geven op de ene roeping, die bestaat in de vervulling van de zending die Christus aan zijn Kerk heeft toevertrouwd. Deze roeping der Kerk kan vooral in drie punten worden samengevat: roeping tot getuigen, tot dienst, tot gemeenschap in Christus. In drie opeenvolgende hoofdstukken wordt vervolgens het schriftuurlijk fundament van deze drie aspecten der ene roeping der Kerk uiteengezet; waarbij dan steeds conclusies worden getrokken voor het oecumenisch werk dat onder leiding van de Wereldraad verricht wordt of nog zou moeten ondernomen worden. Het belang van dit boekje is vooral gelegen in het feit dat wij door een insider van de eerste rang worden ingelicht over het streven van de Wereldraad. De inhoud zelf van dit streven lijkt ons, hoewel sympathiek,
| |
| |
nog bijzonder ijl. Ook de bestudering van de Schrift-teksten, waarop in dit werkje dit streven gebaseerd wordt, is te vluchtig; zodat lang niet alle aspecten, in deze teksten ingesloten, tot haar recht komen. Mogelijk pleit het voor de realistische instelling van schr., dat hij niet wil vooruitlopen op de werkelijke reeds bereikte eenheid der Kerken.
S. Trooster
| |
Literatuur
Matti, Anny en spekking, Wim, Vingerafdrukken van God. Jungle-roman. Nederlands Boekhuis. Tilburg, 278 pp., f 8,90.
Dit is een merkwaardig goede roman, een voortreffelijk product van intelligentie en verbeelding. Er zijn slechts twee dingen die mij minder bevredigen, de wat bedenkelijke, niet geheel aanvaardbare verhouding van zuster Joan tot Krausen en het te romantische avontuur op het einde. De rest is uitstekend, Krausen, de outlaw en verstotene, de familie Hendriks, de twee zusters, Tijssen, Satray etc. Niet alleen zijn het mensen van vlees en bloed, die hier optreden, doch ook levensgevoel en sfeer in een eenzame negorij zijn met vaste en betrouwbare hand beschreven. Het is een katholieke nederzetting, dit Krota met zijn Papoea-hutten, doch dit doet hier volkomen natuurlijk aan. Krausen, wiens einde aan de whisky-priester van Graham Greene herinnert, is een Graham Greene-type. Ook in zijn rauwheid is het boek Graham Greene-achtig; het is geen kostschool-lectuur.
J. van Heugten
| |
Jonckheere, K., Poëzie is overal: van Bijbel tot Eskimo. - S.M. Ontwikkeling, Antwerpen, 1960, 171 blz.
Ofschoon de auteur in zijn inleiding beweert dat hij geen pleidooi voor de poëzie wil houden, niet voor de dichtkunst en nog minder voor de dichter, vergeet hij toch gaandeweg zijn voornemen en vermeit zich - eens te meer - in zijn geliefkoosd thema. Dat hij naast schrandere dingen ook prietepraat verkoopt konden we reeds opmaken uit zijn essay ‘De poëziemuur doorbreken’ (1958). Op het einde geeft hij zeven overwegingen (argumenten) om de ‘massa’ aan te zetten gedichten te lezen. Deze overwegingen worden dan uitgewerkt in een aantal, meestal vertaalde gedichten uit alle mogelijke landen en tijden van de wereld. Alles bij elkaar toch lezenswaard.
L. v.d. Broek
| |
Wal, van der, Libbe, Waarheid wint. Roman. Leopold. Den Haag, 1961, 224 pp., f 8.90.
De auteur van deze roman, classicus en filosoof, heeft meerdere boeken op zijn naam staan. Hij schrijft doordacht en intelligent en cultiveert een humanisme, vol welwillende humor. In ‘Waarheid wint’ voert hij een dominee op, die zijn geloof verliest, zijn kerkelijke functie neerlegt en ten slotte in een reclamezaak verzeild raakt, die een ironisch bedoeld stuk als ernst publiceert, waardoor hij op slag beroemd wordt. Slechts een klassiek gevormd, de dingen glimlachend beschouwend filosoof kan zulk een boek schrijven.
J. van Heugten
| |
Daisne, J., De nacht komt gauw genoeg. Gedichten. - Desclée De Brouwer, N.V., Brugge, 1961, 128 blz., 75 Fr.
We kennen reeds lang de veelzijdigheid waarmede J. Daisne ons telkens opnieuw verrast, en niet het minst met deze dichtbundel. Wars van alle zielsgetormenteerdheid en levensontluistering klinkt hier een bijna argeloze verliefdheid op het leven, maar met de spelende ernst van een kind. Zijn poëzie is er dan ook een van oorspronkelijke charme en vertoont niets van het hedendaags al te vaak duister experimenteel woordgekonkel. Maar achter die eenvoudige charme trilt vaak zuivere poëzie ‘brokstuk in mijn bange keel / galsteen van mijn smart / diamant van 't hart’. Dat af en toe de verzenvirtuoos het wint van de dichter mogen we niet al te kwalijk nemen.
L. v.d. Broek
| |
Lembourn, Hans Jörgen, Eens komt de dag. Vert. Leopold, Den Haag, 1961, 249 pp., f 8.90.
Het getij der vertaling van Skandinavische romans is de laatste jaren aan het verebben. Daarom valt het op weer eens een Deense roman te ontmoeten. Het specimen is niet bijzonder gelukkig. De figuren en de situaties doen te geforceerd, te weinig natuurlijk aan om te overtuigen. De ene helft der opgevoerde personages is bijna zonder beperking sympathiek, de andere volledig onsympathiek. De jonge man, die in de ikvorm het verhaal vertelt, beschikt over brieven en dagboeken, waarbij men zich afvraagt: hoe komt hij eraan? Een zeer middelmatige en vrij rauwe roman.
J. van Heugten
| |
| |
| |
Tecchi, Bonaventura, De egoïsten. Roman. Vert. H. Nelissen. Bilthoven, 300 pp., 1961, f 8,90.
Deze eigenaardige roman lijdt aan het euvel der te grote ‘spreiding’. Hij opent met een maaltijd van een aantal celibatairen, waaronder ook twee priesters. In het verdere verloop worden levensloop en huwelijk van enige deelnemers verhaald en, hoe kunstig de auteur ook de levensdraden der deelnemers dooreen tracht te weven, de eenheid van de roman en daarmee ook de belangstelling van de lezer verzwakken erdoor. Het is een wufte en zwoele wereld, waarin zich het ‘dolce vita’ dezer intellectuelen afspeelt, en waarin de Hollandse priester Van den Bergen het serene moment vertegenwoordigt. Het geheel doet eer wat cerebraal en geconstrueerd dan vitaal en levensnabij aan.
J. van Heugten
| |
Palumbo, Nino, Vals akkoord. Roman. Vert. H. Nelissen, Bilthoven, 312 pp., 1961, f 8,90.
Van Nino Palumbo werd vroeger reeds de roman ‘De papieren kooi’ vertaald, waarin het leven van een vastgeroest kantoormannetje beschreven werd. In ‘Vals akkoord’ is wederom een kantoorambtenaar de hoofdfiguur. Hij is een eerlijk, goedhartig huisvader, die, gedrongen door de nood en armoede van zijn gezin, zich door een sluw advokaat op zijpaden laat lokken en zich aan fraude schuldig maakt. De gewetensnood en innerlijke verscheurdheid van deze goede en eerlijke mens, die door een gewetenloos oplichter misleid wordt, vormen het hoofdthema van dit boek, dat de schrijnende tragiek van een verongelijkt mensenleven bevat.
J. van Heugten
| |
Kopp, Josef Vital, Der sechste Tag. Roman. Benziger Verlag. Einsiedeln, 213 pp, 1961.
De Zwitserse schrijver J.V. Kopp vertelt in dit boek over zijn kinderjaren in een Zwitsers stadje, waar alles kalm en ordelijk toegaat, waar het jachtende moderne leven nog niet is doorgedrongen en de kinderen geleidelijk ‘mens’ worden, de zesde dag. Toch weet een auteur van het formaat van J.V. Kopp ook aan een kinderleven diepere perspectieven te verlenen. Terugziende vanuit de mannelijke leeftijd op die jaren van kinderlijke speelsheid en onnadenkendheid, schrijft hij over zijn ‘menswording’ met een zekere weemoedige humor. Een fijn gestyleerd boek.
J. van Heugten
| |
Brown, Frank London, Trumbull Park, Verlag Josef Knecht, Frankfurt. Uit het Amerikaans vertaald in het Duits door M. Dessauer. 476 pp., D.M. 16.80.
Dit is de geschiedenis van een Amerikaans negergezin dat samen met zes andere zwarte families in een blanke wijk van Chicago komt wonen en daar maandenlang de hysterische aanvallen moet verdragen van een huilend gepeupel. De zwarte auteur had met dit eerste werk in Amerika een groot succes. Het verhaal is geschreven in de ik-vorm en bereikt een warmte die blanke geschriften over rassenproblemen dikwijls niet bereiken, omdat zij vanuit een abstracte en te geometrische psychologie gegroeid zijn. Hier echter doen de eenvoud en de echtheid van dit stille gezinsgeluk, dat dreigt versplinterd te worden samen met de glasramen van het huis, doch dat gered wordt door zijn eigen levensmoed, het verhaal boeien en ontroeren van binnenuit. En wat belangrijk is, precies voor die echtheid: in dit boek klinkt nooit een spoor van haat door, alleen maar de verwonderde klacht om een levensrecht dat had kunnen erkend worden.
J. Degraeve
| |
Chaigne, Louis, Vie de Paul Claudel et genèse de son oeuvre, 284 pp., Illustr., Mame, 1961.
In het verleden is er wel eens te veel misbruik gemaakt van allerlei biografisch materieel zonder dat deze indiscreties ons iets dichter brachten bij de betekenis van het oeuvre. De auteur van deze biografie is zich hiervan bewust geweest en zijn opvatting wil dan ook helemaal niet een sleutelverhaal brengen. Wie hem interesseert is Claudel, de mens, de intellectueel, de gelovige, de diplomaat, de vader, en daarnaast ook nog de auteur. Bijgevolg primeert het menselijk karakter en de vele dagboekfragmenten, correspondentiesnippers en vertrouwelijke mededelingen van derden blijven steeds op de persoon gericht; de citaten uit zijn werk helpen het karakter verduidelijken of verklaren en niet vice-versa. Met een verregaande grondigheid heeft S. de geringste details achterhaald die zowel op ondergeschikte als op belangrijke punten betrekking hebben; en daardoor uiteindelijk toch leveren wat in opzet, methode en compositie met succes gepoogd werd te vermijden: handleiding tot de auteur. Op deze manier mag het nog gebeuren.
C. Tindemans
| |
| |
| |
Krull, Edith und Rose, Hans, Erinnerungen an das Rose-Theater - 88 pp., 32 pl. Henschel Verlag, Berlin-Ost, 1960, D.M. 4.90.
Van 1906 af tot de verwoesting in 1945, heeft het theater der gebroeders Rose de proletariërs onder de Berlijners gezond amusement èn volwassen toneel bezorgd. De oudste van het trio vertelt hier gemoedelijk over het beroepsamateurisme van zijn vader, die echter door een handige repertoriumkeuze stilaan begon mee te spreken in het Berlijnse theaterleven tot de zoons na 1918 premières inlegden en daarvoor sterren engageerden, zodat de criticifalanx voortaan ook op het noorderkwartier der stad af moest. Toch blijft alles bij een rustig chronologisch praatje en valt er aan systematiek en analyse niets bijzonder te noteren. Dat de allerlaatste pagina dan vlug socialistisch-realistisch moet triomferen, breekt niet eens de gezellige kout, vermits de druk van elders hier te opvallend blijkt.
C. Tindemans
| |
Vestdijk, S., Een alpenroman. De Bezige Bij, Amsterdam, 404 pp., 1961, f 14,90.
De onvermoeibare Vestdijk heeft weer een stevige roman van over de 400 pag. gepubliceerd, een roman die wel enig opzien zal baren. Litterair lijkt hij mij bijzonder geslaagd; het is mèt ‘De koperen tuin’, ‘Het vijfde zegel’ en nog een of ander een der beste, dunkt mij, uit zijn overtalrijk oeuvre. V. heeft de laatste tijd nog al eens inzinkingen gehad en kan soms, bij alle intelligente schrijfkunst, langdradig en vervelend zijn. In deze alpenroman is hij dit niet. Het plot zit goed in elkaar; de figuren zijn originele, zeer levende mensen. De sfeer van het Zuid-Beierse berglandschap en van het bergstadje, waar de roman zich afspeelt, is voortreffelijk opgeroepen. Het boek lijdt allerminst aan constructivisme en cerebraliteit, de grote gevaren van V. Intussen concentreert zich het verhaal rond een zeer précair gebeuren, de hartstochtelijke genegenheid van een kelnerin voor een Hollandse mevrouw, een logé en de centrale figuur van de roman, een genegenheid die plotseling ook in de mevrouw weerklank vindt. Als die genegenheid zich eens al te wild uitviert, vlucht de kelnerin in angst naar de pastorie en er ontstaat een heel drama. Of die vlucht naar de pastorie van een meisje, dat met mannen de nodige ervaring heeft en bij gelegenheid voor abortus niet terugschrikt, waarschijnlijk is, betwijfel ik. Vestdijks humanisme staat buiten alle christendom en mist religieuze achtergrond. Hij huldigt een welwillend naturalisme, dat hartstocht als een onbedwingbare oerkracht beschouwt. Dit eigenaardig en uitzonderlijk geval heeft hij echter met reserve en goede smaak behandeld.
J. van Heugten
| |
Erpenbeck, Fritz, Aus dem Theaterlegen. - Henschel Verlag, Berlin-Ost, 1959, 392 pp., 20 Bilder, D.M. 12. 85.
Een doodsimpel theaterkritiekertje is S. in de DDR beslist niet, dat is duidelijk te merken aan zijn scherp geformuleerde kritiek op B. Brechts systeem, aan zijn vaak polemische aanpak van regisseurs en theatergroepen, en aan zijn bijzonder agressieve toon tegenover recente Oostduitse dramaturgen. Deze bloemlezing uit radiocommentaren en tijdschriftartikelen die ook in motieven zeer actueel is gehouden (Theater und Gesellschaft, Vom kritischen zum sozialistischen Realismus, Klassisches Erbe in kritischer Sicht, Stanislawski endlich ernsthaft studieren) getuigt zonder terughouding voor zijn ideologisch-communistische kijk op theater en dramatiek: alleen wat maatschappelijk nuttig is (en men begrijpt welke maatschappij hij op het oog heeft) blijft waardevol, wat esthetisch belangrijk of maatschappelijk afwijkend is wordt zonder voorbehoud veroordeeld (Anouilh bijv.). Van enig weifelen of manipuleren van eigen inzicht is geen sprake en in dit overzicht van 10 jaren is in zijn houding geen spoor van evolutie, wel van verdere verstarring, terug te vinden. Hoogstens zou men zijn chronologisch opportunisme kunnen gispen omdat de opstellen over Brecht alle van na diens dood (augustus 1956) dateren, zodat althans van die kant geen verweer meer te vrezen viel.
C. Tindemans
| |
Kleist, Heinrich von, Sämtliche Werke und Briefe. II Bände, 968 und 1076 S., Carl Hanser Verlag, München. Zweite Aufl., 1961, 56 D.M.
Voor de bewonderaars van de merkwaardige figuur H. van Kleist, dichter, dramaturg, verteller en voorbeeldig briefschrijver, heeft Helmut Sembder, een der beste Kleist-kenners, een alzijdig verzorgde en smaakvol bewerkte uitgave van het gehele oeuvre van de dichter beschikbaar gesteld. Kleist is een alleenstaande, geniale verschijning geweest in de Duitse litteraire wereld. Zijn toneelwerk, waar- | |
| |
in hij graag parapsychologische toestanden behandelt (Prinz von Homburg, Käthchen von Heilbronn), behoort tot het beste uit Duitslands litteratuur. Zijn merkwaardig leven en tragisch einde verlenen deze Pruisische officier een eigenaardig reliëf. Ook de briefwisseling met zijn zuster Ulrike tekent deze innerlijk gekwelde, onbevredigde, in het leven verwarde mens.
J. van Heugten
| |
Kunst en cultuur
Kerk en ruimte. Uitg. Paul Brand, Hilversum. 1961, 123 pp. f 6,90.
Paul Brand Jr. heeft bij gelegenheid van het vijftig-jarig bestaan der uitgeverij Paul Brand een aantal essays van bekende binnen- en buitenlandse auteurs gebundeld, die enigszins de richting van Brands boekenfonds aangeven. Namen als Rahner, Guardini, Congar, Daniëlou, Stallaert, von Balthasar etc. zeggen genoeg omtrent het belang van de inhoud. Een tweetal niet-katholieke theologen zijn ook vertegenwoordigd. ‘Onze uitgaven,’ zegt Paul Brand Jr., ‘in een begeleidend schrijven, ‘begeleiden, naar ik hoop, de momentele verschuiving in het denken en leven van de mensen.’ Typerend voor deze verschuiving is op bijzondere wijze het wellicht belangrijkste artikel uit deze interessante bundel ‘Het Christendom en de niet-christelijke godsdiensten’ van Karl Rahner. Een boeiende en smaakvol uitgegeven jubileumpublikatie.
J. van Heugten
| |
Plumb, Dr. J.H. e.a., De glorie van de Renaissance. - Elsevier, Amsterdam, Brussel, 431 pp., f 45.
Dit kostbare en bijzonder prachtige werk werd samengesteld door Prof. Plumb te Cambridge, die de algemene tekst verzorgde. Daarnaast bevat het boek een aantal monografieën van bekende vaklieden. Even belangrijk echter als de tekst zijn de afbeeldingen van een onnoemelijk aantal kunstprodukten, deels in kleuren, deels in wit-zwart. Het boek verschijnt tegelijk in meerdere talen en geeft in beeld en woord een zeldzaam treffend en sprekend overzicht van deze periode van ‘gematigd, beschaafd, christelijk heidendom’, die eindigde met de plundering van Rome in 1527. Na enige algemene beschouwingen worden achtereenvolgens Florence, Milaan, Rome en Venetië als brandpunten der Renaissance behandeld en daarna volgen hoofdstukken over ‘de mens’ en over ‘vrouwen van de Renaissance’. De gouden eeuw van Athene en de Renaissance zijn wel de twee grootste cultuurmomenten in de geschiedenis der mensheid. De laatste is een eruptie van hartstocht, schoonheid en expressiedrang op alle gebied. Het is helaas! tevens de droevigste periode in Gods Kerk. ‘De ontdekking van wereld en mens’, zoals Burckhardt de Renaissance beschreef, blijft, ondanks allerlei correcties en diepere peilingen van latere historici, toch nog steeds een gelukkige omschrijving van dit fascinerende verschijnsel. Het verrassende van deze uitgave is dat men hier niet slechts leest over de Renaissance, doch dat men ze in ongewone rijkdom van weergaven voor ogen ziet. De Renaissance vertegenwoordigt het feodalisme in zijn schitterendste gedaante, waarbij echter de schaduwzijde gemakkelijk vergeten wordt: vorstenhoven van groter en kleiner formaat, die zwelgen in luxe en schoonheid op kosten der verdrukte goe-gemeente. In deze glanswereld leidt dit ongewoon prachtige boek de lezer binnen.
J. van Heugten
| |
‘De Keerkring’, 4de map met twaalf litho's. - Uitgave ‘De Keerkring’, vereniging van beeldende kunstenaars, 1961.
Het wordt langzamerhand een goede gewoonte van de kunstenaarsgroep ‘De Keerkring’, dat zij bij de jaarlijkse tentoonstelling een map met litho's uitgeeft. Ook dit jaar publiceert ‘De Keerkring’ voor de vierde maal in zijn bestaan een verzameling litho's. In deze map zijn twaalf prenten opgenomen van kunstenaars, allen oude getrouwe leden van deze sympathieke groep. Het werk staat doorgaans op hoog peil, wat ook niet verwondert, daar de meeste medewerkers reeds veel goed werk hebben geleverd en bijgevolg hun naam hebben te respecteren. De prijs van deze map is aanlokkelijk laag gesteld, zodat men op gemakkelijke voorwaarden goede kunst kan verwerven. Wij hopen van harte, dat ‘De Keerkring’ met deze goede gewoonte doorgaat en nog andere, verrassende initiatieven neemt.
C. de Groot
| |
Musper, H.Th., Gotische Malerie nördlich der Alpen. - M. Dumont Schauberg, Keulen, 1961, 288 pp., 240 pl., 22 klpl., geb. D.M. 66,-.
Dit nieuwe boek van H.Th. Musper, de directeur van de Staatsgalerie te Stuttgart, komt alles tezamen neer op een,
| |
| |
overigens rechtmatige, rehabilitatie van de Middel-Europese schilderkunst in de 14e en 15e eeuw. De Nederlanden, die men met wat goede wil nog als een Duitse provincie kan beschouwen, en Frankrijk - Engeland wordt helemaal buiten beschouwing gelaten - worden er slechts bij betrokken om het beeld af te ronden en de eenheid van de gotische schilderkunst benoorden de Alpen in het licht te stellen. Zij krijgen niet veel meer plaats dan de Duitse kunstprovincies, waarnaar Musper zijn boek heeft ingedeeld. Deze losse wandeling door de Duitse, Oostenrijkse, Zwitserse, Nederlandse en Franse schilderkunst komt goed overeen met het beschrijvende en analytische karakter van het werk van Musper. Hij is niet op de eerste plaats begaan om invloeden en stijlverwantschappen op te sporen. Dit laat hij over aan de strikt wetenschappelijke tractaten. Hij zelf beleeft te veel genoegen aan het bekijken, het analyseren, het vertellen van de schilderijen zelf. Wel beschikt hij over een grote eruditie en zijn wetenschappelijke naam heeft hij reeds vroeger gevestigd. Hier gaat hij langs de vele twistpunten van toeschrijving en interpretatie heen, zelfs op punten waarin hij vroeger met klem stelling heeft genomen. Dit belet niet dat hij toch enige verwondering wekt met Bouts, Petrus Christus, Van der Goes zonder meer bij de Hollandse school, Broederlam bij de Franse in te lijven. De auteur onderneemt zelfs geen poging om deze overheveling te rechtvaardigen. Tenzij dan, zeer in het algemeen, in de inleiding waar hij deze kunstlandschappen relatief opvat en de nadruk legt op het Europese universalisme van de gotische schilderkunst. Het boek is zeer mooi uitgegeven en rijk geïllustreerd.
G. Bekaert
| |
Robertson, Bryan, Jackson Pollock. - Verlag M. DuMont Schauberg, Keulen, 1960, 215 pp., 36 klpl., 133 pl., geb. D.M. 95,-.
Met dit boek van Bryan Robertson heeft de invloedrijkste schilder van de Amerikaanse kunst, Jackson Pollock, een monografie gekregen waar hij recht op had, vijf jaar na zijn dood. De auteur is geen Amerikaan, maar een Engelse kunstcriticus en zijn enthousiasme is dus geen nationaal chauvinisme. Hij ziet Pollock vanuit een brede, Europese cultuur. Hij aarzelt zelfs niet om het werk van deze avant-garde-schilder te analyseren met citaten van teksten die Sir Kenneth Clark schreef voor de Griekse beeldhouwkunst uit de klassieke periode. Niet hierdoor alleen is zijn monografie over Pollock boeiend en origineel. Het boek zet in, nog vóór de titelpagina, met een reeks aangrijpende foto's van de schilder. De tekst zelf begint met een uitvoerige beschrijving van een der laatste werken waarin S. het gehele oeuvre samenvat en laat culmineren. Robertson onderstreept terecht de intieme band die werk en leven van de kunstenaar in dit geval verbindt. Veel belang hecht hij ook aan de dimensies van het Amerikaanse landschap, waarvan hij o.i. al te rechtstreeks de uitzonderlijk-grote afmetingen van vele schilderijen in de nieuwe Amerikaanse schilderkunst afleidt. Vanuit de analyse van het laatste werk klimt Robertson dan op, door de verschillende perioden heen, naar de oorsprong van deze schildersroeping. Als wij de flap mogen geloven zijn alle afgebeelde werken waarvoor Pollock kleur aanwendde - hij schilderde vaak monochroom - ook in kleur afgebeeld. En dit op voortreffelijke wijze. Wie het werk van Pollock kent met zijn uiterst ingewikkelde en scherpafgelijnde textuur en met zijn metaalverven, weet hoe moeilijk dit is.
G. Bekaert
| |
Neumeyer, Alfred, Die Kunst unserer Zeit. Versuch einer Deutung. Henry Goverts Verlag Stuttgart, 208 pp., geillustreerd, D.M. 25.
Alfred Neumeyer heeft met dit prachtig en rijk geïllustreerd boek een goede inleiding tot het verstaan der moderne beeldende kunsten geschreven. Hij laat de nieuwe schilderkunst beginnen met het jaar 1888, ‘het jaar van Gauguins Bretonse schilderijen, van Van Goghs periode te Aix en van Saurats en Césanne's rijpe scheppingen’. Achtereenvolgens behandelt de auteur architectuur, beeldhouw- en schilderkunst, waarbij de laatste het leeuwenaandeel heeft. Aan de hand van talloze reproducties tracht hij stap voor stap de nieuwe impulsen en experimenten te verklaren, die de kunst gebracht hebben tot de situatie, waarin zij thans verkeert. Langs rationele weg poogt hij de irrationele momenten te benaderen, die de moderne kunst de doorsnee toeschouwer zo vreemd doen voorkomen. Hij beschouwt de hedendaagse kunst als een reservoir van vitaliteit, niet als een voltooide schepping, maar als de neerslag van een wordingsproces. Zij is niet slechts een doel, maar ook de weg erheen. Voor elk ontwikkeld mens is het een belangrijk boek.
P. van Alkemade
| |
| |
| |
Henze, Anton, Rheinische Kunstgeschichte. - L. Schwann Verlag, Düsseldorf, 1961, 624 pp., 405 pl., 53 ill., geb. D.M. 48,-.
Anton Henze is vooral bekend als kunstcriticus en bijzonder als specialist in de moderne kerkelijke kunst. Maar ook als kunsthistoricus verwierf hij zich reeds naam met zijn Westfälische Kunstgeschichte. Nu pakt hij uit met een lijvige Rheinische Kunstgeschichte. Zonder inleiding of verantwoording begint hij met de Karolingische kunst, behandelt daarna de kunst van de Keizerstijd, de Burgerstijd, de Vorstentijd, en trekt de geschiedenis door tot in de XIXe en XXe eeuw. Elk van deze vijf hoofdstukken is verdeeld in architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst, en wordt aangevuld door een historische tabel en een lijst van de merkwaardigste monumenten uit elke periode. Alles wordt afgesloten met een rijke en goedgekozen illustratie. Wij zijn het niet meer gewoon de kunsthistorie te bedrijven zoals Henze het doet in zijn boek. Ons ligt meer de ontdekking van nieuwe gegevens en gedetailleerde analyse. Henze daarentegen wil op de eerste plaats een brede en concrete synthese voorstellen van een bepaald kunstlandschap. En ook dit is, op de wijze waarop Henze het doet, verantwoord. Hij trekt de voorlopige conclusies uit de nieuwste ontdekkingen en ziet alles met een nieuw oog. Oude gegevens ontdekt hij opnieuw. Binnen de eenheid van de Europese kunst stelt de auteur de differentiatie in het licht van de verschillende gewesten met hun wederzijdse beïnvloeding van geven en nemen.
G. Bekaert
| |
Brion, Marcel, Pompeji und Herculaneum. - Verlag M. Dumont Schauberg, Keulen, 1960, 240 pp., 50 klpl., 82 pl., 14 ill., geb. D.M. 44,-.
Men kent de brede belangstelling van de Franse romancier, essayist en historicus Marcel Brion, die zowel de plastische kunsten als de muziek, de archeologie, de antieke en de abstracte kunst omvat. Zijn jongste werk is een voortreffelijke evocatie van Pompeji en Herculaneum. Hij brengt puin van deze antieke steden opnieuw tot leven. Men ziet de steden ontstaan, geschokt worden door de aardbeving van 62, vergaan in de katastrofe van 79. Eeuwen lang liggen de steden onder het lava bedolven, alleen gestoord door een of andere schattengraver of een rijke patriciër die zich een aquaduct laat aanleggen. De eigenlijke ontdekkingsgeschiedenis begint als een amateurswerk en is op onze dagen een minutieuze wetenschappelijk arbeid geworden. Brion stelt zich voor als een observer anno 1960. Met hem wandelt men door de reeds blootgelegde gedeelten, de vestingwallen, de openbare gebouwen, het forum, de tempels, de thermen. Men maakt kennis met het privéleven in de eerste eeuw na Chr. in kleine burgerhuizen en luxueuze villa's. De gegevens over de kunst worden in een afzonderlijk hoofdstuk samengevat. Voortreffelijk geïllustreerd met foto's van Edwin Smith en enkele plattegronden. Een bibliografie en een uitvoerig register verhogen de bruikbaarheid van dit interessante boek.
G. Bekaert
| |
Wedd, J.A. Duncin, Form und Struktur. Wege zur Gestaltung. - Musterschmidt, Göttingen, 1960, 96 pp., 130 ill., geb. D.M. 16,80.
Het is niet gemakkelijk bij de lectuur (die evenzeer de tekst als de illustratie betreft) te achterhalen wat de auteur nu precies met zijn boek heeft bedoeld. Hij heeft een aantal foto's verzameld die de meestal microscopische structuren van bepaalde stoffen tonen. Naar blijkt uit de bijtitel en de zeer uiteenlopende commentaren zijn deze foto's bedoeld als tips voor decorateurs op zoek naar een of ander model. Sommige van hen zijn inderdaad zeer suggestief.
G. Bekaert
| |
Newton, Eric, Museum zonder muren. - Uitgeverij W. Gaade, Den Haag, (1961), 319 pp., geïll. f 18,50.
Wanneer een scheppend kunstenaar over kunst schrijft, bestaat de mogelijkheid, dat hij de waarde van zijn objecten naar eigen werkmethode interpreteert. Zeer sterke subjectiviteit, die beperkte eenzijdigheid is, lijkt dan niet uitgesloten. Eric Newton is scheppend kunstenaar, hij voerde als mozaïekkunstenaar belangrijke opdrachten uit, en hij is ook kunstcriticus. Toch heeft hij in zijn boek ‘Museum zonder muren’ eenzijdige subjectiviteit vermeden. Hij wil ons ook niet overtuigen van wat hij mooi vindt, maar hij voert ons bescheiden tot meer of minder beroemde kunstwerken, die hij op sympathieke wijze bij ons introduceert. Wij mogen dan zelf uitmaken of wij dat werk kunnen waarderen. Dit boek van Newton is daarom zeer instructief, al zal het niet verrassen of verbazen door gewaagde of zeer progressieve meningen. Wellicht speelt daarbij ook de landaard
| |
| |
van de schrijver een belangrijke rol. Newton brengt ons in contact met een groot getal kunstwerken. Niet alleen hebben schilder- en beeldhouwkunst zijn belangstelling; hij weet ook de bijzondere waarde en karakteristieke eigenschappen van munten, email, glas, maskers, boekillustraties en tekeningen te duiden. Mij dunkt, dat hierin ook de grootste waarde van dit fraai uitgegeven boek ligt. Het heeft vele afbeeldingen in kleuren, die doorgaans zeer bevredigend en dikwijls bijzonder goed zijn. Dit is eveneens een grote verdienste, daar goede, betrouwbare kleurenreproducties moeilijk zijn te leveren.
C. de Groot
| |
Roh, Juliane, Abstrakte Bilder der Natur. - F. Bruckmann, München, 1960, 31 pp., 24 klpl., gem. D.M. 14,-.
Dit kleine, maar precieuze boekje behandelt de verhouding van de kunst tot de natuur en in het bijzonder de nieuwe verhouding tot de natuur die de abstracte kunst heeft geschapen, want verhouding blijft er. Juliane Roh, de bekende Münchener kunstcritica, citeert ergens in haar inleiding het aan Wilde toegeschreven woord dat de natuur de kunst nadoet. Dit klinkt wel padoxaal, maar voor wie het wil begrijpen bevat het een belangrijke waarheid. Wij zien de natuur maar in de mate èn op de wijze waarop ze ons door de kunst wordt gereveleerd. In haar boek toont J. Roh aan dat dit woord ook in het geval van de abstracte kunst waar blijft.
G. Bekaert
| |
Schoder, Raymond V., Meesterwerken der Griekse Kunst. Met 109 kleurenplaten. Vertaald. Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1961, f 33,50.
Professor Schoder uit Chicago heeft met de uiterst zorg dit prachtige boek, dat een goed overzicht biedt van 2000 jaar Griekse kunst, samengesteld. De reproducties, alle in natuurlijke kleur, die een weergave bieden van kunstwerken vanaf de vroegste Myceense kunst tot in de Hellenistische tijd, zijn met de grootst mogelijke technische perfectie bewerkt, reproducties niet alleen van de bekende beeldwerken maar ook van vazen, munten, sieraden, wapenen etc. Een inleiding geeft een overzicht van de Griekse plastische kunst en elke reproductie is begeleid van een verklarende tekst. Elsevier heeft het kostbaarste materiaal gebruikt om deze model-uitgave te doen slagen. De vertaling is van de hand van Dr. C. Isings.
L. Veldman
| |
Sociologie en economie
Ven, Prof. Dr. F.J.H.M. van der, Theorie der sociale politiek. - H.E. Stenfert Kroese N.V., Leiden, 1961, 176 pp., f 10,-.
Publicaties van Prof. van der Ven zijn steeds van een hoog wetenschappelijk gehalte. Zo ook dit werk. Het bestaat uit twee delen, een theoretisch deel waarin wordt behandeld begrip, doelstelling en grenzen van de sociale politiek, en een praktisch deel waarin de subjecten en methoden van handeling worden belicht. Sociale politiek beschouwt schrijver als een ars of kunde en derhalve als een toegepaste wetenschap. De opmerkingen die hij met betrekking tot deze toegepaste wetenschap maakt liggen op wijsgerig, staatkundig, historisch, sociaal en economisch gebied. Die opmerkingen bijeengenomen is dat wat Prof. van der Ven als ‘theorie der sociale politiek’ ziet. Na deze begripsbepaling gaat schrijver uitvoerig in op het doel waarop de sociale politiek uiteindelijk moet zijn gericht, dat is de gerechtigheid, om vervolgens ook nog enige aandacht te besteden aan de eigentijdse opvatting van ‘het sociale’. Na de belichting van het moderne arbeidsbestel, wordt het eerste deel afgesloten met een tweetal hoofdstukken over de grenzen van de sociale politiek. Na aldus het ‘object’ van de wetenschappelijke sociale politiek te hebben behandeld, komt in het tweede deel aan de orde de maatschappelijke kringen en organen, die als handelend subject in het sociaal-economisch proces optreden. Als zodanig komen niet alleen de Staat en de internationale gemeenschap, alsmede de Staat en het bedrijfsleven aan de beurt, maar eveneens wordt uitgeweid over de onderneming, de vakvereniging en de gemengde structuren (als adhaesie-, collectief-, geleid- en algemeen verbindend verklarend contract). Tenslotte worden de methoden van doelbepaling besproken alsmede de vraag op welke wijze en langs welke wegen men de eenmaal gestelde doeleinden tot verwezenlijking tracht te brengen. Duidelijk stelt de auteur dat van een eigenlijk conflict tussen de economische mogelijkheid en een ethische eis geen sprake is, omdat datgene wat de ethische eis voorschrijft
ook economisch mogelijk is. In verband daarmee kan dan, ook in de sociale politiek, de synthetische conceptie worden gehandhaafd, die schrijver zo duidelijk mogelijk telkens
| |
| |
weer op de voorgrond plaatst en die inhoudt het ondergeordend zijn van het economisch doel aan de hogere doeleinden zodat er niet alleen een economische, maar ook een sociaal-ethische en cultureel gerechtvaardigde orde ontstaat.
Een boek dat meer dan gewone aanbeveling verdient bij al wie zich voor de sociale politiek interesseert.
J. van Lierde
| |
Wilde, L.O.G. de, Enquête over het teruglopen van de inschrijvingen in de Belgische Universitaire Landbouwscholen. - Rijkslandbouwhogeschool, Gent, 1961, pp. 881, f 9,80.
Terwijl de bevolking van het hoger onderwijs voortdurend toeneemt, is de absolute achteruitgang van het aantal inschrijvingen aan de Belgische universitaire landbouwscholen een bevreemdend verschijnsel, daar niettegenstaande de vermindering der Belgische landbouwbevolking de vraag naar landbouwkundige ingenieurs nauwelijks door het aanbod gedekt wordt. Het grondige onderzoek van dit fenomeen wijst op de toenemende invloed van de A 1-scholen en vooral op de aantrekking welke uitgaat van de licenties in biologie en biochemie. Tot besluit van deze rijk-gedocumenteerde studie wordt de blijvende betekenis van een herwaardering der coördinatie-taak van de landbouwkundige ingenieur onderstreept.
J. Kerkhofs
| |
Serie Geestelijke Volksgezondheid. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1961, 39 pp., f 1,25.
In de serie ‘Geestelijke Volksgezondheid’, uitgegeven in opdracht van de Katholieke Centrale Vereniging voor Geestelijke Volksgezondheid’, is als brochure nummer 19 verschenen ‘Lijden en geestelijke gezondheid’. In deze brochure zijn een drietal opstellen vervat. Prof. Tellegen behandelt ‘Lijden aan zijn tijd’, een studie vanuit cultureel-filosofisch oogpunt. Prof. Lindeboom bewijst in zijn werk ‘Lichamelijk lijden en geestelijke gezondheid’ dat het lichamelijk lijden toch een zin kan openbaren en zulk een geestelijke gezondheid kan verkondigen, dat men zelfs in de smart van het eenzame lijden in staat blijkt niemands geluk te benijden en in vrede voorbij te gaan. Tenslotte behandelt Prof. Haarsma het lijden en de geestelijke gezondheid in heilhistorisch perspectief, dat is in het licht der Openbaring van de oorsprong en bestemming van de mens.
J. v. Lierde
| |
Stedelijk centrum en zijn functies. H.E. Stenfert Kroese, Leiden, 1961, 46 pp., f 5,-.
Als publicatie van de Stichting voor Economisch onderzoek der Universiteit van Amsterdam verscheen in de serie S.E.O. als nummer 16 ‘Het stedelijk centrum en zijn functies’ (46 blz.). In deze brochure wordt de vraag aan de orde gesteld of het centrum der grote steden zijn essentiële functies staat te verliezen. De grootste weerstand voor het handhaven van haar functies komt van de kant van het verkeer dat steeds intensiever wordt. Deze studie, die o.m. belicht de opbouw van de stad, de afbrekende- en de structuurwijzigende krachten, de betekenis van de city en het centrum, en nog enkele andere aspecten is ongetwijfeld interessant voor allen die zich op een of andere manier om economiche redenen verbonden weten met een zo belangrijk consumptiecentrum als het stadscentrum.
J. van Lierde
| |
Messner, J., Soziologie und Scholastiches Naturrecht. - Herder, Wien, 1961, 48 pp., ing. D.M. 4.
In tegenstelling met de 18e en de 19e eeuw wordt het natuurrecht in kringen van juristen en sociologen weer geherwaardeerd. Niettemin blijft een eng rechtspositivisme dikwijls een juist begrip van het natuurrecht in de weg staan. Hoe moderne sociologie en scholastiek natuurrecht elkaar aanvullen wordt helder en bondig aangetoond door de grote Oostenrijkse moralist. Een uitgelezen bibliografie over de huidige stand van de wetenschap is in deze studie ingewerkt.
J. Kerkhofs
| |
Hollis, Christopher, The Church and Economics, Burns & Oates, London 1961, 111 pp., 8 sh. 6 d.
Wat hier aangeduid wordt met ‘De Kerk en het economische’ is datgene wat wij bedoelen als wij spraken van de sociale leer der Kerk. De uiteenzetting van deze leer neemt echter een ander dan het bij ons gebruikelijke karakter aan, omdat de schrijver vooral erop bedacht is de niet-katholiek begrip te geven voor de houding van de Kerk tegenover de sociaal-ekonomische werkelijkheid. Behalve een beknopte maar intelligente beschouwing van de sociale encyclieken vindt men hier een goede inleiding over de wijze waarop de Kerk in de verschillende tijdperken verschillend tegenover de sociale problemen stond en twee slot- | |
| |
hoofdstukken waar gesproken wordt over de internationale verhoudingen en het bevolkingsprobleem. Wat in deze besprekingen telkens weer frappeert is de scherpzinnige wijze waarop de schrijver weet aan te geven wat de Kerk wèl en wat zij niét kan: zij kan ons de oplossing der problemen niet geven maar ons slechts helpen om ze in de juiste geestesgesteldheid te benaderen. Voor hem die enigszins bekend is met de Nederlandse litteratuur over de katholieke sociale leer, brengt dit boekje weinig nieuws. Het kan echter goede diensten bewijzen voor hen die aan andersdenkenden een inzicht in de typisch katholieke benaderingswijze van dit soort onderwerpen willen geven.
H. Hoefnagels
| |
Biografie
Swillens, P.T.A., Jacob van Campen, schilder en bouwmeester. - Van Gorcum en Comp. N.V., Assen, 1961, 301 pp., geïll. f 18,50 en f 16,50.
Swillens heeft in dit boek een poging gewaagd om vele vragen omtrent leven en werk van Jacob van Campen te beantwoorden. Hij is daar zeer goed in geslaagd. De schrijver was geen onbekende meer op het gebied van onze 17e eeuwse cultuurgeschiedenis. Reeds vele jaren geleden verscheen zijn degelijk werk over Johannes Vermeer van Delft, zodat dit nieuwe boek in zekere zin een vervolg is op die studie. Al heeft de auteur zeer veel nieuw materiaal moeten doorwerken, hij kon zich toch in een wereld bewegen, die hem vertrouwd was. Met grote zorg en liefde gaat Swillens de bronnen na, die berichten over het leven van Van Campen. Weinig is er bekend uit zijn jeugd, maar des te meer uit zijn later leven: zijn reis naar Italië en de roeping tot bouwmeester, die hij daar wellicht opdeed, zijn belangstelling voor stedebouwkundige projecten, zijn vriendschap met de grote mannen en vrouwen van zijn tijd, o.a. Vondel en Huygens, ook de inwendige strijd en crisis, die hem tenslotte naar de R.K. Kerk voerden, dit alles wordt door Swillens degelijk beschreven en grondig toegelicht. Swillens heeft met deze studie baanbrekend werk verricht. Latere onderzoekingen kunnen misschien hier en daar nog enig detail uitdiepen, wij denken bijv. aan de periode van zijn jeugd, maar dit werk zal men dan altijd met veel vrucht kunnen benutten. De uitgever zorgde voor een mooie uitvoering van deze belangrijke studie.
C. de Groot
| |
Chenevière, Et., L'attente dans le silence. Le Père Marie-Joseph Cassant. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1961, 252 pp., F. 135.
Dit boek is verrassend. Bij een eerste contact schijnt het leven van deze jonge Cisterciënsermonnik zo weinig opvallend dat de vraag opkomt naar het nut van zulk een biografie. Pas op het einde ziet men in dit simpel leven, in dit pijnlijk bestaan van de jonge teringlijder, die edelmoedig heel het Cisterciënserleven meemaakt zonder dat iemand in zijn omgeving zich een idee van zijn gezondheidstoestand vormt, hoe diep verborgen Gods werking is, die deze trouwe liefde ingeeft en in stilte doet groeien tot Hij ze in het licht van de eeuwigheid volledig openbaart. Menselijkerwijze had niemand kunnen vermoeden dat deze jonge mens een groot heilige was. Op wonderbare wijze is zijn heiligheid in een miraculeuse gebedsverhoring duidelijk geworden. In deze uiterste geestelijke armoede van een mislukt leven lag een schat verborgen, waarvoor de moderne mens bijna geen aandacht meer heeft. Aan priesters en religieuzen, maar ook aan leken zal dit boek een vernieuwd inzicht in Gods genadewerking brengen.
J. Beyer
| |
Hunermann, Wilhelm, Des Apostel von Turin. Tyrolia-Verlag, Innsbruck, 410 pp., 1961, 14.80 D.M.
De auteur van dit boek heeft een zogenaamd vie romancée van de H. Don Bosco geschreven. De grote historische lijn volgend, kleedt hij de lotgevallen, het gehele levensverloop van de apostel van Turijn zo in, dat het boek leest als een spannend verhaal. Het is een volksboek geworden dat geen wetenschappelijke pretenties heeft, waaruit echter de figuur van Don Bosco levend en bloedwarm naar voren treedt.
P. v. Alkemade
| |
Devlin, Christopher, Poor Kit Smart. - Rupert Hart-Davis, London, 1961, 200 pp., 16 sh.
Christopher Smart (1722-1771) is een enigszins enigmatisch mengsel van dichter, drinkebroer, profeet, visionair en krankzinnige. Schr. tracht met veel sympathie wat licht te brengen in zoveel tegenstrijdigheid, waarbij hij vooral de godsdienstige ervaringen tracht te zien als iets anders dan uitingen van gods- | |
| |
dienstwaanzin. Voor de anglist die zich in de literatuur van de achttiende eeuw verdiept, is deze studie interessante lezing; zoals echter vaak gebeurt waar een stelling bewezen moet worden, raakt de gestalte van de dichter zelf op den duur toch te veel verscholen achter bewijzen, mogelijke interpretaties en geopperde meningen.
W. Peters
| |
Filosofie en pedagogie
Hoeven, P. van der, Metafysica en Fysica bij Descartes. (Proefschrift Groningen.) Gorinchem, J. Noorduyn en Zn., 1961, 293 blz.
Schrijver behandelt in zijn proefschrift wel het meest fundamentele probleem van Descartes' wijsbegeerte: het verband tussen zijn metafysica en fysica. In tegenstelling met een vrij algemene opvatting daaromtrent komt hij in een diepgaand onderzoek van Descartes' geschriften, vooral ook van diens uitgebreide correspondentie, tot de conclusie dat het oordeel ‘aprioristisch’ niet zonder meer op de cartesiaanse natuurwetenschap van toepassing is. Dit resultaat schijnt ons ten volle verantwoord, al wordt bij de karakterisering van Descartes' wijsbegeerte o.i. te weinig aandacht geschonken aan de rol die het imaginatieve denken van Descartes in zijn metafysica heeft gespeeld.
E. Huffer
| |
Kolakowski, L., Der Mensch ohne Alternative. - Piper-Verlag, München, 1960, 284 pp.
Schr. is een Pools communistisch filosofie-professor, die enige bekendheid heeft verworven door zijn uitgesproken anti-stalinistische houding. In deze verzameling uiterst lezenswaardige essays valt hij niet enkel het stalinisme maar ook een goed deel van het marxisme aan. Men zou Kolakowski een ‘liberaal marxist’ of een ‘marxistisch liberaal’ kunnen noemen: voor hem is nl. het humanitair aspect van het marxime veel belangrijker dan zijn dogmatische inhoud. Ergens drukt hij deze gedachte nogal brutaal uit: ‘Wir sind nicht Kommunisten, weil wir in dem Kommunismus eine geschichtliche Notwendigkeit erkannt haben; wir sind deshalb Kommunisten, weil wir auf der Seite der Unterdrückten gegen ihre Unterdrücker stehen, auf der Seite der Elenden gegen ihre Herren, auf der Seite der Verfolgten gegen ihre Verfolger.’ (p. 124). Deze zin is het overwegen waard; indien hij het diepere denken weergeeft van de nieuwe generatie communistische intellectuelen, - een terugkeer nl. tot de traditionele socialistische ethiek, - zullen wij het met de dag moeilijker hebben om de handschoen die ons uit het Oosten (vooral uit Polen) toegeworpen wordt, op te nemen. Wij mogen de Duitse uitgever, die deze Poolse essays aan het Westerse publiek voorlegt, dankbaar zijn voor de kans die hij ons biedt kennis te maken met een heel ander soort ‘Oosten’ dan wij gewoonlijk kennen.
M. Grammens
| |
Roggenkamp, Josef Gerhard, Die Sowjetische Erziehung. Ihre Struktur und ihre Tendenzen in Dokumenten dargestellt. (Sammlung ‘Religiöse Quellenschriften’). Patmos-Verlag, Düsseldorf, 1961, 184 pp.
Onder impuls van de in 1944 opgerichte ‘Akademie für Pädagogische Wissenschaften’ van Moskou wordt in Rusland een geweldige actie gevoerd om heel het schoolwezen te perfectioneren tot het middel om overal de ‘communistische mens’ te doen zegevieren. Leraren en opvoeders zijn dan ook de belangrijkste staats- en partijambtenaren. - Aan de hand van een menigte citaten uit de Russische pedagogische literatuur en uit de richtlijnen van de staatsleiders, geeft schrijver een imposant beeld van deze Sowjetische onderwijs-campagne.
A. Cauwelier
| |
Geschiedenis
Boer, Dr. W. den, e.a., Gestalten der Geschiedenis. Bert Bakker-Daamen N.V., Den Haag, 1960, 252 pp., f 13,90.
Drie hoogleraren in de geschiedenis te Leiden en Utrecht hebben een goede dienst bewezen aan allen die belang stellen in deze wetenschap door een boek samen te stellen over hun voorgangers, d.w.z. de historiografen in vroegere tijden. Den Boer behandelt de Oudheid, Hugenholtz de Middeleeuwen, Locher de Nieuwe Tijd, ieder telkens in 4 opstellen, waarbij de laatste zelfs tot aan de hedendaagse tijd toekomt. Geen der schrijvers bepaalt zich tot een opsomming, de verschillende geschiedschrijvers worden juist gekozen als vertegenwoordigers van bepaalde richtingen, in een bepaalde periode. Ieder werkt op zijn wijze, maar bepaalde kwesties als objectiviteit komen
| |
| |
herhaaldelijk terug en vinden bij alle auteurs een ‘gematigde’ oplossing. De ‘ruime’ behandeling van Den Boer zal bij velen wel het best in de smaak vallen, maar zijn taak was in zekere zin ook eenvoudiger dan die van zijn collega's, omdat de M.E. nog zo in onderzoek zijn en we ons altijd nog zo dicht bij de Nieuwe Tijd bevinden. Het is jammer, dat het gedeelte over de M.E. aanvangt met de ‘mythe’, dat de Renaissance pas de mens heeft ontdekt (105) en verder valt nog op te merken, dat Lagarde reeds 6 delen liet verschijnen van zijn uitstekend werk ‘La naissance de l'esprit laïque au déclin du moyen-âge’, en niet twee, zoals wordt verondersteld (166). Gioberti is ook niet in 1823 uit Italië verdreven (213), maar moest Sardinië in 1833 verlaten om er later als actief politicus terug te keren en opnieuw heen te gaan.
J.H. Nota
| |
De jaren '40-'45. De Bezige Bij, Amsterdam, Contact, Antwerpen, f 34,50, B.Fr. 520.
De bezige Bij te Amsterdam heeft onder leiding van Drs. A.H. Paape, L. en H. de Vries een documentair werk uitgegeven, dat de bezettingsjaren tijdens de laatste oorlog in beeld brengt. Het is een aangrijpend boek geworden dat levendiger dan enige beschrijving de herinnering aan die donkere jaren oproept. Een onnoemelijk aantal foto's en reproducties van krantenknipsels, Bekanntmachungen, etc. etc. verplaatst de lezer onmiddellijk terug in de bezettingsdagen, alles geordend naar het tijdsverloop van mei '40 tot mei '45. Wie het boek openslaat, raakt terstond geboeid en legt het niet uit handen tot hij het geheel doorlopen heeft. Velen zal dit boek een kostbare, hoewel bittere herinnering zijn.
R.S.
| |
Pelling, Henry, Modern Britain: A history of England, 1885-1955. - Nelson, London, 1961, 212 pp., 18 sh.
Dit overzicht van de Engelse geschiedenis der laatste zeventig jaren sluit een serie-werk af over de geschiedenis van Engeland; het betekent niet dat de voorafgaande zeven delen ook reeds verschenen zijn. Naar dit laatste deel te oordelen is de opzet van de serie een degelijke, maar populaire geschiedenis te geven. Het boek onder bespreking is eenvoudig van opzet en interessant van inhoud, dit natuurlijk mede hierdoor dat een groot gedeelte ervan contemporaine geschiedenis is. De auteur laat de te behandelen periode in acht phasen uiteen vallen en bespreekt van ieder de economische en politieke aspecten; vervolgens richt hij zijn aandacht op binnenlandse politiek en wetgeving, om te besluiten met een enkel woord over hetgeen zich op sociaal, cultureel en godsdienstig gebied aan verschuivingen voordeed.
W. Peters
| |
Varia
Wesseling C.ss.R., P. e.a., Op het kruispunt, een kompas tot persoonlijk geloof. - H. Nelissen, Bilthoven, 1961, 119 blz., ing. f 4,75, geb. f 5,75.
Bevat de gebundelde vastenconferenties, ingeleid door Rector J. Keet, gehouden door verschillende predikanen, achtereenvolgens: P. Wesseling, T. Boelaars, J. Berentsen, S. Jelsma, M. Hensen, D. Coppes, G.A. Groothuis. De nieuwe opzet van de oude lijdensmeditaties is een gelukkige gedachte van de KRO, zoals ook de traditie om ze in boekvorm uit te geven. De verschillende bijdragen kunnen bijdragen tot gespreksstof of persoonlijke overweging, waartoe zij ruimschoots gelegenheid geven. Het persoonlijke en daarom toch meer boeiende getuigenis van P. Jelsma en ook van P. Wesseling kan dunkt mij, inspireren tot het, in de ondertitel genoemde, persoonlijke geloof. De tekeningen van Wim van Overbeek zijn van een suggestieve eenvoud. De typografie doet prettig aan. Een vraag brandt: waarom toch telkens ‘jongeren’ beklemtoond naast ‘ouderen’, wanneer toch beiden worden beoogd; waarom deze ‘apartheid’?
J.L.
| |
Pocket-boeken
Aula-boeken, Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, f 3,50. Kühn, Alfred, Algemene zoölogie. Vert.
Een goed en instructief werk over het dierlijke leven in zijn algemene verschijnselen, in zijn ontwikkeling ook in het verleden.
| |
Grahmann, Rudolf, De vroegste geschiedenis van de mens. Vert.
De oergeschiedenis van de mens blijft steeds nog in nevelen gehuld. De auteur van dit boek tracht enig licht in die nevels te verspreiden aan de hand der nieuwste ontdekkingen.
| |
| |
| |
Pictura-boeken. Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, f 2,25.
Suèr, H.A.G., Het dagelijks leven van onze voorouders in het midden der 19e eeuw.
Een alleraardigst rijk geïllustreerd boekje over de Nederlandse samenleving, gewoonten en gebruiken van ruim een eeuw geleden.
| |
Joppe, Jaap, De auto in grootvaders tijd. Vert.
Een Pictura-boekje over de auto in de eerste dertig jaren dezer eeuw in beeld en bijschrift.
| |
Ancelet-Hustache, Jeanne. Eckhart en de mystiek van zijn tijd.
Een kundig werkje over de vaak verguisde Duitse mysticus en de mystiek in Rijnland en de aangrenzende Nederlanden.
| |
Francis, André, Jazz.
André Francis biedt hier de jazz-liefhebbers een van veel reproducties voorzien boekje over jazz en de bekende jazzmeesters.
| |
Damerau, Ir. H., Prisma-technisch woordenboek, 2 delen.
Een woordenboek dat een twintigduizend woorden bevat met verklaring, die alle betrekking hebben op de techniek in nauwer of ruimer verband.
| |
Prisma-boeken. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
Erasmus. Samenspraken. Vert.
Een aantal van Erasmus' Colloquia, vroeger verschenen in de W.B., worden hier uitgegeven, mèt een inleiding over Erasmus door Busken Huet.
| |
Sprookjes van H.C. Andersen. I en II. Vert.
De sprookjes van Andersen zijn zo zeer een bezit der mensheid geworden, dat ze geen bijzondere aanbeveling behoeven.
| |
G.K. Chesterton, De blamage van Father Brown. Vert.
Dit is het vijfde en laatste prismatje over Father Brown, de eenvoudige priester, die elke detective te slim af is.
| |
J.W.G. Riel, De vestigingswet in de praktijk.
Wie inlichtingen wenst over de vestigingswet en haar geschiedenis kan in dit boekje zijn licht opsteken.
| |
Prof. T.A. Birell, Geschiedenis van de Engelse literatuur.
De Nijmeegse professor Birell heeft een korte, doch zeer persoonlijke geschiedenis der Engelse letterkunde geschreven.
| |
Vera Caspary, Mysterie om Laura.
Een bijzonder boeiende en goed geschreven detective-story.
| |
Italiaanse verhalen. Vert.
Dit boekje bevat een zeventiental korte verhalen van bekende Italiaanse auteurs.
| |
Sanxay-Holding, Elisabeth, De onschuldige moordenaar. Vert.
Een eigenaardig, goed geschreven verhaal over een huismoeder, die voor haar kinderen en haar vader de allermoeilijkste situaties heeft te doorstaan.
| |
Eberhart, Mignon G., Dood op de thuisreis. Vert.
Een aangrijpende crimestory, zich afspelend op een hospitaalschip dat enige drenkelingen opneemt.
| |
Dodd, C.H., De Bijbel in deze tijd. Vert.
C.H. Dodd, Anglikaans theoloog, schrijft hier op interessante wijze over de bijbel. Hier en daar wijkt hij iets af van de katholieke zienswijze.
| |
Barcata, Louis, China gaat zijn eigen weg. Vert.
Wie over het huidige China geïnstrueerd wil worden, leze dit vlot geschreven en goed geïnformeerd boekje.
| |
Salamanderreeks. Querido, Amsterdam, f 1,75.
Naeff, Top, Letje.
Een herdruk van een der bekende boeken van Top Naeff.
| |
Helman, Albert, De laaiende stilte.
Eveneens een herdruk van een der Surinaamse romans van Albert Helman.
| |
Wiesel, Elie, De nacht Vert.
Een aangrijpend verhaal van een Joods jongetje dat zijn naaste familie in de dood zag gedreven, doch zelf aan de dood ontkwam.
| |
Smith, Betty, Er groeit een boom in Brooklyn, Vert. f 5,80.
Douglas, Lloyd, De Mantel. Vert. f 5,90.
Twee reuzesalamanders die goede ontspanningslectuur bieden. De eerste verhaalt de jeugd van een volkskind uit Brooklyn, de tweede bevat het ook verfilmde verhaal van de mantel van Christus.
| |
Urban-Bücher. Kohlhammer, Stuttgart, 3.60 D.M.
Roos, Hans, Geschichte der Polnischen Nation 1916-1960.
In kort bestek wordt hier de veel bewogen geschiedenis van Polen gedurende de laatste halve eeuw beschreven.
R.S.
|
|